Romeinen 6, 16-23 en Mattheus 11, 25-30

Zondag 6 juli 2014, Protestantse Gemeente Broek in Waterland

Gemeente van Christus,

Het heet dat Nederland een vrij land is en dat de meeste inwoners vrije mensen zijn. Je hebt kiesrecht en je kunt in grote mate denken en zeggen wat je wilt. Zo kunnen we vrijelijk kerk zijn, maar mocht u volgende week liever een geloofsgemeenschap beginnen van mensen die bomen aanbidden en knuffelen dan bent u daarin volledig – binnen heel redelijke grenzen – vrij.

Maar nog veel vrijer dan de mensen is de markt. N die vrije markt die is overal. Tegenwoordig ook in de trein en in het ziekenhuis. In haar vrijheid bepaalt zij heel erg veel.

Zo bepaalt zij bijvoorbeeld dat de economie moet groeien. Dat leert ieder kind op de middelbare school. Die groei is een soort wetmatigheid die bij die economie hoort en waarmee niet valt te sjoemelen. Als de economie niet groeit dan is het foute boel en als ze krimpt dan heet dat recessie. En om ervoor te zorgen dat die economie kan groeien is er heel veel geoorloofd. Veel mensen zeggen zelfs: die maatregelen die zijn niet alleen geoorloofd, toegestaan, maar die zijn gewoon noodzakelijk, onvermijdelijk. Heel pijnlijk, maar het kan niet anders. Die markt moet weer in vrijheid haar werk kunnen doen anders komt het niet goed. We moeten haar een beetje helpen.

En daarmee beperkt die markt de vrijheid. Alsof het niet anders kan blijft er een kloof tussen arm en rijk – de kloof neemt zelfs toe - en leeft onze samenleving ten koste van het leefmilieu. En zelfs als we het echt anders zouden willen dan lijkt dat bijna niet te kunnen. In alle vrijheid ontkom je niet aan een slecht geweten. Eigenlijk zou het anders moeten – meer goede ontwikkelingssamenwerking, geen armoede meer, geen vervuiling, geen bio industrie, geen gesloten grenzen voor mensen die op de vlucht zijn. Maar ja, zo werkt het niet. Zo zal het nooit werken. We zijn niet vrij om het goede te doen. We zijn Jezus niet en bovendien, u weet hoe het met hem is afgelopen.

Dus in bepaald opzicht zijn we onvrij en lijden we een slaafs bestaan. En zo vraagt Paulus ook aan ons, een beetje naar de bekende weg: weet je niet dat je slaaf bent van wie je gehoorzaamt? Ja, dat weet ik wel. Wiens brood men eet diens woord men spreekt. Ook als dominee kan je vrij veel zeggen maar je moet het niet te gek maken. En meer dan dat: je handelt er ook naar. Paulus zegt: je was slaaf van de zonde.

Dat klinkt zwaar en dat is het ook. Dat begrip `zonde` moeten je goed ijken, zodat het aangeeft wat ermee bedoeld is. Een goede beschrijving is deze: zonde is een zelfstandige macht die er voor zorgt dat er onder ons mensen, van alles misgaat. Dat kunnen misstappen zijn – dat je dingen doet die in strijd zijn met je bestemming - maar dat hoeft niet. Je kunt bij zonde ook denken aan natuurrampen, tot ziekte en dood toe. Soms zeg je dat ook. Wat is het zonde, die man, of die vrouw.

Ze had nog een heel leven voor zich, zoveel plannen. Zonde! En dat gebruik van het woord zonde is niet eens zo ver van de bijbelse betekenis.

Mensen komen niet tot hun bestemming. Je bent, zegt Paulus, slaaf van de zonde. Maar: God zij dank! U was wel slaaf van de zonde maar… Het ligt achter je.

Dat leven, dat slavenbestaan, dat is voorbij. Je stond in dienst van goddeloze machten, maar nu sta je in dienst van de gerechtigheid. Van nu aan zal in jouw leven zichtbaar zijn wie de dienst uitmaakt.

Dat klinkt mooi. Dat klinkt heel mooi. Ik zou willen dat het waar was. Niet uit ijdelheid – dat misschien ook wel – maar opdat Christus zichtbaar wordt. Hoe geweldig zou het wezen als we niet meer zouden leven in die dubbelheid en gebrokenheid. Geen slaaf meer van machten die als goden over ons heersen, geen onrecht, geen oorlog. Maar leven, voorgoed bevrijd. Niet meer dat leven met op de achtergrond die stem die zegt dat het eigenlijk anders zou moeten. Maar gewoon zo leven dat het vrucht draagt, dat het goed doet. Niet meer wetteloos, maar ten dienste van de gerechtigheid.

Wat Paulus aanzegt dat is waar en dat is niet waar. Dat het niet waar is staat iedere dag in de krant. Daarnaast is het vaak eigen ervaring. Machten vaak groter dan jezelf die je leven versteren. Het leven zoals God het bedoeld heeft in de weg staan of die zelfs maken dat ik leef met mijn rug naar God toe.

Maar tegelijkertijd zegt Paulus dat het waar is. We kunnen het niet bewijzen, je kunt het vaak niet eens geloven, maar het is waar in Christus. In dat ongelofelijke en absurde verhaal van die mens van God heeft Paulus gehoord en gezien dat het kwaad aan het kortste eind trekt. En hij verkondigt het en in navolging van hem verkondigt de kerk het. We waren slaaf van de zonde – en alles wijst erop dat we dat nog zijn – en de hele wereld staat in brand – Nigeria, Syrië, Irak, de grote en kleine oorlogen, de ziekte de ellende- maar van die knechtschap zijn jullie bevrijd. Van nu aan sta je in dienst van de gerechtigheid. Je bent meer dan je bent. Oneindig veel meer dan alle tekort en al je vragen.

Het raakt wel aan de woorden van Jezus over het juk. Die zwaarte van het bestaan. Hoe geef je in vredesnaam zin aan dit leven? Waar leidt het toe? Waar is het goed voor? Wat moet ik met kerk en geloof? Al die inspanning om het goed te doen, voor jezelf, voor de ander, voor God misschien. De moeite, en ook die ervaring van je eigen tekortschieten, je domme fouten, het verraad soms, aan jezelf, aan elkaar. De goede plannen die je bij de handen afbreken. De moed die je verliest, het opgeven omdat je niet weet hoe het verder moet. In die werkelijkheid heeft Paulus de andere mogelijkheid gezien en ervaren. En mogen wij leven met een vreemde stem die zegt dat het anders kan en anders zal zijn. Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven; neemt mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor uw ziel; want mijn juk is zacht en mijn last is licht. God heeft zijn liefde op onze schouder gelegd. Zo draagt hij jou, zo draagt hij de hele wereld. Amen.