rondkijken in ....

Kampen

alles is gratis

Stadswandeling in Kampen

een InZicht stadswandeling

 een wandeling door historisch Kampen van 4 km.

download: stadswandeling Kampen

Geen stad in ons land kan zich beroemen op zulk een lang en boeiend waterfront met een zo onbedorven, gesloten, gevelrij. Het hedendaagse Kampen is een godvrezende stad, zoals blijkt uit de aanwezigheid van 11 kerken, alleen al in het centrum, en de aanwezigheid van twee theologische universiteiten. U komt verder nog langs twee zeer mooie stadspoorten, een oude kazerne, de stadsgehoorzaal, het weeshuis en de synagoge. De nieuwe brug over de IJssel, met de gouden wielen, is het moderne accent in de route. 



InZicht video niet beschikbaar

naar alle andere InZicht video's

ZichtOp video over Kampen

fotovideo met muziek

understanding Dutch is not necessary


Fotoshow van Kampen

understanding Dutch is not necessary


foto: Jan Geerling cc-by-sa-4.0 

Geschiedenis van Kampen

Rond 1150 was er al houten bebouwing op de plaats waar het huidige Kampen ligt, maar de naam Kampen wordt in de geschiedenis pas genoemd in 1227. Echter, in het gemeentearchief van Kampen is nu nog een charter aanwezig waarin Abel, de koning van Denen en Slaven en hertog van Jutland, een privilege verleent aan de Ommelandvaarders, gedateerd 24 september 1251. Kampen was in die tijd reeds een belangrijke en machtige stad ("het Rotterdam van de Middeleeuwen") en had een flinke vloot aan Koggeschepen. Met deze Koggeschepen werd de Ommelandvaart gemaakt: de zeereis rond Denemarken naar de Oostzee. In de steden rond de Oostzee werd zout verhandeld, dat Kamper Koggen uit Portugal hadden gehaald. De stad kreeg stadsrechten omstreeks 1236, al is het best mogelijk dat Kampen, evenals Deventer, Steenwijk, Zwolle en Hasselt, stad is geworden door gewoonterecht. De gunstige ligging aan de drukbevaren handelsroute tussen de Zuiderzeeen de Rijn maakte dat Kampen zich al snel ontwikkelde van eenvoudige nederzetting tot welvarende handelsstad die zou uitgroeien tot een van de machtigste en toonaangevende steden van Noordwest-Europa. In de veertiende eeuw ruilde Kampen met de bisschop van Utrecht, Jan van Arkel, de polder Mastenbroek tegen het recht op aanwas in de IJsseldelta.

Het verzanden van de IJssel maakte vanaf 1430 zeer geleidelijk een einde aan de voorspoed van Kampen. Gedurende lange tijd wilde Kampen zich niet tot een verbond laten verplichten en economische en politieke concessies te leveren aan andere steden, zoals in de Hanze gebruikelijk was. Toen het Graafschap Holland oorlog voerde tegen de Hanze kwam aan deze situatie een einde: de stad werd gedwongen te kiezen voor een van beide zijden. Kampen was van oorsprong meer georiënteerd op de Oostzee-handel en handel met het achterland van de Rijn, en trad daarom in 1441 formeel toe tot de Hanze. De stad had veel invloed binnen de Hanze: ondanks luidkeels protest van benedenloopse steden aan de IJssel en andere Hanzesteden werd in 1448 besloten tot de bouw van een brug over de IJssel. Dit karwei werd in een recordtijd van 5 maanden voltooid. Met deze brug hoopte Kampen meer binding te hebben met het achterland.

Op 11 augustus 1572 werd Kampen op de Spanjaarden veroverd door Willem van den Bergh, een zwager van Willem van Oranje. Na het bloedbad van Zutphen op 15 november gaf de stad zich echter vrijwillig over aan de Spanjaarden. In 1578 kwam de stad weer in Staatse handen na het Beleg van Kampen, onder leiding van George van Lalaing. De Hollandse Oorlog, tussen de Republiek der Verenigde Nederlanden en Engeland en Frankrijk, betekende een definitief einde aan de enorme macht van de stad. Door het recht op aanwas in de IJsseldelta was de stad wel eigenaar geworden van het steeds groter wordende Kampereiland. Vanaf 1500 werden de eilanden verpacht. De pachtinkomsten werden zo groot dat de stad geen belasting hoefde te heffen.

