Roltrap warenhuis uitwerking
Karlijn loopt met een snelheid van 1,5 m/s en bovendien gaat de trap met een snelheid van 0,5 m/s. die snelheden moet je bij elkaar tellen 0,5 + 1,5 = 2 m/s.
Tom gaat met een snelheid van 0,5 m/s.
Karlijn doet 10 : 2 = 5 seconden over het afleggen van de 10 meter.
Tom doet 10 : 0,5 = 20 seconden over het afleggen van de 10 meter.
Het verschil is 20 – 5 = 15 seconden.
Als Karlijn van de trap afstapt, moet Tom nog 15 seconden blijven staan. Tom moet dus nog 0,5 x 15 = 7,5 meter afleggen als Karlijn van de roltrap stapt.
Terug naar de opgave