Omtrent het Geloof en de Gospel1. Is geloof op zich voldoende om ons te kunnen laten genieten van het werk van Christus?
2. Wat is het dat we geïnviteerd zijn te geloven of waren kunnen wij geloof stellen voor ons doopsel?
3. Wat is de gospel?
[1] “Het geloof legt de grondslag voor alles waarop we hopen, het overtuigt ons van de waarheid van wat we niet zien.” (Heb 11:1 NBV) “Dus door te luisteren komt men tot geloof, en wat men hoort is de verkondiging van Christus.” (Ro 10:17 NBV) “Hij twijfelde niet aan Gods belofte; zijn geloof verloor hij niet, integendeel, hij werd erin gesterkt en bewees zo eer aan God.” (Ro 4:20 NBV) “want wat zegt de Schrift? ‘Abraham vertrouwde op God, en dat werd hem als een daad van gerechtigheid toegerekend.’” (Ro 4:3 NBV) “Wat betekent dit alles? Zijn we als Joden nu bevoordeeld? Niet in alle opzichten, want ik heb immers al heel duidelijk gemaakt dat allen, zowel de Joden als de andere volken, in de macht van de zonde zijn.” (Ro 3:9 NBV) [2] “Wie gelooft en gedoopt is zal worden gered, maar wie niet gelooft zal worden veroordeeld.” (Mr 16:16 NBV) “Voor dit evangelie schaam ik mij niet, want het is Gods reddende kracht voor allen die geloven, voor Joden in de eerste plaats, maar ook voor andere volken.” (Ro 1:16 NBV) “Want zoals God in zijn wijsheid bepaalde, heeft de wereld hem niet door haar wijsheid gekend, en hij heeft besloten hen die geloven te redden door de dwaasheid van onze verkondiging.” (1Co 1:21 NBV) [ij rond te trekken van stad tot stad en van dorp tot dorp om het goede nieuws over het koninkrijk van God te verkondigen. De twaalf vergezelden hem,” (Lu 8:1 NBV) “Maar hij zei tegen hen: ‘Ook in de andere steden moet ik het goede nieuws over het koninkrijk van God brengen, want daarvoor ben ik gezonden.’” (Lu 4:43 NBV) “Maar toen Filippus hen door zijn verkondiging van het koninkrijk van God en de naam van Jezus Christus tot geloof had gebracht, lieten ze zich dopen, mannen zowel als vrouwen.” (Hnd 8:12 NBV) “Ik weet dat niemand van u, aan wie ik op mijn reizen het koninkrijk heb verkondigd, mij terug zal zien.” (Hnd 20:25 NBV) “Paulus verbleef twee jaar in het huis dat hij gehuurd had en ontving daar iedereen die naar hem toe kwam.” (Hnd 28:30 NBV) |