geloofvoorgodaanvaardbaar

Belgische Christadelphians

Geloof voor God aanvaardbaar

Geloof

Geloof een vrucht van Gods geest

Gal. 5:22 „De vrucht van de geest daarentegen is . . . geloof.”

Geloof dat thans voor God aanvaardbaar is, houdt aanvaarding van Jezus Christus in

Rom. 3:21, 22 „Gods rechtvaardigheid [is] openbaar gemaakt, . . . ja, Gods rechtvaardigheid door middel van het geloof in Jezus Christus, voor allen die geloof hebben.”

1 Tim. 1:14 „De onverdiende goedheid van onze Heer is buitengewoon overvloedig geweest, gepaard aan geloof en liefde die in verband met Christus Jezus is.”

Ef. 3:11, 12 „Overeenkomstig het eeuwige voornemen dat hij heeft opgevat in verband met de Christus, Jezus onze Heer, door bemiddeling van wie wij, door middel van ons geloof in hem, deze vrijmoedigheid van spreken bezitten en vol vertrouwen toegang hebben.”

Joh. 14:6 „Jezus zei tot hem: ’Ik ben de weg en de waarheid en het leven. Niemand komt tot de Vader dan door bemiddeling van mij.’”

Hand. 4:12 „Bovendien is er in niemand anders redding, want er is onder de hemel geen andere naam die onder de mensen is gegeven, waardoor wij gered moeten worden.”

Ware geloof heeft deugdelijk fundament

Hebr. 11:1 „Geloof is de verzekerde verwachting van dingen waarop wordt gehoopt, de duidelijke demonstratie van werkelijkheden die echter niet worden gezien.”

Rom. 10:17 „Zo volgt dus het geloof op hetgeen wordt gehoord. En hetgeen wordt gehoord, is op zijn beurt door middel van het woord omtrent Christus.”

Scheppingswerken getuigen van bestaan van Almachtige Schepper

Rom. 1:20 „Zijn onzichtbare hoedanigheden worden van de schepping der wereld af duidelijk gezien, omdat ze worden waargenomen door middel van de dingen die gemaakt zijn, ja, zij eeuwige kracht en Godheid zodat zij niet te verontschuldigen zijn.”

Ps. 19:1 „De hemelen maken de heerlijkheid van God bekend; en het uitspansel vertelt het werk van zijn handen.”

Ps. 139:14 „Ik zal u prijzen omdat ik op een vrees inboezemende wijze wonderbaar ben gemaakt.”

Voorvallen in verband met Jezus’ aardse leven en bediening bewijzen dat hij Gods Zoon is

Luk. 1:35 „De engel gaf haar ten antwoord: ’Heilige geest zal over u komen en kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen. Daarom ook zal hetgeen wordt geboren, heilig, Gods Zoon, worden genoemd.’”

Luk. 2:7-13 „Zij baarde haar zoon, de eerstgeborene, en bond hem in windsels van doeken en legde hem in een kribbe . . . Er waren in diezelfde landstreek ook herders, die buitenshuis verbleven en ’s nachts de wacht hielden over hun kudden. En plotseling stond Jehovah’s engel bij hen, en Jehovah’s heerlijkheid omscheen hen, en zij werden zeer bevreesd. Maar de engel zei tot hen: ’Vreest niet, want ziet! ik maak u goed nieuws bekend omtrent een grote vreugde, die heel het volk ten deel zal vallen, want heden is u in de stad van David een Redder geboren, die Christus de Heer is.’ . . . En plotseling verscheen er bij de engel een menigte der hemelse legerschare, die God loofde.”

Matth. 3:16, 17 „Nadat Jezus was gedoopt, kwam hij onmiddellijk omhoog uit het water; en zie! de hemelen werden geopend, en hij zag Gods geest gelijk een duif neerdalen en op hem komen. Zie! Ook kwam er een stem uit de hemelen, die zei: ’Dit is mijn Zoon, de geliefde, die ik heb goedgekeurd.’” (Zie ook Joh. 1:33, 34.)

Luk. 8:28, 29 „Toen hij Jezus zag, viel hij schreeuwend voor hem neer en zei met een luide stem: ’Wat heb ik met u te maken, Jezus, Zoon van de Allerhoogste God? Ik smeek u, pijnig mij niet.’ (Hij had de onreine geest namelijk bevel gegeven van de mens uit te gaan.)”

