Bindweefselziekten en vasculaire anomalieën
Bindweefselziekten
Anamnese
Voorgeschiedenis: dissectie, aneurysma, uterusruptuur, intestinale ruptuur, dislocaties
Anamnese: overmatig rekbare huid, brede atrofische littekens door slechte wondgenezing, snel blauwe plekken, hypermobiele gewrichten, chronische gewrichtspijn
Familieanamnese positief voor EDS, aneurysmata, dissecties
Lichamelijk onderzoek: gespleten uvula (Loeys-Dietz), overmatig rekbare huid, hypermobilie gewrichten, epicanthale plooi (plooi van bovenste ooglid dat de binnenste hoek van het oog bedekt), spanwijdte
Aneurysmata en dissecties van aorta
Marfan
Klinische kenmerken:
Aortawortelaandoeningen: aneurysmatische dilatatie, aortaklepinsufficiëntie, aortadissectie
Cardiaal: mitralisklepprolaps
Skeletaal: excessieve groei lange pijpbeenderen, arachnodactylie
Wrist sign
Thumb sign
Loeys-Dietz
Heterozygote mutatie in TGF-beta receptor 1 of 2. Gevolg: disorganisatie van elastische vezels en collageenafzetting in de aorta met aneurysmata en dissecties tot gevolg (met name distaal van aortaowortel).
Autosomaal dominante overerving
Karakteristiek:
Type 1: wijd uitstaande ogen (hypertelorisme), palatoschisis, bifide (gespleten uvula), craniosynthese
Type 2: huidafgwijkingen en dystrofische littekens
Tevens: arachnodactylie en gewrichtshyperlaxitieit
Behandeling: strike controle bloeddruk met bet-ablokker en ARB (o.a. ook voor antagonerende effect van TGF-beta)
Follow-up periodiek middels beelvorming
Achtergrond
Prevalentie 1:5000
Meest frequent is hypermobiel EDS, gevolgd door klassieke en vasculaire typen. De overige typen zijn zeer zeldzaam.
Oorzaak is meestal gelegen in synthese en processing van collageen
Overerving is autosomaal dominant voor klassieke en vasculaire type, en mogelijk ook voor hypermobiele type (maar genetische afwijking nog niet bekend).
Vaak de novo mutaties (~50% voor klassieke en vasculaire type), dus familieanamnese hoeft niet positief te zijn.
Meest voorkomende typen
Klassieke EDS (cEDS = type I en II)
Major criteria: overmatig rekbare huid, brede atrofische littekens (sigaretpapier-achtig) met slechte wondgenezing, hypermobiele gewrichten
Minor criteria: zachte deegachtige huid, makkelijk blauwe plekken, fragiele huid, molluscoide pseudotumoren, subcutane sferoiden (harde sucutane beweegbare noduli), complicaties van hypermobiele gewrichten, hernia, positieve familieanamnese, epicanthale plooi (plooi van bovenste ooglid dat de binnenste hoek van het oog bedekt)
Autosomaal dominant, vaak mutatie collageen type V (COL5A1 of COL5A2)
Hypermobiel EDS (hEDS = EDS type III)
Kliniek: hypermobiliteit van grote gewrichten, kleine gewrichten en wervelkolom, frequente dislocatie van gewrichten (vaak schouder, patella, temporomandibulair gewricht), chronische gewrichtspijn (lijkt op fibromyalgie)
Verwijscriteria hier te vinden
Diagnose wordt gesteld op basis van aanwezigheid van alle drie de volgende criteria (zie Engelstalige checklist)
Criterium 1: Gegeneraliseerde hypermobiliteit
Beighton score >4 indien leeftijd <50 jaar of >3 indien leeftijd <50 jaar
Indien 1 punt onder afkapwaarde, vraag dan (1) of patiënten ooit hun handen plat op de grond konden leggen met gestrekte knieën, (2) of hun duim ooit hun voorarm heeft geraakt, (3) of ze als kind splits konden doen of hun lichaam in vreemde posities konden wringen, (4) of de schouder of knieschijf meer dan 1x uit de kom is gegaan
Criterium 2: aanwezigheid van twee of meer van kenmerken A, B of C
Kenmerk A (ten minste 5 van 12 criteria aanwezig)
Opvallend zachte of fluweelachtige huid.
