Dansende meisjes uitwerking

Ik los de opgave eerst zelf op.

Stel er zitten 40 kinderen in die klas: 20 meisjes en 20 jongens.

Als de helft van de meisjes op dansles zit, zijn er 10 dansende meisjes.

10 van de 40 kinderen is 

deel en dat komt overeen met 25%.

De kans dat ik een dansend meisje kies is 25%.

Je kunt ook zeggen: het gaat hier om de helft van de helft. 0,5 x 0,5 = 0,25. Dat komt overeen met 25%.

Dit is de redenering van Jeroen. En ook Janneke redeneert ongeveer zo. Dat is correct.

Noor en Tanja komen op andere antwoorden uit. Waar komt dat door? Welke foute redenering maken ze?

Noor:

Noor vergeet de jongens. Ze doet net alsof er maar twee mogelijke uitkomsten zijn: dansende en niet-dansende meisjes.

Haar redenering is niet juist.

Tanja:

Tanja redeneert aanvankelijk wel goed. Ze vindt ook 25% als antwoord.

Maar vervolgens gaat ze de percentages bij elkaar optellen. En dat is niet de bedoeling. 

Terug naar de opgave.