Lucas 20, 9-19

(Zondag 17 maart 2013 - 5 zondag van de veertigdagen/biddag voor gewas en arbeid - Protestantse Gemeente Hummelo)

Gemeente van Christus,

Ik meen dat ik het volgende grapje het eerst hier gehoord heb. De predikant staat voor zijn grote pastorie en kijkt naar de koster die in de pastorietuin aan het werk is. Dan zegt hij: `wat heeft de Here God dat toch mooi geschapen.` De koster kijkt van zijn werk op en zegt: `had u eens moeten zien toen hij er alleen voorstond.`

De koster uit dit grapje is scheppend bezig, dat wil zeggen: hij schept orde in de chaos. Hij bedwingt onkruid en wildgroei op zo’n manier dat de tuin goed wordt, goed om in te leven

Net als God in psalm 104, een zogenaamde scheppingspsalm.

Wat wij natuur noemen is hier totaal ondergeschikt aan Hem.

Hij bedwingt de wateren, de chaos, tot beken voor dieren om uit te drinken, en tot water dat de gewassen doet opkomen.

Zon en maan zijn anders dan bij de Babyloniërs geen goden, maar zijn er om de tijden – nacht en dag – aan te geven.

En Leviathan – het bedreigende zeemonster – het is hier niet meer dan een speeltje van de de Eeuwige.

De koster uit het grapje heeft een punt. Het is aan de mens om de aarde te bewonen en haar te bewerken. Ook de psalmist heeft het over de mens die gewassen moet verbouwen en over mensen die aan het werk gaan en arbeiden tot de avond.

Maar hij weet dat het zonder God niets wordt: ontneem hun de adem en het is met hen gedaan.

Uit hetzelfde besef van afhankelijkheid is de biddag voor gewas – later de biddag voor gewas en arbeid – ingesteld. In 1658 bepaalde de synode in Overijssel dat er ieder jaar een biddag gehouden moest worden `tot afweeringe van Godes Plagen en het verkrygen van een gezegende Somer` en dat er ook een algemene dankdag moest worden gecelebreert `voor de veelvoudige verkregen segeningen en weldaaden.`

Nu zijn, denk ik, gaandeweg dat gevoel van afhankelijkheid kwijtgeraakt. Dat is een soort opstand die van alle eeuwen is. We zijn volwassen mensen die het graag zelf regelen en ook moeten regelen. Het is misschien wat cynisch maar voor de afwering van Godes plagen hebben we uitstekende bestrijdingsmiddelen en voor het verkrijgen van een gezegende zomer hebben we uitstekende op landbouwuniversiteiten en in laboratoria ontwikkelde mest en veevoer. Hebben we alleen nog zon en regen over, maar ook het klimaat schijnen we zelf negatief te beïnvloeden. Al zijn de meningen daar nog wat over verdeeld.

En ook de economische crisis is geen plaag van god maar een logisch gevolg van een economie die gebaseerd is op het maximaliseren van winst en economische groei. Een economisch systeem dat mij als theoloog voorkomt als een religie: er moet geofferd worden,

je moet je houden aan de dogma’s van de markt, de beurs – god – doet het goed of slecht (daar kun je geen invloed op uitoefenen) én we moeten er met elkaar op vertrouwen, we moeten erin geloven – want dalend consumentenvertrouwen is de dood in de pot.

Is er in dat gesloten systeem – met haar eigen wetten – nog plaats voor een God. Een God die orde schept zodat wij kunnen leven, een God die ruimte geeft. Is er nog plaats voor een God die anders is: die van mensen houdt, van gerechtigheid, van een menselijke maat.

Misschien zijn wij als die pachters. Een keer per jaar komt een knecht van de pachtheer om diens deel van de oogst op te halen. Nu waren die pachtheren in Palestina vaak ook niet meer dan rijke lieden die anderen het werk lieten doen, dus ergens snap ik die pachters wel.

Tot drie keer toe molesteren ze een knecht van de pachtheer en jagen hem van het land. Nu kan die pachtheer natuurlijk een knokploegje samenstellen, ze dik betalen laten zien wie de baas is. Zo niet God, de pachtheer in de gelijkenis.

Hij wil de pachters voor zich winnen. Hij wil dat ze gaan zien dat de aarde – de wijngaard – een belofte in zich draagt. Ooit zal ze vrucht dragen, ooit zullen Israël en de volkeren de wijn van het Koninkrijk drinken.

En als tot drie keer toe zijn knechten mishandeld zijn stuurt hij een weerloze knecht, zijn zoon. En die redt het niet. Hij wordt gedood. Dat is onze crisis. Dat er voor die weerloze liefde geen plaats is en dat we het zelf wel regelen. En dat we dat tegelijkertijd ook helemaal niet kunnen. Dat is de crisis van de armoede en de derde wereld en de werklozen en de kwetsbaren in onze samenleving en de vervuiling.

Weerloos vindt hij de dood op de akker, als een afgekeurde steen. We hebben de plaag niet af kunnen wenden en gezegend was het ook al niet. Het koud en donker hout… en toch, die crocus. Die vergeten belofte over deze aarde. Dat er Opstanding is, uit alle crisis, uit alle dood. Dat God ons herschept tot nieuwe mensen, en dat we zullen leven als Gods kinderen op Gods aarde. Dan zal het Pasen zijn, voor eens en altijd. Amen