Matth. 14:25-33 „[Jezus] kwam . . . lopende over de zee naar hen toe. Toen de discipelen hem op de zee zagen lopen, werden zij verontrust en zeiden: ’Het is een verschijning!’ En zij schreeuwden het uit van angst. Terstond sprak Jezus hen toe met de woorden: ’Schept moed, ik ben het; vreest niet.’ Petrus gaf hem ten antwoord: ’Heer, als gij het zijt, gebied mij dan over het water naar u toe te komen.’ Hij zei: ’Kom!’ Hierop stapte Petrus uit de boot en ging lopende over het water naar Jezus toe. Toen hij echter naar de storm keek, werd hij bevreesd, en toen hij begon te zinken, riep hij uit: ’Heer, red mij!’ . . . En nadat zij in de boot waren gestapt, nam de storm af. Hierop brachten degenen die in de boot waren, hem hulde en zeiden: ’Gij zijt werkelijk Gods Zoon.’”

Matth. 17:2, 5 „Hij onderging voor hun ogen een transfiguratie en zijn aangezicht straalde als de zon en zijn bovenklederen werden glanzend als het licht. Terwijl hij nog sprak, zie! een heldere wolk overschaduwde hen, en zie! een stem uit de wolk zei: ’Dit is mijn Zoon, de geliefde, die ik heb goedgekeurd; luistert naar hem.’”

Matth. 27:54 „De legeroverste echter en zij die met hem de wacht hielden bij Jezus, werden bij het zien van de aardbeving en al wat er gebeurde, zeer bevreesd en zij zeiden: ’Waarlijk, dit was Gods Zoon.’”

Jehovah’s faam als verzorger van zijn schepselen boezemt geloof in dat hij in materiële behoeften van dienstknechten zal voorzien

Matth. 6:26, 30, 33 „Slaat oplettend de vogels des hemels gade, want ze zaaien niet, noch oogsten ze, noch vergaren ze in voorraadschuren; toch voedt uw hemelse Vader ze. Zijt gij niet meer waard dan deze? Indien God nu de plantengroei van het veld, die er vandaag is en morgen in de oven wordt geworpen, aldus bekleedt, zal hij u dan niet veeleer bekleden, kleingelovigen? Blijft dan eerst het koninkrijk en Zijn rechtvaardigheid zoeken, en al deze andere dingen zullen u worden toegevoegd.”

Neh. 9:20 „Uw goede geest hebt gij gegeven om hen behoedzaam te maken, en uw manna hebt gij aan hun mond niet onthouden, en water hebt gij hun gegeven voor hun dorst.”

Ps. 37:25 „Eens was ik een jonge man, ook ben ik oud geworden, en toch heb ik een rechtvaardige niet volkomen verlaten gezien, noch zijn nageslacht zoekende brood.”

Jehovah’s daden in verleden verschaffen basis voor vertrouwen dat hij goddelozen zal verdelgen

2 Petr. 2:4-6 „God [heeft] zich er niet van . . . weerhouden de engelen die zondigden te straffen, maar [heeft] hen, door hen in Tartarus te werpen, aan afgronden van dikke duisternis . . . overgegeven om voor het oordeel bewaard te worden; en hij [heeft] zich er niet van . . . weerhouden een wereld uit de oudheid te straffen, maar Noach, een prediker van rechtvaardigheid, met zeven anderen veilig . . . bewaard, toen hij een geweldige vloed over een wereld van goddeloze mensen bracht; en hij [heeft] de steden Sodom en Gomorra, door ze in de as te leggen, . . . veroordeeld, voor goddelozen een voorbeeld stellend van toekomende dingen.”

Gen. 6:5, 7; 7:23 „Dientengevolge zag Jehovah dat de slechtheid van de mens overvloedig was op de aarde en dat elke neiging van de gedachten van zijn hart te allen tijde alleen maar slecht was. Daarom zei Jehovah: ’Ik zal de mensen, die ik heb geschapen, van de oppervlakte van de aardbodem wegvagen.’” „Zo vaagde hij al het bestaande dat op de oppervlakte van de aardbodem was weg, van mens tot viervoetig dier, . . . en alleen Noach en zij die met hem in de ark waren, bleven over.”

Gen. 18:20; 19:24, 25 „Het klaaggeschrei over Sodom en Gomorra, ja, het is luid, en hun zonde, ja, ze is zeer zwaar.” „Toen liet Jehovah zwavel en vuur van Jehovah, uit de hemel, op Sodom en op Gomorra regenen. Aldus ging hij ertoe over deze steden ondersteboven te keren, ja, het gehele District en alle inwoners der steden en de planten van de aardbodem.”

Gods faam als Gever en Hersteller van leven zet kracht bij aan opstandingshoop

Gen. 2:7 „Jehovah God ging ertoe over de mens te vormen uit stof van de aardbodem en in zijn neusgaten de levensadem te blazen, en de mens werd een levende ziel.”

