Tabaksbelasting-Tijns

TabaksbelastingOok tabaksaccijns, tabaksimpost
algemeenIn de meeste Staten levert een tabaksbelasting belangrijke baten voor de schatkist op  Meester, Treub, blz. 489-491]. 
heffingEr wordt voorgesteld de heffing van een tabaksaccijns in den vorm van een banderollen- of zegelbelasting op het fabrikaat, omdat deze vorm de enige is waarbij tegelijkertijd: 1o. de handel in ruwe tabak geen zodanige belemmering ondervindt, dat gevaar voor verplaatsing onzer tabaksmarkt is te duchten; 2o. de belasting zo kan worden geregeld, dat zij rekening houdt met de draagkracht van de verbruikers; 3o. zekerheid bestaat dat zij, van wie de belasting geheven wordt, deze op de verbruikers kunnen verhalen [Meester, Treub, blz. 489-491]. 
invoerrechtIn Nederland is tot dusver de binnenlandse tabak van belasting geheel vrij en de buitenlandsche slechts onderworpen aan een invoerrecht van f 0.70 per 100 K.G. voor onbewerkte tabak, f 40 per 100 K.G. voor sigaren en sigaretten en f 12 per 100 K.G. voor andere tabaksfabrikaten. [Meester, Treub, blz. 489-491]. 
maatschappelijke drukDe Kamer van Koophandel te Haarlem verenigde zich met vier stemmen tegen één met een rapport, waarvan de conclusie deze is, dat, in aanmerking genomen de noodzakelijkheid om de schatkist nieuwe bronnen van inkomsten te verschaffen, waarvoor uit den aard der zaak het genotmiddel ‘tabak’ in de eerste plaats een object is, gezien het feit dat deze wet ontworpen is door een commissie, bestaande uit de verschillende belanghebbenden en blijkbaar niemand in staat is geweest iets beters voor te stellen, het niet op de weg van de Kamer ligt een actie tegen het ontwerp te voeren of acties van anderen te steunen [Meester, Treub, blz. 491].  . opbrengstVerwachte opbrengst Treub 6 miljoen [Meester, Treub, blz. 490]
tarief
In verband met de invoering van de tabaksaccijns, die 10 pct. zal bedragen van den kleinhandelsprijs van sigaren, sigaretten, rooktabak, pruimtabak en snuif, wenst de Minister te geraken tot een verhooging van de invoerrechten voor buitenlandse tabak. De opbrengt van deze invoerrechten, die in 1913 ruim f 347.000 bedroeg, al dientengevolge stijgen met f 628.500. Deze verhoging acht de Minister gerechtvaardigd als tegemoetkoming aan de binnenlandse tabaksnijverheid, die aanmoediging verdient nu van de invoering van den accijns, althans tijdelijk, een buitengewone werkloosheid is te verwachten, met name ten gevolge van het in het wetsontwerp neergelegde verbod van huisindustrie  [Meester, Treub, blz. 490]
verbruiksbelastingUit het oogpunt van belastingpolitiek beschouwd, leent het artikel tabak, dat niet tot de noodzakelijke levensbehoeften behoort doch een niet onontbeerlijk genotmiddel is, zich bij uitstek tot object voor een verbruiksbelasting. En het ligt voor de hand, dat, nu enige tientallen millioenen meer aan belasting zullen moeten worden opgebracht en de rechtstreekse druk op de inkomens zeer belangrijk zal worden verzwaard, de Regering het denkbeeld heeft in overweging genomen ook hier een tabaksbelasting in te voeren, niettegenstaande voor ons land aan iedere vorm van zulk een belasting eigenaardige bezwaren verbonden zijn met het oog op onze bloeiende tabaksmarkt, onze omvangrijke tabaksindustrie, onze niet onbelangrijke tabakscultuur en onze rookgewoonte, waaraan in de laatste tijd ook niet weinige vrouwen deelnemen  [Meester, Treub, blz. 489-491]. 

BRONNENarchieven-HCO, 0701 Gemeente Zwolle, gemeentebestuur, inv.nr. 2.6.1, nr. 3712, concept-ordonnantie op de tabaksimpost       -Het Utrechts Archief, 34-4 Notarissen in de stad Utrecht 1560-1905, inv.nr. U110a011, nr. 37, overeenkomst van 5 juli 1720 voor gezamenlijke pacht van tabaksimpost.                                                                                                 -Noord-Hollands Archief 3622, Collectie van J.W. Enschedé te Haarlem, nr. 46literatuurAndreae/Downer, Plakkatenlijst, pp. 77 (1636), 90 (1696), 100(1748), 102(1749)                                                 Engels, Geschiedenis, pp. 122-123 (Rep), 137 (1650), 147(1700), 168 (Rep)                                                         Engelsman, Ontstaan, p. 128 (1812) Evers, Kroniek, p. 10(1744; 1793) Faber, Drie I,p. 362 (1748) G.S. Gelderland, Kort, p. 28 (1803-1806) Krelage, Manuscript, p. 45 (1637) Meester, Th. de, Treub’s belastingvoorstellen, in De Gids 1916, blz. 489-491Poel, Advocaat, p. 9 Sickenga, Omwenteling, pp. 69-72 T.S. Drenthe, pp. 82 (Rep), 87 (id) W.D.B.I.U.A. 1873, 25 november Westermann, Memorie (1751)Zuylen, Inventaris II, pp. 1431, 1552, 1593, 1713, 1903, 1977, 2017, 2098, 2141

Tachtigste penning [1,25%]

Brabants Historisch Informatie Centrum. inv. nr. 5122 Schepenbank Schijndel 1530-1810, Staten van de veertigste en tachtigste penning 1744-1806, nr 376 deel 1 (1744-1763), nr. 377 deel 2 (1764-1781), nr. 378 deel 3 (1782-1799), nr. 379 deel 4 (1799-1806)

Brabants Historisch Informatie Centrum. inv. nr. 5122 Schepenbank Sint-Michielsgestel 1808. Kwitanties van de twintigste, veertigste en tachtigste penning, nr. 437

G.S. Gelderland, Kort, p. 28 (1790; 1803-06) 

Meilink, Hollandsche, p. 185 (1598)

Nationaal Archief, Den Haag, Grafelijkheidsrekenkamer Registers, nummer toegang 3.01.27.01, inventarisnummer 717 [Rijnland, Den Haag. Haagambacht; Kohier van de tachtigste penning 1657]

Stadsarchief Amsterdam, nr. 5047, Archief van de Secretaris, nrs. 1-450 (1692-1805)

Wagenaar, F.P., Dat de Regering niet en bestaet by het Corpus van de Magistraet van Den Hage Alleen: de Societeit van 's-Gravenhage (1587-1802): Een Onderzoek naar bureaucratisering, Uitgeverij Verloren 1999, blz. 105-108 (1603-1666), 136 (1664; 1708), 181 (1754; 1784), 186 (1603-1604), 201 (1613; 1642), 212 (1626; 1642), 255 (1642), 322 (1610; 1683)

Takkenaccijns

Fruin, Informacie, blz. 18 (1514)

Tekengeld

Kranenburg, Zeescheepvaart, p. 252 (14e e) T.S. Zeeland I,p. 395 (1355)

Terugwerkende kracht

Houtzager, Hollands, p. 187(1671)

Thaler

munt, oorspronkelijk Joachimsthaler, genoemd naar het Joachimsthal waar in 1519 een zilvervoorraad werd ontdekt. Uit een mijn kwam het zilver voor munten met die naam. Ze hadden een waarde die ongeveer overeenkwam met de Spaanse "peso duro". Toen de munt breder bekend werd veranderde de naam in thaler of -in platduits Doler, in het Engels dollar [Navorscher 1851, blz. 94]

Thee-impost

Voorthuysen, Mercantilisme, p. 107 (1751)

