St-Pieters-Rode: Horst

Historiek: van weinig Brabantse burchten werden de opeenvolgende eigenaars zo vaak opgesomd en hun geschiedenis beschreven als die van het kasteel van Horst. Toch moeten we wachten op het werk van E. Van Ermen, die voor het eerst de voor het ontstaan van de burcht belangrijke documenten uitgeeft. Hij suggereert tevens de mogelijkheid dat het kasteel in de 14de eeuw zou zijn gebouwd door Jan II van Landwijk of door Amelric Boote. Toch is het o.i. mogelijk om aan de hand van die documenten en van de architectuur het huidige kasteel preciezer te dateren. De oudst bekende heren van Horst zijn Jan van Horst en zijn zoon Arnold (1263, 1268). Deze Jan (dominus Johannes de Horst, miles), zijn zonen Arnold en Adam van Landwijk blijken te behoren tot de familie van Thunen, die zelf opklimt tot vóór 1170. Daar deze leden van de familie van Thunen zich van Horst beginnen te noemen, mogen we waarschijnlijk besluiten dat ze zich in de tweede helft van de 13de eeuw effectief te Horst hebben gevestigd. Belangrijk is een document van 1369 waaruit blijkt dat Jan van Landwijk, zoon van voornoemde Adam, de heerlijkheid Horst verkoopt aan Amelric Boote: Vort de lene die ic houdende was van Loedewike van Eerenboedeghem, diemen heet van Rode: ierst thofter Horst metten woeninghen bouen ende beneden ende metter moelen daer binnen gheleghen ....... en: ... ghelegen biden hoeue ter Horst. In 1369 spreekt men nog van: ... eenen wygaert gelegen bouen die woeninge ter Horst. Verder worden er in een archiefinventaris van 1461 twee documenten vermeld, die het hebben over: ... shoofs vander Horst ..., ... inden houe vander Horst ... (1323). In latere documenten komt men nooit het hof ter Horst nog afzonderlijk tegen. Wij kunnen uit deze gegevens afleiden dat Amelric Boote in 1369 een hof kocht, waarin men reeds de indeling van het latere kasteel, met opper- en neerhof kan herkennen, en dat mogelijk, hoewel voorlopig nog onduidelijk, teruggaat op een ontginningshoeve van de van Rodes.

Deze Amelric Boote was in 1357 poorter en wisselaar te Brussel en even later muntmeester te Vilvoorde. Hij was regelmatig geldschieter voor hertogin Johanna, waarvoor hij van haar in 1388 de hoge rechtspraak over Sint-Pieters-Rode in leen kreeg. In 1393 kocht hij bovendien nog de hertogelijke lenen van Lodewijk van Rode (1380-1393), zoon van Lodewijk van Erembodegem (1355-1372) en voegde die samen met Horst. Deze Amelric lijkt in elk geval voldoende kapitaalkrachtig om in het laatste kwart van de 14de eeuw als bouwheer van het kasteel van Horst te kunnen optreden. Hij overleed in 1405. In 1422 kocht Amelric Pynnock het kasteel van Horst van zijn tante Elisabeth, dochter van Amelric Boote. Twee documenten (1434), geciteerd in de archiefinventaris (1461), zijn zeer expliciet en versterken de hypothese dat Amelric Boote inderdaad de burcht zou hebben laten bouwen: ... op alle die goede geheeten vander Horst, te weten op tslot ter Horst ende op de woeninge geheeten dnederhof, ... gelie Amelrie wilen Boete de vors. goide aldair te houden plach, ... en: ... op tslot, thof ende de goede geheeten ter Horst, wilen Amelrix Pynnox, ... . In de verkoop van de goederen van de heerlijkheid Horst door Amelric Pynnock aan Jan van Bourgondië (1461) wordt voor het kasteel van Horst tot vijfmaal toe de term: Fortallicium, versterkte woning, gebruikt: Et bona subscripta videlicet de fortallicio cum domibus, curtibus dicto vander Horst, superius pontem, dictum de Valbrugge cum fossatis circumeuntibus, ... ; Item de viuario uno retro dictum fortallieium; ... in capella fortallicii predicti; ... retro dictum molendinum dicti fortallicii, ... ; ... de dicto fortallicio ... .

