christenmensenmetonsgeloof

Belgische Christadelphians

Christenmensen met ons geloof

Wij als Christenmensen met ons geloof

Over de gehele wereld zijn er meer en meer mensen gekomen die de dezelfde keuze hebben gemaakt als de mensen van de beweging van het begin van onze nieuwe jaartelling, welke De Weg werd genoemd. Zij aanschouwden zich zelf als leerlingen en als erfgenamen van de Jood Christus Jezus, de Nazareen of als begenadigden door de opmerkelijke dood en opstanding van die mens die gekend werd als Zoon van God. [1] “Door hun eenheid met Christus zijn ook Zijn navolgelingen het eigendom van God geworden. Dat is namelijk altijd de bedoeling geweest van Hem, Die alles doet zoals Hij Zelf wil en goed vindt. [2]

De Gemeenschap van de Christenen kunnen wij beschouwen als een Lichaam met zijn vele lichaamsdelen die elk hun waarde en doel hebben. Leden van een gemeenschap functioneren op dezelfde wijze als het ene menselijke lichaam, dat gemeenschappelijke functies heeft terwijl zijn delen onderling harmonieus met elkaar verbonden zijn. Vertrekkend vanuit die gedachte verbond de apostel Paulus het begrip 'volk van God' aan dit van een lichaam. Dat was geen sociaal of cultureel 'lichaam', maar het lichaam van Christus, de Kerk. alle navolgers van Christus zouden als leerlingen van Christus toch eigenlijk met dezelfde leermeester deel moeten uitmaken van dat zelfde lichaam.

Dat ene lichaam is noodzakelijk voordat wij werkelijk kunnen spreken van aanwezigheid en daarna van getuigenis in het openbare leven. Het lichaam verwijst naar een gemeenschap van zijn, denken en handelen. Iedere versnippering, iedere ontbinding of verdeeldheid van het lichaam vernietigt uiteindelijk de gewenste aanwezigheid op de plaats van de getuigenis, die per definitie het openbare leven is."

Daar wordt de wereld geplaagd met een enorm dilemma eigenlijk, want als wij zo naar die Kerk zien merken wij een enorme verdeeldheid. In die zogenaamde Kerk lijkt men wel verschillende geloven tegen te komen, nochtans zou er slechts één Waar Geloof zijn. Ook kan men de vraag stellen naar Eenheid van denken als wij moeten vaststellen dat er reeds in die basisbeginselen van de leer van Christus enorme verschillen worden opgetekend. Hoe zou men tot een oecumenische gedachte kunnen komen als men eng blijft vasthouden aan heidense gedachten die met de loop der jaren in de kerkgemeenschap zijn binnen geslopen. Als men de onbegrijpbare dingen niet naast zich wil neerleggen als een vrij te kiezen element lijkt het mij zeer moeilijk om tot eenheid te kunnen komen als men niet toe staat dat anderen het dan op die vlakken niet eens zijn.

Christenen geloven dat zij in die schrijnwerkszoon uit Nazareth een hogepriester hebben verworven. Zij zijn er van overtuigd dat hun fouten of gebreken kunnen weg genomen worden. Ook al werden in het verleden allerlei gaven en offers gebracht, ze konden het geweten van de mensen toch niet zuiveren. Doorheen de eeuwen heen waren verscheidene gebruiken aangenomen door de mensen: Wat men wel en niet mocht eten en drinken, waarom en hoe men zich moest wassen werd in rechtsvorderingen bepaald. De mensen moesten zich eraan houden zolang de Messias nog niet met Gods nieuwe, betere verbond was gekomen. Vele Joden wachten nog steeds op de Verlosser, maar Christenen geloven dat Jezus die Beloofde Redder is die als hogepriester kwam van het nieuwe verbond dat wij nu hebben. [3] Eens en voor altijd ging Jezus met bloed het Allerheiligste binnen en sprenkelde het op de plaats waar de zonden worden vergeven. Maar dat was niet het bloed van bokken en kalveren; nee, het was Zijn eigen bloed dat Hij als Zoenoffer aan heel de mensheid had aangeboden. En daarmee heeft Hij ons voor eeuwig van de zonde bevrijd. Als het bloed van bokken en stieren en de as van jonge koeien van zonden konden reinigen, hoeveel te meer zal dan het bloed van Christus ons hart en leven veranderen. Hij, Die Zelf zonder zonden is, heeft door de hulp van de eeuwige Geest Zich gewillig aan God overgegeven om voor onze zonden te sterven aan een houten paal. [4] “In zijn eigen lichaam heeft Hij onze zonden op het kruishout gedragen, opdat wij aan de zonden zouden afsterven en gaan leven voor gerechtigheid. Door zijn striemen zijt gij genezen.” (1Pe 2:24 WV78) Daardoor kunnen wij met een gerust hart de levende God dienen. Hij heeft ervoor gezorgd dat er een nieuw verbond kwam, zodat iedereen mag komen om te genieten van de rijkdom die Jehovah God beloofd heeft. Jezus de Zoon van God heeft werkelijk geleden en is gestorven om de mensen te redden van de straf, die zij verdienden door de zonden die zij onder het oude verbond hadden gedaan. Met dit verbond, dat God met ons heeft gesloten, is het net als met een testament; er moet eerst iemand sterven, voordat het van kracht wordt. Met een testament is pas iets te beginnen als de man of vrouw die het gemaakt heeft, gestorven is. Want zolang die leeft, mag niemand een beroep op dat testament doen. Daarom werd het eerste verbond tussen God en Zijn volk pas van kracht nadat het met bloed was ingewijd. Want toen Mozes het volk al Gods wetten had voorgelezen, nam Hij bloed van kalveren en bokken en sprenkelde dat met water, rode wol en hysop over de stenen plaquettes en het hele volk; “Met dit bloed wordt het verbond tussen God en u bevestigd,” zei hij. “ Wegens Christus daad van volledige zelfopoffering geloven wij ook dat op de avond voor Hij werd terechtgesteld Jezus brood nam, dit brak en uitdeelde aan de apostelen met de wijn die Hij ook aan hen gaf als teken van dat Nieuwe Verbond. [5]

Hebreeën 6:9-20: 9 Al spreken wij ook zo, geliefden, toch zijn wij in UW geval overtuigd van betere dingen en dingen die gepaard gaan met redding. 10 Want God is niet onrechtvaardig, zodat hij UW werk en de liefde die GIJ voor zijn naam hebt getoond doordat GIJ de heiligen hebt gediend en blijft dienen, zou vergeten. 11 Maar wij begeren dat een ieder van U dezelfde naarstigheid aan de dag legt om tot het einde toe de volle verzekerdheid van de hoop te hebben, 12 opdat GIJ niet traag wordt, maar navolgers zijt van hen die door geloof en geduld de beloften beërven.

