Stadswallen Brussel

Iedere morgen kondigde de wachtpost met zijn hoorn de dageraad en het openen van de poort aan. 's Nachts kon niemand de stad in of uit. Daarom waren er in de nabijheid van de poorten en bij de toegangswegen heel wat herbergen voor reizigers die te laat toekwamen. Aanvankelijk werden de stadspoorten en de versterkingen bediend door de adelijke families die een wachter benoemden voor iedere poort. Vanaf 1421 kwam het stadsbestuur ook in de handen van de gilden die een tweede wachter benoemden. Beiden waren nodig om het dubbele slot van de poort te ontsluiten.

Vanaf de opkomst van kanonnen in de 15de eeuw zorgden taluds voor de muren voor extra bescherming. Een aarden wal was veel beter bestand tegen beschietingen. Vanaf de 16de eeuw werden vooruitgeschoven versterkingen: halve manen opgetrokken. In de 17de eeuw werden dezer om gebouwd tot beschermende bastions.

In 1357 werd beslist een tweede stadsmuur op te trekken om ook de toenemende buitenwijken mee te beschermen.

De stadswal speelde ook een belangrijke rol in de interne orde handhaving. Vanaf de wallen en hoge stadspoorten had men een ruim overzicht en kon men alarm slaan bij stadsbranden of oproer. De stadswal betekende ook een fiscale grens waar tol werd geheven op binnen gebrachte goederen.