Thesaurier-Generaal -Bartholomeus van Panhuys [1570-...] is raad en theaurier-generaal van Prins Maurits [Leeuw35]-Anthony van der Heim [1693-1746] is thesaurier-generaal [WP8.222]-Hieronymus van Alphen [1746-1803] is tot 1795 thesaurier-generaal van de Unie [Kobus/Rivecourt1.32]; NNBW 1911 blz. 88-Van 3 december 1801 t/m 26 mei 1802 is Andries Sijbrand Abbema [1736-1802]  thesaurier-generaal [Repertorium]Jan van Arkel XIII (... - 1424) was thesaurier-generaal van Holland (blz. 55).Hierionimus van Beverningh was thesaurier-generaal van de Unie (blz. 152)Joris de Bie werd in 1586 tot thesaurier-generaal benoemd in de plaats van Reijngoud (blz. 156)Koenraad Burgh werd in 1666 thesaurier-generaal van de Unie in plaats van Beverningh (blz. 291)Joris de Bije (Bie) (... - 1628) werd thesaurier-generaal van de Unie na de breuchten Reingoud (blz. 306)
BRONNENliteratuurANF 1883, 28 juli, p. 3 (18e e); 9 augustus, p. 2 (17e-18e e); 4 oktober, p. 3 (19e e); 1 december, p. 5 (1742); 1884, 31 mei, p. 4 (18e e); 5 juni,p.4 (1585)B.G.O.G. II, pp. 209, 237Bachiene, Vaderlandsche, blz. 203Berkelbach van der Sprenkel, Joris, p. 34 (16e e) Beyerman, Vonnis, p. 164 (16e e) Blok, Holl. stad Bourg., pp. 32, 42 Brauw, Departementen, pp. 5 (18e e), 38 (1796), 40 (id), 44 (1801), 54 (1797), 70 (1801), 96 (id), 107 e.v. (id), 138 e.v. (id), 170(1810)Brummel, Ballingen, p. 96 Caan, Schets, pp. 36, 134, 164-165 Deursen, Raad, pp. 18-19Deursen, State, pp. 52 (1649), 56 e.v. (1670), 59 e.v. (1753), 61 (1677), 64, 76, 79, 81 (Rep) Dillen, Rijkdom, p. 270 Ditzhuysen, Simon, pp. 96 e.v. (Rep) Elias, Bijdrage, p. 69 (18e e) Fock/Brucken/Hoeufft,  Autobiographische, p.308 (1782) Hoek, Adriaan, p. 105(1580-84) Jansma, Raad, p. 37 (1363) Japikse, Staten-Generaal, p. 109 Kobus, J.C./jkhr W, de Rivecourt, Biographisch Handwoordenboek van Nederland, Zutphen 1870, deel 1 [A t/m H], blz. 32, 55, 152, 156, 291, 306Leeuw 1883, deel 1, blz. 35Maasgouw 1893, p. 75 (16e e) Merkus, Schets, pp. 49, 55, 58, 64, 68, 74-75, 87-88(1796), 106(1801) Muller, Stukken, p. 79 (1574) Navorscher III, p. 284 (16e e); VI, p.  180 (1526); VII, pp. 120 (17e e), 228 (id); VIII, pp.  210 (1748),  332 (1732); XII, p. 49 (1594); XIII, pp. 57 (1573-90), 130 (17ee); XIV, p. 222 (Rep); XIX, p. 485 (16e e); XL,p. 123 (16ee); XLVI,p. 532 (1580) Poel, Sijmen, blz. 65Riemsdijk, Griffie, p. 14 (18e e) Scheltema, Staatkundig I, p. 159 (1636) Schöffer, Consolidatie, p. 77 Sickenga, Omwenteling, pp. 76, 88 Smidt/Rompaey, Chronologische III, p. 240 (1536) Smidt/Strubbe, Chronologische I,  p. 465 (1501) Smidt/Strubbe/Rompaey, Chronologische II, pp. 56(1508), 114(1512), 220(1519) T.S Zeeland I, p.81 (1591) Vries, Geschapen, pp. 347-348 (1665) Winkler Prins, A. Geïllustreerde Encyclopedie (H-IYNX), deel 8, Amsterdam 1876, blz. 222Zuylen, Inventaris II, pp. 1616, 1648
Thesaurier-Generaal en Raden van FinanciënalgemeencommiesE.C. Aeyelts is vanaf 1802 t/m/ mei 1805 commies [Repertorium]
Tiende penningEen heffing van 10% algemeen=Lodovico Guicciardini [1521 Florence-1589 Antwerpen], een gunsteling van Alva, waagde het om in 1569 te pleiten voor afschaffing van de tiende penning in een geschrift. Waarschijnlijk ingefluisterd door de vele Italiaanse kooplieden in Antwerpen. Dit geschrift bereikte de hertog van Alva via een trouweloze vriend van Lodovico. Alva was ontstemd over de wijze waarop hem dit geschrift had bereikt. Bovendien zou dit geschrift de tegenstand kunnen voeden tegen de belasting. Alva liet Lodovico gevangen nemen. Op voorspraak van de Groothertog van Toscane werd hij spoedig uit de kerker ontslagen. De bekende Hubert Languet schreef in zijn brief van 27 mei 1569 aan de  Keurvorst August van Saxen  hierover het volgende "Hoc certum est, Ludovicum Guicciardiuum Florentinum, cuius extant quaedam scripta, iussu Albani fuisse nuper coniectum in vincula, cum nomine mercatorum exhibuisset ei scriptum, in quo continebatur, plane periturum Antwerpiense emporium, si decima mercium, quae evehuntur, exigeretur a mercatoribus, adscriptis eius rei causis ."  [Boele, Lodovico, blz. 201-203] =Een blijvende belasting zonder gedurige toestemming der Staten, zoals er in Frankrijk één geheven werd, bedoelde Alva met zijn tiende penning in te voeren. Ware hem dit gelukt, het gezag der Staten zou, langs de weg in Frankrijk gevolgd, te niet zijn gegaan. Aan de andere kant werden de Staten genoodzaakt, zich, meer dan hun toekwam, met de regering te bemoeien [Fruin, Tien, blz. 31-32]=Meer speciaal wordt de nadruk gelegd op het feit dat de vrees voor opstand van het lagere volk de magistraten er toe bracht zich tegen de heffing te verzetten. De Tiende Penning zou niet zozeer de handelaar treffen, als wel, door de prijsstijging, de verbruiker, meest nog de kleine man. Na een aanvankelijke weigering stemden de Vier Leden ten slotte in 1569 met de heffing van de nieuwe belastingen in. Eerst nadat Alva zelf de heffing had geschorst en haar gedurende twee jaar door een bede had vervangen, namen die geprivilegieerden; uit vrees voor het lagere volk, een strakkere houding aan. In feite werd de Tiende Penning van 1571 gesaboteerd. Van een inning is in Vlaanderen nagenoeg niets terechtgekomen. Hoogstens ging men er over tot het opmaken van een inventaris 'van de in aanmerking komende goederen. De Tiende Penning kan dan ook niet beschouwd worden als de oorzaak van het verzet. De economische crisis was reeds lang aanwezig. De Tiende Penning was de druppel, die de maat deed overlopen. Noch de lakennijverheid, door Coornaert, noch de linnennijverheid, door Sabbe bestudeerd, wijzen op een belangrijke verscherping van de toestand in 1572 [BGN 1950, blz. 267-268].=De kostbare en langdurige oorlog tegen Spanje maakte weldra het opleggen van nieuwe en zware belastingen noodzakelijk en men vond toen zoo veel afkeer van Spanje zooveel zucht tot het Vaderland onder de ingezetenen dat zoals Hooft zegt "de zaamelpenningen uit het diepste der borze gewilligh werden opgebraght, ter liefde van 't landt en de vrijheit" en dat de landzaten, gelijk de Groot zich uitdrukt: "alles gaven om aan den Hertog van Alva geen tiende penning te geven" [Aa, Aard1, blz. 121-122]tiende penning van 1543Eikenduinen=In het kohier staat Sijmen Jan Philipsz genoemd als een in Monster wonende pachter (Boheemen, Eerste, blz. 182). Monster=In het kohier staat Pieter Claasz met zijn bezit vermeld (Boheemen, Eerste, blz. 197) 
tiende penning van 1544Eikenduinen=In het kohier staat Sijmen Jan Philipsz genoemd als een in Monster wonende pachter (Boheemen, Eerste, blz. 182) Monster=In het kohier staat Sijmen Jan Philipsz met zijn bezit vermeld. Eveneens wordt vermeld Pieter Claasz. (Boheemen, Eerste, blz. 182, 197) Wateringen=In het kohier staat Sijmen Jan Philipsz met zijn bezit vermeld  (Boheemen, Eerste, blz. 182) 
tiende penning van 1553Eikenduinen=In het kohier staat Sijmen Jan Philipsz genoemd als een in Monster wonende pachter (Boheemen, Eerste, blz. 182)Monster=In het kohier staat Jan Philipsz vermeld bij de bewoners van de "huijsen staende in de Poeldijck ende aan Quinsheul"  (Boheemen, Eerste, blz. 175) . Voorts is daar vermeld Sijmen Jan Philipsz (Boheemen, Eerste, blz. 182)  en Jan Sijmonsz  (Boheemen, Eerste, blz. 197WateringenIn het kohier staat Sijmen Jan Philipsz met zijn bezit vermeld (1). Voorts worden vermeld Cornelis Sijmonsz (2) en Jan Sijmonsz (3)bronnen(1) Boheemen, Peter J.M. van, Eerste generaties van familie van Bohemen-van Boheemen, in: Ons Voorgeslacht 2018, blz. 182(2) Idem, blz. 185(3) Idem, bz. 197  tiende penning van 1556EikenduinenIn het kohier staat Maarten Sijmensz met zijn bezit vermeld (Boheemen, Eerste, blz. 204)
tiende penning van 1558 MonsterIn het kohier staat  Jan Sijmonsz met zijn bezit vermeld (Boheemen, Eerste, blz. 197) en Maarten Sijmonsz (Boheemen, Eerste, blz. 204)
tiende penning van 1561EikenduinenIn het kohier staat Maarten Sijmensz met zijn bezit vermeld (Boheemen, Eerste, blz. 204)WateringenIn het kohier staat Adriaan Jorisz met zijn bezit vermeld (Boheemen, Eerste, blz. 184).  Voorts wordt vermeld Cornelis Sijmonsz (Boheemen, Eerste, blz. 185)en Jan Sijmonsz (Boheemen, Eerste, blz. 197)tiende penning van 1562 MonsterIn het kohier staat Jan Sijmonsz met zijn bezit vermeld (Boheemen, Eerste, blz. 197) en Maarten Sijmonsz (Boheemen, Eerste, blz. 204).