13 Want toen God zijn belofte aan Abraham deed, zwoer hij, daar hij bij niemand groter kon zweren, bij zichzelf 14 en zei: „Voorzeker, zegenend wil ik u zegenen en vermenigvuldigend wil ik u vermenigvuldigen.” 15 En zo verkreeg [Abraham], nadat hij geduld had getoond, [deze] belofte. 16 Want mensen zweren bij wie groter is, en hun eed is het einde van elke redetwist, daar die een wettelijke waarborg voor hen is. 17 Op deze manier is God, toen hij zich voornam om aan de erfgenamen van de belofte nog overvloediger de onveranderlijkheid van zijn raad te bewijzen, tussenbeide gekomen met een eed, 18 opdat wij, die naar de veilige plaats zijn gevlucht, door middel van twee onveranderlijke dingen, waarin God onmogelijk kan liegen, een krachtige aanmoediging mogen hebben om de hoop te grijpen die ons in het vooruitzicht is gesteld. 19 Deze [hoop] hebben wij als een anker voor de ziel, zowel zeker als vast, en ze gaat in tot binnen het gordijn, 20 waar ten behoeve van ons een voorloper is binnengegaan, Jezus, die voor eeuwig een hogepriester naar de wijze van Melchizédek is geworden.

Hebreeën 12:23-24: … God, de Rechter van allen, en de geestelijke levens van rechtvaardigen die tot volmaaktheid zijn gebracht, 24 en Jezus, de middelaar van een nieuw verbond, en het bloed der besprenkeling, dat op een betere wijze spreekt dan Abels [bloed].[6]

De apostelen waren na Christus dood en verrijzenis een heel jaar samen bij de volgelingen van Jezus te gast en gaven vele mensen onderwijs. In Antiochië werden de leerlingen en volgelingen van Jezus Christus voor het eerst ‘christenen‘ genoemd.

Handelingen 11:19-26: 20 Er waren onder hen echter enige mannen uit Cyprus en Cyrene, die, toen zij te Antiochíë waren gekomen, tot de Griekssprekende mensen spraken en het goede nieuws van de Heer Jezus bekendmaakten. 21 Bovendien was de hand van Jehovah met hen, en een groot aantal werd gelovig en keerde zich tot de Heer.

22 Het bericht aangaande hen kwam de gemeente die in Jeruzalem was ter ore, en zij zonden Barnabas naar Antiochíë. 23 Toen hij [daar] aankwam en de onverdiende goedheid van God zag, verheugde hij zich en ging hen allen aanmoedigen voort te gaan in de Heer [en dit tot] het voornemen van hun hart [te maken]; 24 want hij was een goed man en vol heilige geest en geloof. En een aanzienlijke schare werd aan de Heer toegevoegd. 25 Daarop vertrok hij naar Tarsus om grondig naar Saulus te gaan zoeken, 26 en toen hij hem had gevonden, bracht hij hem naar Antiochíë. Zo gebeurde het dat zij een heel jaar lang met hen in de gemeente bijeenkwamen en aan een aanzienlijke schare onderwijs gaven, en het was voor het eerst in Antiochíë dat de discipelen door goddelijke voorzienigheid christenen werden genoemd.

Zij die zich Christenen noemen zouden best eens nagaan of zij wel echt de leer navolgen van Jezus de Nazarener, geboren uit de maagd Maria, van wie zij de naam dragen. Jezus, Yeshua, de lang verwachte beloofde Verlosser of Messias, de Christos of Christus, was een leermeester welke steeds onderdanig het Woord van God verkondigde en hier over uitleg verschafte.

Wij zouden zeker dat Woord van God moeten onderzoeken zoals Christus ons heeft aanbevolen.

Door een voorbeeld te stellen aan Christus Jezus en Gods Woord ter harte te nemen kunnen wij het geloof in de Zoon van God laten groeien en tot volle werking laten komen. Door het Woord van God zullen wij het Testament van Christus kunnen zien.

Onder de mensen die naar Jezus kwamen luisteren, waren er ook altijd kwaadwilligen die probeerden in zijn toespraken iets te vinden waarmee ze Hem zouden kunnen aanklagen. Voor die mensen en voor allen die het Woord van God verwierpen, sprak Jezus in gelijkenissen om de waarheid te verbergen (Mt 13:12-15).

Door het Woord van God te onderzoeken zullen wij de misverstanden uit de wereld kunnen helpen. Verder gaan wij kunnen ontdekken wat eigenlijk antichristelijk is en wat wij al of niet zullen moeten geloven en al of niet moeten na volgen. Indien wij het Woord van God onder de loep nemen zullen wij zien dat er vele tradities werden gevestigd die meestal het Woord van God krachteloos maken [7] (Mr 7.13)

Zij die zich Christenen noemen zouden in een gemeenschap moeten wonen welke als een Christelijke stad is waar het Woord van God als de enige richtsnoer geldt. Uit de Bijbel moet men door diepgaand onderzoek vinden waaruit de Kerk bestaat en tot welke Gemeenschap men moet gaan behoren.

Elke kerk zou moeten gekend worden uit het Woord van God; want zij is gebouwd op het Fundament Christus welke het Woord van God volbracht heeft. En het is niet behoorlijk, dat wij het Woord van God nalaten, en de tafelen dienen; maar wij zullen volharden in het gebed, en in de bediening van dat Woord [8].

2 Korinthiërs 6:13-18: verruimt GIJU eveneens.

14 Komt niet onder een ongelijk juk [9] met ongelovigen. Want wat voor deelgenootschap hebben rechtvaardigheid en wetteloosheid? Of wat heeft licht met duisternis gemeen? 15 Welke overeenstemming bestaat er voorts tussen Christus en Belial? Of welk deel heeft een gelovige met een ongelovige? 16 En welke overeenkomst heeft Gods tempel met afgoden? Want wij zijn een tempel van een levende God, zoals God heeft gezegd: „Ik zal onder hen verblijven en onder [hen] wandelen, en ik zal hun God zijn en zij zullen mijn volk zijn.” 17 „’Gaat daarom uit hun midden vandaan en scheidt U af’, zegt Jehovah, ’en raakt het onreine niet langer aan’”; „’en ik wil U aannemen.’” 18 „’En ik zal U tot een vader zijn en GIJ zult mij tot zonen en dochters zijn’, zegt Jehovah, de Almachtige.”

Exodus 23:31-33: 32 Gij dient geen verbond met hen of hun goden te sluiten. 33 Zij dienen niet in uw land te wonen, opdat zij u niet tegen mij doen zondigen. Ingeval gij hun goden dient, zou het u tot een strik worden.”

Deuteronomium 7:2-3: 3 En gij moogt geen echtverbintenis met hen aangaan.