1 Kor. 15:3-8, 20, 21 „Christus [is] overeenkomstig de Schriften voor onze zonden gestorven . . . en . . . hij [is] aan Céfas . . . verschenen, daarna aan de twaalf. Vervolgens is hij aan meer dan vijfhonderd broeders tegelijk verschenen, van wie de meesten tot op dit ogenblik nog in leven zijn . . . Vervolgens is hij aan Jakobus verschenen, daarna aan alle apostelen, doch het laatst van allen is hij ook aan mij verschenen . . . Nu is Christus uit de doden opgewekt, de eersteling van hen die ontslapen zijn. Want aangezien de dood door bemiddeling van een mens is, is ook de opstanding der doden door bemiddeling van een mens.”

1 Kon. 17:21, 22 „[Elia] strekte . . . zich drie maal over het kind uit en riep tot Jehovah en zei: ’O Jehovah, mijn God, laat toch alstublieft de ziel van dit kind in hem terugkeren.’ Ten slotte luisterde Jehovah naar Elia’s stem, zodat de ziel van het kind in hem terugkeerde en het tot leven kwam.”

Hebr. 11:17-19 „Door geloof heeft Abraham, toen hij beproefd werd, Isaäk zo goed als geofferd, en hij die met blijdschap de beloften had ontvangen, poogde zijn eniggeboren zoon te offeren . . . Maar hij was van oordeel dat God hem zelfs uit de doden kon opwekken, en daaruit heeft hij hem ook bij wijze van illustratie ontvangen.”

Jehovah’s getrouwheid in vervullen van zijn Woord verschaft deugdelijke reden voor vertrouwen dat al zijn beloften zullen uitkomen

Jes. 55:11 „Zo zal mijn woord dat uit mijn mond uitgaat, blijken te zijn. Het zal niet zonder resultaten tot mij terugkeren, maar het zal stellig datgene doen waarin ik behagen heb geschept en het zal stellig succes hebben in dat waarvoor ik het heb gezonden.”

Joz. 23:14 „Gij weet zeer goed met geheel uw hart en met geheel uw ziel dat niet één woord van alle goede woorden die Jehovah, uw God, tot u gesproken heeft, onvervuld is gebleven. Alles is voor u uitgekomen. Geen woord daarvan is onvervuld gebleven.”

1 Kon. 8:56 „Gezegend zij Jehovah, die zijn volk Israël een rustplaats heeft gegeven overeenkomstig alles wat hij beloofd heeft.”

Jes. 44:26 „Degene die het woord van zijn knecht doe uitkomen, en Degene die de raad van zijn eigen boden volledig ten uitvoer breng.”

Dan. 9:12 „Vervolgens heeft hij zijn woorden gestand gedaan die hij tegen ons en tegen onze rechters die ons richtten, had gesproken, door over ons grote rampspoed te brengen.”

Rechtvaardige positie bij God mogelijk door geloof

Gal. 2:16 „[Wij] weten dat een mens . . . rechtvaardig wordt verklaard . . . door middel van geloof jegens Christus Jezus, zelfs wij hebben ons geloof in Christus Jezus gesteld.”

Rom. 5:1 „Laten wij daarom, nu wij ten gevolge van geloof rechtvaardig zijn verklaard, vrede genieten met God door bemiddeling van onze Heer Jezus Christus.”

Gal. 3:24 Dientengevolge is de Wet onze leermeester geworden die tot Christus leidt, opdat wij ten gevolge van geloof rechtvaardig verklaard zouden worden.”

Jak. 2:23 „De schriftuurplaats werd vervuld, die zegt: ’Abraham stelde geloof in Jehovah en het werd hem als rechtvaardigheid toegerekend.’” (Zie ook Rom. 3:20-22.)

Hebr. 11:7 „Door geloof heeft Noach, nadat hem een goddelijke waarschuwing was gegeven aangaande dingen die nog niet werden gezien, godvruchtige vrees aan de dag gelegd en een ark gebouwd tot redding van zijn huisgezin; en door dit geloof heeft hij de wereld veroordeeld, en hij is een erfgenaam geworden van de rechtvaardigheid die overeenkomstig geloof is.”

Rom. 1:17 „Daarin wordt Gods rechtvaardigheid geopenbaard ten gevolge van geloof en tot geloof, zoals er staat geschreven: ’Maar de rechtvaardige — door middel van geloof zal hij leven.’”

Werken van Mozaïsche wet niet vereist

Rom. 3:20 „Daarom zal door de werken der wet geen vlees rechtvaardig worden verklaard voor hem, want door de wet is de nauwkeurige kennis van zonde.”

