GevallenEngelen

Belgische Christadelphians

Gevallen Engelen of Duivels

Uitgerangeerden

Gevallen engelen en hun verblijf

Waren er in het begin dat tegen God in opstand kwamen en zondigden? Trad God hier dan tegen op of liet Hij hen de mensen verleiden en ook in opstand komen tegen Hem? Waarom liet God het dan zo ver komen dat die slechte engelen ook de andere schepselen to verderf brachten?

Werden zij dan naar de hel verbannen waar zij voor eeuwig pijn zouden moeten lijden? Nochtans zijn er mensen beweren dat de duivels nog steeds mensen misleiden. Maar dat betekend dan dat de duivels niet in de hel zijn, maar hier op aarde. Zij zijn dan ook niet uitgerangeerd, of in de verdoemenis gestoken door God.

Als zij eveneens hier op aarde kunnen zijn, kan men wel indenken dat zij niet naar de hel gaan indien dat een plaats zou zijn waar zij in het vuur pijn moeten lijden. Voor hen zal de keuze vlug gemaakt zijn. Wie wil er nu pijn lijden? En op aarde kunnen zij dan gezellig mee genieten van al de bekoorlijke dingen en ook de mensen lekker pesten.

Een meerderheid gelooft dat deze gevallen engelen, duivels, de mensen er mee kunnen inluizen zodat zij ook tot de hel zullen verbannen worden. Dan zullen die misleide mensen mee kunnen afzien voor eeuwig in een brandend vuur.

Maar is dat wel Bijbels?

In tegenstelling tot de eenvoudige en redelijke leerstelling van Bijbel zijn de populaire ideeën over hemel en hel onredelijk.

Deze ideeën welke al voor Jezus zijn tijd bestonden zijn door de eeuwen heen verder gevoed geworden door de vele verhalen welke schrijvers uit hun fantasie lieten ontspruiten.

Eeuwen lang werd er ook verklaard dat de Christenen geloofden in een hemel als het verblijf van de gerechtvaardigde doden waar zij eeuwigdurende vreugde en geluk konden ervaren, met daarnaast een wachtplaats waar zondige gelovigen eerst van hun zonden gereinigd moesten worden door pijniging in een vagevuur. Erger nog voor de grote zondaars of diegenen die een doodzonde hadden begaan, want die zouden in de hel terechtkomen welke volgens vele mensen de eeuwige duurzame plaats van het kwaadaardige is waar die onderworpenen, gevallen engelen, duivels en plegers van doodzonde, nooit-beëindigende kwelling in haar onuitblusbare vuren krijgen.

In de tijd dat de apostelen Petrus en Judas schreven, werd "Lucifer" nooit als een naam voor de duivel gebruikt. Inderdaad Petrus zijn eigen "Dagster" (2 Petrus 1:19 waarmee hij Christus bedoelde)[1] werd vertaald als "Lucifer" in Latijnse Bijbels en dientengevolge werd "Lucifer" in de vroege kerk ook als een titel van Christus beschouwd, bezongen in vroege hymnen en ook aangenomen als een persoonlijke naam door enkele bisschoppen.

Wanneer Petrus en Judas schreven, was geloof in gevallen engelen niet gebaseerd op Jesaja 14:12, maar op Genesis hoofdstuk 6 vers 2.[2]

“O Morgenster, zoon van de dageraad, hoe diep ben je uit de hemel gevallen. Overwinnaar van alle volken, hoe smadelijk lig je daar geveld.” (Jesaja 14:12 NBV)

“De zonen van de goden zagen hoe mooi de dochters van de mensen waren, en ze kozen uit hen de vrouwen die ze maar wilden.” (Genesis 6:2 NBV)

De context van Genesis 4 en 5 stelt voor dat 'zonen van God' hier hetzelfde betekent zoals het in het Nieuwe Testament betekent - menselijke gelovigen. De bekende 5de Eeuwse katholieke theoloog Augustinus schreef uitvoerig over Genesis 6:2 in zijn boek Stad van God en beëindigde dat de 'zonen van God' de zonen van Seth waren die "begonnen de naam van de Heer aan te roepen" (Genesis 4:26), maar werden weg geroepen van eredienst van de Heer door verleiding van de goddeloze 'dochters van mannen'. Hier betekende dat zij een inter-huwelijk aangingen met de nakomelingen van Kaïn - tot enkel Noah en zijn familie trouw bleven. Dit is ook de interpretatie die door de Joodse Rabbi's wordt gevolgd die over Genesis 6:2 schrijven.