Milde hyperelastische huid (huid aan de onderzijde van de onderarm is minstens 1,5 cm op te rekken).
Onverklaarbare striae zoals striae op de rug, lies, dijbenen, borsten en of buik bij adolescenten, mannen of prepuberale vrouwen die in het verleden nooit veel van gewicht veranderd zijn.
Aan twee voeten piezogene papels aan de hiel. Kleine bultjes die zichtbaar zijn zodra de voet belast wordt. Ze ontstaan doordat vetweefsel uitstulpt door de opperhuid.
Terugkerende of meerdere buikwandbreuken (bijvoorbeeld liesbreuk of navelbreuk).
Atrofische littekens (dunne en diepliggende littekens/ milde sigarettenpapier littekens) op ten minste 2 plekken zonder dat ze echt perkamentachtig en/of geelbruin verkleurd zijn zoals gezien wordt bij klassieke EDS.
Bekkenbodem-, rectum- of baarmoederverzakking bij kinderen, mannen of vrouwen die niet langer dan 20 weken zwanger zijn geweest, zonder dat ze ooit morbide obesitas hebben gehad of een andere onderliggende medische oorzaak.
Dental crowding (ruimtegebrek waardoor tanden scheef staan) in combinatie met een hoog en/of smal gehemelte.
Arachnodactyly (de vingers zijn heel lang en dun ten opzichte van de handpalm). Het duimteken/Teken van Steinberg positief is aan beide kanten: als de duim in de handpalm wordt gelegd en de handpalm gesloten steekt de duimtop uit. Het polsteken/Teken van Walker-Murdoch positief is aan beide kanten: (wanneer) de eerste en vijfde vinger om de andere pols worden gelegd overlappen ze elkaar.
De verhouding tussen de armlengte en lichaamslengte is groter dan of gelijk aan 1.05
Mitralisklepinsufficiëntie vastgesteld met een echo. Meestal is deze mild bij hEDS patiënten en hoeft deze niet behandeld worden.
Dilatatie oftewel een verwijding van de aortawortel met een Z-score >+2
Kenmerk B: positieve familieanamnese, d.w.z. één of meer eerstegraads (ouder, kind, broer of zus) familieleden voldoen aan de criteria voor hEDS.
Kenmerk C (ten minste één criterium aanwezig):
Dagelijks terugkerende muscoskeletale pijn in twee of meer ledematen die minstens 3 maanden duurt.
Chronische wijdverspreide pijn die minstens 3 maanden aanwezig is.
Terugkerende gewrichtsluxaties of duidelijk aanwezig instabiliteit van de gewrichten zonder trauma, er moet sprake zijn van a of b:
Drie of meer luxaties zonder trauma in hetzelfde gewricht of 2 of meer atraumatische luxaties in verschillende gewrichten op verschillende momenten.
Medisch bevestigde gewrichtsinstabiliteit op 2 of meer plekken die geen verband houdt met een trauma.
Criterium 3: afwezigheid van alle drie de volgende criteria
Afwezigheid van ongewone kwetsbaarheid van de huid. In dat geval moeten andere typen van EDS overwogen worden.
Andere aangeboren of ontstane bindweefselaandoeningen moeten uitgesloten zijn, alsook auto-immuun reumatische aandoeningen. Bij patiënten die een verkregen bindweefselaandoening hebben (bijvoorbeeld lupus of reumatoïde artritis) moet een patiënt voor een bijkomende diagnose met hEDS voldoen aan kenmerk A en B bij criteria 2. Kenmerk C telt in dit geval niet mee voor de diagnose.
