Zondag 23 februari 2014, Protestantse Gemeente Broek in Waterland
Gemeente van Christus,
Vorige week mocht ik preken over Deuteronomium 30 waarin die bekende zin staat: kies dan het leven! Dat heeft mij geholpen. In dat boek Deuteronomium wordt veel gekozen. Negentwintig keer is het de Eeuwige die kiest. Hij kiest voor het bevrijde slavenvolk, hij kiest voor mensen. Het onvoorwaardelijk kiezen van God gaat voorop. En dan klinkt ook, in die ruimte, het gebod aan Israël: kies dan het leven! Opdat je leeft, jij en degenen die na jou komen, in het land dat God beloofd heeft.
Ik vond dat mooi. Dat het kiezen van God voorop gaat. Dat het niet van ons afhangt. Dat maakt het minder zwaar, minder hopeloos. Want het leven kiezen en de overvloedige gerechtigheid…dat is nogal wat. Pas het maar eens toe op alledaagse keuzes: in de supermarkt, in de besteding van je geld, in je relaties. Al snel kom je tot de conclusie dat het gebod te hoog gegrepen is. En dat geldt zeker ook voor de radicale uitleg die Jezus van de geboden geeft. Meer doen dan het gewone… doe het maar eens zonder het onderspit te delven, zonder dat er over je heen gelopen wordt. Soms is het al ingewikkeld genoeg om je zelf staande te houden.
En dan is er ook nog de onwil om het goede te kiezen en de onmacht. Je vijanden liefhebben, je andere wang toekeren. Mijn moeder probeerde mij – zonder succes - al jong te leren terug te slaan. Maar ik weet het inmiddels. Ik zou terugslaan. Als iemand zich vergrijpt aan wie mij dierbaar is dan sta ik niet voor mijzelf in. Dan hoop ik dat ik kan bedenken dat ik niet voor eigen rechter moet spelen.
Nee, die geboden en de bergrede zijn te hoog gegrepen. Maar juist omdat het niet in onze aard zit ernaar te leven zijn ze gegeven. Als we van nature goed waren en onze samenleving rechtvaardig was, als we geen kwaad met kwaad zouden willen vergelden en als we een ander nooit zouden aandoen wat we zelf niet willen meemaken, dan hadden we ze niet nodig. Dan was God één in allen.
Maar tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren, menselijk tekort, verstoorde relaties, idiote conflicten, economische wetten.
En toch zijn ze Israël, en uiteindelijk ook ons, gegeven. Ik ben de Eeuwige jouw God die jou bevrijd heeft uit Egypte. En ik zou het weer doen. Maar blijf een beetje in de buurt. Ga niet met vreemden mee. Verklaar niet heilig wat niet heilig is. Ga wandelen met je tegenstander. Misschien breng je ‘m op andere gedachten. Zweer niet dat je de boel niet oplicht, maar doe het gewoon niet. Laat je ja een ja zijn en je nee een nee. En als die pedoseksueel in je buurt komt wonen, denk dan even na… tenminste, ik vermoed dat Jezus het in die richting gezocht zou hebben. Opdat het koninkrijk zichtbaar wordt.
De tien woorden, de tien geboden. Vroeger werden ze in protestantse kerken iedere zondag gelezen. De lezing van de wet. Soms gebeurde dat voor de genadeverkondiging. Dan hoorde je de wet om erachter te komen dat je ‘m toch niet kon houden en aangewezen was op Gods genade. Je wist immers dat je geneigd was tot alle kwaad. Soms werd de wet ook gelezen na de genadeverkondiging. Dan hoorde je de wet als een richtsnoer om op die genade antwoord te kunnen geven. Om bij je bevrijder te blijven.
En al trad er door die wekelijkse lezing van de wet een zekere slijtage op – je kon de woorden dromen –toch had het een diepe zin. Want ja, de woorden zijn te hoog gegrepen. En nee, het is niet zo dat we er niets mee hoeven of kunnen. Je kunt het vergelijken met de universele verklaring van de rechten van de mens. Als je ze leest ontdek je eens temeer wat een puinhoop het in de wereld is. Syrië, Centraal Afrika, de homoseksuelen in Rusland en elders, de bevolking van Noord Korea…
Maar je ervaart ook de oproep. Dat ze toch eens nageleefd mochten worden. Onvoorstelbaar, maar wie weet. Ooit, of misschien al, hoe verborgen ook vandaag. Ergens. De tien geboden als een belofte en een richtsnoer, voor vandaag en morgen. De verlammende onmacht, het cynisme voorbij.
Jezus zegt in de bergrede: Weest dan volmaakt. Tja, ik wens te zijn als Jezus. U kent dat wel, wie wil dat niet. Nelson Mendela. Ook goed. Absoluut niet volmaakt maar toch zeker op punten een eind in de goede richting. Misschien ook gewoon heel berekend. Je hebt je vijanden ook nodig om verder te kunnen dus kun je beter open leggen wat er gebeurd is. De misdaden en de pijn van apartheid. Een waarheidscommissie instellen: het licht en het donker taal geven. Geen wraak maar waarheid en wie weet verzoening.
Weest dan volmaakt. Ja, dat kun je wensen, ook al redt je het niet. Ook al is het belangrijk te leren leven met je onvolmaaktheid. Met de barsten en de scheuren, met de mislukkingen, met je schuld, met de onmacht om elkaar te bereiken en te verstaan.
Ik denk dat het er zo voorstaat. Dat we leven met een hoge roeping, met een prachtig gebod. En tegelijkertijd met de onmacht om te leven zoals het eigenlijk zou moeten. Ook hier in de kerk – of misschien juist ook hier – kunnen we dat onder ogen zien zonder cynisch te worden, zonder op te geven, zonder ons er goedkoop vanaf te maken. We zijn gekend in onze onmacht en in ons tekort en we zijn geroepen om antwoord te geven aan God en aan elkaar. Ieder op zijn of haar eigen plaats en situatie. Een menselijk antwoord, iets anders hebben we niet. En wie weet zal die God die volmaakt is het ooit vervolmaken. Amen.