Prediker 2, 1-11 en Lucas 12, 13-21

Prediker 2, 1-11  en Lucas 12, 13-21, Protestantse Gemeente Assendelft, 31 juli 2016

In deze viering stonden we stil bij het 60-jarig huwelijk van Hans en Hannie Mulder. De ochtend voor de dienst ontdekte ik de term `schathemeltjerijk`, die voorkomt in de reclamecampagne van de Triodosbank. Of je schathemeltjerijk bent is geen kwestie van veel geld hebben.

ZONDAGSGEBED

God, geef dat we rijk mogen zijn in U

In wat u ons geeft

In hoe u er voor ons bent.

In Jezus’ naam. Amen

PREEK

Gemeente van Jezus Christus,

Vandaag mag het gaan over rijkdom. Zestig jaar samen zijn is rijk. Het was geen najagen van wind. Het gaf en geeft het leven zin en samenhang. Over die rijkdom, ik kom er nog op terug, geen kwaad woord. Integendeel.

In het evangelie van vanmorgen gaat het in eerste instantie over andere rijkdom. Iemand uit de menigte komt naar Jezus en wil dat hij zijn broer dwingt om de erfenis met hem te delen. Jezus leent zich er niet voor, maar vertelt een verhaal over een rijk mens. Zo iemand noemt men weleens: maatschappelijk geslaagd. De man is akkerbouwer en het gaat hem voor de wind. Hij kan zijn vruchten niet eens opslaan. Een vervelend probleem. Wat moet je doen: een derde huis, een wereldreis, beleggen (niet zonder risico).

Het verhaaltje dat Jezus vertelt is zorgvuldig opgebouwd. De rijke man gebruikt zes keer het woordje `ik` en vier keer het woord `mijn`. Hij zegt alleen `je`, als hij met zichzelf in gesprek is. De ander is buiten beeld. Hij is zichzelf genoeg. Maar dat is natuurlijk schijnzekerheid. De mens heet `adam` en is gemaakt uit de `adama`. Het is een Hebreeuws woordspelletje uit het scheppingsverhaal. Daardoor weten we wie de mens is. Een `aardmannetje`, van stof is hij en tot stof zal hij terugkeren. Het enige dat hem in leven houdt zijn z’n relaties met anderen. Alleen liefde is sterk als de dood zegt het Hooglied. En zo is het. Dus met al zijn rijkdom is de man maar arm. Armoedig. Met zijn ik en zijn mijn en verder niemand… Zoals ook het verenigde Europa arm kan zijn, of de kerk.

Want het gaat in het verhaaltje dat Jezus vertelt niet alleen om materiële rijkdom. De bijbel heeft niets tegen rijkdom, integendeel. Waar ze wel wat tegen heeft dat is onrecht. Dat de één een heleboel heeft en de ander heel weinig, dat de ene mens ten koste van de andere mens leeft. Dat heeft niet alleen te maken met banken, brievenbusfirma’s en multinationals die alleen voor de winst gaan. Het heeft ook de maken met immateriële zaken zoals kennis en talent. Hoeveel mensen ontlenen daar niet hun schijnzekerheid aan.

Een collega van mij zegt in haar preek bij haar 25 jarig ambtsjubileum: `… ook in mijn beroep, waarin het om de geestelijke bodem onder je bestaan gaat, is er zo’n valkuil. Want wat moet je niet een boeken lezen, als theoloog. Je hoofd komt vol met woorden te zitten en godgeleerdheid. Maar als je bij een ziekbed staat, of oog in oog met rouw, dan heb je daar niets aan. Dan voel je je arm, met al je mooie gedachten en je gepolijste taal. Dan is er iets anders nodig. Dan zou je alleen maar wensen dat je rijk was in God, zoals Jezus zegt, aan het eind van zijn gelijkenis.

Ik kan dat meevoelen. Soms wil ik duizend keer liever getuige zijn van God, in de zin van dat ik het mee mag maken, dan dat ik van hem moet getuigen. Want dan sta ik met lege handen. God heb je nooit, maar je mag blij zijn als je geloven mag dat hij jou heeft en jouw leven draagt.

Diezelfde collega verbindt de gelijkenis van Jezus aan een zaligspreking: gelukkig de armen. Of: gelukkig de armen van geest. Of, in de Nieuwe Bijbelvertaling, gelukkig de nederigen van hart. Ze maakt er een eigen vertaling van: zalig die weinig in huis hebben! Daar zit die dubbele betekenis in: het materiële en het niet materiële. Al die dingen waar je je leven op kunt bouwen waardoor je kunt denken dat je het voor elkaar hebt.

Maar natuurlijk ben je niet gelukkig als je weinig in huis hebt. Als je arm bent, geen kansen hebt gehad, aan het kortste eind trekt; als je wordt gediscrimineerd. De enige die kan zeggen dat je dan gelukkig bent is Jezus zelf. Hij had geen plaats om het hoofd neer te leggen, geen werk, geen geld, geen theologische opleiding. En iedereen keerde zich tegen hem: de religieuze autoriteiten, de politiek…en toch zegt hij het: gelukkig die weinig in huis hebben.