Het uitsluiten van andere diagnoses die gewrichtshypermobiliteit kunnen veroorzaken door hypotonie (verminderde spierspanning) en/of bindweefselzwakte zoals neuromusculaire aandoeningen, andere erfelijke bindweefselaandoeningen (bijvoorbeeld Marfan, andere types EDS en Loeys-Dietz syndrome) en skeletdysplasie (botgroeistoornis zoals osteogenesis imperfecta).
Vasculaire EDS (vEDS = type IV)
Spontane vasculaire of viscerale rupturen
Vaak afwezigheid van hypermobiliteit van grote gewrichten, soms wel milde hypermobiliteit van kleine gewrichten
Major criteria: arteriële ruptuur, intestinale ruptuur, uterusruptuur, carotis-caverneuze sinus fistel, positieve familieanamnese met bekende pathogene mutatie in COL3A1
Minor criteria: snel blauwe plekken, dunne doorzichtige huid, karakterstiek gelaat (dun gezicht, grote ogen, dunne lippen, dunne neus), acrogeria (vroegtijdige veroudering huid), hypermobiliteit van kleine gewrichten, pees- en spierrupturen, klompvoeten, congenital heup dislocatie, early-onset varicositas, spontane pneumothorax, teruggetrokken tandvlees, keratoconus
Genetica: autosomaal dominant, mutatie in procollageen type III gen (vaak COL3A1)
Klinische kenmerken
Huid overmatig rekbaar
>4 cm uit te rekken in nek of onderarm (ventrale zijde) tot weerstand gevoeld wordt
Hypermobiele gewrichten (vaak luxaties/subluxaties): maximaal 9 punten te scoren obv onderstaande criteria (positief indien >=5 punten)
Passieve dorsiflexie van pink >90 graden met horizontale onderarm (1+1 punt)
Duim kan onderarm raken (1+1 punt)
Hyperextensie elleboog >10 graden (1+1 punt)
Hyperextensie knie >10 graden (1+1 punt)
Handpalmen op grond bij flexie heup met gestrekte knieën (1 punt)
Fragiel weefsel
Doorzichtige/dunne huid
Slechte wondgenezing
Snel blauwe plekken
Ongewone littekens (brede littekens)
Beighton score
Vaatmalformaties
Klippel-Trenaunay syndroom
Achtergrond: zeldzaam, incidentie/prevalentie onbekend, in principe sporadisch en niet genetisch; voorbeeld van een 'slow flow' vaatmalformatie
Classificatie: volgens dit schema
Kliniek:
Vaatverkleuring: scherp afgrensbare, grillige vaatverkleuring (wijnvlekken), vaak op onderste extremiteiten maar soms ook bovenste extremiteiten (zie figuur 1A)
Tortueuze varicositas meestal op laterale of anterolaterale dijbeen (vaak al op kinderleeftijd) veroorzaakt door persisterende embryonale kleploze veneuze structuren Indien deze veneuze structuren zich in subcutaan weefsel bevinden, dan kan het zich presenteren als een zachte blauwkleurige massa.
Structurele veneuze afwijkingen: veneuze hypoplasie/aplasie, veneuze aneurysmata/dilatatie, veneuze klepinsufficiëntie, compressie door fibrotische strengen of vaatanomalieën
Lymfatische malformatie: oppervlakkige vasculaire 'blebs' (ectasieën) of lymfangieëctasieën (zie figuur 1B) met risico op chronische lymfelekkage en secundair infectie. Soms ook pseudoveruceuze hyperplasie en lymfoedeem.
Overgroei van weefsel/bot: langere of dikkere ledematen door overmatige groei van weefsel en votten
Complicaties: verhoogd risico op tromboflebitis en (minder vaak) DVT of longembolie, kleine bloedingen uit veneuze ectasieën of grote bloedingen uit veneuze malformaties, chronisch lymfoedeem/veneuze insufficiëntie, celullitis, chronische pijn
Pathofysiologie: Vaak veroorzaakt door mozaïek-activerende mutaties in PIK3CA. Bij mildere varianten kan sprake zijn van activerende mutaties in GNAQ of GNA11 (waar de diagnose 'diffuse capillary malformation with overgrowth' beter bij past). Gain-of-function PIK3CA mutaties leiden tot mTOR met proliferatie en angiogenese als gevolg.
