Straf van God

Belgische Christadelphians

Straf van God

Wij mogen aannemen dat algemeen genomen een straf een maatregel of bejegening is ter vergelding van een ongeoorloofde daad of van een verzuim, gewoonlijk met de bedoeling de bedrijver van herhaling te weerhouden, of om anderen een waarschuwing te geven en hen te laten inzien dat soortgelijke daden of nalatigheden niet zullen getolereerd worden. Om doeltreffend te zijn is de straf iets onaangenaams dat wordt opgelegd als boete of vergelding, dit ter verbetering en afschrikking van verdere overtredingen.

Men kan een straf oplopen als men een handeling doet die aanschouwd wordt als verkeerd. Het wordt opgelegd bij een strafbaar feit of handeling die bewust en vrijwillig gesteld is geworden. Het betreft zaken die in strijd met de natuurlijke rechtsorde zijn gepleegd en daarom voor bestraffing in aanmerking komen.

De straf wordt gezien als het omgekeerde van de beloning, welke er voor moet bijdragen dat de houding om goed te doen wordt gestimuleerd, terwijl er een afradingseffect ontstaat voor diegenen die de slechte dingen doen.

In de godsdienst heeft men predikers die er een genoegen in scheppen om met de "Straf van God" te zwaaien. Zij brengen een strafpredikatie waar zij hevige bestraffende toespraken houden waarbij zij uitweiden over fouten en ondeugden die de toehoorders zouden gedaan hebben. Door hun doemprediking hopen zij een ontrading naar voor te kunnen brengen en de mensen onder hun leiding te krijgen in de hoop dat zij aldus nog de nodige bescherming zullen kunnen genieten en goede strafpleiters zullen krijgen.

Graag wordt de straf de gelegenheid om kastijding te brengen. Het zou dan de noodzakelijke tuchtiging moeten zijn om de betrokkene terug op het rechte pad te krijgen, of in het ergste geval voor sommigen zelfs een altijd durende pijniging teweeg brengen. Maar dat laatste is volgens de Bijbel niet mogelijk omdat de mens niet eeuwig leeft. Hij zal sterven en met die dood zal de betaling voor zijn zonde gebeuren. Met de dood zal de schuld vereffend zijn. Dat laatste houdt in dat er verder geen aflossing zal moeten gebeuren. Dus geen extra marteling in een vagevuur of een eeuwig verbranden in de hel. Trouwens eens wij sterven zullen wij in onze dood niets meer kunnen voelen of doen, en zal niemand nog met ons kunnen praten of iets tegen ons kunnen doen. (Predikers 3: 19,20; 9:5,10; Psalm 6:5; 115:17; 146:4) Trouwens wordt de mens die zondigt reeds als dood beschouwt voor God (Ezechiël 18:4; Levieten 23:30) Eveneens wordt aan Christenen de hoop mee gegeven in de Blijde Boodschap of het Goede Nieuws van de Gezondene van God die gestorven is om de mensheid te redden, Jezus de Messias. Door de zonden van de wereld met hem aan de paal te laten ophangen is het loskoopoffer volbracht. Jezus heeft volwaardig zich als loskoper aangeboden. En God heeft dit Zoenoffer aanvaard. Zij die beweren dat mensen die gezondigd hebben daar na hun dood nog voor zouden moeten boeten zijn dan niet erkentelijk naar Jezus toe en geloven ook niet in de volmacht die God aan Jezus heeft gegeven die later nog zal terugkeren om te oordelen de levenden en de doden. Indien de mensen na hun dood dadelijk naar een vagevuur of hel zouden gaan valt er daarna toch niet meer over hen te oordelen want zij krijgen buiten hun dood, dat al de veroordeling was voor de zonden, nog eens een bestraffing in een vuur terwijl anderen dan rechtstreeks naar de hemel zouden mogen gaan.

Voor dat mensen hun natuurlijke of andere dood hier op aarde vonden kon het wel gebeuren dat God een straf over hen bracht.