We moeten niet teveel hebben om op te staan of om je op te laten voorstaan. Wat brengt het uiteindelijk: je rijkdom, je zogenoemde kennis, je geweldige geloof, je geweldige monetaire en politieke unie. Wat niet wil zeggen dat je het leven niet moet genieten, maar dat is wat anders. Dat je het goed hebt met elkaar, dat je elkaars tegenover kunt zijn, dat je elkaar tot steun kunt zijn in goede en kwade dagen, dat je kunt delen: in je huwelijk, in je vriendenkring, in je familie, in de kerk. Dat is alleen maar iets om heel erg dankbaar voor te zijn. Dat dat je mag toevallen, dat je dat mag meemaken.

Maar in dat alles, in de volheid van het leven, en onder dat alles, mag er het besef zijn van lege handen. Handen die niet grijpen en niet vastpakken, hoofd en hart die plaatsmaken… Hans Mulder heeft er ooit over geschreven voor jullie jong overleden kleindochter. Daar heeft het mee te maken: die liefde die ons leven draagt en die bij het opgroeien die oorspronkelijkheid en puurheid lijkt kwijt te raken. De liefde die we hier in de kerk in verband breng met God, liefde die misschien klinkt in de stilte, de open ruimte, tussen twee noten in een stuk van Chopin, in woordeloos bidden, in niet weten waar je met jezelf naartoe moet. Liefde die we mogen ontvangen in de volheid van het leven en in het weinige, in de leegte. Dat we vol mogen stromen, met Gods goedheid, en rijk mogen zijn in Hem. Amen.

 

Dankbaar gebruik gemaakt van: 'Over geluk' – preken bij de zaligsprekingen Matteüs 5,3 en Lukas 12,13-21, 11 oktober 2015, ds. Margreet Klokke  klik: hier

 

VERTALINGEN

Prediker 2, 1-11

Ik zei in mijn hart:

Ga toch

Ik zal jou op de proef stellen met vreugde

en goedheid zien

Maar zie, ook dit is ijdelheid.

Over lachen zei ik:

Het is gekkigheid

En over vreugde:

Wat doet het ertoe?

Ik onderzocht mijn hart

door mijn lichaam te laven met wijn

-          Mijn hart hield in wijsheid de leiding –

En dwaasheid aan te grijpen

Totdat ik zou zien wat voor mensenkinderen goed is om te doen onder de hemel

Alle dagen van hun leven.

Ik deed grote werken

Ik bouwde me huizen

Ik plantte me wijngaarden

Ik maakte me tuinen en paradijzen.

Ik plantte er bomen in van alle soorten fruit.

Ik maakte mij watervijvers

Om daaruit te drenken

Een bos met jonge bomen.

Ik verwierf slaven en slavinnen

De kinderen in het huis waren van mij

Ik had een grote kudde runderen en kleinvee

Meer dan allen die voor mij in Jeruzalem waren.

Ik verzamelde mij zilver en goud

Een speciale schat van koningen en buitengebieden

Ik zorgde voor zangers en zangeressen

En genoegens voor mensenzonen:

Een vrouw, veel vrouwen.

Ik was groot en nam toe

Meer dan allen die voor mij in Jeruzalem waren.

Ook mijn wijsheid bleef.

Alles wat mijn ogen verlangden onthield ik hen niet

Ik onthield mijn hart geen enkele vreugde

Want mijn hart verheugde zich over al mijn zwoegen

Dit was mijn deel voor al mijn zwoegen

Toen richtte ik mijn blik op alles wat mijn handen gemaakt hebben

En op het zwoegen, het zwoegen om te maken.

Zie, alles was leegte, het najagen van wind.

Er is geen voordeel onder de zon.

 

Lucas 12, 13-21

Iemand uit de menigte kwam tot hem en zei:

Zeg mijn broer dat hij de erfenis met mij moet delen.

Hij zei: mens, wie heeft mij aangesteld als een rechter of scheidsrechter over jullie?

Hij zei: kijk uit en wees op je hoede voor alle hebzucht

Want al heeft iemand overvloed,

Zijn leven is niet een van de dingen die hij bezit

Hij sprak tot hen een gelijkenis:

Het land van een zeker rijk mens bracht overvloedig op

En hij sprak in zichzelf:

Wat zal ik doen, want ik heb geen ruimte om mijn vruchten op te slaan

Hij zei: dit zal ik doen

Ik zal mijn schuren neerhalen en grotere bouwen

En ik zal daarin al mijn graan en al mijn goederen opslaan

En ik zal mijn ziel zeggen:

Ziel, je hebt veel goederen voor jaren liggen

Neem je rust, eet en wees vrolijk

Maar God zei tegen hem:

Gek, deze nacht wordt jouw ziel opgeëist

Wat je hebt klaargemaakt, voor wie zal het zijn?

Zo is het voor wie zichzelf schatten maakt

En die niet rijk is in God.