Jesaja 30, 15-21 en Lucas 13, 22-30
Zondag 21 augustus 2016, Protestantse Gemeente Assendelft
vertaling:
Hij ging door steden en dorpen terwijl hij onderwijs gaf en opging naar Jeruzalem
Iemand zei hem: meester zijn het weinigen die gered worden?
Hij zei hen: streef ernaar binnen te gaan door de nauwe deur
Want velen, zeg ik jullie, zullen proberen binnen te gaan en het niet kunnen
Vanaf dat de heer van het huis is opgestaan en de deur heeft gesloten
En jullie beginnen buiten te staan en op de deur te kloppen, zeggende:
Heer, doe voor ons open
Zal hij jullie zeggen:
Ik ken jullie niet. Vanwaar zijn jullie?
Dan zullen jullie beginnen te zeggen:
Wij hebben gegeten in gedronken in uw aanwezigheid
En in onze straten heeft u onderwezen.
Maar hij zal zeggen:
Ik zeg jullie, ik ken jullie niet.
Vanwaar zijn jullie?
Ga weg van mij, allen, werkers van de ongerechtigheid!
Daar zal gejammer zijn en tandengeknars
Wanneer jullie Abraham, Izaäc en Jacob en alle profeten zien
In het koninkrijk van God
En jullie zijn buitengesloten.
Zij zullen komen van oost en west van noord en zuid
En aanliggen in het Koninkrijk van God
Zie, de laatsten zullen de eersten zijn en de eersten de laatsten.
Preek:
Gemeente van Jezus Christus,
Mijn broer had ooit ergens een vloek opgevangen, een onvervalste gvd. Thuis botste hij met een speelgoedautootje eindeloos tegen de plint en zei bij iedere botsing: wat verdomme. Hij keek daarbij naar mijn moeder in de hoop dat ze reageerde. Dat deed ze bewust niet, daardoor was de lol er snel af.
Als ik wat deed dat mijn moeder minderprettig of ongewenst vond dan zei ze soms: zo ken ik je niet. Vrij vertaald betekende dat: zo wil ik je niet kennen. En dat voelt niet fijn, want een mens, kind of volwassen, wil zich gekend weten. Daar doe je als kind ook je best voor. Maar als het meezit toch niet teveel. Als het goed is ervaar je gewoon dat je in liefde gekend bent. En als je dat als kind ervaart dan heb je een belangrijk vloertje voor de rest van je leven.
Godsdienst heeft vaak met die behoefte te maken. Soms geeft godsdienst mensen de ervaring in liefde gekend te zijn. Wie je ook bent, wat je ook gedaan hebt. Er is iemand die van je houdt, onvoorwaardelijk. Soms doet godsdienst ook het tegenovergestelde en geeft ze het gevoel dat het er zowel goed als slecht met jou voor kan staan. Een voorbeeld daarvan is een bepaalde vorm van orthodox protestantisme waarin God al voor jouw leven is begonnen heeft bepaald waar het op uitdraait: of je bent gered, of het wordt geween en tandengeknars, meestal erger. De ene vorm van godsdienst is gezond, de andere vorm maakt ziek.
Maar een godsdienst waarin helemaal geen sprake meer is van oordeel is ook niets waard, alsof in Gods licht alle katten even grijs zijn.
Die vervelende woorden klinken vanmorgen twee keer: ik ken jullie niet! Waar komen jullie vandaan? Weet u dat dan niet, God? We hebben in uw aanwezigheid gegeten en gedronken. Althans, daar gingen we vanuit als we avondmaal vierden. Dat u erbij was. Niet lichamelijk in dat stukje brood en die wijn, maar toch. We gingen ervan uit dat u erbij was. En al die keren dat we uit de bijbel gingen lezen hebben we toch gevraagd om uw geest, of u aan het woord wilde komen? Maar blijkbaar hebben we ons vergist en was u er niet bij. U kent ons niet eens. We hadden al die zondagen uit kunnen slapen…
Meester, zijn het weinigen die gered kunnen worden? Het beeld doemt op van God die redt of niet.
De christelijke traditie heeft van die vraag naar redding vaak iets gemaakt dat slaat op het leven na dit leven. God die op de dag van het oordeel de bokken van de schapen scheidt. Godsdienst die ons leerde om om te gaan met de dood die ons zo vreemd is.