Nochtans, waren in de dagen van Petrus en Judas vele mythen onder Joden tengevolge van invloed door Babylonische en Griekse tradities ontstaan.

Frequenter onder deze Joodse mythen is de mythe van gevallen engelen. De volledigste versie van de mythe is in het zogenaamde Boek van Enoch gevonden, die een verbeeldingsvolle uitbreiding op de Zonen van God en Dochters van Mannen in Genesis 6 is.

De hoofdgebeurtenis, de val van de rebellenengelen, is als volgt beschreven:

"En het gebeurde toen de kinderen van de mens zich vermenigvuldigd hadden, dat in die dagen naar hen mooie en bevallige dochters geboren werden. En de engelen, de kinderen van hemel, zagen verlangd naar hen en zeiden de één aan de andere: 'Kom, laat ons echtgenotes kiezen van onder de mensenkinderen en ons kinderen voort brengen’. En Shemihazah, die hun leider was, zei tot hen: 'Ik vrees dat u hiermee niet akkoord zult gaan deze daad te doen en ik alleen zal de straf moeten betalen van een geweldige zonde'. En zij beantwoordden hem allen en zeiden: Laat ons allen een eed zweren en ons allemaal binden door onderlinge overeenkomst om dit plan te niet op te geven, maar dit ding te doen'. Dan zworen zij en maakten zij samen een verbond met wederzijdse vervloekingen. En zij waren samen twee honderd die naar de aarde afdaalden in de dagen van Jared". (Enoch 6:1-6)

Het verhaal gaat verder met de gevallen engelen die een reeks van reuzen voortbrachten. Maar de engelen werden door de aartsengel Michael beschuldigd, en in Tartarus (de onderwereld = het graf)gebonden om als beschuldigden hun oordeel voor 70 generaties af te wachten. De engelen vroegen Enoch daarop om met God om hun voordeel te bemiddelen, maar de verzoeken van Enoch werden geweigerd. De reuzen veroorzaakten ook verwoesting op de aarde, en de aartsengel Michael God verzocht opnieuw, waarop zij in de vloed verdronken werden.

In het Boek van de Reuzen vroegen deze kinderen van de engelen, geleid door hun leiders Ohiyah en Mahawi, Enoch om ook voor hen te bemiddelen. God verordende dat de geesten van de reuzen de mensheid zouden overleven om een nieuwe klas van wezens, de demonen te worden. Dit zou één van de machtigste krachten zijn, gelijk die zelfde als Asmodeus vermelde in het Boek van Tobit, om de mensheid te kwellen. De menselijke moeders van de reuzen zouden overleven en Sirenes worden.

In de 1st Eeuw was het Boek van Enoch een bestseller. Het boek was zo populair dat alle Joodse Christenen het wel zouden gekend hebben. Daarom werden zij door Petrus en Judas hierover aangesproken. Zelfs wanneer zij, zoals vele geschoolde Joden, het niet als een feit hadden aangenomen. Wij weten, bijvoorbeeld, dat het door de 1st Eeuwse Farizeeër bekend als Pseudo-Philo verworpen werd (Boek van Antiquiteiten 3:1), alsook door Rabbi Simeon Ben Yohai (Genesis Rabbah 26:5) en door Trypho, de Jood die met Justin de Martelaar debatteerde (Dialoog 1:79:1). Om nog maar te zwijgen van de Heer Jezus zelf[3].

“Want wanneer de mensen uit de dood opstaan, trouwen ze niet en worden ze niet uitgehuwelijkt, maar zijn ze als engelen in de hemel.” (Markus 12:25 NBV)

Niettemin ondanks de waarschuwing van Paulus (Titus 1:14; 2 Petrus 2:1-2; 3:3)[4] brachten sommige van de bekeerlingen van judaïsme naar christendom deze Joodse mythen met hen - inclusief het Boek van Enoch en de legende van de gevallen engelen - en de documenten van de vroege kerk duiden aan dat deze mythen later door de Gnostici werden hervat.

Petrus en Judas haalden duidelijk hetzelfde probleem aan, maar met één verschil; Petrus schreef dat de foute leraren kwamen, maar toen Judas schreef waren zij aangekomen. Judas is een voortzetting van 2 Peter.

