omtrentgeloofengospel
Omtrent Geloof en Gospel
Het Geloof tot werking laten komen en levengevend laten zijn.
Omtrent het Geloof en de Gospel
1. Is geloof op zich voldoende om ons te kunnen laten genieten van het werk van Christus?
Antwoord: Neen er moet gehoorzaamheid zijn enhet geloof moet bewezen worden door "werken". Enkel door onze werken zelf konden wij geen vrijheid krijgen. Het is dankzij de gratie van God en door het Zoenoffer van Christus dat wij zijn vrijgekocht, maar om deze gave te blijven verdienen moeten wij ons er ook waardig voor tonen.
“En wat is het geloof? Het geloof is een vaste grond van wat hij hopen, het overtuigt ons van de werkelijkheid van onzichtbare dingen.” (Heb 11:1 WV78)
“Zo ontstaat dan het geloof door de prediking, en de prediking geschiedt in opdracht van Christus.” (Ro 10:17 WV78)
“Hij twijfelde geen ogenblik aan Gods belofte. Integendeel, hij heeft God Geeerd door de kracht van zijn geloof,” (Ro 4:20 WV78)
“Immers, wat zegt de Schrift? Abraham heeft God geloofd en dat geloof is hem aangerekend als gerechtigheid.” (Ro 4:3 WV78)
“Hoe dan? Hebben wij, Joden, iets voor op de anderen? Helemaal niets. Ik heb immers reeds vastgesteld, dat allen, Joden zowel als heidenen, zich in de macht der zonde bevinden.” (Ro 3:9 WV78)[1]
2. Wat is het dat we geïnviteerd zijn te geloven of waren kunnen wij geloof stellen voor ons doopsel?
Antwoord: In de Gospel, of het Evangelie, de verkondiging van het Goede Nieuws welke het Woord van God is.
“Wie gelooft en gedoopt is, zal gered worden, maar wie niet gelooft zal veroordeeld worden.” (Mr 16:16 WV78)
“Voor dit evangelie schaam ik mij niet. Het is een goddelijke kracht tot heil van ieder die erin gelooft, allereerst de Jood, maar ook de heiden.” (Ro 1:16 WV78)
“In Gods wijsheid heeft de wereld met al haar wijsheid God niet gevonden; daarom heeft God besloten hen die geloven te redden door de dwaasheid van de verkondiging.” (1Co 1:21 WV78)[2]
3. Wat is de gospel?
Antwoord: Het woord "gospel" betekent Goed nieuws” of Evangelie dat staat voor de Verheugde Tijdingen of datgene dat ons een genoegen doet te horen. Het is de verheugde berichtgeving aangekondigd door Christus en de Apostelen, omtrent het te verwachten Koninkrijk van God en betreft de naam van Jezus Christus, de Zoon van God.
“Er volgde nu een tijd, waarin Hij predikend rondtrok door stad en dorp en de Blijde Boodschap van het Rijk Gods verkondigde. De twaalf vergezelden Hem,” (Lu 8:1 WV78)
“Maar Hij sprak tot hen: ‘Ik moet ook aan andere steden de Blijde Boodschap van het Godsrijk brengen, want daarvoor ben Ik gezonden.’” (Lu 4:43 WV78)
“Maar nu zij geloof geschonken hadden aan de prediking van Filippus over het Rijk Gods en de naam van Jezus Christus, lieten mannen zowel als vrouwen zich dopen.” (Hnd 8:12 WV78)
“En nu weet ik, dat gij mijn gelaat niet meer zult zien, gij allen bij wie ik rondgegaan ben om het Koninkrijk te prediken.” (Hnd 20:25 WV78)
“en ontving allen die bij hem kwamen.” (Hnd 28:30 WV78)[3]
[1] “Het geloof legt de grondslag voor alles waarop we hopen, het overtuigt ons van de waarheid van wat we niet zien.” (Heb 11:1 NBV)
“Dus door te luisteren komt men tot geloof, en wat men hoort is de verkondiging van Christus.” (Ro 10:17 NBV)
“Hij twijfelde niet aan Gods belofte; zijn geloof verloor hij niet, integendeel, hij werd erin gesterkt en bewees zo eer aan God.” (Ro 4:20 NBV)
“want wat zegt de Schrift? ‘Abraham vertrouwde op God, en dat werd hem als een daad van gerechtigheid toegerekend.’” (Ro 4:3 NBV)
“Wat betekent dit alles? Zijn we als Joden nu bevoordeeld? Niet in alle opzichten, want ik heb immers al heel duidelijk gemaakt dat allen, zowel de Joden als de andere volken, in de macht van de zonde zijn.” (Ro 3:9 NBV)
[2] “Wie gelooft en gedoopt is zal worden gered, maar wie niet gelooft zal worden veroordeeld.” (Mr 16:16 NBV)
“Voor dit evangelie schaam ik mij niet, want het is Gods reddende kracht voor allen die geloven, voor Joden in de eerste plaats, maar ook voor andere volken.” (Ro 1:16 NBV)
“Want zoals God in zijn wijsheid bepaalde, heeft de wereld hem niet door haar wijsheid gekend, en hij heeft besloten hen die geloven te redden door de dwaasheid van onze verkondiging.” (1Co 1:21 NBV)
[ij rond te trekken van stad tot stad en van dorp tot dorp om het goede nieuws over het koninkrijk van God te verkondigen. De twaalf vergezelden hem,” (Lu 8:1 NBV)
“Maar hij zei tegen hen: ‘Ook in de andere steden moet ik het goede nieuws over het koninkrijk van God brengen, want daarvoor ben ik gezonden.’” (Lu 4:43 NBV)
“Maar toen Filippus hen door zijn verkondiging van het koninkrijk van God en de naam van Jezus Christus tot geloof had gebracht, lieten ze zich dopen, mannen zowel als vrouwen.” (Hnd 8:12 NBV)
“Ik weet dat niemand van u, aan wie ik op mijn reizen het koninkrijk heb verkondigd, mij terug zal zien.” (Hnd 20:25 NBV)
“Paulus verbleef twee jaar in het huis dat hij gehuurd had en ontving daar iedereen die naar hem toe kwam.” (Hnd 28:30 NBV)