BRONNENliteratuurAa, Aardrijkskundig, deel I, blz. 121-122 [16e eeuw]ARA 1919, p. 14 (1502; 1544; 1553; 1557; 1561;1564) Arkenbout, Hof, p. 56 (16e e) Asch van Wijk, Plegtige, p. 135 (1571)Bijdragen voor de Geschiedenis der Nederlanden, deel 5 (1950), blz. 267-268B.G.O.G. IX, pp. 114-115(1571) Blok, Financiën, pp. 63 (1569), 72 (1571) Blok, Holl. stad Bourg., pp. 38-39 (1542; 1553), 40-41 (1544) Boele van Hensbroek, P.A.M., Lodovico Guicciardini, Descrittione di tuti i paesi bassi. De oudste beschrijving der Nederlanden, in hare verschillende uitgaven en vertalingen beschouwd, in: BMHG, deel 1, 1877, blz. 202-203]Boogman, Overgang, pp. 84 e.v. (16e e), 88 (id),95e.v.(id)Boheemen, Peter J.M. van, Eerste generaties van familie van Bohemen-van Boheemen, in: Ons Voorgeslacht 2018, blz. 182Coppens, Oud, p. 598 (16e e)Craeybeckx, Moeizame, pp. 63 e.v. (1572-74)Diepeveen, Vervening, pp. 43 (1561), 50 (16e e), 52-67 (id), 83 (id) Dierickx, Hertog, p. 187 (16e e) Doorninck, Regesten, p. 113 (1529-1530) Doorninck/Uitterdijk, Bijdragen I, pp. 33-48 (1570) Engels, Geschiedenis, pp. 60 e.v. (16e e), 69 (1557), 72(1571), 149(1569; 1579) Feith, Gericht, p. 60(1579) Fock/Hoeufft, Autobiographische, p. 300 (1676) Fredericq, Proza, pp. 119 (1569 e.v.), 135 (id)Fruin, Informacie, p. XXX (1543) Fruin, Zeventien (16e e) Gelder, Bespr. Leendertz, p. 93 (16e e) Gelder, Gegevens I, pp. 187, 200 e.v. (1558), 341 e.v. (1569) Gelder, Nederlandsche, pp. 4-5 (16e e), 9 (1543; 1547), 11 e.v. (1543), 22 e.v. (1560), 42 (1557), 58 (1572), 65 (1544), 69 (1558), 72(16e e), 78 (id) Goes, Register I, pp. 679 e.v. (1542-43), 694-695 (1543), 697 e.v. (1543); II, pp. 546-547, 569, 580-581, 587, 591 e.v., 647 e.v., 651, 656 (1549); III, pp. 5-7 (1550), 483 (1554), 486 (id); IV, pp. 18, 31, 34-35, 40, 43, 47, 81, 86-87, 98, 101, 107-113, 137, 139,  150,  156 e.v. (1555),  158,  163 e.v., 176 e.v., 197 (1555); V, pp. 8, 14, 54-55, 128, 134, 143 (1557) Gosses, Meerderheid, p. 46 (16e e) Halma, Tooneel I, p. 61; II, p. 25 (1569)Hoeven, Pieter van der,  10e penning 't Woud over 1543, in: Ons Voorgeslacht maart 2015, blz. 129 [1543]Houtzager,  Hollands, pp.   112 (1544),  115 (1557) Janssens,Joachim, p. 423 (1570-72) Lovett, Account, p. 168 (1569) Maasgouw 1879-1881, p. 175(1530) Maddens, Hoe, pp. 410 (1555), 411-412Meerkamp van Embden, Goudsche, pp. 249 e.v.  (1542),  253 e.v.  (1543), 347  (1557), 348-349 (1558), 350 (id) Merkus, Schets, p. 27 (16e e) Moll, Rechten, p. 119(1560)Muller, Staat, pp. 9 (16e e), 14-15, 18,29 Muller, Stukken, pp. 67 (1574), 72-73 (1576), 78 e.v. (1574)Nationaal Archief, Den Haag, Abdij van Rijnsburg, 1179-1577, nummer toegang 3.18.20, inventarisnummer B.VI.c.1.556 (1571-72)Acten van insinuatie aan en van protest van de abdis tegen den impost op de granen en den 10den penning, en antwoord van de Staten (1571-1572Navorscher III, p. 180 (16e e); XIV, p. 221 (16e e); XV,p. 216(16e e) Panhuysen, Omstreden, p. 93 (1256) Poel, Sijmen, blz. 52, 57-68 Rees, Geschiedenis I, pp. 47 (16e e), 113 (id), 146 e.v. (id) Resandt, Bundels, p. 117 (16e e) Scheltema, Staatkundig, p. 52 (1570) Smidt/Strubbe/Rompaey, Chronologische II, pp. 26 (1505), 356 (1525) Stallaert, Glossarium, pp. 231, 264, 534 (1554) T.G.O. 1838, pp. 93 e.v. (1569), 101  e.v. (1570) T.S. Stad en Lande XX, pp. 398-399 Tex, Studententijd, p. 53 (16e e)Theissen, Regeering, p. 209 (1543) Tol, Gedrukte, p. 45 (1550-74) Verhofstad, Regering, pp. 58-66 (16e e), 93 e.v. (1556), 103 (id), 104(1557)  Verlinden, Hoe, p. 18(1569) Waal, Leer, pp. 100-101 (1571) Wauters, Levée (16e e) W.D.B.I.U.A. 1874, 29 augustus, p. 3 Woltjer, Hervorming, p. 202 (1570)  Woude, Noorderkwartier, pp. 64 (1543; 1561), 684 (1542) Zuylen,  Inventaris II, pp.  818 e.v. (1569), 829-831, 846, 852,858-861, 873, 884, 887, 900, 913,1070,1075

Tiende verhoging

Engels, Geschiedenis, pp. 97 (1749), 98 (id), 102 (id), 172(1721) 

T.S. Overijssel I, p. 37 (Rep) 

Voorthuysen, Mercantilisme, p. 107 (1751) 

