Gemeente van Christus,
Het is weer een mooi staaltje bijbelse vertelkunst vanmorgen. Het verhaal van Rachab. We horen het omdat ze naast Tamar, Ruth, de vrouw van Uria en Maria in het geslachtsregister aan het begin van het Mattheüsevangelie staat. Vijf vrouwen, zoals er vijf boeken van Mozes zijn.
Vijf vrouwen in een opsomming van 42 geslachten, precies hetzelfde aantal als het aantal halteplaatsen dat Israël aandeed tussen Egypte en het beloofde land. Wat Mattheüs wil zeggen is: we komen thuis, we komen terecht.
Vanmorgen dus Tamar, een prostituee. Dat verwacht je niet. Althans niet in een glansrol en al helemaal niet in het geslachtsregister van Jezus. Je zou verwachten dat Jezus een beetje van goede komaf was en al helemaal geen nakomeling van een prostituee. De vrouwen van lichte zeden, de dames van plezier, ze hebben geen goede naam en hun kinderen al evenmin. Hun klanten gaan vrijuit, maar de vrouwen zelf. Wat moeten ze zich niet laten welgevallen? Om maar te zwijgen over wat er vandaag de dag aan de hand is. De mensenhandel, vrouwen onder valse voorwendselen naar Nederland gelokt die in bordelen belanden.
De bijbelschrijvers draaien er hun hand niet voor om een prostituee een sleutelrol te geven. En ik kan me voorstellen dat Mattheüs haar met enig plezier in de lijst van Jezus’ voorouders heeft opgenomen.
Ze heet Rachab. Dat betekent zoiets als zij die opent, zij die ruimte maakt. Er komen twee mannen, en deze leggen zich bij haar neer. Wat doen die mannen daar? Doen ze wat mannen doorgaans bij prostituees doen … De koning weet echter wie de mannen zijn en stuurt boodschappers naar Rachabs huis. Maar zij weet natuurlijk van niets. Discretie staat hoog in haar vaandel anders kan ze de tent wel sluiten. Die mannen, ja, dat klopt. Die waren hier. Maar ik weet niet vanwaar ze kwamen en ik weet ook niet waar ze naartoe zijn gegaan.
Ik zou er maar snel achteraan gaan als ik u was.
Haar beroepscode – zorg dat je niets van je klanten weet – wordt een woord van verzet, van burgerlijke ongehoorzaamheid. Uitermate moedig. Want terwijl ze de boden om te tuin leidt- wat vrouwen tot zegen van anderen wel vaker doen in de bijbel- liggen die mannen gewoon op het dak van haar huis onder de vlasstengels. Onderduikers van Gods toekomst. Wat bezielt Rachab? Waarom doet iemand zoiets? Ze had het ook niet kunnen doen.
Misschien had ze wel een beloning kunnen krijgen voor het aangeven van de twee verspieders. Ze zou de laatste niet geweest zijn die op zo’n manier een beetje bijklust. Ineens moeten ze op de Prinsengracht zijnen vermoeden ze achter de boekenkast een trap en een huis. Misschien is het zo’n moment in haar leven waarop het erop aankomt. Maak je waar waar je in zegt te geloven, je principes, je diepste overtuiging, of laat je het erbij zitten. Wie ben je?
Rachab, deze niet Joodse hoer, heeft iets gehoord. Hoe ze het gehoord heeft vertelt het verhaal niet. Eigenlijk kan ze het helemaal niet gehoord hebben. En toch heeft ze het gehoord. Echo van een oud woord, stem die niet zwijgt. `Ga naar het land dat ik je zal laten zien`. Rachab heeft de stem God verstaan. Het gebod. Ze weet dat God de Schelfzee heeft doen opdrogen toen Israël uittrok uit Egypte. Ze weet dat Hij de vijanden van de bevrijding heeft verslagen. En ze belijdt: werkelijk, de Eeuwige jullie God, Hij is God in de hemel boven en op de aarde beneden. Er zijn ook andere goden, van geld en van bezit en van vruchtbaarheid, máár deze is het waard God genoemd te worden.
En die achtervolgers die gaan erachteraan. Die gaan hun best doen om die verspieders op te pakken, om de toekomst te verijdelen. En als dat gelukt is moet de koning maar eens na gaan denken over het aanscherpen van de wet. Het kan natuurlijk niet zo zijn dat je illegalen huisvest. Stel je voor dat er een ziek wordt, moet je ook nog hun ziektekosten betalen. En het is crisis, dat weten we allemaal. De koek is op, in ieder geval zo klein dat we ‘m niet ook nog eens kunnen delen.
Maar Rachab die sluit een verbond met de verspieders. Ik ben er voor jullie, zijn jullie er voor mij. Laten we – om het met een ouderwets woord te zeggen –solidair zijn en trouw. Ons leven inzetten voor elkaar. Laten we zo leven dat het niet alleen een mooi verhaal blijft, maar dat het handen en voeten krijgt. Gebod als geleefde werkelijkheid.
Rachab zegt: redt onze zielen, SOS. Een noodoproep. Redt onze zielen van de dood. Wat er ook gebeurt. Redt ons van leven dat geen leven is. Redt ons van de crisis van egoïsme en eigenbelang en eigen volk eerst en racisme en de geldpest. Laten wij voor elkaar instaan, voor elkaar en voor de toekomst.
En dan gaan die mannen weg. Ze dalen af langs het rode koord, teken van Rachabs beroep, maar nu – veel meer dan dat – teken van het verbond dat ze met haar vreemde bezoekers gesloten heeft. En ze verbergen zich naar haar voorstel drie dagen. En als je dat hoort- dat getal drie – dan weet je als bijbellezer dat de redding nabij is. Dat God het niet alleen anders bedacht heeft, maar dat het ook anders wordt. De aarde beloofd land, mensen trouw en solidair.
Deze hoer, Rachab. Nergens in de bijbel wordt verteld dat ze kinderen krijgt. Ze wordt naast het verhaal in Jozua nog twee keer genoemd. Één keer in het geslachtsregister van Jezus en één keer in de Hebreeënbrief als geloofsgetuige. Waarom heeft Mattheüs haar in de lijst van Jezus’ voorouders opgenomen?
Misschien dat hij bedacht wat ik van de week bedacht en wat ik u wil meegeven. Die kinderen van Rachab die zijn verwekt in die nacht waarin zij en die twee mannen een verbond sloten van solidariteit en trouw. Zo niet letterlijk, dan wel figuurlijk. Want waar mensen zich verbinden, instaan voor elkaar en daaraan trouw zijn, daar wordt toekomst verwekt, daar wordt leven vruchtbaar. Daar zien we iets oplichten van de Messias die wij verwachten. In naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. Amen.