Exodus 34:11-12: 12 Wacht u ervoor, een verbond te sluiten met de bewoners van het land waarheen gij gaat, opdat het geen strik in uw midden moge blijken.

Efeziërs 5:6-14: 6 Laat niemand U met ijdele woorden bedriegen, want wegens de voornoemde dingen komt de gramschap van God over de zonen der ongehoorzaamheid. 7 Wordt daarom niet hun deelgenoten; 8 want eens waart GIJ duisternis, maar nu zijt GIJ licht in verband met [de] Heer. Blijft als kinderen van het licht wandelen, 9 want de vrucht van het licht bestaat in elke soort van goedheid en rechtvaardigheid en waarheid. 10 Blijft U ervan vergewissen wat de Heer welgevallig is, 11 en hebt niet langer met [hen] deel aan de onvruchtbare werken die tot de duisternis behoren, maar wijst [ze] veeleer zelfs terecht, 12 want de dingen die door hen in het geheim worden gedaan, zijn te schandelijk om zelfs ook maar te vertellen. 13 Alle dingen nu die worden terechtgewezen, worden door het licht openbaar gemaakt, want alles wat openbaar gemaakt wordt, is licht. 14 Daarom zegt hij: „Ontwaak, o slaper, en sta op uit de doden, en de Christus zal over u schijnen.”

Psalm 33:18-22: 18 Zie! Het oog van Jehovah is [gekeerd] naar hen die hem vrezen, Naar hen die op zijn liefderijke goedheid wachten, 19 Om hun ziel van de dood zelf te bevrijden, En hen tijdens hongersnood in het leven te houden.

20 Ja, onze ziel heeft verwachtend naar Jehovah uitgezien. Onze hulp en ons schild is hij.

21 Want in hem verheugt zich ons hart; Want in zijn heilige naam hebben wij ons vertrouwen gesteld.

22 Laat uw liefderijke goedheid, o Jehovah, op ons blijken te zijn, Net zoals wij op u zijn blijven wachten.

Deuteronomium 10:12-21: 12 En nu, o Israël, wat vraagt Jehovah, uw God, anders van u dan Jehovah, uw God, te vrezen, door al zijn wegen te bewandelen en hem lief te hebben en Jehovah, uw God, met geheel uw hart en geheel uw ziel te dienen, 13 de geboden van Jehovah en zijn inzettingen die ik u heden gebied, te onderhouden, tot uw welzijn? 14 Zie, aan Jehovah, uw God, behoren de hemel, ja, de hemel der hemelen, de aarde en alles wat daarop is. 15 Alleen aan uw voorvaders is Jehovah gehecht geraakt, door hen lief te hebben, zodat hij hun nageslacht na hen, ja U, uit alle volken heeft uitgekozen, zoals op deze dag. 16 En GIJ moet de voorhuid van UW hart besnijden en UW nek niet langer verharden. 17 Want Jehovah, UW God, is de God der goden en de Heer der heren, de grote, sterke en vrees inboezemende God, die niemand partijdig bejegent noch steekpenningen aanneemt, 18 die de vaderloze jongen en de weduwe recht verschaft en de inwonende vreemdeling liefheeft, zodat hij hem brood en een mantel geeft. 19 Ook GIJ moet de inwonende vreemdeling liefhebben, want GIJ werd inwonende vreemdelingen in het land Egypte.

20 Jehovah, uw God, dient gij te vrezen. Hem behoort gij te dienen, en hem dient gij aan te hangen, en bij zijn naam dient gij beëdigde verklaringen af te leggen. 21 Hij is het die gij dient te loven, en hij is uw God, die deze grote en vrees inboezemende dingen welke uw ogen hebben gezien, ten aanzien van u heeft gedaan.

Exodus 18:10-11: 11 Nu weet ik inderdaad dat Jehovah groter is dan alle [andere] goden, wegens deze zaak waarin zij overmoedig tegen hen gehandeld hebben.”

2 Kronieken 2:4-5: 5 En het huis dat ik bezig ben te bouwen, zal groot zijn, want onze God is groter dan alle [andere] goden.

Psalm 97:8-9: 9 Want gij, o Jehovah, zijt de Allerhoogste over heel de aarde; Gij zijt zeer hoog verheven boven alle [andere] goden.

Handelingen 10:34-35: 34 Toen opende Petrus zijn mond en zei: „Ik bemerk zeer zeker dat God niet partijdig is, 35 maar in elke natie is de mens die hem vreest en rechtvaardigheid beoefent, aanvaardbaar voor hem.

Deuteronomium 6:4-5: 5 En gij moet Jehovah, uw God, liefhebben met geheel uw hart en geheel uw ziel en geheel uw levenskracht.

Deuteronomium 11:13-14: 13 En het moet geschieden dat indien GIJ zonder mankeren mijn geboden zult gehoorzamen die ik U heden gebied, door Jehovah, UW God, lief te hebben en hem met geheel UW hart en geheel UW ziel te dienen, 14 dan zal ik stellig regen voor UW land geven op zijn bestemde tijd, herfstregen en lenteregen, en gij zult inderdaad uw koren en uw zoete wijn en uw olie inzamelen.

Psalm 19:1: 19 De hemelen maken de heerlijkheid van God bekend; En het uitspansel vertelt van het werk van zijn handen.

Lukas 18:7-8: 8 Ik zeg U: Hij zal hen spoedig recht doen wedervaren. Maar wanneer de Zoon des mensen gekomen is, zal hij dan werkelijk het geloof op aarde vinden?”

Johannes 3:16-21: 16 Want God heeft de wereld zozeer liefgehad dat hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat een ieder die geloof oefent in hem, niet vernietigd zou worden, maar eeuwig leven zou hebben. 17 Want God heeft zijn Zoon niet naar de wereld uitgezonden opdat hij de wereld zou oordelen, maar opdat de wereld door bemiddeling van hem gered zou worden. 18 Hij die geloof oefent in hem, zal niet geoordeeld worden. Hij die geen geloof oefent, is reeds geoordeeld, omdat hij geen geloof heeft geoefend in de naam van de eniggeboren Zoon van God. 19 Dit nu is de basis voor het oordeel, dat het licht in de wereld is gekomen, maar de mensen hebben de duisternis meer liefgehad dan het licht, omdat hun werken goddeloos waren. 20 Want hij die verachtelijke dingen beoefent, haat het licht en komt niet tot het licht, opdat zijn werken niet worden terechtgewezen. 21 Maar hij die doet wat waar is, komt tot het licht, opdat zijn werken openbaar gemaakt worden als [werken] die in overeenstemming met God zijn gedaan.”

Johannes 5:24: 24 Voorwaar, voorwaar, ik zeg U: Wie mijn woord hoort en hem gelooft die mij heeft gezonden, heeft eeuwig leven, en hij komt niet in het oordeel, maar is uit de dood tot het leven overgegaan.