Zuylen, Inventaris II, p. 1643

Tiendenalgemeenhet tiendrechtHet recht van tiend was het zakelijke recht om een evenredig deel te heffen, meestal een tiende, van de gewassen, gegroeid op grond bij een ander in gebruik, of van de jongen van dieren, op dien grond geworpen. Het tiendrecht is van kerkelijke oorsprong. In de loop der eeuwen zijn de tienden steeds meer in wereldlijke handen overgegaan. In tegenstelling tot de uit het leenstelsel afkomstige heerlijke rechten, werden in 1795 de tienden, die immers niet uit het leenstelsel afkomstig waren, niet afgeschaft. In de loop van de 19e eeuw onderkende men steeds meer een aantal nadelen die aan de tiendheffing verbonden waren en die de ontwikkeling van de landbouw in de weg stonden. De belangrijkste hiervan waren:1. De tiendheffer plukte wel de vruchten van de investeringen door de tiendplichtige gedaan, maar droeg niet bij in de kosten.2. De tiendplichtige mocht de oogst niet binnen halen vóór hij de tiendheffer had gewaarschuwd zijn aandeel op te halen. Hierdoor kon bij ongunstig oogstweer schade ontstaan.3. De neiging bestond zo weinig mogelijk tiendplichtige gewassen te verbouwen. Dit kon nadelig zijn voor de grond (te weinig vruchtwisseling).4. Men vond dat het verzet, dat zich ieder jaar tegen de tiendheffing uitte, een verkeerde morele invloed had op de landbouwersstand.5. De rechtsgeldigheid en de aard van veel tiendrechten werden vaak, en de omvang ervan bijna altijd betwist. Van geen enkele tiend stond vast wat zijn omvang was.Deze bezwaren leidden uiteindelijk tot de wet van afschaffing van de tienden van 16 juli 1907, Stbl. 222. Op 1 januari 1909, de dag van de inwerkingtreding van de wet, was ingevolge artikel 1 van die wet alle tiendplichtigheid vervallen. Aan hen die toen tot tiendheffing gerechtigd waren verzekerde de wet een schadeloosstelling van Rijkswege, mits aangifte van het recht was gedaan bij de bevoegde tiendcommissie vóór 1 april 1909. Om aan de voor de schadeloosstelling benodigde gelden te komen werd in de wet bepaald dat "op elk kadastraal perceel, wegens het vervallen van welke tiendplichtigheid schadeloosstelling wordt verleend onder de naam tiendrente een schuldplichtigheid ten behoeve van het Rijk rust".Deze tiendrente bedroeg 5,55% van de schadeloosstelling, over een periode van 30 jaar jaarlijks door de gebruiker van de grond te voldoen [GA0301].
BRONNENarchievenGelders Archief, 0301 Tiendcommissie in het tweede Tienddistrict te Arnhem; Dossiers

HOLLAND

Cornelis Sijmonsz pacht in 1561 de tienden in het Laanblok van Wateringen en de smaltienden van Wateringen en Monster [Bohemen185]In 1583 beschikt Sebastiaan Sijmonsz over de tienden voor het Middenblok van Monster [Bohemen200]Op 3 september 1649 getuigt Dirk Jansz van Bohemen over de verkoop van korentienden door Louweris Willemsz aan Jacob Jansz. Cocq [Bohemen192]
BRONNENliteratuurBoheemen, Peter J.M. van, Eerste generaties van familie van Bohemen-van Boheemen, in: Ons Voorgeslacht 2018, blz. 185, 192, 200