Kampen verkreeg pas weer naam in de 19e eeuw. Kampen was toen vanuit zee moeilijk bereikbaar, omdat de omliggende watergebieden verzand en dus ondiep waren. Gedurende de voorgaande eeuwen is de waterloop van de IJssel wel meerdere malen uitgebaggerd, maar de kosten hiervoor waren relatief hoog en binnen enkele jaren was de rivierstroom weer dichtgeslibd. De IJssel kende hier, als delta, toentertijd meerdere uitgangen. De hoofdvaarroute werd ook meerdere malen verlegd, als reactie op de natuurlijke loop. In de 19e eeuw begon men actief in te grijpen: rivierlopen werden afgedamd, om meer water met hogere snelheid door één of twee hoofdvaarroutes te laten gaan. Dit had als voordeel dat er minder zand en slib werd afgezet, waardoor zo'n rivierloop zichzelf "schoon spoelde". Sleutelfiguur in dit verhaal is Nicolaas Plomp, stadsarchitect van Kampen. Naast zijn werk voor het huidige IJsselfront van de stad Kampen, hield hij zich ook bezig met de waterbouwkunde. Voor 1839 liet hij al strekdammen van 2500 meter aanleggen in het Keteldiep, om het water een gerichte uitgang te bieden.

In 1839 kwam daar nog eens 900 meter bij. In deze strekdammen is materiaal van de stadsmuur van Kampen verwerkt. Vanwege de opkomende nijverheid in de 19e eeuw en het belang van landwegen en spoorwegen, werd ook vaart gemaakt met zogenaamde straatwegen, geplaveide wegen, in plaats van zand- en modderwegen. Zo werd in 1828 de straatweg van Kampen verbeterd, in 1837 werd de Zwolseweg als straatweg aangelegd, in 1840 werd de straatweg van Kampen naar Genemuiden aangelegd, en in 1851 de Kamperstraatweg naar Wezep, alwaar die aansloot op de Zuiderzeestraatweg. Ook werden stoombootdiensten geopend: in 1844 een dienst naar Hamburg en in 1847 naar Hull.

Vanaf ongeveer 1815 bepaalde de tabaksindustrie het gezicht van Kampen. Deze tak van industrie werd aangetrokken door onder meer het gunstige belastingklimaat in de stad. Na de komst van twee kleinere tabaksfabrieken vestigde de grote uit Bremen afkomstige sigarenfabrikant Lehmkuhl zich in de stad. Rond 1880 was bijna de helft van de Kamper bevolking werkzaam in de tabaksindustrie en werden 1,5 miljoen sigaren per week geproduceerd. De sigarenindustrie kon geen plaats vinden om een grote fabriek te bouwen, vanwege de pachtgronden, die voor boeren waren bedoeld. Daarom vond veel van de sigarenmakerij bij de arbeiders thuis plaats. De sigarenindustrie verdween later vrijwel geheel uit Kampen door regulatie (er mocht niet meer thuis sigaren gemaakt worden); de economische crisis in de jaren dertig; de Tweede Wereldoorlog; en de opkomst van de sigaret. Alleen de inmiddels monumentale sigarenfabriek de Olifant is nog volop in bedrijf. Bijzonder aan de Olifant is dat het, naast het ambachtelijk produceren van sigaren, ook een voortrekkersrol heeft met het aan het werk helpen van mensen met een wajong uitkering.

Rond 1850 hield de firma Berk in Kampen zich al bezig met de vervaardiging van pannen en ander keukengerei van metaal. Het bedrijf is officieel opgericht in 1851. Deze werd pas groot nadat het een order had gekregen voor eetbestek voor honderden militairen te maken. Vanaf 1884 werden er ook emaillen pannen gemaakt. Het bedrijf was zeer succesvol: bood het in 1866 nog werk aan 8 man, in 1913 was dit gegroeid tot 700 man. Door het bedrijf werden huizen gebouwd voor de slecht gehuisveste arbeiders. In 1931 begon het met de fabricage van aluminium pannen. Door de crisis in de jaren dertig zakte het personeelsbestand in, maar dit was in 1939 alweer 600 man. Voor de honderdste verjaardag van Berk Kampen in 1951 kreeg het het predicaat "Koninklijk". In 1963 ging men over op roestvrijstalen pannen. Eind jaren tachtig werd het bedrijf, wat gefuseerd was met Beccon Doetinchem, overgenomen door Koninklijke van Kempen en Begeer. Het A-merk Berk Kampen is inmiddels uit Kampen vertrokken, maar heeft haar een grote invloed gehad, onder andere in ruimtelijke ordening van de stad. De voormalige fabriek wordt gesloopt en de grond is nu een "een hoogwaardig woongebied. De wachterswoning en de voormalige directeurswoning zijn als enige overgebleven. De buitenmuren van de voormalige directeurswoning zijn volledig gerestaureerd, waarbij er een glazen constructie binnenin is geschoven. Het pand doet nu dienst als kantoorpand. Ook was er een pand, gelegen aan de Oudestraat hoek Karpersteeg dat de naam had "Groningertoren". Een foto van dit pand met de naam er nog op is te bezichtigen in het stadsmuseum. Het pand dateert van omstreeks 1600, en is gebouwd op de stadsmuur die op sommige plaatsen in Kampen nog zichtbaar is.