Romeinen 8:1-4: 8 Daarom is er voor hen die in eendracht met Christus Jezus zijn, geen veroordeling. 2 Want de wet van de geest die leven geeft in eendracht met Christus Jezus, heeft u vrijgemaakt van de wet van de zonde en de dood. 3 Want aangezien er een onvermogen van de zijde der Wet was, zwak als ze was vanwege het vlees, heeft God, door zijn eigen Zoon te zenden in de gelijkenis van het zondige vlees en betreffende zonde, de zonde in het vlees veroordeeld, 4 opdat het rechtvaardige vereiste van de Wet vervuld zou worden in ons, die niet in overeenstemming met het vlees wandelen, maar in overeenstemming met de geest.

Johannes 12:35-36: 36 Oefent geloof in het licht zolang GIJ het licht hebt, ten einde zonen van het licht te worden.”

Johannes 12:44-49: 44 Jezus riep echter uit en zei: „Wie geloof stelt in mij, stelt niet [alleen] geloof in mij, maar [ook] in hem die mij heeft gezonden; 45 en hij die mij aanschouwt, aanschouwt [ook] hem die mij heeft gezonden. 46 Ik ben als een licht in de wereld gekomen, opdat een ieder die geloof stelt in mij, niet in de duisternis blijft. 47 Maar indien iemand mijn woorden hoort en ze niet onderhoudt, ik oordeel hem niet; want ik ben niet gekomen om de wereld te oordelen, maar om de wereld te redden. 48 Hij die mij minacht en mijn woorden niet aanneemt, heeft iemand die hem oordeelt. Het woord dat ik heb gesproken, dat zal hem oordelen op de laatste dag; 49 want ik heb niet uit mijzelf gesproken, maar de Vader, die mij heeft gezonden, heeft mij zelf een gebod gegeven met betrekking tot wat ik zeggen en wat ik spreken moet.

Johannes 1:6-7: 7 Indien wij echter in het licht wandelen zoals hij zelf in het licht is, dan hebben wij deel met elkaar, en het bloed van Jezus, zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde.

Efeziërs 4:1-7: Daarom verzoek ik, de gevangene in [de] Heer, U dringend zo te wandelen dat GIJU de roeping waarmee GIJ werd geroepen, waardig toont, 2 met volledige ootmoedigheid des geestes en zachtaardigheid, met lankmoedigheid, elkaar in liefde verdragend, 3 er ernstig naar strevend de eenheid des geestes te bewaren in de verenigende band van vrede. 4 Eén lichaam is er en één geest, zoals GIJ ook werd geroepen in de ene hoop waartoe GIJ werd geroepen; 5 één Heer, één geloof, één doop; 6 één God en Vader van allen, die boven allen en door allen en in allen is.

7 Aan een ieder van ons nu werd onverdiende goedheid gegeven naar de wijze waarop de Christus de vrije gave heeft toegemeten.

1 Petrus 1:3-4: 3 Gezegend zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, want overeenkomstig zijn grote barmhartigheid heeft hij ons door middel van de opstanding van Jezus Christus uit de doden een nieuwe geboorte gegeven tot een levende hoop, 4 tot een onverderfelijke en onbesmette en onverwelkelijke erfenis.

1 Korinthiërs 8:4-6: 5 Want ook al zijn er die „goden” worden genoemd, hetzij in de hemel of op aarde, zoals er vele „goden” en vele „heren” zijn, 6 in werkelijkheid is er voor ons maar één God, de Vader, uit wie alle dingen zijn en wij voor hem; en er is één Heer, Jezus Christus, door bemiddeling van wie alle dingen zijn en wij door bemiddeling van hem.

1 Korinthiërs 12:4-6: 4 Nu is er verscheidenheid van gaven, maar het is dezelfde geest; 5 en er is verscheidenheid van bedieningen, en toch is het dezelfde Heer; 6 en er is verscheidenheid van werkingen, en toch is het dezelfde God die alle werkingen in allen tot stand brengt.

Efeziërs 6:10-20: 10 Ten slotte, blijft kracht verwerven in [de] Heer en in de macht van zijn sterkte. 11 Doet de volledige wapenrusting van God aan, opdat GIJ pal kunt staan tegen de kuiperijen van de Duivel; 12 want onze strijd is niet tegen bloed en vlees, maar tegen de regeringen, tegen de autoriteiten, tegen de wereldheersers van deze duisternis, tegen de goddeloze geestenkrachten in de hemelse gewesten. 13 Neemt daarom de volledige wapenrusting van God op, opdat GIJ op de boze dag weerstand kunt bieden en, na alle dingen grondig gedaan te hebben, pal kunt staan.

14 Staat daarom pal, UW lendenen omgord met waarheid, en aan hebbend het borstharnas van rechtvaardigheid, 15 en UW voeten geschoeid met de toerusting van het goede nieuws van vrede. 16 Neemt bovenal het grote schild des geloofs op, waarmee GIJ alle brandende projectielen van de goddeloze zult kunnen blussen. 17 Neemt ook de helm der redding aan en het zwaard van de geest, dat is Gods woord, 18 terwijl GIJ met elke vorm van gebed en smeking bij elke gelegenheid in geest blijft bidden. En blijft daartoe wakker met alle standvastigheid en met smeking ten behoeve van alle heiligen, 19 ook voor mij, dat mij bekwaamheid om te spreken gegeven mag worden wanneer ik mijn mond open, om met vrijmoedigheid van spreken het heilige geheim van het goede nieuws bekend te maken, 20 waarvoor ik als een gezant in ketenen optreed, opdat ik in verband daarmee vrijmoedig mag spreken zoals ik behoor te spreken.

Kolossenzen 4:2-4: 2 Houdt aan in het gebed, daarin wakker blijvend met dankzegging, 3 en bidt tevens ook voor ons, dat God ons een deur voor het woord opent, om over het heilige geheim omtrent de Christus te spreken, waarvoor ik dan ook in [gevangenis]boeien verkeer, 4 zodat ik het openbaar zal maken zoals ik behoor te spreken.

Handelingen 22:13-16: 14 Hij zei: ’De God van onze voorvaders heeft u verkozen om zijn wil te leren kennen en de Rechtvaardige te zien en de stem van zijn mond te horen, 15 omdat gij bij alle mensen een getuige voor hem moet zijn van dingen die gij gezien en gehoord hebt. 16 En nu, waarom talmt gij nog? Sta op, laat u dopen en was uw zonden weg doordat gij zijn naam aanroept.’

Handelingen 26:15-16: 16 Maar richt u op en ga op uw voeten staan.

Hebreeën 11:1-3: Geloof is de verzekerde verwachting van dingen waarop wordt gehoopt, de duidelijke demonstratie van werkelijkheden die echter niet worden gezien. 2 Want hierdoor werd er ten aanzien van de mannen uit de oudheid getuigenis afgelegd.