VLAANDEREN

Gedurende de eerste helft van de 17e eeuw bezat Jacob Cats een groot deel van Staats-Vlaanderen in eigendom. Bijna heel het gewest was hem tiendplichtig. Die rechten verminderden aanzienlijk in de tweede helft van die eeuw en gingen over op zijn erfgenamen. In de eerste jaren van de 18e eeuw werden die rechten nog meer ingekrompen maar niettemin bleven de erfgenamen van Cats eigenaren van hoogst aanzienlijke landgoederen in het Oostburger ambacht en nagenoeg geheel dat ambacht was hen tiendplichtig tot het tijdstip van afschaffing.Hun rentmeester was P.A van Weenegem uit Groede [Nav1870]
BRONNENliteratuurNavorscher 1870, blz. 633-634
BRONNENliteratuurANF 1883, 4 september, p. 2 (13e e); 6 sep.tember, p. 2 (1264); 1885,p.300(1607)ARA 1919, pp. 46, 66, 73-74, 103-104Anoniem, Belastingen, p. 28Asser, WetgevingB.G.O.G. I, pp. 193-254; IV, p. 314; V, pp. 115-117, 120-121, 126, 141-142; VI, pp. 279-309Baelde, Domeingoederen, pp. 84, 111, 113, 116-117,   119-120,   195 (1551), 313 (id), 322-323, 329 (id) Beelaerts van Blokland, Gecommitteerden, p. 178 Bergh, Handboek, pp. 51 (11e-12e e), 81 (1105), 151 (m.e.) Bergmann, Oorsprong Birnbaum, Rechtliche Blécourt, Bespr. Sebus, p. 221 (m.e.) Blécourt, Bewijsstukken, p. 27 (9e e) Blécourt, Heerlijkheden, pp. 500-501 (1795-96) Blink, Geschiedenis I, pp. 259 (m.e.), 276 e.v. (id) Blok, Financiën, pp. 52-53 (13e- 14e e) Blok, Geschiedenis I, pp.  121 (10e-12e e), 139(1274), 182 (13e e), 210 (id) Blok, Holl. stad Bourg.,p. 161(1506) Blok, Immuniteitsdiploma, p. 41 Bort, Alle, Domeynen, p. 46Braure, Etude, p. 193 (16e e) Chijs, Munten, blz. 15 (m.e.) David, Geschiedenis, p. 30 (1150) Dingemans, Inventaris, pp. 45 e.v. (18e e), 90 (17e-18e e), 113 (1676-1751) Doorninck, Regesten, pp. 34 (1550), 146-147 (1531) Doorninck, Tijdrekenkundig I-V Economist IV, pp. 193-200 (19e e) Engels, Geschiedenis, blz. 11-15 (753-1411; 1520-29), 32 (12e e), 150(1584), 183(1806) -deel van opbrengsten van landerijen, maar ook van veevoer, huizen, parken, slaven, tollen, etc [blz. 11]-ware en regte tienden, tiendens met derzelver toebehooren, grote, kleine of smalle tienden [blz. 12]-tienden van wereldlijke en geestelijke oorsprong [blz. 13]-grote tienden bij koren en veldgewassen, ook te Ma-tienden, groven tiend, oudhoevige gaveltiend, nieuw aangebroken gaveltiend, bloktienden, springtienden-kleine of smalle tienden bij moes, gras, hop, radijs, kool, etc. [blz. 14]-krijtende tienden ook wel bloedtienden of vleestienden voor veulens, lammeren, kalveren [blz. 14]-bostiend of haveltiend voor het driftrecht van een kudde in de bossen vaak vanwege het weiden van varkens in de bossen van de graaf. Ook genoemd vademing, escaticum, glandaticum [blz. 14]-in natura, maar soms in geld [blz. 14]-regels gemaakt voor tienden bij Edict van 1 oktober 1520, aangepast 19 april 1529 (blz. 15)Gelders Archief, Charterverzameling, nr. 0243, sub 1.1. nr. 6 (1295), nr. 41 (1295), nr. 103 (1336), nr. 126 (1333), nr. 135 (1331), nr. 148 (1308), nr. 157 (1331), 204 (1308), 248 (1333)nr.6. Brief van graaf Reinald van 2 december 1295 waarbij hij aan zijne capelle te Staveren zekere inkomsten uit de gruit te Harderwijk, en uit zijne tienden te Elburg, en Horst en in Hulshorst, geeft, onder voorbehoud, dat hij de Carmeliter fratres, thands aldaar geplaatst wel naar goeddunken zou mogen removeren, en anderen in hun plaats stellen; doch en welk geval hij als dan aan dezelve belooft te zullen geven een andere plaats locum alium & aream, ubi se recipere possint, in libertate & opido Staveren praedicto (1295. feria sexta post festum beati Andreae apostoli). nr. 41 Vidimus van twee brieven van 1263 en 1264, waarbij Willem heer van Althena aan de abdije van Villers afstaat de tiende van Rodengoje en Salewijc, voor behoudens de jurisdictie aan den graaf van Gelre, 1295 juni 13 (1295. feria 2. post festum b. Bernabae apostoli mense juniis)nr. 103 Godard Winter, ridder, draagt op 25 oktober 1336, voor 200 mark Keuls, op aan graaf Reinald zijne tiende van drie hoeven eigen lants te Overnausheim, om dezelve van hem vervolgends ten rechten manleen te besitten (1336. vrijdag na S. Severinsdage). nr. 126  Informatie en beëdigde kondschappen, door de proosten van St. Pieter, en van Arnhem ingewonnen, wegens die nieuwe tiende, tot Drijel, 1333 october 28 (1333. op Sint Sijmon en Judendach).nr. 135  Compromissoriale uitspraak d.d. 9 mei 1331van Otto, heer van Kuijk, en anderen, in de geschillen tusschen den graaf van Gelre, en Giselbrecht van Cats, aangaande het gericht en de tiende in het agterste broek in't kerspel van Beesde (1331. Ascensiendach, ons Heren Opvaert). nr. 148  Sententie van 13 september 1308, door den bisschop van Keulen in zijn leengerigte gewesen, inzake wegens de goederen Boningen en Ewich, en de tienden aldaar, tusschen Dirk heer van Morse, en Theodericus de Gronawe, ridder, waarbij de possessie dier leengoederen aan den eersten wordt toegewezen (1308. vigilia Exaltationis Sanctae Crucis). nr. 157  Uitspraak van 9 mei 1331 den heer van Cuik, en anderen, wegens het verschil met Ghijsbrecht van Caets, over die gerichten ende die tienden van den erve, dat gelegen is in de agterste broke in den kerspel van Beesd (1331, in Ascensiendaghe die men noemt ons Heren Upvaert) nr. 204  Door graaf Otto van Gelre de tiende over Rodengore, bevattende omtrend 27. hoeven, mansi, met het lage gerichte over Rodengore, aan Willem van Altena ter leen uitgegeven met vrijheid om hetzelve onder zekere jaarlijksche thinse aan het klooster van Villers te mogen confereren, 1308 juli 22. nr. 248  De nieuwe thienden te Wijlhese, Cnijfhese, Bruechese, Netterden en Wijken,worden op 7 oktober 1333 door door graaf Reinald gegeven aan't kapittel van Embrik, mids dat het selve jaarlijks de memorie van zijne ouders, en van hem en zijne vrouwen, daar voor zal celebreren op zijn tijd (1333. donderdag na Sint Remeijsdach). Enklaar, Opkomst, pp. 18(1203), 19(1241) Formsma, Ommelander, pp. 61 e.v. (1570-72) Franquinet, Aanteekeningen, pp. 69-71 (1719) Fruin, Informacie, p. 374 (1514) Fruin, Oudste II, pp. 229 (1450), 230 (1419)  Fruin, Rechterlijke, pp. 26 (1310; 1316), 27 (1456-57), 29 (1469; 1477) G.S.Gelderland, Kort, p. 48 (1647-1777) Gallé, Beveiligd, pp. 25-26, 32, 187 (17e e) Ganderheyden, Pleitrede Gelder, Gegevens I, pp. 5, 12, 84, 101 e.v., 127 e.v., 164, 167, 190, 198 e.v., 205 e.v., 208 e.v., 213, 216 e.v., 220 e.v., 226 e.v., 228 e.v., 232 e.v., 234 e.v., 240 e.v., 247, 270e.v.; II,pp. 133,211,229Gimberg, Geldersche, p. 1 (1 Ie e)Goede, Swannotsrecht I, pp. 88 (1352), 339 (15e e) Goor, Beschrijving, pp.  17-18, 20, 23, 31, 90,366-268 Gosses, Organisatie, pp. 75 (14e e), 79 (16e e) Gosses, Oude, pp. 120-124 (8e-10e e) Gosses, Vorming, pp. 250 (12e-13e e), 306 (11e),310 (1244) Gosses/Japikse, Handboek, pp. 106, 117, 148 Gouw, Ambacht, pp. 45 (m.e.), 70 (1525), 72 (1545) Graft, Geschiedenis Groot, Zweder, p. 88 (1440) Hall, Stedelijke, p. 582(1116) Halma, Tooneel II, p. 317 (1597) Hammen, Bijdrage, p. 72(1776) Hartgerink-Koomans, Proostdijen, p. 31 (m.e.) Henne, Histoire VII, pp. 235 e.v. (1520) Heyden/Hermesdorf, Aantekeningen, pp. 64 (8e e), 108, 135, 180, 182 Hochgürtel, BeitrageHoefer, Aantekeningen, pp. 55, 281, Bijl. XI Hoefer, Vesting, p. 110 (1408) Houtte, Economische, pp. 12 (800-1300), 15 (id) Houtzager, Hollands, pp. 82, 168 Hugenholtz, Graafschappen, p. 12 (m.e.) Iterson, Confiscatie, pp. 20-21 Jansen, Middeleeuwse, pp. 49, 61, 134, 178-179 Jong, Droogmaking, pp. 59 (Rep), 108 (1646)Jong, Hellevoeterland, pp. 14 e.v. (14e e), 23 (1581),  28  e.v. (1367; 1724; 1907),  37 (1473), 38 e.v. (18e-20e e), 42 e.v. (1395; 1695), 50 (1475) Kerckhoffs-de  Hey, Grote, p.  26 (16e e); Grote (Bio),p. 11(1523) Ketelaar, Oude, p. 322 Kieft, Bespr. Buytenen, p. 255Kobus/de Rivecourt, Biographisch A-H, blz. 292Pieter Burman (1668 Utrecht - 1741) wordt in 1691 aangesteld als ontvanger der bisschoppleijke tiendenRootselaar, Rekening, pp. 28 (1585-1586), 51 (1555-1585), 62 (1574-1585), 94 (1586)Koch, Bosteel, pp. 76-77(1232; 1238; 1270) Kosters, Oude Kronenberg, Inventaris, p. 42 (1760-64) Kruisheer, Oorkonden, pp. 334 (1277), 395 (1296)Kuile, Ontstaan, p. 574 (1245)Kuyk, Levend, p. 284 (m.e.)Lanz, Correspondenz I, p. 278 (1528)Lemmink, Staten, p. 51 (1316)Linden, Recht, pp. 10, 43Maasgouw  1879-1881, pp. 6 (17e e), 273 (1643), 274 (1468); 1886-1887, p. 199 (1755) Maeckl, Erkelenzer, p. 361 (1488) Maes, Ambtenarij, p. 352 (13e e) Martini van Geffen, Iuris Meerkamp van Embden, Goudsche, p. 143 (1528) Melles, Graaf, p. 342 (13e e) Moll, Rechten, pp. 132-137 (13e- 16e e) Nagge, Historie, pp. 129, 154Nationaal Archief, Den Haag, Abdij van Rijnsburg, 1179-1577, nummer toegang 3.18.20, inv.nr. A.VII.73 (1368), B.I.129 (1319), B.I.130 (1319), B.I.131 (1227;1406; 1453), B.VI.c.545 (1498), B.VII.1, B.VII.2, B.VII.3.692Acte van overeenkomst uit 1368 van de abdij van Rijnsburg met de ontvanger van de keizerlijke tienden en kwijtschelding (1368).Diederic, burggraaf van Leyden, ridder, geeft aan het godshuis van Reynsburch voor de zielerust van zijn ouders de tienden tusschen de geestsloot en de korenmarkt, waarover tusschen de abdis en zijn vader twist was gerezen. Int jaer ons Heren duysent driehondert ende negentiene des Vrijdages na sinte Michielsdaghe (1319)Emece, abdis van Riinsburch, verkoept den tiend in Aloutgheest aan heer Theodericus van Raepherst en geeft hem dien in erfleen (1227)De abdis van Rijnsburg beleent Adriaen van Raephorst met den tiend in Aloutgheest (1406)Margriete van Bruelis, abdis te Reynsburch, oorkondt dat Adryaen van Raephorst aan zijn vrouw Godelt met goedvinden van zijn zoon Ailbrechte in duwarie gegeven heeft een tiend in Monster, dien hij van de abdij te leen heeft (1453)De graaf van Egmondt, heer tot Bair, stadhouder-generaal, en de Raden van den aartshertog van Oistenrijck, gecommitteerden ter zake zijner landen in Hollant etc., geven bevel aan den eersten gezworen bode, om aan schout en schepenen van Leyden en aan Willem van der Does aan te zeggen, dat zij zich onthouden van inbreuk op het tiendrecht van de abdij van Reynsburch en van Dirck Engebrechtsz. in Leyden van den muur tusschen Rijn en vest totaan de Rijnsburgerpoort, en daarbuiten in Oostgeest, en hen te dagvaarden voor het Hof in den Hage (1498).Onder de tienden van de abdij Rijnsburg worden genoemd die in Leiden tussen Geestsloot en Korenmarkt en die in Monsterambacht (B.VII.1-2)Willelmus, voogd van Holland, verleent aan abdis en convent der kerk van S. Marie in Rinsburh de tienden bij Rottenvlet en in Osgest, tegen afstand van renten in Pinaker en Harlem (1236)Navorscher I, p. 90 (1702); II, p. 182; III, p. 171 (m.e.); Bijbl. IV, p. XX; VII, p. 110 (1647); IX, pp.  125 (Rep), 181 (id); XV, pp. 208 (1568), 221 (id); XLV, pp. 38-39 (1326; 1398-99); XLVI,p. 169(1474-1767) Neve, Rijkskamergerecht, p. 325 (1542) Nijhoff, Archief, p. 50 (1327) Obreen, Bedijking, pp. 64-65 (12e- 13e e) Poel, Sijmen, blz. 35-37Racer, Gedenkstukken, deel 2, p. 11 (9e e); 48 (1006)Rees, Geschiedenis I, p. 12 (9e e) Rengers, Schets, pp. 15-16(1848) Roo  van  Alderwerelt,   Reis,  p.   18  (1845; 1907-09) Rootselaar, Rekening, p. 25 (1580) Schevichaven, Organisatie, p. 1 (1340) Schevichaven, Rijk, pp. 55 (m.e.), 56 (1285) Schrassert, Codex, p. 15 (16e e), 65 (1690) Sickenga, Omwenteling, pp. 124, 168 Slicher  van  Bath, Vrijheid, pp. 170, 172 (1230-40;1325) Sloet, Toestand, pp. 399 (1543), 414 (id) Smidt/Rompaey, Chronologische III, pp. 8 (1531), 32 (1532), 145(1534) Smidt/Strubbe/Rompaey, Chronologische II, pp. 9 (1504), 36 (1506),  131 (1513), 134 (id), 135-136 (id), 299 (1523), 398 (1527), 403 (id) Stratingh, Precarie, pp. 310 (1328), 314 e.v. (m.e.)Streekarchief Voorne PuttenIn de herberg van Karel Trees te Zuidland compareert op 11 juli 1860 Johannes Franciscus Egbers als gemachtigde van Agnes Katharina Engels wonend te Rotterdam, weduwe van Hubertus Kornelis Hoijer, naast Jacob Salomon Rochus Sandifort, rechter te Brielle Zij veilen de pacht van tienden: 1. in Velgersdijk de Grotenhoek, pachter Hendrik van Rij, melkboer te Zuidland 2. idem de Moolhoek, Jacob Overgauw, bakker te Zuidland 3. idem de Werfblok, Jacob Herwijnen, watermolenaar te Zuidland 4. idem Sandhil en het Oosterdeel, als 2 5. Nieuw Velgersdijk aan de zuidzijde van de woning van Arie van Koppen tot de Laningsloot, van Koppen vnd 6. idem aan de noordzijde , als 5 7. de lammertienden, niet gegolden 8. de vlastienden in Grotenhoek, Sandhil, Oosterdeel en Noordhoek, Jacob Hazejager, vlasboer te Zuidland 9. de vlastienden van de polder van Zuidland ten oosten van de Langeweg, als 8 10. idem de westzijde, als 8 Opbrengst f 2280.T.G.O. 1835, pp. 201 (10e e), 316 (1598) T.S. Drenthe, p. 119 (Rep)T.S. OveTigttiendland I, p. 434 (17e e); II, pp. 13 (15e e), 337 (1685) Telders, Niet, p. 196 (19e e) Thoen, Oorlogen, pp. 366, 368 (1385) Thorbecke, Staatsinrigting, pp. 60, 83 Unger, Keuren, p. 129(1518) Venner, Inventaris, pp. 103 (1604; 1605), 139 (1668) Verkerk,  Onderzoek, pp. 97  e.v., 101-120 (15e-16ee) Verreyt, Over (13e-17e e) Verseput, Ontstaan, p. 75 (m.e.) Wellschmied, Zur, p. 399 (1519; 1520; 1529) Wiskerke, Geschiedenis, pp. 41-43 Zuylen, Inventaris I, pp.  187, 357; II, pp. 1842,1848,1851,1957 Zijp, Strijd, p. 43 (1543)

