rondkijken in ....

Steenwijk

alles is gratis

Stadswandeling niet beschikbaar

naar alle andere stadswandelingen

InZicht video niet beschikbaar

naar alle andere InZicht video's

ZichtOp video over Steenwijk

fotovideo met muziek

understanding Dutch is not necessary


Fotoshow van Steenwijk

understanding Dutch is not necessary


foto: Jan Geerling cc-by-sa-4.0 

Geschiedenis van Steenwijk

Over het vroegste verleden van Steenwijk is weinig bekend. In de stad zelf zijn uit de eerste eeuwen van haar bestaan geen geschreven bronnen bewaard. Zij zijn waarschijnlijk verloren gegaan bij een stadsbrand, die in 1523 door plunderende Gelderse troepen onder leiding van Maarten van Rossum werd veroorzaakt. Steenwijk is vanouds het centrum van de wijde regio, een gebied dat nu verdeeld is over de provincies Overijssel, Friesland en Drenthe. Het Friese deel van dat gebied werd in 1309 voor het eerst genoemd als Stellingwerf. De kerk van Steenwijk is de moederkerk van dat grote gebied. Dochterkerken zijn onder meer Oldeholtpade en Meppel. De oudste vermelding van Steenwijk komt voor in een akte van 13 maart 1141, waarbij de Utrechtse bisschop Hartbert de kerk van Steenwijk aan de Benedictijner abdij te Ruinen schonk. Vermoedelijk op 29 februari 1296 werd de parochiekerk van Steenwijk verheven tot de kapittelkerk van St. Clemens en werd het dorp Steenwijk verheven tot de stad Steenwijk. Voor de middeleeuwse geschiedenis van Steenwijk is een cartularium van het kapittel van St. Clemens, aangelegd rond 1500, van belang.

De Tachtigjarige Oorlog (1568 - 1648) maakte dat Steenwijk veelvuldig in beeld kwam in de vaderlandse geschiedenis. In 1568 wist het stadsbestuur de inkwartiering van Spaanse troepen door Alva nog af te kopen met 112 goudgulden, maar in 1572 namen de spanningen weer toe. Ditmaal was het Willem IV van den Bergh die Steenwijk voor Willem van Oranje veroverde. Deze staatse bezetting duurde echter slechts een paar maanden. De herovering van Zutphen door het Spaanse leger deed zulke gruwelijke berichten vooruitsnellen dat het Staatse leger al snel de stad verliet en Steenwijk weer koningsgezind werd. Tot maart 1577 zorgde een contingent militairen uit Wallonië voor handhaving van het Spaanse gezag. De Staten van Overijssel wisten echter door betaling van achterstallige soldij deze bezettingsmacht weg te krijgen en kozen in maart 1580 de zijde van de Opstandelingen als reactie op het overlopen van de graaf van Rennenberg.

De Overijsselse Staten hadden gezorgd voor de aanwezigheid van een compagnie soldaten onder leiding van kapitein Olthof. In oktober kwam nog een 2e compagnie onder leiding van Johan van den Kornput in Steenwijk aan. Daags daarna begon de Spaansgezinde George de Lalaing, graaf van Rennenberg, met een leger van ruim 7.000 man zijn Beleg van Steenwijk (1580-1581). De beschietingen van november in dat jaar vernietigde een 70-tal woningen en vormden een ware beproeving voor de inwoners van de stad en de kleine verdedigingsmacht van slechts 600 soldaten. Het duurde tot december voordat er hulp kwam van het Staatse leger onder leiding van de Engelse overste John Norritz. Op 23 februari 1581 gaf graaf Rennenberg, inmiddels zelf zwaar ziek geworden, zijn beleg op en werd Steenwijk ontzet. Dat Steenwijk stand hield gedurende het vier maanden durende beleg was te danken aan het krachtdadige optreden van hopman Johan van den Kornput. De graaf van Rennenberg stierf enkele maanden later en werd begraven in de Martinikerk te Groningen. De uitgeputte Steenwijkers hadden overigens weinig weerstand meer en kregen in 1581 ook nog eens met een pestepidemie te maken. Van de 2.500 inwoners stierven er in korte tijd 2.300.

Al in november 1582 wisten de Spanjaarden onder leiding van Juan Baptista de Taxis Steenwijk opnieuw in bezit te nemen, waardoor de overgebleven protestanten halsoverkop de stad ontvluchtten. Steenwijk werd een Spaans bolwerk, met nog slechts 50 van de oorspronkelijke bewoners, en vormde een constante bedreiging voor de Opstandelingen. Alleen Zeeland, Holland, Utrecht en Friesland waren niet in Spaanse handen. De dreiging van een herovering door stadhouder Maurits van Oranje in 1591 zorgde voor een hernieuwde opbouw van de verdedigingswerken van de stad. In korte tijd wisten de Spanjaarden belangrijke verbeteringen aan te brengen en werd de legermacht uitgebreid tot ruim 1.000 man (vnl. Walen en Bourgondiërs) onder leiding van Anthonie de Coquel.

Toch was het allemaal niet voldoende. Op 28 mei 1592  verschenen prins Maurits en Willem Lodewijk voor de stad met een leger van 8.000 man en sloot alle toegangswegen hermetisch af, waarna Steenwijk opnieuw een beleg moest ondergaan. Op 5 juli 1592 na een heftige strijd die 44 dagen duurde gaven de Spanjaarden zich over. Ook nu had Johan van den Kornput belangrijk bijgedragen aan de verovering van Steenwijk door het Staatse leger van Maurits en zijn neef Willem Lodewijk. Al deze oorlogen en bezettingen hadden echter wel hun tol gevergd; Steenwijk was praktisch volledig in puin geschoten en de verdedigingswerken waren aan een forse opknapbeurt toe. Het duurde echter tot 1597, na een mislukte aanval van de Spaansgezinde graaf Frederik van den Bergh, voordat de Raad van State de middelen beschikbaar stelde voor wederopbouw van de verdedigingswerken.