Judas citeert ook van het Boek van Enoch:

"Zie de Heer komt met duizenden op duizenden van zijn heilige om iedereen te beoordelen en het ongoddelijke van alle te veroordelen voor al de ongoddelijke handelingen die zij hebben gedaan" (1 Enoch 1:9)

"Enoch de Zevende van Adam profeteerde... 'Zie de Heer komt met duizenden op duizenden van zijn heilige om iedereen te beoordelen en het ongoddelijke van alle te veroordelen voor de ongoddelijke handelingen die zij hebben gedaan'." (Judas 14-15)[5] “Zij zijn het ook over wie Henoch, de zevende vanaf Adam, geprofeteerd heeft toen hij zei: ‘Ik zie de Heer komen met zijn heilige tienduizendtallen om over allen zijn vonnis uit te spreken; alle goddeloze zondaars zal hij veroordelen voor alle goddeloze daden die ze in hun goddeloosheid bedreven hebben en voor de harde woorden waarmee ze hem hebben beledigd.’” (Judas 1:14-15 NBV)

De meeste Christelijke lezers van 'engelen die zondigden' lezen doorgaans enkel de engelen-vloed-Sodom opeenvolging in 2 Petrus 2:4-8 (of de Sinai-engelen-Sodom opeenvolging in Judas 5-7) zonder op te merken wat voorafging of volgt. Wat voorafgaat is helder:

“Gedreven door hebzucht zullen ze u bedriegen met misleidende verhalen, maar hun vonnis is allang geveld, hun ondergang laat niet op zich wachten.” (2Pe 2:3 NBV)[6]

Dit waarschuwt ons dat wat volgt op deze verhalen betrekking heeft. Het verwijst naar die valse leerstellingen die door foute leraren 'onder de kerk' worden verspreid precies zoals zij eenmaal door foute leraren "onder de mensen" van Israël waren verspreid. Dit is in Judas’ parallelle voorbeeld van apostasie aan Sinai (Judas 4-5) bevestigd.

“4 Er hebben zich namelijk ongemerkt mensen onder u gemengd van wie het vonnis al lang geleden schriftelijk is vastgelegd: goddelozen, die de genade van onze God misbruiken als voorwendsel voor losbandigheid en die onze enige meester en Heer, Jezus Christus, verloochenen. 5 Ik wil u eraan herinneren - ook al weet u dit alles wel - dat de Heer zijn volk weliswaar voor eens en altijd uit Egypte heeft bevrijd, maar later allen die niet geloofden gedood heeft.” (Judas 1:4-5 NBV)[7]

2 Petrus 2:4 "Indien. . . ".

Petrus verwijst hier naar Enoch 10:4 waar de aartsengel Rafael beweert dat de engelen in Tartarus zondigden. Maar merk op dat in zijn aantekening Petrus een hypothetische uitdrukking gebruikt “indien”: "Indien de engelen zondigden. ... dan. ..”. Het betekent niet dat Petrus Enoch 10:4 als historisch correct feit voorstelt, enkel dat hij een logisch argument voorstelt. Zijn besluit (de "dan..." deel) komt in 2:9. “De Heer weet dus zowel de vromen uit de beproeving te redden alsook de boosdoeners ter kastijding te bewaren voor de dag van het oordeel,” (2Pe 2:9 WV78)[8]

De mensen krijgen hier op aarde reeds hun beproevingen en met hun sterven wordt er betaald voor hun zonden met de dood. Er is geen verdere schuld aflossing nodig. Als gelovigen kunnen wij er op aan dat Jezus ons zal vrijwaren van verdere pijnen en moeilijkheden. Zelfs kwaden of slechten zullen niet gekastijd worden tot aan de dag van het oordeel. Daar zullen zij wel de laatste pijn moeten verdragen, namelijk de weigering tot toegang naar het aards paradijs of het Koninkrijk van God. Diegenen die vaststonden in het zondigen zullen dan, na hun opwekking uit de dood, terug de dood ingestuurd worden. Vandaar dat er sprake is van een tweede dood in de Bijbel.

In recenter tijden hebben velen de idee van hel en het oneindig vuur verlaten met het echte verlangens om te onderzoeken of dit wel zo is. De taal van de Heilige Schriften in acht nemend en de verscheidene boeken in verband houdend konden zij meer inzicht krijgen en de ware toedracht herkennen. Zij wilden zich onderwerpen aan het Bijbels onderricht om tot de waarheid te komen. En niet vasthouden aan menselijke onderrichtingen van geestelijke of kerkelijke schrijvers.

