Nierinsufficiëntie
Definities
Acute nierinsufficiëntie
Serumkreatininestijging ≥26,5 µmol/l in 48 uur; of
Serumkreatininestijging ≥50% in de laatste 7 dagen; of
Urinevolume < 0,5 ml/kg/uur gedurende minimaal 6 uur
Oligurie = <400 ml/24h
Aanurie = <100 ml/24h
Literatuur
Ureum-kreat mismatch (UpToDate)
Urineonderzoek (UpToDate)
Acute nierinsufficiëntie (Acute Boekje)
Prerenale nierinsufficiëntie (Acute Boekje)
Renale nierinsufficiëntie (Acute Boekje)
Postrenale nierinsufficiëntie (Acute Boekje)
Transplantatie en acute nierinsufficiëntie (Acute Boekje)
Oorzaken acute nierinsufficiëntie
Paraproteine slaat neer in de tubuli ten tijde van verminderde perfusie. Dit kan spontaan, maar ook uitgelokt worden door bijvoorbeeld NSAIDs, contrast of dehydratie.
Tubulo-interstitiële nefritis
Meestal medicatie (>75%), soms systeemziekte (sarcoidose, SLE, Sjögren) of infectie.
Veel voorkomende medicamenteuze oorzaken: NSAID, antibiotica, PPI
Soms koorts, rash, eosinofielen >0.5 (25-30%). Sediment: soms leukocyturie en erytrocyturie. Proteinurie kan varieren van minimaal tot >1 g/dag. Vaak FeNa >1% (niet altijd).
Behandeling: stoppen met medicament, eventueel corticosteroiden na 3 weken indien geen verbetering (dan bij voorkeur eerst biopt)
Acute tubulusnecrose
Epitheliale necrose, occlusie van tubuli en tubulaire backleack als gevolg van hypotensie (bv sepsis/chirurgie/bloeding), met name bij hypoperfusie die ernstig is of van lange duur.
Urineproductie is verminderd of normaal.
Concentrerend vermogen is afgenomen door dysfunctie tubuli waardoor vrijwel geen terugresorptie van water en zout (sterk verhoogde FeNa). Hoe slechter de tubulusfunctie, hoe meer de urine op het ultrafiltraat lijkt.
Als de filtratie herstelt kan polyurie en hypovolemie ontstaan, zelfs bij een lage GFR door het ontbreken van terugresorptie.
Behandeling: optimaliseren hemodynamiek, nefrotoxinen vermijden. Diuretica vebeteren diurese, maar hebben geen effect op herstel.
Differentiaal diagnose op basis van anatomie
Aanvullend onderzoek
Anamnese en lichamelijk onderzoek: hypovolemie (o.a. diarree), diurese, medicatie
Lichamelijk onderzoek: volumestatus, buikpijn, rectaal toucher, aanwijzingen vasculitis
Bloed: hemoglobine, MCV, leukocyten, leukocytendifferentiatie, trombocyten, natrium, kalium, bicarbonaat (veneus), chloride, kreatinine, ureum, calcium, fosfaat, urinezuur, albumine, glucose, CK, ASAT, LDH, CRP, eGFR middels CKD-EPI. Ter overweging: fragmentocyten, vrije ketens en M-proteïne.
Let op: MDRD geeft overschatting bij ondergewicht en onderschatting bij grote spiermassa, eGFR >60 mL/min of negroïde ras
Urinedipstick: pH, hematurie/hemoglobinurie (indien positief sediment en eventueel dysmorfe ery's), proteïnurie (indien positief kwantificeren middels eiwit/kreatinine ratio, nadien middels 24-uurs urine onderzoek), leukocyten, nitriet, soortelijk gewicht. Let op: een negatieve dipstick sluit microalbuminerie of lichte ketens in urine niet uit.
Urinesediment: cellen, cilinders, bacteriën.
>2 erytrocyten per gezichtsveld = microscopische hematurie
Leukocytencilinder komen vanuit tubuli, past bij pyelonefritis of allergische interstitiële nefritis.
Erytrocytencilinder is een afgietsel van tubuli en duidt op doorbraak kapsel van Bowman, past bij actieve glomerulonefritis. Wordt overigens niet standaard beoordeeld door analist.
Dysmorfe erytrocyten >40% is redelijk specifiek voor glomerulaire ziekte
Urineportie (kwantitatief): natrium, chloride, kreatinine, ureum en eiwit. NB: normale diurese = ca. 1500 cc/24h, dus daarmee eventueel omrekenen
Fractionele ureumexcretie (indien diureticagebruik)
24-uurs urine: hoeveelheid, ureum, kreatinine, eiwit en natrium
Schat altijd het verwachte kreatinine op basis van de lichaamsbouw van een patiënt
24-uurs natrium in mmol/L gedeeld door 17 = aantal gram zoutinname. Dus 6 gram = ca. 100 mmol.
Echo nieren
Bevindingen bij onderzoek van de urine
Acute vs chronische nierinsufficiëntie
Beleid
Acute dialyseindicaties
Therapieresistente overvulling (longoedeem, hypoxie, orthopneu, hartfalen)
Therapieresistentie hyperkaliëmie
Uremisch syndroom (pericarditis; encefalopathie: asterixis, bewustzijns-/aandachtstoornis; misselijkheid, braken)
Acidose (pH < 7,2) waarbij i.v. natriumbicarbonaat niet haalbaar is (bv. ernstige overvulling)
Ernstige hyperfosfatemie