3 Door geloof bemerken wij dat de samenstelsels van dingen door Gods woord geordend werden, zodat hetgeen gezien wordt, ontstaan is uit dingen die niet zichtbaar zijn.

Hebreeën 4:11-14: 11 Laten wij daarom ons uiterste best doen die rust in te gaan, opdat niemand in hetzelfde patroon van ongehoorzaamheid vervalt. 12 Want het woord van God is levend en oefent kracht uit en is scherper dan enig tweesnijdend zwaard, en het dringt zelfs zover door dat het ziel en geest, en gewrichten en [hun] merg scheidt, en het kan gedachten en bedoelingen van [het] hart onderscheiden. 13 En geen schepping is voor zijn ogen niet openbaar, maar alle dingen liggen naakt en openlijk tentoongesteld voor de ogen van hem aan wie wij rekenschap hebben af te leggen.

14 Aangezien wij derhalve een grote hogepriester hebben die de hemelen is doorgegaan, Jezus, de Zoon van God, moeten wij aan [onze] belijdenis van [hem] vasthouden.

Christenen zouden mensen moeten zijn die zich onderscheiden van anders gelovigen en niet gelovigen of heidenen en zouden mensen moeten zijn die zich als broeders en zuster van Christus toeleggen om de genade van God te verdienen. Het moeten dezen zijn die zich werkelijk willen verzoenen met God en volledig Zijn Wil willen doen, zich in alles trachten te beheersen en het geloof trachten te paren aan de deugd.[10]

Niet enkel als individu moeten zij zich met Christus en met Jehovah, God verbonden voelen. Om alles goed te kunnen herinneren en het ook aan anderen in gedachte te brengen zodanig dat zij er in kunnen geloven moeten wij echt ons best doen om ons geloof te blijven voeden met meer dan gewoon vertrouwen er in.

Het heeft Petrus een hele tijd genomen eer hij tot het punt gekomen was om ook te gaan dienen. toen hij zijn brieven schreef was hij al een heel ander persoon geworden dan toen hij de voeten van Jezus niet wilde wassen (Jo 13:8) [11]

De apostel Petrus zelf trok er nu op uit om zijn medebroeders te dienen en hen ook die nederigheid aan te leren. Om het kleed van Christus aan te trekken en om zoals onze Meester te worden hebben wij een hele weg af te leggen en regelmatig Jezus handelingen in herinnering op te nemen. Ook moeten wij actief aan onze persoonlijkheid en karaktereigenschappen werken.

2 Petrus 1:5-8: 5 Ja, juist om deze reden moet GIJ, doordat GIJ als weerklank van UW zijde ernstig elke krachtsinspanning bijdraagt, bij UW geloof deugd voegen, bij [UW] deugd kennis, 6 bij [UW] kennis zelfbeheersing, bij [UW] zelfbeheersing volharding, bij [UW] volharding godvruchtige toewijding, 7 bij [UW] godvruchtige toewijding broederlijke genegenheid, bij [UW] broederlijke genegenheid liefde. 8 Want indien deze dingen bij U bestaan en overvloedig zijn, zullen ze U beletten hetzij inactief of onvruchtbaar te zijn met betrekking tot de nauwkeurige kennis van onze Heer Jezus Christus.

Met diegenen waarmee wij alles in herinnering willen nemen moeten wij samen maaltijd houden en dit aanschouwen als een herinneringsfeest, waarvan de deelnemers geen schandvlek mogen vormen.

Herinneringen brengen ook de tijdsgedachte naar voor. De tijd gaat snel, gebruik hem wel. Nog meer, voor dat wij het beseffen is de tijd reeds voorbij.

In goede en slechte tijden bouwen wij herinneringen op.

Wij beseffen dat voor alles wat gebeurt er een uur is; wij waarderen wel niet al die dingen die met ons gebeuren. Maar wij zijn er bewust van dat wij niet onderuit de gewone gang van zaken kunnen. Er is een tijd om te baren en een tijd om te sterven, een tijd om te planten en een tijd om te rooien. zo kunnen wij er niet aan onderuit dat er zelfs een tijd is om te doden. Neem maar de groenten die wij nodig hebben om te eten.

Gelukkig is er ook een tijd om te helen, maar dat houdt ook in dat er een tijd was waar er beschadigingen zijn opgelopen of er een ogenblik was om af te breken. Allen worden wij geconfronteerd met een tijd om te rouwen. Er is een tijd om te huilen. Er is een tijd om te ontvlammen en een tijd om te verkillen, een tijd om te omhelzen en een tijd om af te weren. Door onze kennis en door onze herinneringen kunnen wij met al die ogenblikken omgaan en tijd nemen om op te bouwen. Dan kunnen wij weer tijd nemen om te lachen, en een tijd om te dansen.

Samen kunnen wij elkaar herinneringen op brengen en tijd nemen om te zoeken en een tijd om te verliezen, een tijd om te bewaren en een tijd om weg te gooien. Er is een tijd om te scheuren en een tijd om te herstellen, een tijd om te zwijgen en een tijd om te spreken. Er is een tijd om lief te hebben en een tijd om te haten. Er is een tijd voor oorlog en er is een tijd voor vrede. Welk voordeel heeft de mens van alles wat hij met zijn gezwoeg tot stand brengt als hij daarin niet de juiste paden heeft gekozen? (Pre 3:1-9) [12] Ook al beseffen wij niet steeds welke kant God op wil gaan met ons of met deze wereld rondom ons, kunnen al die herinneringen van mensen rondom ons een beter inzicht geven. In Christus hebben wij een Offerlam aangeboden en een maaltijd die blijvend is.

Het is nu hoog tijd geworden dat de mensheid het verleden van de mensheid in herinnering neemt en beseft wie alles geschapen heeft en door wie alles mogelijk blijft. God is de bron van het leven en wij horen wel de verhalen van de eerste mens die in de fout ging. De herinnering aan het in twijfel trekken van Gods rechtschapenheid zou ons moeten verder leiden.

