Scheepvaartmuseum uitwerking

Er is sprake van lijnsymmetrie als je op verschillende manieren een rechte lijn door het midden van het figuur kunt trekken, zodat het deel aan de ene kant van de lijn het spiegelbeeld is van het deel aan de andere kant van de lijn. Je zou ook kunnen zeggen: Je kunt de figuur dubbelvouwen langs de getrokken lijn, en dan vallen de ene helft en de andere helft exact op elkaar.

Andere voorbeelden van lijnsymmetrische figuren zijn bijvoorbeeld de hoofdletters A, B, C, D en E.

De spiegellijn wordt ook symmetrieas genoemd.

Een draaisymmetrische figuur blijft gelijk als je hem over een aantal graden om zijn middelpunt draait. Met andere woorden, het figuur komt na draaiing (= rotatie) op zichzelf terecht. Het plafond op foto kun je 90° draaien, dat is de kleinste draaihoek. Je ziet dan dezelfde figuur. Ook de volgende twee figuren zijn draaisymmetrisch:

Puntsymmetrie is een bijzondere vorm van draaisymmetrie. Je spreekt van puntsymmetrie als je een figuur kan spiegelen in zijn middelpunt, wat hetzelfde is als wanneer hij wordt geroteerd over 180° om dat punt. Een puntsymmetrische figuur is dus ook altijd draaisymmetrisch, namelijk draaisymmetrisch over 180o.

De hoofdletters Z en S zijn bijvoorbeeld puntsymmetrisch. Als je ze om hun middelpunt 180° draait (‘op de kop zet’), staat er weer een Z of een S.

Terug naar de opgave