Deze afschuw van eeuwig lijden (zeker een juist instinct) heeft veroorzaakt dat mensen in plaats daarvan een vage hoop van universele redding gingen koesteren voor eeuwig geluk ongeacht de gedane werken tijdens hun sterfelijk leven. Maar toch heeft dat mensen nu met een zin van onbehaaglijkheid gelaten, omdat zij een onrecht voelen in de veronderstelling dat er gelijk een beloning voor zowel goeden als slechten kan zijn. Voor hen lijkt het onrechtvaardig dat eenieder met de zelfde rechten kan toebedeeld worden. Of men nu altijd goed gedaan heeft of als men heel zijn leven gezondigd heeft en dan toch nog to bekering komt e nevengoed kan gered worden. Velen voelen zich dan tekort gedaan. Het is dat ongelijkheidgevoel dat bij hen een beeld van afstraffing voor de anderen doet oproepen. Een vagevuur lijkt hen dan een goede tussen oplossing. Zij mogen dan gered worden maar moeten toch nog eerst afzien voor de voorheen gedane fouten.

Vele ijverige Bijbel studenten delen het moderne idee van 'hemel voor iedereen' of de traditioneler ideeën van 'zegeningen in de hemel' en 'straf in de hel' niet. Zij hebben zelf de Bijbel volledig ten einde gelezen en zijn tot de slotsom gekomen dat, hoewel "hemel" en "hel" vaak vermeld worden, zij niet de eeuwige duurzame plaatsen zijn waar mensen met vreugde of vol met angst hoeven op te hopen om na de dood naar te gaan.

De getrouwe Bijbellezer kan zich er in vinden dat de getrouwe gelovigen tot een slaap in de dood zullen komen, waarbij zij van niets bewust zijn. Zij voelen zich niet te kort geschoten dat zij daarbij zullen moeten wachten in die toestand tot Jezus wederkomst. Zij vinden het niet erg dat enkel Jezus al opgestegen is naar de hemel en nog niemand anders van de doden hiertoe gekomen is.

Zij hebben hun hoop gesteld op het Goede Nieuws dat Jezus die beloofde Messias is die hen tot eeuwig leven kan brengen zonder dat zij verder nog moeten afzien. Zij zijn niet jaloers dat Jezus de enige is die nadat hij in het graf had gelegen, en voor drie dagen in die ‘hel’ verbleef, niet tot stof terugkeerde maar opstond als voorbeeld voor ons, voor wat er in de toekomst met ons kan gebeuren. Ook David verwees in Psalm 16 vers 10[9], waarnaar Petrus refereerde in zijn tweede brief (2 Petrus 2:4[10]: “Tartarus”) naar Jezus wiens ziel niet in de hel (sheool), het graf, zou achtergelaten worden. Zoals alle mensen voor ons zullen ook ernstige Bijbellezers zich tevreden stellen met de zegging van Genesis 3: vers 19[11] dat wij allemaal tot stof zullen terug keren.

Mensen die sterven wacht gewoon vergankelijkheid, tenzij hun naam wegens bepaalde daden in de geschiedenis wordt opgehaald ter herinnering, zoals de vele politieke, historische en andere wereldse figuren. Die herinnering kan gebracht worden in encyclopedieën en als leerstof maar zijn afhankelijk van wat een cultuurgemeenschap tot zich wil nemen of herinneren.

Engelen zijn de geschiedenis ingegaan, maar over hen is er ook veel gefantaseerd. In de jaren vijftig en zestig (dus nog niet zo lang geleden) werd ons door de Katholieke kerk onderwezen dat op onze rechter schouder een goede engel zat en op onze linker schouder een slechte engel. Indien wij linkshandig waren, behoorden wij tot de duivelsen en werd er op onze linker hand geslagen als wij deze gebruikten. Bij vele Islamieten is dit geloof nog in zwang.

Maar indien die slechte engel, de duivel op onze linker schouder kan toeven, kan hij niet tegelijkertijd in de hel zijn. Indien hij constant met ons is, zoals de Islamieten beweren, en onze zonden noteert, dan zal hij druk genoeg bezig zijn met het optekenen van de vele gebeurtenissen en zal hij niet gefolterd kunnen worden door eeuwig vuur.

