Maasmechelen, Leut, Kasteel Vilain XIIII
Historiek: Leut hing, zoals Hamal, rechtstreeks af van het Keizerrijk. De eerst bekende heren zijn Jacob van Tongeren (1274), Wilheamus van Louthe of van Tongeren (1298). Het kapittel van Sint-Servaas staat in 1300 de hoge en lage rechtspraak over Meeswijk af aan zijn zoon Jacob. Het is mogelijk, doch voorlopig niet aan te tonen, dat deze heren van Leut de nog bestaande ronde toren zouden bewoond hebben. J. Coenen neemt zonder argumentatie aan dat de Vlodrops de torens van de burcht in de 15de eeuw gebouwd hebben. We kennen Godart (1438), Geurt (1457), Balthasar (1461) en Willem (1562), die allen als heer van Leut betiteld worden. Omdat deze laatste de zijde van Willem de Zwijger had gekozen, sloeg Alexander Farnese de heerlijkheid Leut aan in 1581. Vermits Leut echter niet van Spanje, maar van het Keizerrijk afhing heeft de keizer deze inbeslagneming in 1585 opgeheven, doch het kasteel behield nog een tijd lang een Spaanse bezetting.
Beschrijving: de ronde donjon van Leut vormt nu de zware hoektoren van het kasteel Vilain XlIII. Hij telde vijf niveaus, de verdwenen zolder of een defensief platform inbegrepen. De in- en uitwendige structuur van deze donjon is nog nauwelijks met zekerheid te achterhalen omwille van de sterke verbouwingen met niveauverschuivingen aan de binnenkant en het aanbrengen van een nieuw mergelstenen buitenparement, waardoor alle primitieve openingen aan het oog zijn onttrokken. De kelder (0) werd verlicht door drie nu verbouwde lichtspleten (a) die schuin staan op de zijden van de inwendige zeshoek. Dit wordt het best verklaard indien we aannemen dat de toren oorspronkelijk ook binnen volledig cirkelvormig was, waarbij de cirkel doorheen de hoekpunten van de zeshoek liep: barsten in het gewelf van elke spleet tonen de rand van het primitieve binnenparement. Ook de cirkelvormige plans van de niveaus 2 en 3 wijzen in dezelfde richting. Het inbrengen van een zeshoek dateert ongetwijfeld uit de periode toen de kleine ronde hoektoren, eveneens met een zeshoek op niveau 0, werd opgetrokken. De bakstenen deuromraming (b) is posterieur. Op niveau 1 is geen enkele structuur als onomstootbaar origineel aan te wijzen. Wel vermoeden we dat de uitholling van de toren (c) op een verdwenen wenteltrap zou kunnen wijzen met mogelijk een latrineblok (d) ernaast. Dit alles wordt ook op niveau 2 teruggevonden, waar men ook nog de plaats van een schouw ziet. Door het plafond van niveau 2 te laten dalen en de vloer van niveau 3 op te trekken heeft men in een latere periode een laag tussenniveau gecreëerd met zeshoekige binnenzijde. De top van deze zeshoekige toevoeging is nog waarneembaar op niveau 3 (e). Hier kan men bovenop de muren gemakkelijk de verdikking van het parement (f) waarnemen. Verder zijn er op dit niveau de sporen van een verdwenen schouw (g) en twee vensters (h), De bakstenen schouwpijp (i), behorend bij de schouw van niveau 2, doet twijfels rijzen over de authenticiteit van deze laatste. Tenslotte is het volledig blok U) met de deur (k) en een dichtgemetseld segmentboogvormig venster (I) het resultaat van een verbouwing. De architecturale studie van deze praktisch onherkenbaar verbouwde toren levert geen argumenten op om een constructiedatum voor te stellen.