Zomertijd

Zomertijd is de tijd die gedurende de zomermaanden wordt aangehouden door de klok één uur vooruit te zetten.

Tijdens de zomertijd loopt de klok één uur voor op de standaardtijd (die in dit verband ook wel wintertijd genoemd wordt). In de zomer komt de zon zo vroeg op dat het al licht is terwijl de meeste mensen nog slapen. Door de klok te verzetten lijkt de zon later op te komen en weer onder te gaan. Hierdoor is het 's morgens langer donker en blijft het 's avonds juist langer licht. De periode van daglicht komt zo beter overeen met de periode waarin de meeste mensen wakker zijn. De gedachte achter zomertijd is dat men zo zou kunnen bezuinigen op (elektrische) verlichting. Het energiebesparende effect van zomertijd is echter omstreden.

Ongeveer 70 landen verzetten momenteel twee keer per jaar de klok. In de Europese Unie loopt de zomertijd van de laatste zondag van maart tot de laatste zondag van oktober.

Om te onthouden of de klok vóór- of achteruit gezet dient te worden is er een ezelsbruggetje: je wint-er-tijd mee als de wintertijd in gaat (die dag duurt namelijk 25 uur). Een ander ezelsbruggetje is: in het voorjaar zet men de klok vooruit en in het najaar zet men de klok achteruit (of: in de winter gaat 'ie terug). Ook: als het weer achteruit gaat (het wordt kouder), gaat de klok een uur achteruit. Gaat het weer vooruit (het wordt warmer) gaat de klok een uur vooruit.

Opgave(n) bij dit kernbegrip

Tijdverschil