2 Korinthe 12, 1-10

Zondag 5 juli 2015, Protestantse Gemeente Broek in Waterland

Gemeente van Christus,

In haar boek `de Heenreis. Over religieuze ervaring, teksten en overwegingen` uit 1975 vertelt Dorothee Sölle dat ze ooit gevraagd werd voor een interview voor de Nederlandse televisie. Het onderwerp zou de oorlog in Vietnam zijn en wat we hier tegen moesten doen. Een veilig onderwerp. Zeker voor een zeer politieke en linkse theologe als Sölle.

Maar al snel werd de interviewer religieus en persoonlijk. Sölle voelde een licht irritatie bij zichzelf. Ze had hier niet op gerekend. Ze uitte een gedachte die ze al langer had: dat je alleen zou kunnen geloven als je al eens gestorven bent.

De interviewer legde alles wat hij had voorbereid aan de kant en vroeg: Hoe is dat? Heeft u dat zelf ook meegemaakt? Sölle zweeg even en zei: ja, in verband met mijn huwelijk en echtscheiding… Er ontstond een andere ruimte. Waarin Sölle vertelde, het viel haar niet makkelijk.

Deze dood – de scheiding- was voor mij de volledige vernietiging van mijn eerste levensontwerp. Alles waarop ik gebouwd had, wat ik gehoopt, geloofd en gewild had, was vernietigd. Misschien is de ervaring vergelijkbaar als die bij de dood van iemand die je erg liefhebt, alleen bij het verhaal van een huwelijk en een echtscheiding speelt schuld noodzakelijker wijs een grotere rol. En het bewustzijn iets vergeten, nagelaten, onherstelbaar verkeerd te hebben gedaan…ik heb meer dan drie jaar nodig gehad om de zelfdodingfantasieën te overwinnen. Sterven was de enige hoop.

In deze situatie was ik op reis in België en kwam in een van die laatgotische kathedralen. De uitdrukking `bidden` lijkt me achteraf verkeerd; ik was een enkel schreeuw. Ik schreeuwde om hulp. Daaronder kon ik me maar twee dingen voorstellen: dat mijn man terugkeerde of dat ik stierf. In deze kerk kwam mij, in mijn huilen vezonken, een woord uit de bijbel te binnen: mijn genade is u genoeg, laat mijn genade u genoeg zijn.

Op dat moment, vertelt Sölle, was ik ergens midden in de tunnel aangekomen. Ik was op. God heeft mij niet getroost als een psycholoog die mij verklaarde dat ik dit had kunnen voorzien, hij stelde mij niet gerust zoals de mensen het gewoon zijn te doen. Hij wierp mij- net als Paulus – met mijn gezicht op de aarde. Het was niet eens de dood die ik mij wenste, laat staan het leven. Het was een andere dood.

Een niet in andere taal te vangen geloofservaring. Allen die geloven hinken een beetje, net als Jakob nadat hij met de engel gevochten heeft. Het was onontkoombaar. Dat gevecht waarin hij in de Eeuwige zijn meerdere moest erkennen. Ik laat u niet gaan tenzij gij mij zegent. Mag dat genoeg zijn. Ervaringen die je niet van tevoren kunt bedenken of plannen. Maar soms kan het dat ene woord zijn dat aan jou gebeurt, zoals het aan Dorothee Sölle gebeurde, als een voorzichtig nieuw begin van leven.

Misschien sterven we iedere dag wel een beetje aan de werkelijkheid. Aan de gruwelen van de Islamitische Staat, aan het geweld, aan een samenleving waarin mensen steeds meer terug worden gebracht tot producten en minuten. Maar soms is het er. Barack Obama is geen heilige, moet je ook niet van hem maken. Hij zong een beetje onzuiver, maar hij zette in, en het werd overgenomen door de honderden rouwenden in Charleston: amazing grace. Een samenleving mag sterven aan racisme, aan privé wapenbezit, aan zinloosheid. Maar dit klinkt op, zomaar, om niet: wonderbare genade.

De tekst uit Paulus tweede brief aan de Korinthe vraagt naar mijn idee om verhalen als deze. Of misschien vond het woord meteen zijn weg toen u het zojuist hoorde: mijn genade is u genoeg. Dat niets ons scheiden zal van de liefde van God.