Het bedrijf Siebrand ontstond in 1920, naar aanleiding van het vergane schip West Aleta met Portugese wijn. De uitbater van het bedrijf, Jan-Willem Siebrand had een vaatje wijn weten te bemachtigen voor 200 gulden. Hij goot dit in flessen en was ze nog dezelfde dag kwijt. Hij richtte vervolgens een bedrijf op dat zich toelegde op de productie van gazeuse en alcoholische dranken. Tot 1965 was dit bedrijf gevestigd aan de Groenestraat in Kampen. Daarna verhuisde het naar de andere kant van de IJssel, naar IJsselmuiden. Het is nu een van de grootse wijnfabrikanten van Nederland met 60 werknemers.

Kampen kende van oorsprong stadsmuren om de gehele stad heen. In de 14e eeuw werd de stadsmuur aan de landzijde verplaatst van de Burgel naar waar nu de Ebbingestraten langs lopen. Ook werd het verlegd van waar heden de Botervatsteeg loopt naar de Hagenkade, om zo de buitenmuurse wijk "de Hagen" te omsluiten. Aan de IJsselzijde werd alleen het gedeelte langs de Oudestraat, van oudsher de straat die langs de IJssel liep, verplaatst naar voor de Voorstraat, waar nu nog steeds een gedeelte van de muur zichtbaar is. De Vestingwetvan 1874 gaf steden toestemming om hun vestingen te slopen, om meer woongebied te creëren, maar Kampen zag zich al in de Franse tijd genoodzaakt haar verdediging te slopen. Belastingen werden niet of nauwelijks geheven -dat was eerder ook niet nodig vanwege de inkomsten van de pachtgronden- en het onderhoud van de verdediging kon niet betaald worden. In 1809 werd zodoende aan Lodewijk Napoleon verzocht de muur (aan de IJsselzijde) te mogen slopen. Deze gaf toestemming, zolang deze nog wel als waterkering dienst kon doen. Gedeeltes van de muur aan de IJsselzijde zijn ook niet gesloopt, omdat daar inmiddels woon- en pakhuizen tegenaan waren gebouwd.

In 1812 mocht ook de muur aan de landzijde gesloopt worden. Het slopen begon toen weliswaar, maar werd pas in halverwege de jaren 30 van de 19e eeuw voltooid. Een gedeelte van het puin werd gebruikt voor strekdammen in het Keteldiep. Ook veel van de grote poorten en alle kleine poorten zijn gesneuveld. In 1803 werd de Zwanenpoort al gesloopt, in 1837 de Vispoort, die toegang gaf tot de brug, in 1843 de Venepoort (aan de zuidzijde) en in 1893 de Hagenpoort (officieel om stadsuitbreiding mogelijk te maken, officieus omdat de goten vervangen moesten worden, maar dit niet mogelijk was). Daarna bleef Kampen evenwel een belangrijke garnizoensstad, dit had te maken met de strategische ligging van Kampen in die tijd: aan de IJssel, aan de Zuiderzee en bij een brug van de IJssel, die vanaf 1600 tot midden 19e eeuw door een buitenwacht aan de andere kant van de IJssel bewaakt werd. Op de plek van de huidige Stadsbrug stond immers al sinds 1448 een permanente brug.

Kampen telde tot de jaren 70 van de twintigste eeuw drie kazernes: een was de Van Heutszkazerne aan het van Heutszplein aan de Oudestraat. Hierin was tot in het begin van de 21e eeuw een Kunstacademie gehuisvest, voordat deze naar Zwolle verhuisde onder de naam ArtEZ. Een andere was de Koornmarkt Kazerne, waar de KNIL onder anderen een officieren opleiding huisvestte. Thans is daar de Theologische Universiteit Kampen gevestigd. Verder was er op de Vloeddijk een kazerne waar ook een officierenopleiding gevolgd kon worden, dit gebouw wordt tegenwoordig gebruikt door Quintus, centrum voor kunsteducatie. Aangezien ook militairen oud worden, was er ook een tehuis voor militairen aan de Nieuwe Markt (dit was in de middeleeuwen een tuin van de monniken van de nabijgelegen Broederkerk).