Maar het gaat in het evangelie van vanmorgen iets anders. De vraag is vooral een vraag aan de mens zelf. Vrij vertaald: leef je op de weg, op die manier die reddend, bevrijdend is? Het is een vraag naar hoe je leeft. Het antwoord van Jezus slaat op de mens zelf: streef ernaar binnen te gaan door de nauwe deur. Het is een term die komt uit de atletiek. Hoog inzetten, er alles aan doen. Hoe leef je in de werkelijkheid van God? Wat is reddend? Dat is een ook een politieke vraag. Zonder het antwoord te willen geven: is het de rede van Angela Merkel of van de mensen die zeggen dat er geen asielzoeker meer bij kan. Is het Merkel die zegt: we zijn een gezond en sterk land met een traditie van menselijkheid, we zijn het verplicht om bedreigde mensen veiligheid en een thuis te bieden, we redden het, we krijgen het voor elkaar òf is het degene die zegt: we moeten aan onszelf denken, er kan niemand meer bij.
Wat is reddend? Hoe leef je in de werkelijkheid van God. Het bijbelse antwoord op die vraag is: door gerechtigheid te doen. Het stuk uit de profeet Jesaja dat we hoorden voorkomt een geestelijke uitleg van het evangelie. Bij Jesaja gaat het om een politieke keuze: steun je op paarden, op het leger, zoek je steun bij Egypte tegen de toenmalige grootmacht Assyrië, of kies je voor omkeer, stilheid en vertrouwen. Egypte, zegt de profeet, zal sidderen voor het aangezicht van de Heer en zijn woord en voor de kracht van de vijf, de vijf boeken van Mozes, zullen ze vluchten. Het enige dat ze achterlaten is een eenzame grenspaal en een vaandel. Israël, zegt Jesaja, kies niet voor Egypte, voor paarden en wapens. Maar sta open voor, en wacht op die Éne, die recht doet, die je een weg wijst. Een weg ten leven.
Je wil erbij horen: meester, zijn het weinigen die gered worden? En God lijkt te zeggen: blijf bij je bevrijder, blijf bij je redder. Houdt dat beeld voor ogen, dat profetische beeld, van God die een maaltijd aanricht voor alle volkeren. Zij die buitengesloten zijn komen van oost en west en zuid en noord. De vraag naar redding, is de vraag naar gerechtigheid. De vraag is niet of God jou redt, maar de vraag is of jij in die bevrijdende werkelijkheid wil leven. De vraag is niet of God jou uitsluit, maar of wij elkaar niet uitsluiten. De vraag is niet of wij in de hemel komen, maar of wij de hemel op aarde niet tegenhouden.
In de Eerste Dag, het tijdschrift bij het leesrooster dat wij volgen, schrijft een zeker zuster Scholastica van het Trappistinnenklooster uit Arnhem bij de tekst van vanmorgen:
Span je in tot het uiterste binnen te gaan
Door de nauwe poort
Zegt de Heer
Stel op hem al je vertrouwen
Daar je krachtbron
Je vreugde zijn aansporingen
Bij het volgen van je levensweg.
Span je tot het uiterste in
Niet te wedden op de waan van de dag
Die menselijke middelen
Hoe vernuftig, verbluffend of kunstig ook.
Zij bieden geen redding ten leven
Slechts schone schijn
Voor een kortstondig moment
Een berustende zucht gelijk.
Span je tot het uiterste in.
Een oog dat ziet wat is, zoals het is,
Dat mij vraagt om in dat licht
Op te staan, mee te gaan.
Om uit zijn goedheid te leven
Door zelf barmhartig te zijn
De weg naar en door de nauwe poort
Toegang tot Gods eigen domein.
Span je tot het uiterste in
Uw gedachten te bewaken
Te onderscheiden
Wie of wat je toefluistert
Met wie of wat je je verbindt.
De nauwe poort
Die brengt tot mijn ware gestalte
Hij groter en ik kleiner.
Onderga het verterend vuur van zijn liefde
Om gelouterd en geklaard
Te aanschouwen: Zijn Rijk.
Mocht, moge het zo zijn,
Amen