Tigttiend

algemeen

Komt voor in in transportakten van een landgoed in Noord-Holland. In 1702 is in de akte toegevoegd "voor sooveel het nog kan worden gevordert".   [Navorscher deel 1, 1851, blz. 90]BRONNENliteratuurNavorscher 1851, blz. 90

Tijns

Ook Tynze, Tinze, Tinse

algemeen

De eigendom van de halve grute binnen de stad Zutphen door den proost en capittel van de kerk van Zutphen afgestaan op 6 juni 1290 aan graaf Reinald, voor een jaarlijksche thins van 20 solidi parvorum denariorum [Gelders Archief nr. 42]

Aan graaf Reinald is op 3 maart 1331 voor 300 mark oude Brabandsche, door Louf van Berenbroek verkogt en opgedragen, de heerlijkheid van Berenbroek, met den gerichte van der Capellen hoog ende neder, met de kerkgiften van der Capellen en van Mensel, met alle verdere toebehoren van manne, tinse, ketelgelde, etc. (1331. sondag na S. Mathijsdag apostelen)  [Gelders Archief, nr. 104]

Door graaf Otto van Gelre de tiende over Rodengore, bevattende omtrend 27. hoeven, mansi, met het lage gerichte over Rodengore, is op 22 juli 1308 aan Willem van Altena ter leen uitgegeven met vrijheid om hetzelve onder zekere jaarlijksche thinse aan het klooster van Villers te mogen confereren [Gelders Archief nr. 204].  

literatuur

Alberts, Rekening, pp. 115-116

Alberts/Jansen, Welvaart, pp. 106-107

B.G.O.G. VI, p. 280

Belonje, Leenkamer, p. 55

Blécourt, Bespr. Enklaar, p. 210 (m.e.)

Blécourt, Heerlijkheden, pp. 75 (m.e.), 504 (1797) 

Blink, Geschiedenis I, pp. 148 (m.e.), 252 e.v. (id) 

Engels, Geschiedenis, p. 29 (m.e.) 

Enklaar, Wandelingen (16e e) 

Fruin, Informacie, blz. 66 (id)

Gallé, Beveiligd, p. 33 

Geer van Jutphaas, Saksenspiegel, pp. 34 (14e e), 72 (id) 

Gelder, Gegevens I 

Gelders Archief, Charterverzameling, nr. 0243, sub 1.1. nr. 42 (1290), nr. 104 (1331), 204 (1308)

Gosses, Stadsbezit (m.e.)

Gosses, Welgeborenen, p. 134 (13e- 14e e) 

Heringa,  Twee,   pp.   182   (m.e.),   184  e.v.

(1615), 186e.v.(16ee) 

Heringa, Tijnsen

Hoefer, Aantekeningen, pp. 31, 371 

Hordijk, Rechtsbronnen, p. 79 (14e e) 

Iterson, Eigendomsoverdracht, p. 333 (m.e.) 

Jansen, Middeleeuwse, p. 185 

Kuile, Heerlijkheid, p. 399 (1508) 

Kuile,  Ontstaan, pp.  572 (1123), 579 e.v. (1233) 

Kuyk, Levend, p. 275 (m.e.) 