In 1482 verhief Lodewijk III Pynnock, sinds 1461 meier te Leuven, Horst, dat hij gekocht had van Filips van Bourgondië, natuurlijke zoon van Jan van Bourgondië. Tijdens de opstand van 1488-89 tegen Maximiliaan van Oostenrijk, werd het kasteel van Horst verwoest: ... , zyne goeden en wthoven verbrant, ende onder ander zyn slot ende hof van der Horst dwele also costelic, schone ende genuechlic was als ennich ander binnen onsen voirs. lande van Brabant (1491). Om Lodewijk III Pynnock toe te laten de wederopbouw van zijn kasteel te bekostigen verleende Maximiliaan hem in 1491 de hoge, de midden en de lage rechtspraak over Horst, Sint-Pieters-Rode en Kortrijk-Dutsel, kort daarvoor nog aangekocht. Zij werden op hetzelfde ogenblik verenigd: tot eenen leene, geheiten die heerlicheyt vander Nuwer Horst. De steden bekrachtigden dit besluit pas in 1498. Uiteindelijk kwam Lodewijk III Pynnock financieel in de problemen en op 22 Augustus 1500 reeds moest hij Horst afstaan aan Iwein van Cortenbach. Toch zijn we van mening dat de ophoging van de donjon en de aanpalende woonvleugel nog aan Lodewijk III Pynnock mogen toegeschreven worden.

Beschrijving: de donjon van Horst maakte deel uit van een cirkelvormige of polygonale burcht, waarvan nu nog de poort met sponning voor ophaalbrug en valheksleuf, evenals een deel van de weergang met drie bogen en schietgaten bewaard zijn: daarom ook heeft de donjon geen plint aan de kant van de binnenkoer (a) en vertoont het parement (b) herstellingen ter hoogte van niveau 1, die waarschijnlijk te maken hebben met het afbreken van de ringmuur. De kelder (0) heeft twee lichtspleten (c), waarvan de nissen zijn afgedekt met een vlakke latei op blokvormige kraagstenen, zoals ook de afdekkingen van de latrines en van de trappen. De latei van de derde spleet (d) heeft een moulure met torus; de spadevorm is een posterieure aanpassing (na 1489?). De deur (e) is origineel. De ingang op niveau 1 had twee klembalken (f). Het profiel van de gewelfrib (g) vertoont duidelijke verwantschap met dat van de plint (h) en sluit dus het later aanbrengen van het gewelf uit. Dit profiel komt zowel in de late 14de als in de 15de eeuw voor. De rechthoekige vensters met buitenluiken, in een rondboognis (i),

aanwezig op alle niveaus, zijn van hetzelfde type als die in de vermoedelijk praktisch gelijktijdig opgerichte donjon Terheyden te Rotselaar. De smalle trap vertrekt vanuit een vensternis (j) en kon afgesloten worden met een deur. Boven de ingang (f) was een muurverdikking (k) nodig, gesteund op eenzelfde mouluur met torus zoals in de kelder (d): dit is dus geen verbouwing. De schouw (1), identiek aan die op niveau 2, heeft een mijtervormige latei en kon in de zomer met een plank worden afgesloten dank zij een rabat (Fig. 82). Aan de latrine (m) is nog de oude deur (n), bestaande uit een beschieting op een raamwerk, evenals een soort lavabo (0) bewaard. De muur- en gewelfschildering (medaillons met herten) houdt geen rekening met de openingen en de verdikking voor de trap. Het residentieel niveau (2) bezit dezelfde elementen als het ontvangstniveau, met uitzondering van het gewelf. Het nachtelijk niveau (3) heeft noch schouw, noch latrine. De vensters op de niveaus 3 en 4 hadden luiken die om een horizontale as draaiden.

Vanaf niveau 4 is er geen stenen intramurale trap meer maar slechts een houten, waarvan de afdruk (p) in het pleisterwerk nog goed leesbaar is. Deze leidde waarschijnlijk naar een oorspronkelijk platform met weergang. Na de verwoesting van 1489 werd niveau 5 opgericht: deze bakstenen zijn niet bepleisterd, duidelijk kleiner, en van die van niveau 4 afgescheiden door een afgeschuinde moulure (q). De consoles (r), die de balken van het centraal platform (niveau 6) steunen, zijn gelijkaardig aan die van de aanpalende kasteelvleugel. Ze zijn dus gelijktijdig. Dit wordt trouwens bewezen door de afwezigheid van werpgaten op de weergang aan die zijde (s). Het loopniveau van de weergang werd in een latere fase met recuperatiemateriaal opgehoogd: vandaar dat elk werpgat verticaal begint (t); ook de zoömorfe spuwers zijn daardoor niet meer functioneel, een toestand die waarschijnlijk bestaat sedert het aanbrengen van de huidige torenspits. Twee gotische nissen (u) met drielob, in een vertrek palend aan de donjon, wijzen erop dat de kapel, waarvan sprake in 1461, wel naast de donjon zal gelegen hebben.

  • Fr. Doperé en W.Ubreghts, De Donjon in Vlaanderen, architectuur en wooncultuur, Gemeentekrediet, 1991 (de tekst bovenaan + plan zijn hieruit over genomen).
  • Holsbeek, Sint-Pieters-Rode, Horststraat 28, Kasteel van Horst, IBE-43619.