Bij de aanvang der tijden moest God Zijn verbolgenheid reeds tonen naar de eerste mensen toe, die Zijn vertrouwen hadden geschonden (Genesis 3). Na de zondeval werden Adam en Eva weggezonden uit het Aards Paradijs. In de tweede generatie van de mens vinden wij een afgrijselijke gebeurtenis waarbij wij zien dat God de mens toch nog een goed hart toe draagt en zelfs beschermingsmaatregelen treft voor de moordenaar Kaïn die zijn eigen broer Abel uit jaloezie doodde. Het is omdat de mensheid steeds verdorvener werd dat God het noodzakelijk werd bevonden door God om de mensen te waarschuwen dat zij zich konden keren want dat anders hun leefwereld zou vernietigd worden door een stroom van water. Doorheen de geschiedenis zond God mensen uit om hen voor een komende straf te verwittigen. Hiermee gaf Hij hen de kans om te veranderen en het tij alsnog te keren. Zo trachtte de rechtvaardige Noach voor meerdere jaren de mensen tevergeefs te waarschuwen voor een komende zondvloed (Genesis hoofdstukken 6-10). Zij hadden geen gehoor voor een nakende straf van God. De aarde werd herbevolkt door de familie van Noach en Jehovah verkoos opnieuw een rechtvaardige om als stamhoofd op te treden en de mensen te leiden. Abraham werd de eerste Aartsvader of Patriarch (427 jaar na de Zondvloed). Met Abraham maakte God een Verbond en zegende zijn nageslacht om uit te gaan als het Volk van God. Later werd Jakobs naam Israël (1571 vGT) (Genesis 12-32).

Het grote Babylon gold zo'n 1700 jaar als de belangrijkste wereldstad en die positie deed de drang naar de hoogste en de beste te zijn toenemen, waardoor zij het mogelijk achtten om een toren tot in de hemel te bouwen (Vermoedelijk de Tempel van Jupiter Belus in 440 vGT) (Genesis 11). Ze sloegen er in om tot 200 meter of 8 verdiepingen te gaan met een oppervlak van 140 625 m². Maar daar kwam God ook tussenbeide om hen te straffen voor hun hoogmoed. Hij bracht spraakverwarring door meerdere talen onder hen.

Toen de farao van Egypte Gods Volk niet vrij wenste te laten gaan en het verder bleef onderdrukken bracht Jehovah verscheidene waarschuwingen over het volk. 10 plagen konden aanzien worden als straf van God, waardoor uiteindelijk de farao toch het onderspit delfde en toe gaf om Mozes te laten gaan met het aan God toebehorende volk (Exodus 7-12). Bij deze exodus begeleide God hen door de Rode Zee en moest nogmaals Zijn strenge hand tonen omdat de farao toch zijn leger achter Mozes had aangestuurd. Zij vonden de dood in de Rode Zee (Exodus 12-15). Nadat Mozes de tien geboden van God had ontvangen en terug in het dal kwam vond hij een volk dat was over gegaan tot aanbidding van een gouden kalf (Exodus 19-32). Deze misdraging werd door God bestraft nadat HIij ook hier weer eerst de kans gaf om kleur te bekennen. Men mocht al of niet voor God kiezen en dan pas zou het oordeel vallen. Erg genoeg verloren toen 3000 Israëlieten hun leven door het zwaard van de Levieten (Exodus 32). Ook liet god kennen aan Mozes dat Hij enkel diegenen die zondigen tegen zijn geboden Hij zou schrappen uit Zijn boek (Exodus 32:32-34). Hier worden wij er voor verwittigd dat er een Laatste Dag zal komen welke de dag der Verantwoording zal zijn (Exodus 32:34). Zelfs na tegen God ingegaan te zijn komt God die mensen toch nog ter hulp maar zend daar ook een straf naar de volkeren die wel tegen Hem waren. De Kanaänieten, Amorieten, Hethieten, Perizzieten, Chiwwieten en Jebusieten worden verdreven worden verdreven ook al had God het onhandelbaar volk onderweg kunnen doden. (Exodus 33:2-6) De straf die God verder oplegde om verder geen juwelen meer te dragen kon men moeilijk als een zeer zware straf aanschouwen of vergelijken met mensen die de dood vinden als straf. Ook kan men zien dat God diegenen die iets ergs gedaan hadden nog een ontkoming tot straf gaf. Zo voorzag God ook zes vrijsteden, drie aan elke zijde van de Jordaan, opdat een doodslager die iemand zonder opzet gedood had toch nog daarheen kon vluchten en aan een daarop volgende dood kon ontsnappen. Wel is het zo dat god de mogelijkheid geeft aan de mens om anderen te straffen voor hun fouten en dat er in de oudheid wel doodstraf mocht gegeven worden oor opzettelijke doodslagers en oudermishandelaars (Exodus 21:12-17). In Exodus hoofdstukken 21 - 23 kunnen wij leren van de Godsbepalingen omtrent handelingen en bestraffingen daarvoor.

Voorkeur gevende aan het Woord van God in plaats van aan het woord van mensen en aan tradities.