Lucas 10, 25-37

Vrijdag 27 juli 2014 - Verzorgingshuis Festina Lente

Gemeente van Christus,

Het verhaal is overbekend. De gelijkenis van de barmhartige Samaritaan. Het is een verhaal waar ik al een tijd mee bezig ben. Mijn eerste preek ging er ooit over.

De barmhartige Samaritaan is in onze cultuur lange tijd het beeld geweest van wat men christelijke naastenliefde noemde. Zo moet dat: belangeloos, zonder aanzien des persoons, voor de ander klaarstaan. En daarmee was de barmhartige Samaritaan niet alleen het beeld van Christus die zijn leven voor ons gegeven heeft, maar ook het beeld van de Christen zoals die hoort te wezen. De moraal van veel preken was dan ook: doe niet als de Leviet of als de Priester die aan het slachtoffer voorbijgaan, maar doe als de Samaritaan.

Door de gelijkenis zo uit te leggen gebeurde iets. Christenen gingen zichzelf zien als barmhartige Samaritanen die net als God iets deden voor de armen. Als je kijkt naar oude plaatjes van de missie of de zending dan zie je dat ook terug. Witte, blanke, priesters, zusters en zendingswerkers tegenover de zogenoemde `arme negerkindertjes`.

Gelukkig zijn we daar een beetje van verlost, zij het niet helemaal. Want de vraag is of wij die Samaritaan wel zijn. Misschien zijn we wel de Schriftgeleerde of de Leviet. En misschien zijn we ook wel de man die in handen van rovers gevallen is.

Het hele verhaal begint met de vraag van de Wetgeleerde: wat moet ik doen om het eeuwig leven te beërven? Hij weet het antwoord al, maar misschien kan hij er niets mee. Dat antwoord is: De Heer uw God liefhebben met geheel je hart, geheel je ziel en geheel je verstand, en je naaste als jezelf. Met andere woorden: de Heer liefhebben met alles wat je bent, en je naaste liefhebben want dat is er net zo een als jij. Je hoeft niet net zoveel van de ander te houden als van jezelf – als je al van jezelf houdt – maar je moet je naaste liefhebben omdat die uit hetzelfde hout gesneden is. De Wetgeleerde vraagt verder: wie is mijn naaste? En dan vertelt Jezus de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan.

Een man daalt af van Jeruzalem naar Jericho. Dat betekent in de bijbel zoveel als: dat gaat de verkeerde kant op. Je moet ópgaan naar Jeruzalem. Maar goed, deze man daalt af en valt in handen van rovers. Ze beroven hem en laten hem aan de kant van de weg liggen en hij zou daar nog liggen als er niemand naar hem had omgezien. Van de priester en de leviet, van het vrome volk, hoeft hij het niet te hebben. Wel van de Samaritaan, de tweederangs gelovige van wie niemand iets goeds verwacht. Juist Hij, degene van wie je het niet verwacht, doet wat hij moet doen.

Wie is die Samaritaan in dit verhaal van Jezus en wie zijn wij? Het is een gelijkenis dus het laatste woord zal ik daar vanavond niet over spreken. Maar zou het kunnen dat Jezus het in die Samaritaan over zichzelf heeft. De God die ons ziet liggen aan de kant van de weg, die niet aan ons voorbij gaat, die verantwoording voor ons neemt, ons draagt, voor ons instaat? Ik vind het een aantrekkelijke uitleg. Wie is je naaste? Wie is de naaste van de man die handen van rovers gevallen is? Het antwoord luidt: jouw naaste is de Heer die naar jou omziet als je langs de kant van de weg ligt. Jouw naaste is God in de hemel die jouw naaste wil zijn. Niet ver weg, maar dichtbij.

En de wetgeleerde, die man die het zo graag goed wil doen, krijgt te horen: ga, en doe evenzo. Je leven, jouw manier van leven, mag een antwoord zijn op God die jouw naaste is. Een gebrekkig antwoord misschien, soms lijk je meer op die priester en de leviet uit de gelijkenis, maar toch: ga en doe even zo. Doe dit en je zult leven!

Door die God die onze naaste is. Amen.