De tijdsduur beseffende zouden wij nu door al die herinneringen het gebeuren ook voor anderen moeten kunnen schetsen. Voor hen moeten wij de herinneringen verduidelijken zo dat zij ook gaan beseffen waar wij nu vandaag in de tijd staan. Wij moeten beseffen welk uur is aangebroken in Dé Tijd. “Intussen weten wij, dat God in alles het heil bevordert van die Hem liefhebben, van hen die volgens zijn raadsbesluit geroepen zijn.” (Ro 8:28 WV78) [13]

Laten wij herinneren hoe God steeds getrouw is gebleven, de creatie heeft liefgehad, en dat Zijn voornemen in Jezus Christus voor eenieder van ons werkelijkheid is geworden. (Ro 9:24; 1co 1:9; Eph 1:11;3:11)

Volgelingen van Christus en van de Apostelen hebben doorheen de geschiedenis de herinneringen opgehaald. door al die voorgangers zijn die beelden zo ook tot ons mogen komen en moeten ook wij die herinneringen verder blijven doorgeven. Ook wij zijn geroepen door hen die het Evangelie verkondigden om zo verder het Goede Nieuws van het Koninkrijk van God te gaan verkondigen, opdat ook wij heerlijkheid van Jezus Christus zullen mogen ontvangen. (2Th 2:14-15) Schriftelijk of mondeling moeten wij anderen onderwijzen vasthoudende aan de overlevering van de juiste Schriftuurlijke gegevens. En ja, soms moeten wij daar ook op de hoogdringendheid durven wijzen en zo wel vermanend als aanmoedigend optreden, steeds waakzaam zijnd en vast in het geloof. (1Th 2:12; 1Co 6:13)

(1Pe 2:9) Laten wij in herinnering nemen dat ook wij kunnen behoren tot een uitverkoren geslacht, een Koninklijke priesterschap, een heilige natie, Gods eigen volk, bestemd om de roemruchte daden te verkondigen van Hem die u uit de duisternis heeft geroepen tot zijn wonderbaar licht. Maar al die herinneringen die wij oproepen moeten ons behoeden om geen kwaad met kwaad te vergelden (1Pe 3:9). En ook kan het voor sommigen vreemd lijken dat wij al die herinneringen aan Christus, God en de mensheid willen oproepen en kan het gebeuren dat men u uitscheldt, scheldt dan niet terug. Integendeel, zegent elkander, opdat gij de zegen verwerft waartoe gij geroepen zijd.

Lees ook Nu 16:22; 27:16; Le 4:3; 1Th 1:5.

Petrus ook, schreef zijn brieven om een herinnering op te houden. Hij hield er aan om regelmatig het geheugen van zijn mede broeders en zusters op te frissen. Hij was er bewust van dat het gemakkelijk is om zaken te vergeten, vooral als wij weten dat wij zij al kennen. Om steeds helder te blijven zien waarover het gaat of waarom het gaat moeten wij ons geheugen blijven opfrissen. (2Pe 3:1) Het beste om dit te doen en om een zuivere gezindheid levendig te houden kunnen wij best dagelijks de Heilige Schrift lezen.

Wij als Christadelphians vinden het veel belangrijker om deel uit te maken van het Erfgoed dat Christus ons heeft na gelaten en om dit te koesteren als een belangrijk goed waarvan ons leven af hangt. De zuiverheid het geloof juist uit te oefenen is belangrijker dan populair te zijn in deze wereld. Wij willen ons vastberaden opstellen om door te zetten in onze zoektocht naar Jezus Christus en naar Zijn Vader en onze Allerhoogste Vader.

Vasthouden aan een bepaald geloof hoeft niet in te houden dat men zich helemaal van de wereld afzondert en er zijn stem niet zou kunnen in laten horen. Integendeel vraagt het deelnemen aan het democratische debat evenzeer het durven herhalen van het standpunt, in andere bewoordingen en op andere plaatsen, het niet louter vertrouwen op de eigen mediakanalen, maar het aanwezig te zijn in de seculiere media, het aangaan van de confrontatie met andere gezindten, het aanwenden van de middelen die eigen zijn aan de democratische besluitvorming (media, referenda, lobbywerk) tot, als dat nodig is, het durven op straat komen en vormen van burgerlijke ongehoorzaamheid toepassen. Men moet wel persoonlijk een mening durven innemen en daarin God een vaste plaats in het hart laten innemen. Men moet durven vasthouden aan de eigen geloofsregels en daar voor durven uit komen zonder deze uitdrukkelijk te willen op te dringen aan anderen. Steeds moet men ook zichzelf door zijn geloof laten bijschaven. Het geloof zal men er aan kunnen laten werken om meer te worden dan wat men nu is. Het geloof moet ons onze zwakeden bloot leggen en de kracht geven om aan onze persoonlijkheid te werken. Het vraagt eigenlijk de nederigheid om de eigen waarheid niet alleen van de kansel te verkondigen, maar ook om 'de boer op te gaan' en de harten en de geesten van de mensen te winnen. Op dat vlak kunnen wij slechts waardering tonen voor de Getuigen van Jehovah en andere evangelische mensen die werkelijk doen wat zij prediken. Maar wij moeten aan de wereld laten weten dat zij niet de enigen zijn die het Woord van God liefhebben en werkelijk willen navolgen. Al diegenen die God's Woord koesteren zouden ook uit liefde voor hun medemens anderen moeten laten delen in hun geloof. Zou in de Kerk van God Zijn Woord dat eeuwig zal blijven bestaan, ook niet centraal moeten staan voor iedereen die hierin gelooft?

Zoals Christus in Zijn handelingen en in Zijn prediken Het Woord van God centraal stelde moeten wij als Christenen en als kerkgemeenschap het Woord van God centraal stellen. "Dit Woord doordringt alle aspecten van ons leven en heeft te maken met de persoon in zijn totaliteit: in zijn persoonlijke, culturele en sociale dimensie." Wij kunnen slechts vaststellen zoals zij dat de kennis van het Woord van God niet op het voorplan staat en dat de huidige Kerken de Schriften slechts het woord van God hier en nu willen plaatsen, "als ze geïnterpreteerd worden." Door de eeuwen heen heeft de Machthebbende "Kerk" steeds geprobeerd het Woord zo te interpreteren als het hen goed uit kwam om hun politieke en economische doelstellingen te bereiken. Zulk een wereldse gedachten hebben trouwens dat lichaam van Christus ondermijnd en met de jaren er voor gezorgd dat er verscheidene scheuringen in de Kerk optraden. Die verscheidenheid zou nochtans ook elementen moeten bevatten die eenheid zouden moeten kunnen verzekeren. De bezinning daarover maakt dat de Schrift ook een levend Woord wordt. De heilige Schrift is geen Oud dood boek maar is heel levend en nog steeds actueel. In het licht van dat Woord zal men de actualiteitsonderwerpen benaderen en ruimte laten voor verscheiden gevoeligheden.

"Het Woord is een spreken dat de waarheid aanreikt zonder er beslag op te leggen, dat anknopingspunten biedt zonder te dwingen en dat een zekere belofte oproept zonder ze te willen opleggen."Het is van het allergrootste belang dat de "kiezer" zich zoekt te plaatsen in dit werelds gestel en ernstig overweegt welke weg hij of zij wil uit gaan.

Het Christendom biedt op dat vlak niet de gemakkelijkste weg, want men mag er van overtuigd zijn dat men tot in zijn dichtste omgeving in conflict zou kunnen geraken en naasten hun vriendschap zou kunnen verliezen. Want het navolgen van Christus is niet de meest geliefde keuze voor de wereld die heel andere doelstellingen heeft dan wij als Christenen zouden moeten hebben.