Diagnostiek:
Kliniek is het belangrijkste.
Lab: D-dimeer, trombocyten, fibrinogeen
Overweeg MRI ter evaluatie uitgebreidheid vaatanomalieën
Biopt is niet geïndiceerd, tenzij genetische diagnostiek op weefsel nodig is
Behandeling:
Conservatief: steunkousen, lymfemassage, fysiotherapie
Overweeg acetylsalicylzuur of proefbehandeling met lage-dosis rivaroxaban/apixaban indien sprake lijkt van chronische coagulopathie (verhoogd D-dimeer, laag fibrinogeen, trombopenie)
Laagdrempelig tromboseprofyaxe rond ingrepen en bij zwangerschap
Bij voorkeur geen oestrogenen als anticonceptie
Sirolimus (mTOR remmer)
Endovasculair: embolisatie met alcohol/bleomycine, sclerotherapie
Chirurgisch: debulking, aanleg lymfatische-veneuze anastomose, stabilisatie bot bij dreigende pathologische fractuur
Hereditaire hemorrhagische teleangiectasieën (HHT; Rendu-Osler-Weber)
Websites
Second Internal Guidelines for the Diagnosis and Management of HHT (2020)
Achtergrond
Autosomaal dominante aandoening, prevalentie 1:5000-8000. Vaker bij Afro-Caribbeaanse afkomst (bv. Antillen).
Genetica: pathogene mutatie in ENG (HHT type 1), ACVRL1 (HHT type 2) of SMAD4 (JPHT). Variabele correlatie tussen genotype en fenotype, als ook variabele penetrantie. De mutaties leiden tot veranderde signaling van bone morphogenetic protein (BMP) en TGF-beta die nodig zijn voor ontwikkeling en behoud van arterioveneuze identieit. Daardoor is sprake van verstoorde vasculaire remodeling en vaatwandintegriteit.
Kliniek: recidiverende bloedneuzen, gastrointestinaal bloedverlies, ijzergebreksanemie, mucocutane teleangiectasiën. Soms: laag-gradige hemolyse, pulmonale hypertensie, veneuze tromboembolie
Daarnaast: arterioveneuze malformaties/shunts (AVM) in longen, lever en cerebraal.
Risico pulmonale AVM: herseninfarct (paradoxale embolus), cerebraal abces en migraine. Tevens hypoxemie, secundaire polycythemie en soms pulmonale hypertensie
Risico cerebrale AVM: bloeding
Risico hepatische AVM: high-output hartfalen
Diagnostiek
Klinische diagnose o.b.v. drie of meer Curacao criteria (twee criteria = suspected HHT; drie criteria = definite HHT)
Spontane en recidiverende bloedneuzen
Meerdere mucocutane teleangiectasieën op typische plekken
Orgaanbetrokkenheid, zoals gastrointestinale teleangiectasieën of pulmonale/cerebrale/hepatische AVM
Eerstegraads familielid met HHT
Genetische diagnose o.b.v. pathogene variant
Behandeling
Bron: richtlijn
Epistaxis: topicale behandeling, tranexaminezuur indien onvoldoende effect; zo nodig ablatie, angiogeneseremmer (bv. bevacizumab) of operatie
Gastrointestinaal bloedverlies:
Eerst gastroscopie
Tevens coloscopie indien SMAD4-HHT of voldoend aan criteria voor screening colorectaal carcinoom
Indien geen afwijkingen bij gastroscopie: videocapsule
Overweeg tranexaminezuur
Indien onvoldoende effect: overweeg bevacizumab
Anemie
Controleer altijd hemoglobine en ijzerstatus
Behandel eerst met orale ijzertherapie. Indien niet effect: intraveneus ijzer. Indien nog steeds onvoldoende effectief: bloedtransfusie.
AVM: screen naar hepatische, cerebrale en pulmonale AVM