Zou dat zijn waar het in de kerk over moet gaan? De kerk die niet zoveel meer heeft om op te roemen. Nog minder dan Paulus die werd opgevoerd tot in het paradijs, tot in de derde hemel, dat wil zeggen: tot heel dicht bij God. Paulus die geweldige openbaringen heeft gehad.

De kerk heeft haar belangrijke plaats in de samenleving verloren, je hoort haar niet meer zo sterk in het debat over de waarden in de samenleving en waar het naartoe zou moeten. Ze treedt af en toe wel naar buiten met grote `events` als de Passion of met haar kerstboodschap en haar diakonale werk. Maar uiteindelijk heeft ze niets om op te roemen en heeft ze dat ook nooit gehad. Dat is de armoede van de kerk. Er zijn hele periodes geweest dat dat niet zo zichtbaar was. Periodes waarin de kerk veel macht had – de eenheid van troon en altaar – de vaderlandse kerk. Maar misschien dat de kerk in onze tijd en in onze samenleving dat weer kan gaan zien. Dat ze leeft van wat ons overkomen is en steeds weer overkomt. Niet van wat we vroegen of wat we wensten leven we, niet van wat we bezitten aan eigen geloof, zingeving en spiritualiteit, niet van wat christelijke mensen aan prachtigs en liefs binnen en buiten de kerk doen, maar van wat God geeft en wat genoeg wil zijn. Wat wij doen is proberen antwoord te geven in het vertrouwen dat ook dat gedragen wordt en volbracht wordt door God.

Hoe pijnlijk onmaakbaar is je leven soms. Het gezegende leven van Jakob, het huwelijk van Sölle, je geloof, je gezondheid, de eurozone, geluk, vrede, zelfs een duurzame omgang met ons milieu lijkt onmaakbaar. En het is niet dat het allemaal niet anders zou moeten of dat je dat niet zou moeten proberen te veranderen. Maar als je het idee loslaat, de mythe, dat alles maakbaar is, dan kan je je misschien op een andere manier aan het leven toevertrouwen. Ik hoorde laatst iemand zeggen: ik kreeg niet wat ik vroeg, maar wat ik nodig had. Ik weet dat ik dat niet altijd kan nazeggen. Leven uit genade betekent soms ook protest, de schreeuw van Sölle in die kathedraal, de roep om ontferming… maar iets van die vroomheid, die dapperheid: dat vertrouwen dat Gods liefde en genade genoeg zijn. Moge dat ons gegeven worden. Om het ouderwets mooi te zeggen: uit genade. Amen

vertaling:

Moet ik mij ergens op beroemen?

Het loont me niet

Ik zal overgaan op de visioenen en openbaringen van de Heer.

Ik ken iemand in Christus

Veertien jaar geleden

Ik weet niet of het in het lichaam was, of buiten het lichaam,

Ik weet het niet – God weet het

Zo iemand werd meegevoerd in de derde hemel.

Ik weet dat zo’n mens

Of het in het lichaam was of buiten het lichaam

Ik weet het niet- God weet het

Dat hij werd meegevoerd in het paradijs

Hij hoorde onuitspreekbare dingen

Die aan niemand zijn toegestaan uit te spreken

Over zo iemand wil ik roemen

Over mij zelf wil ik niet roemen

Behalve dan in mijn zwakheden.

Want wanneer ik zou willen roemen

- Ik zal niet gek zijn –

Ik zal de waarheid spreken

Maar ik onthoud mij ervan

Opdat niemand hoger van mij opgeeft

Dan wat hij aan mij ziet of van mij hoort.

Opdat ik mij niet zou verheffen door de overvloed aan openbaringen

Is mij een doorn in het vlees gegeven

Een boodschapper van satan

Om mij te kwellen

Opdat ik mij niet zou verheffen

Hierom heb ik de Heer drie keer gebeden

Dat hij van mij zou weggaan

Hij zei:

Mijn genade is u genoeg

Want de kracht wordt in zwakheid volbracht

Veel liever dus zou ik roemen in mijn zwakheden

Opdat de kracht van Christus in mij komt wonen

Daarom heb ik behagen in zwakheden, beledigingen,

In noden, in vervolgingen,

En ellende vanwege Christus

Want als ik zwak ben, ben ik sterk