rondkijken in ....

Workum

alles is gratis

Stadswandeling niet beschikbaar

naar alle andere stadswandelingen

InZicht video niet beschikbaar

naar alle andere InZicht video's

ZichtOp video over Workum

fotovideo met muziek

understanding Dutch is not necessary


Fotoshow van Workum

understanding Dutch is not necessary


foto: Jan Geerling cc-by-sa-4.0 

Geschiedenis van Workum

Workum, gelegen aan de IJsselmeerkust ca 12 kilometer ten zuiden van Bolsward, is één van de kleinere Friese steden. Van een agrarische vestiging in de zuidwestelijke kwelder werd de plaats in de late Middeleeuwen tot een belangrijk Scheepvaart centrum. Bepalend daarvoor was de ligging aan het watertje de Wymerts, het tegenwoordige Noard en Sud dat de verbinding vormde tussen de Zuiderzee en de Friese binnenmeren. Langs de oevers van dit water en de vaarwegen en afwateringen aan weerszijden heeft de stad zich geleidelijk verdicht en uitgebreid, waarbij de oorspronkelijke agrarische kernen werden opgenomen binnen de stedelijke structuur. Hoewel van het genoemde vaarten- en grachten stelsel belangrijke onderdelen verloren zijn gegaan, is het patroon ervan in het huidig ruimtelijk beeld nog zodanig herkenbaar dat Workum kan worden aangemerkt als één der meest karakteristieke Friese water steden.

In de klei gebieden van het Friese Westergo vinden al voor het begin van de jaartelling de eerste vestigingen plaats van vissers en veehouders. Als woonplaats dienen natuurlijke, door opslibbing gevormde verhogingen in het landschap (kwelder ruggen) waarop in perioden van zeer ijzing (transgressie-fasen) woon heuvels of terpen worden opgeworpen. Workum ligt in het uiterste zuiden van dit kwelder gebied op- een lange, noord zuid verlopende rug die de scheiding vormt tussen het water van de Vlietstroom, na 1200 een onderdeel van de Zuiderzee en een merenkomplex ten oosten, gevormd door het Makkumer-, Parrega'ster- en Workumermeer. Uit de aanwezigheid van een aantal lage terpen in dit gebied, zoals Yskeburen en het Westend, mag worden afgeleid dat er al voor 1000 na Chr. sprake is van bewoning. Daarna, als een begin wordt gemaakt met de bedijking van de kwelder, breidt het aantal vestigingen zich uit. Rardieburen, Eninghaburen en Brandeburen behoren vrijwel zeker tot de later gestichte woonplaatsen.

 Ook binnen het tegenwoordige stadje liggen nog enkele van dergelijke pré-stedelijke elementen. De terp "Algeraburen" aan de noordoostelijke zijde en centraal in de stad, de dirkte omgeving van de Gertrudiskerk,die naar wordt aangenomen eveneens als terp-nederzetting (Kerkeburen) is ontstaan. Ten noorden daarvan, aan de Merk, wordt in dezelfde tijd een stadhuis gesticht. Wanneer Workum tot stad komt is niet precies bekend; zeker is slechts dat de plaats algemeen wordt beschouwd als één der Friese steden. Hoewel in de 15e eeuw het verval van de Hanze en de opkomst der Hollandse en Zeeuwse steden een teruggang veroorzaken in de Friese scheepvaart, heeft Workum, o.a. door het ontstaan van een eigen scheepsbouw-nijverheid zijn economische positie weten te behouden.

In het eerste kwart van de 16e eeuw wordt deze echter bedreigd als, na een korte periode van centraal bestuur door Albert van Saksen, opnieuw vreemde troepen de stad binnenvallen en plunderen. Verwoestingen van de kerk, o.a. in 1515 en 1523 zijn het gevolg, waarna de toren en de sacristie geheel herbouwd moeten worden. Pas in 1524 herstelt de Habsburger stadhouder Schenck van Toutenburg een centraal gezag in Zuidwest-Friesland, waarbij een door de Geldersen aangelegde schans te Algeraburen en een blokhuis, dat zich vermoedelijk op het tegenwoordige Seburch heeft bevonden, worden geslecht. Een ander gevolg van het nieuwe bestuur is het groot arbitrament van 1533, waarin de stad een onderhoudsplicht van de zeedijken krijgt opgelegd. In de verdere 16e eeuw treedt een geleidelijk economisch herstel op als gevolg van een toenemende deelname als leverancier van schepen en zeelieden, aan de Hollandse handel en zeevaart. Uit deze tijd dateert de eerste betrouwbare plattegrond van de stad, vervaardigd door Jacob van Deventer (ca 1560). 

Het door het klooster "Marienacker" beheerde gasthuis of provenhuis wordt, na de opheffing van de kloostervestiging (1580) verbouwd en (vermoedelijk in 1641) in gebruik genomen als stads- of burgerweeshuis. De eveneens aan de Wymerts liggende kapel moet rond 1690 wegens bouwvalligheid verdwijnen en plaats maken voor een schoolgebouw. De scheepvaart blijft de voornaamste bron van inkomsten. Een quotisatie-cohier (belasting-register) uit 1749 geeft aan dat van de 650 ingeschreven beroepspersonen 30% zijn bestaan vindt in de zeevaart en binnen-schipperij. Daarnaast werkt men in de scheepsbouw (6%), aardewerkindustrie (5%), groot.. en detailhandel (9%), landbouw (6%) en diverse ambachten en diensten (39%). De kalkbranderijen en enige zoutindustrie blijken al weer vrijwel te zijn verdwenen. In het vervolg van de 18e eeuw treedt een geleidelijke, maar ingrijpende economische achteruitgang in. Naast de opkomst van Lemmer als exportcentrum en de sterke positie van de Harlinger haven is vooral de afnemende bereikbaarheid van Workum voor grotere schepen door de voortdurende verzanding van het Zool, van beslissende betekenis daarvoor. De Engelse oorlog (1780 - 1784) waarin veel vrachtschepen in beslag worden genomen en de Franse tijd die de zeevaart geheel tot stilstand brengt, luiden het einde in van Workum's positie als havenstad. De plaats heeft daarna slechts een functie als scheepsleverancier, vissersplaats en regionaal centrum van agrarische en ambachtelijke bedrijvigheid.

In het vervolg van de 19e eeuw zet de economische teruggang zich voort: De aardewerk-industrie, gevormd door o.a. 5 potten- en 2 pannenbakkerijen (1845) verdwijnt grotendeels door de opkomst van de email-fabricage, terwijl de scheepsbouw, die niet kan voldoen aan de vraag naar grotere schepen belangrijk moet inkrimpen. Slechts de palingvangst van de Workumer "iel-aken" handhaaft zich tot ca 1900, waarna de Workumer afzet-markten overgaan in Deense handen.Hoewel de stad in structuur en omvang vrijwel niet veranderen, ondergaat het stadsbeeld een ingrijpende wijziging door de demping van de Wymerts (1875), die vrijwel gelijktijdig met de inpoldering van het Workumermeer plaatsvindt. Negentiende eeuwse gebouwen zijn o.a. de gasfabriek aan de Nonnestrjitte (1867, deels afgebroken. Het proces van demping van vaarten en opvulling van de agrarische ruimten in de stad zet zich in de 20e eeuw versneld voort. Verder worden de opvaarten vanaf de beide Dolten naar de centrale stads bebouwing vrijwel alle gedicht waardoor nieuwe dwarsstraten en -stegen ontstaan.