Maar is zulk een meer van vuur, lava, zwavel en eeuwige verbranding niet het einde brengend? Ja, zwavel en vuur zoals het symbolisch in de Heilige Schrift gebruikt wordt, vooral in openbaringen zoals de revelatie van Johannes, heeft een figuurlijke betekenis. “Maar de lafhartigen, de trouwelozen, de verdorvenen, de moordenaars, de hoereerders, de tovenaars, de afgodendienaars en alle leugenaars, hun deel is in de poel die brandt van vuur en zwavel. Dit is de tweede dood.” (Openbaring 21:8 WV78)[12]

Lafaards, trouwelozen, verdorvenen, moordenaars, hoereerders, tovenaars, afgodendienaars en alle leugenaars, komen niet eerst in een vagevuur terecht of gaan niet dadelijk na hun dood naar een folterkamer van een hel. – Hun deel krijgen zij bij de wederkomst van Christus Jezus, die zal komen om te oordelen levenden en doden. Indien de laatsten reeds dadelijk na hun dood naar de hemel of naar de hel zouden zijn gegaan was er niemand meer daarvan om te oordelen, want hun oordeel zouden zij reeds gekregen hebben. Met de woorden “ in de poel die brandt van vuur en zwavel, dat is de tweede dood!” bedoelt de schrijver het volledige einde. "Gehenna" was de 'vallei van Hinnom' (Hebreeuws 'gey hinnom'), ten zuiden van Jeruzalem, waar de vuiligheid en dode dieren en lijken mensen uit de stad werden verstoten en verbrand; het is een symbolische beschrijving van een waardeloze stortplaats. Dat vuur werd constant brandend gehouden en werd ook aanschouwd als een ‘poel van vuur’. Lijken die daar met alle vuil werden verbrand, werden gewoon as en geraakten in de vergetelheid. Zo komen afgestorvenen op de duur ook in de vergetelheid. Tartarus was gekend van de Griekse mythologie en werd aanschouwd als het diepste gebied van de wereld; onder de onderwereld zelf. Er was vermoedelijk dezelfde afstand tussen Hades en Tartarus als tussen hemel en aarde. Tartarus was de diepste kerker van Hades, waar de mythische goden van Olympus hun gevangenen beperkten. De Bijbel schrijvers wisten dat de mensen met deze verhalen gekend waren en lieten het dan ook niet na op hun gedachtegang in te gaan. Het is niet dat de apostel Petrus geloofde in deze Griekse mythologieën als hij dat woord "tartarus" gebruikt.

In vroegere tijden betekende het woord "hel" 'te bedekken' en werd zo in verscheidene Bijbelvertalingen gebruikt voor het graf. Wij kunnen in oude Engelse literatuur referentie naar de "helling" (het hellen) van een huis vinden, dat dan niet het verbranden van het huis betekend, maar het bedekken van het gebouw. Gelijkaardig in de lectuur van de boer vindt men de 'helling van aardappelen', waarbij hier niet wordt uitgedrukt dat de aardappelen worden geroosterd, maar dat deze hen in een kuil worden gezet en bedekt worden voor bewaring van vorst, enz., tot nodig. Geleidelijk heeft deze betekenis het woord verlaten.

Populaire mythologie maakt hel een plaats van felle kwelling. Valt het mensen nooit op dat eigenaardig genoeg die hel zelf ook in een meer van vuur is geworpen? Sommige Bijbelvertalers gaan dan wel ineens over om hel als dodenrijk of graf te vertalen.[13]

“En de duivel, die hen misleidde, wordt in de poel van vuur en zwavel gegooid, bij het beest en de valse profeet. Daar zullen ze dag en nacht worden gepijnigd, tot in eeuwigheid.” (Openbaring 20:10 NBV)

“Toen werden de dood en het dodenrijk in de vuurpoel gegooid. Dit is de tweede dood: de vuurpoel.” (Openbaring 20:14 NBV)[14]

Dood en hel (het graf) worden geworpen in een meer van vuur is symbool van uiterste vernietiging. Niets anders vernietigt zo volledig als vuur, daarom is zijn symbolische gebruik voor de vernietiging een teken dat dit voorgoed is. Dit ter volbrenging van Paulus woorden:

“De laatste vijand die vernietigd wordt is de dood, want er staat: ‘Hij heeft alles aan zijn voeten gelegd.’ Wanneer er ‘alles’ staat, is dat natuurlijk uitgezonderd degene die alles aan hem onderwerpt. En op het moment dat alles aan hem onderworpen is, zal de Zoon zichzelf onderwerpen aan hem die alles aan hem onderworpen heeft, opdat God over alles en allen zal regeren.” (1Co 15:26-28 NBV)[15]

Zo zijn er geen gevallen engelen in een poel van vuur of de hel die nog aan Jezus zullen onderworpen worden, maar ook geen mensen in het vagevuur of in de vertrekken van eeuwige pijniging, de hel.

