Uitspraken parallellogram uitwerking
Anne heeft gelijk, omdat zij de oppervlakteformule (basis x hoogte) gebruikt. De basis is 4, de hoogte is 3. Dan wordt het 4 x 3 = 12.
Sven heeft gelijk, omdat hij het parallellogram splitst in een vierkant en twee driehoekjes.
Eerst rekent hij de oppervlakte van het vierkant uit. Lengte x breedte = 3 x 3 = 9. Vervolgens rekent hij de oppervlakte van de twee driehoekjes uit. Basis x hoogte : 2 = 1 x 3 : 2 = 1,5. Voor twee driehoekjes wordt het: 1,5 x 2 = 3. Daarna telt hij driehoekjes en vierkant op: 9 + 3 = 12.
Daniël heeft gelijk. Je mag een rechthoek om de parallellogram tekenen en daar de oppervlakte van uitrekenen, maar dan moet je de driehoekjes die teveel zijn er wel vanaf trekken.
Oppervlakte rechthoek: 3 x 5 = 15.
Oppervlakte van één kleine driehoek: 1 x 3 : 2 = 1,5. Voor twee driehoeken: 1,5 x 2 = 3.
Oppervlakte parallellogram: 15 - 3 = 12.
Eefje heeft gelijk. Je kunt een parallellogram als volgt in twee driehoeken verdelen:
Voor elke driehoek geldt: oppervlakte = basis x hoogte : 2 = 4 x 3 : 2 = 6
Twee driehoeken samen hebben als oppervlakte: 2 x 6 = 12. En dat is de oppervlakte van het parallellogram.
Bas heeft geen gelijk, omdat hij voor de basis te veel hokjes heeft geteld. De basis is niet 5 hokjes, maar 4!
Terug naar de opgave