Breukentaal

De eerste fase bij het leren van breuken noemt men ook wel het ontwikkelen van breukentaal.

Wanneer kinderen in groep 6 zitten, zijn ze vaak al op een informele manier in aanraking gekomen met breuken zoals een half, een kwart en dergelijke. In groep 6 wordt begonnen met het systematisch in kaart brengen van situaties waaruit breuken voortkomen. Dit kunnen meetsituaties ofverdeelsituaties zijn (meetsituatie: ‘kinderen meten met een strook papier de lengte van hun tafelblad; de strook blijkt niet precies een geheel aantal malen in die lengte te passen; hoe kun je daarvoor een oplossing bedenken?’; verdeelsituatie: ‘verdeel een pizza onder vier kinderen; hoeveel krijgt ieder kind? hoe kun je dat benoemen?’).

Ook de breuk als verhouding kan in deze fase explorerend aan de orde komen

Langzaamaan krijgen breuken voor de kinderen een min of meer zelfstandige en gestandaardiseerde betekenis zonder daarbij nog aan twee ‘vreemd opgeschreven’ getallen te denken. Overigens beperkt de ontwikkeling van de breukentaal zich niet slechts tot deze eerste kennismaking met breuken. Ook in latere fasen in het leren van (het rekenen met) breuken wordt steeds (nieuwe) breukentaal ontwikkeld (bijvoorbeeld drievijfde zien als opdracht om iets in vijven te delen en drie stukjes te pakken).