De duivels zijn mensen die zich verzetten tegen Gods wil. Mensen die ‘duivelse daden’ verrichten. De farizeeën waren niet echte duivels, maar werden wel des duivel genoemd door Jezus omdat zij zich slecht gedroegen. (Johannes 8:44) Hun daden waren niet zoals het hoorde. Hun handelingen werden door Jezus slecht bevonden. Wanneer Christus dan spreekt over het Oordeel en, wanneer wij dit vergelijken met wat wij in Openbaring hebben gezien, kunnen wij begrijpen dat het 'eeuwigdurend vuur, bereid voor de duivel en zijn engelen' een symbolische referentie is naar de 'tweede dood' die volledige vernietiging betekent. “Wanneer de Mensenzoon komt, omstraald door luister en in gezelschap van alle engelen, zal hij plaatsnemen op zijn glorierijke troon. Dan zullen alle volken voor hem worden samengebracht en zal hij de mensen van elkaar scheiden zoals een herder de schapen van de bokken scheidt;” (Mattheüs 25:31-32 NBV)[16]

“Daarop zal hij ook de groep aan zijn linkerzijde toespreken: 'Jullie zijn vervloekt, verdwijn uit mijn ogen naar het eeuwige vuur dat bestemd is voor de duivel en zijn engelen.'” (Mattheüs 25:41 NBV)

Christenen kunnen de hoop koesteren dat er geen fysieke noch geestelijke plaats van vervloeking bestaat maar dat de hel de bedekking van de dood inhoudt, het afdekken van de lijken, het tot stof en as brengen van de doden. Het is de rustplaats, of het eindpunt waar Jezus zal over beslissen of men voor eeuwig in de vergetelheid geraakt of voor eeuwig zal mogen verder leven na Christus zijn oordeel, na zijn terugkeer.

Gelukkig hoeven wij niet op te kijken naar uitgerangeerde engelen, of deze gevallen engelen in de ogen te kijken, of deze tegen te komen in een vage- of hellevuur.

Of er werkelijk gevallen engelen zouden zijn en of deze in een hel van eeuwige pijniging zouden zijn kunnen wij verder onderzoeken in het hoofdargument van Petrus tegen Enoch in de onderdelen die onmiddellijk de vermeldingen van "engelen die zondigden" volgen. Deze passages gaan dikwijls ongemerkt voorbij door die in 2 Petrus en Judas steun zoeken voor hun eigen geloof in gevallen engelen: (Een) 2 Petrus 2:10 over foute leraren die hemelse wezen lasteren. Judas 8

“vooral hen die, door schandelijke begeerte gedreven, zich overgeven aan wellust en de Heerschappij verachten. Vermetel en verwaand schromen zij niet de hemelse machten te beschimpen.” (2Pe 2:10 WV78)[17]

“Maar dit alles belet onze dromers van ingebeelde visioenen niet om precies hetzelfde te doen: zij bevlekken het lichaam, verachten de heerschappij en beschimpen hemelse machten.” (Judas 1:8 WV78)[18]

(Twee) 2 Petrus 2:11[19], maar engelen, hoewel veel geweldiger (dan de leraren), durven geen beschuldiging tegen zulke (hemelse) wezens te brengen. Judas 9

“terwijl engelen, hun meerderen in sterkte en kracht, geen smadelijk oordeel tegen deze bij de Heer durven inbrengen.” (2Pe 2:11 WV78)

“Zelfs de aartsengel Michael heeft het niet gewaagd een smadelijk oordeel tegen de duivel uit te spreken, toen hij met hem een woordentwist had en streed om het lichaam van Mozes; hij zei slechts: ‘De Heer moge u bestraffen.’” (Judas 1:9 WV78)[20]

(Als derde) 2 Petrus 2:12 zo lasteren de foute leermeesters dingen die zij niet begrijpen (of wezens die zij niet kennen).

“Maar zij, gelijkend op redeloze dieren, van nature bestemd om gevangen en gedood te worden, zij beschimpen wat zij niet kennen; en als dieren zullen zij ook omkomen,” (2Pe 2:12 WV78)[21]

“Maar deze mensen beschimpen wat zij niet begrijpen, en wat zij met het instinct van redeloze dieren wel begrijpen, wordt hun ondergang.” (Judas 1:10 WV78)[22]

"Laster" impliceert twee besluiten (a) dat zij de glories beschuldigden van vergrijp, (b) dat hun beschuldigingen ongegrond waren. Verrassend de duidelijke inslag van de verzen, dat de foute leraren hun beweringen leugens waren, dat de engelen niet gezondigd hebben en dat het hele verhaal van engelen die zondigden laster is, en gewoonlijk volledig genegeerd is.