Geloofscommunicatie en geloofsoverdracht zijn in onze geseculariseerde samenleving geen eenvoudige opdrachten. Religie is niet bepaald een begeerd onderwerp laat staan iets waarover men durft spreken. Maar in de geloofsgemeenschap is het wel belangrijk dat men tot een samen praten komt om ook te leren ontdekken waar de overeenkomsten wel zitten. En in zekere zin kan men lijnen van overeenkomst zien, maar moeten wij toch durven werk te maken om weer naar de essentie van de navolging van Gods Woord te komen en in het geloof van de dood en opstanding van Jezus Christus onze gelijkheid van denken terug te vinden, om samen één front te vormen tegenover de ongelovigen.

Laten wij zelf er voor zorgen dat wij de juiste keuze maken en zelf trachten te leven naar het Evangelie van onze Heer Jezus Christus en ons geloof laten groeien door de Bijbel grondig te bestuderen.

[1] 1 Petrus 1:1-2: 1 Petrus, een apostel van Jezus Christus, aan de tijdelijke inwoners die verstrooid zijn in Pontus, Galatië, Kappadócië, Asia en Bithynië, aan hen die uitverkoren zijn 2 overeenkomstig de voorkennis van God, de Vader, met heiliging door de geest, opdat zij gehoorzaam zijn en met het bloed van Jezus Christus besprenkeld worden:

Mattheüs 3:16-17: 16 Nadat Jezus was gedoopt, kwam hij onmiddellijk omhoog uit het water; en zie! de hemelen werden geopend, en hij zag Gods geest gelijk een duif neerdalen en op hem komen. 17 Zie! Ook kwam er een stem uit de hemelen, die zei: „Dit is mijn Zoon, de geliefde, die ik heb goedgekeurd.”

Psalm 2:7: 7 Laat mij melding maken van de verordening van Jehovah; Hij heeft tot mij gezegd: „Gij zijt mijn zoon; Heden ben ík uw vader geworden.

Lukas 9:33-36: 33 En toen dezen van hem werden gescheiden, zei Petrus tot Jezus: „Onderwijzer, het is heel goed dat wij hier zijn, laten wij daarom drie tenten opslaan, één voor u en één voor Mozes en één voor Elia”, zonder te weten wat hij zei. 34 Maar terwijl hij deze dingen zei, vormde er zich een wolk die hen vervolgens overschaduwde. Toen zij in de wolk gingen, werden zij bevreesd. 35 En er kwam een stem uit de wolk, die zei: „Dit is mijn Zoon, degene die is uitverkoren. Luistert naar hem.” 36 En toen de stem weerklonk, werd Jezus alleen bevonden. Maar zij bewaarden het stilzwijgen en berichtten in die dagen aan niemand iets van de dingen die zij hadden gezien.

[2] “In hem (Christus Jezus) hebben wij ook het erfdeel verkregen, hiertoe bestemd krachtens de voorbeschikking van Hem die alles tot stand brengt door zijn wilsbesluit;” (Efe 1:11 LEI)

“die het onderpand is van onze erfenis, tot verlossing van Gods eigen volk, en tot lof van zijn heerlijkheid.” (Efe 1:14 WV78)

“Hij heeft zichzelf voor ons gegeven om ons van alle ongerechtigheid te verlossen en ons te maken tot zijn eigen volk, gereinigd van zonde, vol ijver voor alle goeds.” (Tit 2:14 WV78)

“In liefde heeft Hij ons voorbestemd zijn kinderen te worden door Jezus Christus, naar het welbehagen van zijn wil,” (Efe 1:5 WV78)

“Zo was zijn eeuwig voornemen dat Hij uitgevoerd heeft in Christus Jezus, onze Heer.” (Efe 3:11 WV78)

[3]Relatie Jodendom & Christendom:zie o.a. in de teksten op het blog Bijbelonderzoekers.multiply.com.

[4] Mattheüs 20:17-19: 17 Daar Jezus nu op het punt stond naar Jeruzalem op te gaan, nam hij de twaalf discipelen apart en zei onderweg tot hen: 18 „Ziet! Wij gaan op naar Jeruzalem, en de Zoon des mensen zal aan de overpriesters en schriftgeleerden worden overgeleverd, en zij zullen hem ter dood veroordelen 19 en aan [mensen uit] de natiën overleveren ten einde de spot met hem te drijven en hem te geselen en aan een paal te hangen, en op de derde dag zal hij worden opgewekt.”

Mattheüs 27:30-31: 31 Nadat zij de spot met hem hadden gedreven, ontdeden zij hem ten slotte van de mantel en deden hem zijn bovenklederen aan en voerden hem weg om aan een paal gehangen te worden.

Markus 15:25: 25 Het was nu het derde uur, en zij hingen hem aan een paal.

“In zijn eigen lichaam heeft Hij onze zonden op het kruishout gedragen, opdat wij aan de zonden zouden afsterven en gaan leven voor gerechtigheid. Door zijn striemen zijt gij genezen.” (1Pe 2:24 WV78)

[5] “want dit is mijn bloed van het Nieuwe Verbond, dat wordt vergoten voor velen tot vergiffenis der zonden.” (Mt 26:28 CANIS)

“Zeggende: Dit is het bloed des testaments, hetwelk God aan ulieden heeft geboden.” (Heb 9:20 STV)

[6] 1 Timotheüs 2:4-6: 5 Want er is één God en één middelaar tussen God en mensen, een mens, Christus Jezus, 6 die zichzelf gegeven heeft als een overeenkomstige losprijs voor allen — [hiervan] dient op de speciaal daarvoor bestemde tijden getuigenis te worden afgelegd.

Hebreeën 9:15: 15 Daarom is hij dus middelaar van een nieuw verbond, opdat zij die geroepen zijn, de belofte van de eeuwige erfenis zouden ontvangen, aangezien er een sterven heeft plaatsgevonden om [hen] door losprijs te verlossen van de overtredingen onder het vroegere verbond.

Mattheüs 26:26-29: 26 Terwijl zij verder aten, nam Jezus een brood, en na de zegen te hebben uitgesproken, brak hij het en gaf het aan de discipelen en zei: „Neemt, eet. Dit betekent mijn lichaam.” 27 Ook nam hij een beker, en na een dankgebed te hebben uitgesproken, gaf hij die aan hen, terwijl hij zei: „Drinkt allen hieruit; 28 want dit betekent mijn ’bloed van het verbond’, dat ten behoeve van velen vergoten zal worden tot vergeving van zonden. 29 Maar ik zeg U: Van nu af zal ik geenszins meer iets van dit produkt van de wijnstok drinken tot op die dag waarop ik het met U nieuw zal drinken in het koninkrijk van mijn Vader.”