Linden, Recht, p. 8 

Maasgouw 1879-1881, p. 274 (1465) 

Maris, Rechtsbronnen, p. 138 (14e-16e e)

Meyroos, Onze, p. 14 (1515) 

MontéVerloren, Hoofdlijnen, pp.  69, 71, 114 (m.e.) 

Muller, Middeleeuwsche (Gl.), pp. 26 (m.e.), 83 (id) 

Nagge, Historie I, pp. 154, 473 

Navorscher IV, p. 27 (m.e.); V, p. 111(1401); XXV, p. 473 (14e e) 

Poel, Sijmen, blz. 37-38

Schrassert, Codex, p. 2 e.v. 

T.S. Overijssel II, pp. 37-39 (17e-18ee) 

T.v.G. 1963, pp. 94-95, 233-234 

Zuylen, Inventaris I, p. 2 (1399)

Tins

Zie ook Tijns Tins Tinze

Kuile, Geschiedenis, blz. 107

MontéVerLoren, J.Ph. de, Boekbespreking van G.J. ter Kuile, Geschiedenis van de heerlijkheid Zalk en Veekaten, van het kasteel Buckhorst en van zijn bewoners; van Gorcum en Comp. N.V., Assen 1948, in: BGN deel 5 (1950), blz. 160

Hieruit volgt dus, dat zijns inziens het kerspel Zalk, m.a.w. de buurschappen Zalk en Veekaten, geheel uit grondheerlijk terrein hebben bestaan. In overeenstemming

daarmede leest men op blz. 107: "het gehele gebied van de heerlijkheid is eens privaatrechtelijk eigendom van den heer geweest, aan wien de bewoners tins betaalden. Later, toen zij eigenaren van die erven geworden waren, hebben de tinsen voor grondrenten plaats gemaakt en is de heer van tinsheffend eigenaar geworden tot iemand, wiens recht bestaat in het heffen van grondrenten van eens anders onroerende goederen". Hier, waar de schrijver de theorie van de eigendomsverschuiving hanteert, is het raadzaam Immink's critiek (P.W.A. Immink, Recht en Historie, inaug. rede 1946, blz. 16 e.v.) daar op naast ter Kuile's beschouwingen te leggen.

Het feit" - gaat de schrijver op blz. 107 voort - "dat deze tinsen al vroeg in grondrenten zijn omgezet, is misschien de reden, dat er geen sporen van een tinsgerecht meer te bespeuren zijn". Een andere, m.i. meer voor de hand liggende verklaring voor dit feit is, dat de betreffende gronden zijn uitgegeven in' niet-heerlijk tinsrecht, waarbij geen tinsgerecht ontstaat. Dit niet-heerlijk tinsrecht was de gebruikelijke vorm voor het uitgeven van gronden aan Friese kolonisten, omdat deze in hun eigen land geen "heerlijk" goed kenden en zij het aannemen daarvan in kolonisatiegebieden in strijd achtten met hun Friese vrijheid.

Tinse

Hertog, H. den/Keijzer, B. de, De oudste lijst van leenmannen van de graaf van Gelre, 1326, in: Ons Voorgeslacht maart 2015, blz. 117

Item  Johannes de Ubburgen heylt van dien greve .v. marke ghelts uten tinse te Nymeghen [lz. 117]

Tinze

Zie ook Tijns, Tynze, Tins Tinse

literatuur

Hertog, H. den/Keijzer, B. de, De oudste lijst van leenmannen van de graaf van Gelre, 1326, in: Ons Voorgeslacht maart 2015, blz. 105

Item Herman van Oeye .vii marc. gelts uten tinze te Wachem [blz 105].

Tol

algemeen

zwijgende tolin 1850 bestaan nog zwijgende tollen bij bruggen, poorten, enz. Wie -onkundig van zo'n tol- wil passeren zonder te betalen werd aanstonds door een tolheffer tegengehouden en beboet [Navorscher 1851, blz. 39]

Grote Brabantse zwijgende landtol

Sonttol

In 1654 wordt Joachim Andreae hij weder met Gerard Schaap, burgemeester van Amsterdam, en Albert Sonk, oud-burgemeester en hoofdschout van Hoorn, naar Denemarken afgevaardigd, om, ware het mogelijk, de vrede tussen Denemarken en Zweden te bemiddelen en tevens bij de Koning aan te houden, om de bezwaren over het verhogen der Sundsche tollen uit de weg te ruimen en die terug te brengen op den voet van het erfverdrag, in het jaar 1544 te Spiers gesloten (Aa, Bio I, blz. 284).


