Mattheüs 4, 1-11
Zondag 18 februari 2018, Invocabit (eerste in de veertigdagentijd), Protestantse Gemeente Assendelft
Gemeente van Christus,
Jezus is gedoopt in de Jordaan en bij die gelegenheid klonk er een stem uit de hemelen die sprak: deze is mijn geliefde Zoon in wie ik een welbehagen heb. Die ik liefheb. Die aanduiding `zoon of kind van God` die is niet nieuw. Het volk Israël wordt ook zo genoemd. Vroeger placht men in dorpen wel te vragen: van wie ben je d’r eentje? Zo kwamen ze d’r achter met wie ze te maken hadden. Zo kan je het ook aan Israël vragen: van wie ben je d’r eentje? En dan luidt het antwoord: ik ben van die Ene, die hemel en aarde gemaakt heeft. Die ons bevrijd heeft uit Egypte, uit angst en dood.
Er zijn nog vele andere goden – de god van het recht van de sterkste, de god van spuiten en slikken, de god van eigen volk eerst, de god van het geld en de hebzucht – maar ik ben van die Ene. Althans dat wil ik zijn, wat niet wil zeggen dat dat altijd zichtbaar is. De Joodse traditie weet dat. Vandaar ook die Joodse grap. Waarom trok de Eeuwige, Hij zij gezegend, veertig jaar met zijn volk door de woestijn? Antwoord: omdat hij met het zootje niet over straat dorst.
Dat kind van God zijn dat is geen succesverhaal, maar een verhaal van vallen en opstaan, van afdwalen en de weg weer terugvinden. Veertig jaar heeft het volk Israël er volgens de overlevering over gedaan om dat te leren. Leven met deze God en zijn geboden, geen andere goden achternalopen, touw zijn aan je roeping. En toen kon ze het nog niet. Met dat leven met de Eeuwige ben je nooit klaar en Hij is ook nooit klaar met jou
Dat het leven met die God niet zo eenvoudig is blijkt uit het feit dat de Heilige Schrift er bijna mee begint. Het verhaal is nog maar net op gang of de mens wordt verleid om het anders te doen dan God het had bedacht. En meteen, zo vertelt dat verhaal, is het paradijselijke eraf.
Hoe mooi zou het zijn om trouw te kunnen blijven aan je bestemming, om in dat paradijs te kunnen blijven. Ik vind dat ook zo ontroerend aan pasgeboren kinderen. Dat het nog lijkt te kunnen, leven zoals het bedoeld is. Trouw zijn aan God, aan jezelf en aan de ander. Goed doen, trouw zijn en liefhebben. Een man een man, een vrouw een vrouw, een woord een woord. Gij zult niet…
Maar de bijbel is realistisch en vertelt ons dat het zo niet gaat. En wat voor één mens geldt dat geldt ook voor Gods gemeente. Ze wordt in verzoeking gebracht en ze is er niet tegen bestand. Maar Jezus… zou het hem lukken?
Hij wordt door Gods Geest de woestijn in geleid om verzocht te worden door de duivel. Gods Geest had het hem blijkbaar ook kunnen besparen. Maar dan hadden wij niet geweten dat Jezus kan wat ons maar al te vaal niet lukt. En dan hadden wij geloofd in iemand die als het erop aankwam misschien toch de verkeerde keuzes maakte. We hebben dus te maken met een kind van God voor wie de weg van de minste weerstand niet is weggelegd. Integendeel. Het hoort bij zijn weg dat hij door de duivel wordt verzocht en het hoort bij zijn weg dat hij het lijden niet ontwijkt. Hij kan er niet omheen, maar hij moet er doorheen.
De verzoekingen zijn zeer verleidelijk. Ten eerste: maak van deze stenen brood. Als je dat kan is dat heel prettig want dan hoef je niet te delen. Ten tweede: spring van de tempel en laat je opvangen. Ook heel prettig. De wetenschap dat jij met jouw geloof alles kan maken. Dat je een geweldig geloof hebt en dat je door dat geloof de beste bent. Ten derde: jij krijgt alle koninkrijken van de wereld als je voor mij knielt en mij aanbidt. Ook dat is aantrekkelijk. Macht hebben, die dienst uitmaken, heersen over alles en iedereen.
Maar hoe aantrekkelijk de verzoekingen ook zijn, Jezus gaat er niet op in. Als kind van Israël en kind van God weet hij van een andere weg. Niet de makkelijkste weg, niet de meest comfortabele weg, maar wel een weg die niet doodloopt en die ergens toe leidt.
In de weken op weg naar Pasen bezinnen we ons op die weg van Jezus. Soms kun je hem volgen maar als het erop aankomt dan haken we af. Je zou willen dat zijn weg de jouwe was, maar je weet ook dat je dat niet opbrengt. Maar waar wij mislukken en waar onze wegen doodlopen in menselijk tekort en verraad, daar gaat hij ons voor. De weg van trouw aan God en mensen.
Hij heeft met groot geduld
De wet en de profeten
ten einde toe vervuld
Dat konden we niet, dat wilden we wel, maar dat wilden we misschien ook weer niet. En toch. Je wilt leven hem achterna. En je wilt geloven dat het Pasen wordt. Dat er een weg is die onze dwaalwegen tenietdoet, een weg die leven geeft en levend maakt, een weg die de dood in ons leven en samenleven verslaat. Dat we die weg mogen leren kennen
Amen.