Donderdag 13 april 2017, Witte Donderdag, Protestantse Gemeente Assendelft
Gemeente van Jezus Christus,
Vanavond wild ik het niet hebben over de voetwassing- de vaste lezing van Witte Donderdag – maar over de laatste maaltijd die Jezus met zijn leerlingen had. Die heeft plaats in Jeruzalem op de eerste dag van het feest van de ongezuurde broden. Dat is het pascha, de viering van de uittocht uit Egypte.
Samen eten schept een band, je krijgt andere gesprekken, maar de sfeer wordt hier meteen gezet. Het is avond geworden en Jezus ligt aan met de twaalf leerlingen. De maaltijd begint en dan zegt hij: voorwaar, ik zeg dat één van jullie mij zal verraden. En dan weet je: gezellig wordt het niet meer. Stelt u zich voor dat u erbij bent. Dan stel je toch meteen de vraag: over wie zou hij het hebben? Wie is die rotzak die Jezus gaat overleveren. Want je weet dat jij het niet bent. Maar dat is niet wat er gebeurt. De leerlingen vragen, de één na de ander, ik ben het toch niet Heer? Dat is opmerkelijk. Blijkbaar zijn de leerlingen er niet zo zeker van. Een paar jaar geleden zei één van de acteurs van de Passion dat hij Jezus niet verraden zou hebben, maar die leerlingen van Jezus zeggen het hem niet na.
Verraad dat pleeg je aan iets of iemand waar je je aan verbonden hebt. Aan je partner, of aan je idealen, of aan je kinderen, vrienden, vriendinnen. En dat gaat vrij geregeld mis, in de trouw en de toewijding. Dat krijg je niet altijd voor elkaar. Je wilt misschien het wel, maar het lukt niet. En ik stel me zo voor dat die leerlingen een tijdje met Jezus opgetrokken zijn en inmiddels wel in de gaten hebben dat het niet gaat, leven met Jezus zonder hem te verraden. Je doet je best, je maakt wat geld over op giro 555, je gaat eens bij die eenzame man op bezoek,… Maar wat die Jezus doet, die radicale menslievendheid, hij heeft zelfs aangekondigd dat hij bereid is ervoor te sterven. Nou, daar haak je af als sterveling. En eigenlijk al veel eerder. Dus vandaar dat die leerlingen één voor één vragen: ik ben het toch niet Heer?
Verrader bij uitstek is Judas geworden, de leerling die Jezus voor 30 zilverstukken overleverde. Jezus woorden over hem zijn ook hard: het ware beter dat hij niet geboren was. Nu staat Matteus erom bekend dat hij een harde pedagoog is die zich nogal eens bediend van strenge woorden. Misschien bedoelt Jezus: Judas’ leven is niet het leven waartoe hij is geboren. De mens is niet de mens waartoe hij is gemaakt. Je kan er bijna nog een echo in horen van God die voor de zondvloed spijt heeft dat hij de mens geschapen heeft. Hij komt niet tot zijn bestemming, ze komt niet tot bloei. Judas verraadt Jezus. Zo staat het ervoor.
Zo’n tien jaar geleden verscheen het Judasevangelie. Het is een geschrift uit de derde eeuw gevonden in Egypte. In dit evangelie is Judas geen verrader maar een held, bijna een verlosser. Als enige van de twaalf leerlingen heeft hij deel aan goddelijke kennis. Hij weet van het goddelijk reddingsplan in Christus en verleent er door zijn verraad medewerking aan. Zonder hem had Jezus niets kunnen beginnen voor de onverloste mensheid. Toen dat evangelie eindelijk tevoorschijn kwam nadat het jarenlang in de vrieskast had gelegen van een of andere louche handelaar, ontstond een echte hype. Een andere kijk op Judas. De kerk had- zo bleek maar weer eens – de mensen de waarheid onthouden. Judas de held voor onze verlossing, bijna net zo belangrijk als Jezus zelf.
Mensen hebben behoefte aan helden en verlossers. Maar de grootsheid van Judas zit ‘m denk ik toch in iets anders. In hem zien we die pijnlijke waarheid, dat we geen helden zijn, dat we misschien wel wensen te zijn als Jezus, maar dat we het niet zijn, dat we hem wel zouden willen navolgen maar het uiteindelijk niet doen. Judas’ grootheid ligt, in de erkenning van het menselijk tekort. Hij laat ons zien wei we ook zijn en daarmee geef hij Jezus de eer.
Kom maar aanliggen. Een van jullie zal mij verraden. Ik ben het toch niet Heer, of misschien ben ik het wel. Judas was geen held, wij zijn geen held. Waarom willen we altijd een held zijn, een rijzende ster? Waarom nemen we er geen genoegen mee een vallende ster te zijn die neerploft in de schoot van Abraham, in Gods ontferming. Judas, en u en jij….wie je ook bent, met je donker en je licht, met je trouw en je verraad, hoe je weg ook is. Kom maar aanliggen, brood en wijn voor jou. Gods koninkrijk kome. Amen
Wessel ten Boom: Judas als de ware leerling (in `In de Waagschaal`, www.karlbarth.nl)