HIV

Websites

Nationale HIV richtlijn (diagnostiek, behandeling en opportunistische infecties)

Symptomen acute HIV

  • Anamnese: meestal mononucleosis-beeld (griepverschijnselen met koorts), lymfadenopathie, nachtzweten, huiduitslag, spierpijn, gewrichtspijn, hoofdpijn, diarree, orale of genitale ulcera, gewichtsverlies, hoog-risico exposure (MSM, drugsgebruik)

  • Laboratoriumonderzoek: leukopenie, trombopenie, verhoogd ALAT/ASAT

  • Differentiaaldiagnose: EBV, CMV, influenza, virale hepatitis, streptokokkeninfectie, lues

  • NB: HIV leidt gemiddeld na 8-10 jaar tot AIDS (range: 0-15 jaar)

Diagnostiek

Wanneer testen

  • Klachten passend bij acute HIV (zie boven)

  • Bij SOA of indicatorziekte: orofaryngeale candidiasis, herpes zoster, ernstig seborroïsch eczeem of psoriasis, recdiverende pneumonieën, non-Hodgkin lymfoom, TBC, cervixcarcinoom en infecties als hepatitis B of C

  • Onverklaarde klachten zoals moeheid, chronische diarree, lymfadenopathie, gewichtsverlies, anemie, trombopenie, polyneuropathie

  • MSM, sekswerkers, afkomstig uit endemisch land of wisselende seksuele contacten in het afgelopen jaar (≥3 contacten)

Verdenking HIV

  • Doe eerst antigeen-antilichaam test voor HIV-1 p24 (viraal eiwit) en IgM en IgG tegen HIV-1 en HIV-2

  • Indien negatief: HIV PCR indien verdenking op vroege infectie

  • Indien positief: confirmatie middels Western Blot of RNA-bepaling

  • Een infectie uitsluiten kan pas 3 maanden na het laatste risicocontact

Bevestigde HIV

  • Algemeen lab: bloedbeeld met leukocytendifferentiatie, natrium, kalium, kreatinine, ALAT, ASAT, gamma-GT, alkalisch fosfatase, bilirubine, lipidenprofiel, glucose

  • Urine: zwangerschapstest, urinesediment

  • Micriobiologie: HIV RNA level, resistentie, CD4+ getal, anti-HCV, HBsAg, anti-HBs, anti-HBc, cryptokokken antigeen (indien CD4 <100)

Follow-up

  • HIV RNA (viral load) iedere visite

  • CD4 getal iedere 6 maanden tot HIV RNA <100 copies/mL gedurende 1 jaar en CD4 >250

Moment X is moment van exposure en dag 0 is moment van infectie. BronDag 6-8: PCR wordt positiefDag 13-20: virale eiwitten (p24) detecteerbaarDag 20: IgM detecteerbaarDag 30: IgG detecteerbaar

Therapie

Infecties bij HIV

  • Opportunistische infecties bij CD4-penie

    • CD4 <50: Mycobacterium avium complex (MAC)

    • CD4 <100: toxoplasmose, cryptokokkeninfectie

    • CD4 <150: histoplasmose

    • CD4 <200: pneumocystis jirovecii

    • CD4 <250: coccidiodomycosis

    • Elk CD4 getal: TBC

  • Anamnese: koorts, koude rillingen, dyspnoe, hoesten, sputumproductie, diarree, neurologische klachten/verschijnselen, visusstoornissen, Mantoux/IGRA gedaan in verleden, expositie in verleden aan tuberculose/histoplasmose, cART gebruik

  • Differentiaal diagnose

    • Pulmonale klachten/verschijnselen: bij productieve hoest: pneumokokkenpneumonie, tuberculose, niet-productieve hoest: PJP

    • Neurologische klachten/verschijnselen: toxoplasmose, cryptokokken-meningitis (nekstijfheid kan ontbreken!), neurolues, intracerebraal lymfoom

    • Ontbreken van richtinggevende klachten/verschijnselen: differentiaal diagnose van koorts bij niet-HIV-patiënten, evt. M. avium infectie, histoplasmose, CMV ziekte, lymfoom

  • Lichamelijk onderzoek: temperatuur, bloeddruk, pols, zuurstofsaturatie, ademhalingsfrequentie, mond (candida), lymfklieren, longen, huidafwijkingen, neurologische verschijnselen.

  • Aanvullend onderzoek:

    • Bloed: hemoglobine, leukocyten + differentiatie (evt. absolute aantal neutro's), trombocyten, elektrolyten, nierfunctie, leverenzymen, glucose, albumine

    • X-thorax

    • Bloedkweken vóór start antibiotica; bij (vermoeden op) lage afweer ook bloedkweken op mycobacteriën

    • Urinekweek bij afwijkend sediment

    • Pulmonale klachten: neusspoelsel, nasofarynxuitstrijk of keeluitstrijk op luchtwegvirussen, sputumkweek, TB-diagnostiek, overweeg HR-CT en BAL

    • Diarree: Faeceskweek/-PCRs op banale verwekkers, C. difficile toxine, parasitair onderzoek

    • Neurologische verschijnselen: luesserologie, cryptokokkenantigeen in bloed en toxoplasma-serologie indien niet bekend, consult neuroloog, zeer laagdrempelig beeldvorming en LP (let op evt. stollingsstoornissen)

    • Visusklachten: consult oogarts

Bron