Gal. 2:16 „[Wij] weten dat een mens niet ten gevolge van werken der wet rechtvaardig wordt verklaard, maar alleen door middel van geloof jegens Christus Jezus, zelfs wij hebben ons geloof in Christus Jezus gesteld, opdat wij ten gevolge van geloof jegens Christus rechtvaardig verklaard mogen worden en niet ten gevolge van werken der wet, want ten gevolge van werken der wet zal geen vlees rechtvaardig worden verklaard.”

Gal. 3:11 „Bovendien is het duidelijk dat door de wet niemand rechtvaardig wordt verklaard bij God, want ’de rechtvaardige zal wegens geloof leven’.”

Geloof moet vergezeld gaan van werken die bij geloof passen

Jak. 2:21, 22, 24, 26 „Werd Abraham, onze vader, niet rechtvaardig verklaard door werken, nadat hij zijn zoon Isaäk op het altaar had geofferd? Gij ziet dat zijn geloof met zijn werken samenwerkte en dat door zijn werken zijn geloof tot volmaaktheid werd gebracht. Gij ziet dat een mens rechtvaardig verklaard wordt door werken, en niet door geloof alleen. Ja, zoals het lichaam zonder adem dood is, zo is ook geloof zonder werken dood.”

Jak. 2:17 „Zo is ook geloof, indien het geen werken heeft, op zichzelf dood.”

Tit. 3:8 „Betrouwbaar is het woord, en betreffende deze dingen wens ik dat gij voortdurend krachtige beweringen doet, opdat zij die gelovigen in God zijn geworden, hun geest gericht mogen houden op het blijven doen van voortreffelijke werken. Deze dingen zijn voortreffelijk en nuttig voor de mensen.”

Geloof beheerst de levenswijze van christen

2 Kor. 5:7 „Wij wandelen door geloof, niet door aanschouwen.”

Gal. 2:20 „Het leven dat ik thans in het vlees leef, dat leef ik door het geloof dat ten aanzien van de Zoon van God is, die mij heeft liefgehad en zichzelf voor mij heeft overgegeven.”

2 Tim. 4:7 „Ik heb de voortreffelijke strijd gestreden, ik heb de loopbaan tot het einde gelopen, ik heb het geloof bewaard.”

Met geloof kan men met bergen te vergelijken moeilijkheden overwinnen die iemands dienst voor God in de weg staan

Matth. 21:21, 22 „Jezus gaf hun ten antwoord: ’Voorwaar, ik zeg u: Als gij maar geloof hebt en niet twijfelt, zult gij niet alleen doen wat ik met de vijgeboom heb gedaan, maar ook als gij tot deze berg zegt: „Word opgeheven en in de zee geworpen”, zal het geschieden. En alle dingen die gij in gebed en met geloof vraagt, zult gij ontvangen.’”

Mark. 9:23 „Jezus zei tot hem: ’Die uitdrukking: „Als gij kunt”! Welnu, alle dingen zijn mogelijk voor wie geloof heeft.’”

Men moet groeien in geloof

2 Thess. 1:3 „Wij zijn verplicht God altijd voor u te danken, broeders, zoals gepast is, omdat uw geloof op buitengewone wijze groeit en de liefde jegens elkaar van een ieder van u zonder uitzondering, toeneemt.”

Ernstige krachtsinspanningen nodig om geloof sterk te houden

Jud. 3 „Geliefden, alhoewel ik alles in het werk stelde om u te schrijven over onze gemeenschappelijke redding, vond ik het noodzakelijk u te schrijven ten einde u te vermanen onvermoeid te strijden voor het geloof dat eens voor altijd aan de heiligen werd overgeleverd.”

1 Kor. 16:13 „Blijft wakker, staat vast in het geloof.”

2 Kor. 13:5 „Blijft beproeven of gij in het geloof zijt, blijft bewijzen dat gij goedgekeurd zijt.”

1 Tim. 6:12 „Strijd de voortreffelijke strijd van het geloof, grijp het eeuwige leven stevig vast, waartoe gij werdt geroepen.”

1 Petr. 5:9 „Neemt uw standpunt tegen hem in, vast in het geloof, wetend dat dezelfde dingen in de vorm van lijden, in de gehele gemeenschap van uw broeders in de wereld worden volbracht.”

Personen zonder geloof worden door God verworpen

Rom. 11:20 „Om hun ongeloof werden zij weggebroken.”

Hebr. 10:38 „’Mijn rechtvaardige zal wegens geloof leven’ en ’indien hij terugdeinst, heeft mijn ziel geen behagen in hem.’”

Hebr. 11:6 „Bovendien is het zonder geloof onmogelijk hem welgevallig te zijn, want wie tot God nadert, moet geloven dat hij bestaat en dat hij de beloner wordt van wie hem ernstig zoeken.”