Paardenmeisjes uitwerkingen

Uitwerking vraag a

Dit is een lastige vraag. De antwoorden C, D en E vallen onmiddellijk af.

Er is geen sprake van de breuk als meetgetal, want de breuk is in dit geval niet gekoppeld aan een maateenheid, bijvoorbeeld ½ m.

Er is geen sprake van de breuk als verhouding, want het gaat hier niet om twee hele getallen die zich tot elkaar verhouden, zoals bijvoorbeeld 2 van de 7 meisjes hadden een paard.

Er is geen sprake van de breuk als uitkomst van een verdeling. Zoals bijvoorbeeld 6 kinderen die samen 5 repen chocola eerlijk verdelen.

Je zou kunnen twijfelen bij antwoord B: de breuk als operator. Maar dat betekent de breuk als ‘deel van een hoeveelheid’. Dat zou het geval zijn als het gaat om '1/3 deel van 12 meisjes had een paard.’ Dat is hier niet aan de orde. We weten niet om hoeveel meisjes het gaat.

  

De uiteindelijke vraag is: ‘Welk deel van de klas bestaat uit meisjes die paard rijden?’ Het gaat om een deel van een geheel (de klas) en dus is antwoord A het enige juiste antwoord (ook al gaat het hier om deel-van-een-deel van de klas).

Het juiste antwoord is A: De breuk als deel van een geheel.

Uitwerking vraag b

 

 Terug naar de opgave