“Alzo ook dezen, in slaap gezonkenen! hun lichaam ver- ontreinigen zij, en versmaden alle de heerschappij, en al wat eerbied vordert lasteren zij.” (Judas 1:8 PALM)[23]

Indien de beweringen (bepaald van engelen die seks met vrouwen hebben) "lasterlijke beschuldigingen" waren dan kan het amper gebruikt worden als bewijs dat de beschuldigingen van engelen die rebelleerden waar waren. Indien de "laster" uit beweringen bestond dat engelen rebelleerden, afdaalden naar aarde en demonen kweekten, dan moet het bewijs van Petrus en Judas genomen worden te betekenen dat zo iets niet gebeurde en dat het niet aanvaardbaar is zulke dingen in de kerk te geloven of te onderrichten.

Kijk uit naar:

1. “Soorten engelen” of "Zijn er goede en slechte engelen?" (nog te publiceren)

2. “Niet vervloekt tot verdoemenis met pijniging in vuur” of “Geen pijniging in hel” (nog te publiceren)

3. “Valse beschuldigingen naar engelen toe” (nog te publiceren)

Lees ook het Engelstalig artikel “Fallen angels” dat dieper in gaat op de doorheen de geschiedenis voortgebrachte verhalen en deze in het licht stelt van de Bijbelse taal der 66 boeken welke als het Woord van God worden aanschouwd.

[1] “Hierdoor kreeg voor ons het woord van de profeten nog meer gezag. Ook gij doet er wel aan daarop acht te geven: het is de lamp die licht verspreidt in een donkere ruimte tot het ogenblik dat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in uw hart.” (2Pe 1:19 WV78)

[2] “Hoe zijt gij uit de hemel neergestort, Morgenster, zoon van de dageraad! Daar ligt gij neergesmakt in de onderwereld, overwinnaar der volken!” (Jes 14:12 WV78)

“zagen de zonen van God hoe mooi de dochters van de mensen waren, en zij kozen zich uit die dochters ieder een vrouw.” (Ge 6:2 WV78)

[3] (Markus 12:25)

[4] “Zij moeten zich niet bezighouden met Joodse fabels en allerlei voorschriften, uitgedacht door mensen die de waarheid de rug toekeren.” (Tit 1:14 WV78)

“Toch zijn er onder het volk ook valse profeten geweest. En zo zullen er onder u valse leraars komen, die heimelijk verderfelijke ketterijen invoeren. Zij zullen zich niet ontzien tot hun eigen schielijke ondergang de Heerser te verloochenen die hen heeft vrijgekocht. Velen zullen hun losbandigheid navolgen en de weg van de waarheid zal door hun toedoen in discrediet raken.” (2Pe 2:1-2 WV78)

“Gij moet vooral weten dat er in de laatste dagen spotters zullen komen, mensen die leven volgens hun eigen begeerten,” (2Pe 3:3 WV78)

[5] “Over hen ook heeft Henoch, de zevende na Adam, geprofeteerd, toen hij zei: ‘Zie, de Heer is gekomen met zijn heilige tienduizendtallen, om over allen gericht te houden en alle goddelozen te straffen voor al hun goddeloze daden die zij in hun goddeloosheid bedreven hebben, en voor al de drieste woorden die de goddeloze zondaars tegen Hem hebben gesproken.’” (Jds 1:14-15 WV78)

[6] “In hun hebzucht zullen zij u met verzonnen verhalen geld uit de zak kloppen. Maar hun vonnis is al lang geveld, hun ondergang zal niet op zich laten wachten. Want ook de engelen die zondigden heeft God niet gespaard, maar naar de onderwereld verwezen en in duistere holen opgesloten, in afwachting van het Gericht. Evenmin heeft Hij de wereld van de voortijd gespaard; Hij heeft alleen Noach, de heraut der gerechtigheid, met zeven anderen behoed, toen Hij de zondvloed bracht over die wereld van goddelozen. Ook de steden Sodom en Gomorra heeft Hij ten ondergang gedoemd en met as overdekt als een afschrikwekkend voorbeeld voor de goddelozen van latere tijden. Maar Hij heeft Lot gered, de rechtvaardige, die zwaar te lijden had onder het schandelijk gedrag van die onverlaten. Wonend in hun midden, dag aan dag zulke misdaden te moeten aanschouwen en aanhoren, was een foltering voor zijn rechtschapen gemoed.” (2Pe 2:3-8 WV78)