Lukas 22:28-30: 28 Doch GIJ zijt degenen die in mijn beproevingen steeds bij mij zijt gebleven; 29 en ik sluit een verbond met U, evenals mijn Vader een verbond met mij heeft gesloten, voor een koninkrijk, 30 opdat GIJ in mijn koninkrijk aan mijn tafel moogt eten en drinken, en op tronen moogt zitten om de twaalf stammen van Israël te oordelen.

[7] Markus 7:12-13: 13 en aldus maakt GIJ het woord van God krachteloos door UW overlevering, die GIJ hebt doorgegeven. En GIJ doet veel van dergelijke dingen.”

Markus 7:1-5: 2 En toen zij zagen dat sommigen van zijn discipelen hun maaltijd met verontreinigde, dat wil zeggen ongewassen handen nuttigden — 3 want de Farizeeën en alle joden eten niet zonder eerst hun handen tot aan de elleboog te hebben gewassen, daar zij vasthouden aan de overlevering van de mannen uit vroeger tijden, 4 en wanneer zij van de markt terugkomen, eten zij niet zonder zich eerst door besprenkeling gereinigd te hebben; en zo zijn er nog vele andere overleveringen die zij hebben ontvangen en waaraan zij vasthouden: de doop van bekers en kannen en koperen vaten — 5 vroegen deze Farizeeën en schriftgeleerden hem: „Waarom gedragen uw discipelen zich niet naar de overlevering van de mannen uit vroeger tijden, maar gebruiken zij hun maaltijd met verontreinigde handen?”

[8] Handelingen 6:2-6: 2 De twaalf riepen daarom de menigte der discipelen bij zich en zeiden: „Wij trekken ons niet graag van het woord Gods terug ten einde [voedsel] over tafels te verdelen. 3 Ziet daarom voor UZELF uit, broeders, naar zeven goed bekendstaande mannen uit UW midden, vol van geest en wijsheid, opdat wij hen over deze noodzakelijke aangelegenheid kunnen aanstellen; 4 wij daarentegen zullen ons aan gebed en aan de bediening van het woord wijden.” 5 En het gesprokene vond instemming bij de gehele menigte, en zij kozen Stéfanus, een man vol geloof en heilige geest, en Filippus en Próchorus en Nikánor en Timon en Pármenas en Nikoláüs, een proseliet uit Antiochíë; 6 en zij stelden hen voor de apostelen, die, na gebeden te hebben, hun de handen oplegden.

Deuteronomium 1:12-13: 13 Neemt wijze en beleidvolle en ervaren mannen van UW stammen, opdat ik hen tot hoofden over U kan stellen.’

1 Timotheüs 3:6-7: 7 Verder moet hij ook een voortreffelijk getuigenis hebben van de mensen buiten, opdat hij niet tot smaad wordt en in een strik van de Duivel valt.

[9] Lett.: „[Wordt niet] onder een verschillend juk gaand.”

[10] Psalm 40:7-8: 8 In het doen van uw wil, o mijn God, heb ik behagen geschept, En uw wet is in mijn inwendige delen.

Johannes 4:33-34: 34 Jezus zei tot hen: „Mijn voedsel is, dat ik de wil doe van hem die mij heeft gezonden en zijn werk voleindig.

Romeinen 7:21-23: 22 Naar de innerlijke mens schep ik werkelijk behagen in de wet van God, 23 maar in mijn leden zie ik een andere wet, die strijd voert tegen de wet van mijn verstand en mij in gevangenschap voert aan de wet der zonde, die in mijn leden is.

[11] Johannes 13:7-11: 8 Petrus zei tot hem: „Gij zult mijn voeten stellig nooit wassen.” Jezus antwoordde hem: „Indien ik u niet was, hebt gij geen deel met mij.” 9 Simon Petrus zei tot hem: „Heer, niet alleen mijn voeten, maar ook mijn handen en mijn hoofd.” 10 Jezus zei tot hem: „Wie zich heeft gebaad, behoeft niet meer dan zijn voeten te laten wassen, maar is geheel rein. En gijlieden zijt rein, doch niet allen.” 11 Hij kende immers de mens die hem verried. Daarom zei hij: „Niet allen zijt GIJ rein.”

“5 En juist Daarom moet gij uw uiterste best doen, om met het geloof de deugd te paren, met de deugd de kennis, 6 met de kennis de zelfbeheersing, met de zelfbeheersing de volharding, met de volharding de vroomheid, 7 met de vroomheid de broederlijkheid, met de broederlijkheid de liefde.” (2Pe 1:5-7 CANIS)

[12] Prediker 3:1-9: 3 Voor alles is er een vastgestelde tijd, ja, een tijd voor elke aangelegenheid onder de hemel: 2 een tijd voor geboorte en een tijd om te sterven, een tijd om te planten en een tijd om het geplante te ontwortelen, 3 een tijd om te doden en een tijd om te genezen, een tijd om neer te halen en een tijd om te bouwen, 4 een tijd om te wenen en een tijd om te lachen, een tijd om te weeklagen en een tijd om rond te huppelen, 5 een tijd om stenen weg te werpen en een tijd om stenen bijeen te brengen, een tijd om te omhelzen en een tijd om zich verre te houden van omhelzen, 6 een tijd om te zoeken en een tijd om [iets] als verloren op te geven, een tijd om te bewaren en een tijd om weg te werpen, 7 een tijd om vaneen te scheuren en een tijd om aan elkaar te naaien, een tijd om zich stil te houden en een tijd om te spreken, 8 een tijd om te beminnen en een tijd om te haten, een tijd voor oorlog en een tijd voor vrede. 9 Welk voordeel is er voor de werker gelegen in datgene waaraan hij hard werkt?

Efeziërs 1:10-12: [Ja,] in hem, 11 in eendracht met wie wij ook tot erfgenamen werden aangesteld, doordat wij werden voorbestemd overeenkomstig het voornemen van hem die alle dingen werkzaam doet zijn naar het raadsbesluit van zijn wil, 12 opdat wij tot lof van zijn heerlijkheid zouden dienen, wij die de eersten zijn geweest die op de Christus hebben gehoopt.

2 Timotheüs 1:8-9: 9 Hij heeft ons gered en ons geroepen met een heilige roeping, niet op grond van onze werken, maar op grond van zijn eigen voornemen en onverdiende goedheid.

[13] Romeinen 8:28-29 ***

28 Nu weten wij dat God al zijn werken doet samenwerken ten goede voor hen die God liefhebben, hen die volgens zijn voornemen de geroepenen zijn; 29 want hen die hij het eerst heeft erkend, heeft hij ook voorbestemd om gevormd te worden naar het beeld van zijn Zoon, opdat hij de eerstgeborene onder vele broeders zou zijn.