Leerling 1
Als ik bijvoorbeeld eerst een uur met een snelheid van 4 km/uur loop en dan een uur met 6 km/uur, dan mag ik in dat geval de gemiddelde snelheden wél middelen omdat ik beide snelheden precies een uur heb volgehouden. (Dus dan heb ik in totaal 2 uur gelopen met een gemiddelde snelheid van 5 km/uur. Je kunt 4 + 6 = 10 delen door 2.)
In de opgave loopt Freek eerst 3 km met een snelheid van 6 km/uur, daar doet hij 30 minuten over. Vervolgens loopt hij 3 km met een snelheid van 5 km/uur, daar doet hij 36 minuten over. Hij is dus 66 minuten bezig met 6 km. En daaruit kun je de gemiddelde snelheid afleiden. (Maar in dit geval mag je dus niet 3 + 5 delen door 2 omdat de snelheden verschillende tijdsduren zijn volgehouden).
Leerling 1 geeft een fout antwoord, want je mag snelheden alleen middelen als ze gedurende een zelfde tijdsperiode zijn uitgevoerd.
Leerling 2
Freek legt 6 km af in 66 minuten.
Leerling 2 geeft een goed antwoord, maar het rekenwerk zou wel eenvoudiger kunnen. Delen door 66 en dan vermenigvuldigen met 60 kan vervangen worden door delen door 11 en dan vermenigvuldigen met 10.
Terug naar de opgave