[7] “Want sommige lieden, wier vonnis al lang in de Schrift beschreven staat, zijn erin geslaagd heimelijk uw gemeente binnen te dringen; goddeloze mensen zijn het, die de genade van onze God misbruiken als voorwendsel voor losbandigheid, en Jezus Christus, onze enige Meester en Heer, verloochenen. Ofschoon gij alles reeds weet, wil ik u er toch aan herinneren, dat de Heer weliswaar het volk uit het land Egypte heeft verlost, maar later hen die weigerden te geloven toch heeft verdelgd.” (Jds 1:4-5 WV78)

[8] “De Heer weet dus zowel de vromen uit de beproeving te redden alsook de boosdoeners ter kastijding te bewaren voor de dag van het oordeel,” (2Pe 2:9 WV78)

[9] “Want Gij geeft mij niet prijs aan de dood, geen graf geeft Gij uw vrome voor ogen;” (Ps 16:10 WV78)

[10] “Want als God d de engelen die gezondigd hebben, niet gespaard heeft, maar hen in de hel geworpen en overgegeven heeft aan de ketenen van de duisternis om tot het oordeel bewaard te worden;” (2Pe 2:4 HSVNTPS)

[11] “In het zweet uws aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot de aarde wederkeert, dewijl gij daaruit genomen zijt; want gij [zijt] stof, en gij zult tot stof wederkeren.” (Ge 3:19 STV)

[12] “Maar [wat betreft] l de lafhartigen, de trouwelozen, de verdorvenen, de moordenaars, hen die hoererij bedrijven, de tovenaars, de afgodendienaars en alle bedriegers, hun deel is in de poel m die van vuur en zwavel brandt. Dit is de tweede dood.” (Opb 21:8 HSVNTPS)

[13] “En de duivel, die hen verleidde, werd geworpen in den poel des vuurs en sulfers, alwaar het beest en de valse profeet zijn; en zij zullen gepijnigd worden dag en nacht in alle eeuwigheid.” (Opb 20:10 STV)

“En de dood en de hel werden geworpen in den poel des vuurs; dit is de tweede dood.” (Opb 20:14 STV)

[14] “En de dood en de hel werden geworpen in den poel des vuurs; dit is de tweede dood.” (Opb 20:14 STV)

[15] “De laatste vijand, die te niet gedaan wordt, is de dood. Want Hij heeft alle dingen Zijn voeten onderworpen. Doch wanneer Hij zegt, dat [Hem] alle dingen onderworpen zijn, zo is het openbaar, dat Hij uitgenomen wordt, Die Hem alle dingen onderworpen heeft. En wanneer Hem alle dingen zullen onderworpen zijn, dan zal ook de Zoon Zelf onderworpen worden Dien, Die Hem alle dingen onderworpen heeft, opdat God zij alles in allen.” (1Co 15:26-28 STV)

[16] “Wanneer dan de Mensenzoon in zijn heerlijkheid komt, en alle engelen met Hem, zal Hij plaats nemen op de troon zijner majesteit. En alle volkeren zullen vóór Hem worden vergaderd: maar Hij zal ze van elkander scheiden, zoals een herder scheiding maakt tussen schapen en bokken.” (Mt 25:31-32 CANIS)

[17] “hen bovenal, die leven naar het vlees in onreine begeerten, en die de Heerschappij verachten. Vermetel en verwaand schromen ze niet, de Heerlijkheden te beschimpen.” (2Pe 2:10 CANIS)

[18] “Zo bezoedelen ook deze dromers hun vlees; ze verachten de Heerschappij, en beschimpen de Heerlijkheden.” (Jds 1:8 CANIS)

[19] “En terwijl de Engelen, hun meerderen in kracht en in macht, tegen haar geen smalend oordeel uitspreken bij den Heer,” (2Pe 2:11 CANIS)

[20] “Welnu, zelfs de Aartsengel Mikaël durfde geen smadend oordeel vellen, toen hij met den duivel over het lichaam van Moses twistte, maar hij zeide: "De Heer bestraffe u!"” (Jds 1:9 CANIS)

[21] “smalen zij wat ze niet kennen, als redeloos vee, van nature tot grijpen en moorden bestemd. En aan hun eigen verderf zullen ze ten verderve gaan;” (2Pe 2:12 CANIS)

[22] “Deze lieden echter beschimpen wat ze niet kennen; en wat ze kennen op natuurlijke wijze als redeloos vee, daarmee gaan ze te gronde.” (Jds 1:10 CANIS)

[23] “Zo bezoedelen ook deze dromers hun vlees; ze verachten de Heerschappij, en beschimpen de Heerlijkheden.” (Jds 1:8 CANIS)

Voorkeur gevende aan het Woord van God in plaats van aan het woord van mensen en aan tradities.