Origineel

Bij een formule (bijvoorbeeld T = 2 x A + 7) heten de getallen die je voor A invult, de originelen. De bijbehorende waarden van T heten de beelden. Zie ook pijlentaal.

Neem bij de formule T = 2 x A + 7 voor A de waarde 3. Dan wordt T = 2 x 3 + 7 = 6 + 7 = 13. A = 3 heet het origineel. T = 13 heet het beeld.