Dat sij dan onse voors. tollen , pachten, chijnzen en renten, en oic alle vervallen voirs. soilen moigen aenveerden en inhouden , sonder onsen wederseggene, abolch oft enigen ondank daerom te hebbene in eniger manieren. Rootb., f°. 62 v°. (1537). [StallaertI.2]
BRONNENliteratuurAa, A.J. van der, Biographisch Woordenboek der Nederlanden, deel I, Haarlem 1852, blz. 284ANF 1889,p. 143(1490)Abbing, HoornAblaing, VerhandelingAkkerman, Koopmansgilde, pp. 409 (1147), 411 (12e e), 446 (9e e), 451 e.v. (m.e.) Alberts,  Beide  I, pp. 47 (1294-95), 49-50 (10e-12e e), 79 (13e e), 84 e.v. (14e-15e e); II, p. IX (Rep) Alberts, Geschiedenis, pp. 58-59 (m.e.), 148 (m.e.) Alberts, LeverantiesAlberts, Tolrekeningen (1404-05; 1408-09) Alberts/Jansen, Welvaart, pp. 21, 87, 274-275 Andreae, Hoge, pp. 23 e.v. (m.e.) Andreae, Oud, pp. 701 e.v. (m.e.) Andreae, Tol (15e-18e e) Andreae/Downer, Plakkatenlijst, pp. 26 (1364), 51 (1574), 61 (1589) Ankum, Bijdrage, p. 54 (13e- 14e e) Anoniem, Belastingen, p. 79 Anoniem, Vonnis (1882) Asser, IetsAvis, Directe, pp. 43 (1303), 49 (1364) B.G.O.G. III, pp. 83 (1427), 101 (1545), 104 (1552); IV, p. 101; VI, pp. 98-99, 219Bachiene, Vaderlandsche, blz. 15Baelde, Domeingoederen, pp. 39 (16e e), 74 (1551), 76 (id), 77 (id), 84 (id), 87, 91, 94, 96, 100, 103, 109 e.v., 113, 117, 119, 122-123, 125 (id), 149 (id), 154 (id), 158 (id), 170 (id), 180 e.v. (id), 322-324, 329 (id), 331 (id), 364 (1558) Bannier, Landgrenzen I, pp. 148 (1520-24), 154-155(1490), 156(1548), 160 (id) Becht, Statistische, pp. 68 (1168), 81 (1581) Beernink, Nijkerk, pp. 216 (1680), 220 (1691) Beresteyn, Huis, p. 358 (17 73) Bergh, Handboek, pp. 27 (1357), 41 (14e e), 58 (1195), 70 (15e-16e e), 109 e.v., 215 (m.e.), 240 (m.e.) Besluit GS Zeeland 17 juli 1848, B. 388Besluit 5 mei 1850, Stb. 23Besluit 25 december 1850, Prov. Overijsselsche en Zwolsche Courant 1850 nr. 105 (Zwolsche Diep)Bezemer/Blécourt, Rechtsbronnen, pp. 37-38 (1393), 39-40 (1400), 48 (1415), 82-83 (1501) Bijdragen voor de Geschiedenis der Nederlanden 5e deel (1950)Bijdragen voor de Geschiedenis der Nederlanden 5e deel (1950), Kroniek, blz. 107..een proces over de tolheffing op de Honte in 1468, waar ze (de Brusselse kaart, LA)  het standpunt van de centrale regering heeft verduidelijkt dat de Honte eindigen zou bij Saxhaven en dat niet de gehele waterweg die naam droeg.Het exemplaar in Antwerpen heeft men waarschijnlijk alleen in verband met tolkwesties gemaakt, maar of dat gebeurde begin-1504, toen het laatste grote proces over deze zaken werd gevoerd, dan wel begin1505, toen het vonnis gewezen was, is niet uit te maken.Blécourt, Bewijsstukken, p. 285 (1190) Blécourt, Heerlijkheden, p. 500 (1795)Blécourt/Japikse, Klein, p. 6 (1477) Blécourt/Meijers, Memorialen, pp. 48 (1430), 179-180,194-196, 248, 251,260-261 Blok, Financiën, pp. 37 (12e e), 44 (1477), 46 (1494), 47 (1541), 48 (1195), 56-57 (1195-1495) Blok, Geschiedenis I, pp. 72 (9e e), 121 (12e e), 126 (id), 144 (id), 182 (1222), 201 (13e e), 242 (id), 247 (12e e), 409 (1310), 412(1306), 441 (1417), 497 (15ee), 531-532 Blok, Holl. stad Bourg., pp. 31 (1441-42), 62,68-69, 159(1451) Blok, Rekeningen, pp. 34-38, 69 B.M.GelreVI,p. 109(1548)Boasson, Rechter, pp. 100-101 Boer, Rekeningen, pp. XVII-XVIII (1399-1411) Bolhuis, Hofbeer, pp. 9 (m.e.), 11 (1527) Bort, Alle, Domeynen, p. 31 Bort, Alle, Voorreden, par. 20, 54Boudewijnse, Regeering, pp. 26 (1893), 78-79 (1895-97) Braure, Etude, p. 115 (1449) Caan, Schets, pp. 18,36 Chijs, Munten, blz.  16 (1015)Circulaire Gouverneur Utrecht 24 september 1849, B. 379 (Utrecht-Maartensdijk-Hilversum)Circulaire Gouverneur Utrecht 5 december 1849, B. 582 (Utrecht-Maartensdijk-Hilversum) Circulaire CdK Zuid-Holland 25 november 185, B. 721 (sluiten tolbomen bij dooi)Commissie, Statistieke, pp. 480 (m.e.), 493 e.v. (19e e) Coopmans, Meierij, p. 95 (1533) Coppejans-Desmedt, Koning, pp. 44-45 (1814), 52-53 (1821-22)Craeybeckx, Organisatie, p. 197David, Geschiedenis, pp. 10 (m.e.), 67 (1267) Dillen, Rijkdom, pp. 52-53, 100, 281, 528 Doorman, Middeleeuwse, pp. 9 (m.e.),  10(1339) Doorninck, Goch, p. 328 (1370) Doorninck, Proeve, pp. 95-97 (m.e.) Doorninck, Welke, p. 72 (1437) Doorninck/Uitterdijk, Bijdragen II, p. 242 (1523); VII,p. 138(1549) Doornink, Regesten, p. 27 (1540) Dumbar, Verhandeling, p. 20, 24 (1406), 31 (1677)Dumbar/Besier, Almelosche, p. E.H.J. XII, pp. XXXV-XXXVI (1592-93) Elias, Bijdrage, p. 88 (18e e) Engels, Geschiedenis, blz. 18-26, 40 (1340), 86-95 (Rep), 151(1627)-tollen of koopmanschappen al in 753; watertol, oevertol (ripaticum) aan de Lek 777; kartollen (rotatica) en brugtollen (pontatica)[blz. 18]-vrijdom van tol in 1233 bij Tiel aan die van Utrecht, behalve over-wilde haf en zeetol [blz. 19]-in 1015 graaf Dirk IV tol bij Dordrecht; onder graaf Floris tol te Geervliet (5%), in 1195 bevestigd; instelling met keizerlijk verlof nodig [blz. 20]-tijdens IIIe Lateraans Concilie verbod heffen tollen zonder consent door Floris III [blz. 21]-in 1378 vernietigt keizer Karel IV alle tollen die zonder verlof worden geïnd [blz. 21]-tollen roepen veel onenigheid op bijv. heer van Heusden tegen die van Dordrecht waarin Floris van Holland uitspraak doet [blz. 21]-in 1379 vernietigt koning Wenceslaus alle tollen op en langs de Rijn [blz. 21]-coester coter, katertollen, tollen van schepen met verschillende roeren, ook genaamd roedergeld, radegeld, geld van het roer, havengeld, strandgeld of oevergelden (portus et ribagii) zoomede ankergeld, vuurbakengeld en bakengeld, het wijngeld, het broodgeld, tollen van lastbrengende wagens (caradia), van wagens met hout geladen, markttollen, tollen van overdekte verkoopplaatsen van enkele tafelen op welke waren lagen uitgespreid bijv. van een visbank en een slagersbank [blz. 22] In de huidige tijd wordt nauwkeuriger onderscheiden tussen toegangs- en doorgangsrechten en rechten betaald voor het gebruik van gemeentelijke eigendommen. Per heffing en per plaats zal  moeten worden beoordeeld wat het karakter van de betaling is [LA]-vectigal, telonium, ungelden, unplichten, pedagium, gabella [blz. 22]-Keizer Frederik I verleent vrijdom aan die van Utrecht van de tol te Tiel, later Weert; graaf Willem in 1213 aan die van Geertruidenberg van tollen op en buiten jaarmarkten, etc. [blz. 23-24]-vermijden of voorbijvaren tollen verboden op verbeurte van schip en lading [blz. 25]-1477 Groot Privilegie: geen nieuwe tollen zonder toestemming Staten, bevestigd in 1494 [blz. 25]-twee plakkaten van Karel V op 13 mei 1518 en 26 oktober 1553 [blz. 25]-Zoo bepaalde Graaf Willem de IVde in 1340 bij een privilegie verleend aan die van Rotterdam, te behouden "binnen onzer voornoemde poorten, onze ...tollene [blz. 40]Enklaar, Opkomst, p. 20 Enklaar, Stukken (15e-16e e) Enklaar, Tarief (1486) Evers, Van, pp. 2-4 (1233) Eversen, Bijdragen, p. 153 (Rep) Eversen, Kroniek, pp. 31 (1245), 32 (1281), 67(1483), 71(1501), 112(1600) Fanchamps, Note(1255)Fock/Brucken/Hoeufft, Autobiographische, pp. 301 (18e e), 303 (1772), 360 (1792), 362 (1793) Fraine-Blondé, Deelname, pp. 31-39 (13e-15e e) Franquinet, Makelaardij, p. 125(1273; 1432) Franquinet, Verslag, p. 98 (1525) Fredericq, Proza, p. 85 (1556) Fruin, Informacie, p. 245 (1514) Fruin, Oudste I, pp. 88-89 (1307), 106 (1431), 252 (1404), 352 (1266); II, p. 124 (1453) Fruin, Rechterlijke, pp. 68-69 (1500) G.S. Gelderland, Kort, p. 11 (1753-63) Gachet, Rapport, pp. 71 e.v. (15e e) Geer van Jutphaas, Saksenspiegel, p. 59 (14e e) Gelder, Gegevens I, pp. 4, 62, 84, 124, 163, 208, 212, 226, 270, 375, 377 Gelders Archief, Charterverzameling, nr. 0243, sub 1.1. nr. 184 (1332) nr. 184 Verdrag van 10 oktober 1332, op hoedanige wijze de 500 mark, welke de graaf van Waldek 's jaars uit de tol te Lobede trok, zouden afgelost worden (1332. op Sente Victorisdagh). nr. 246 Godefrid Scelart de Pomerio bekent op 20 november 1322 ontfangen te hebben 27 mark en 3 grossen wegens zijn leen uit den tol te Venlo (1322. sabbato post octavas Martini). nr. 247 Quitantie van 18 november 1307 van Willem, grave van Bergen, van de jaarlijksche 100 mark, welke hij ontfing uit den tol te Lobede (1307. octava Martini hijemalis) Goede, Swannotsrecht I, p. 105 (1289) Goes, Register I, pp. 7 e.v., 14, 17, 19 (1524), 37 (1525), 63 (1526), 87-88 (1527), 92 (id), 113 (1528), 221 (1529), 227 e.v. (id), 232(1530), 238 (id), 241 (id), 244 (id), 271 (id), 281 (id), 300 (1531), 308 (id), 460 (1536); II, pp. 575 (1549), 585 (id), 639 (id), 643(id), 646 e.v. (id), 653 e.v. (id), 659 (id); III, p. 4 (1550); IV, pp. 8 (1555), 11 (id), 20 (id), 30 (id), 80 (id); V, pp. 169 (1557), 175 (id)Goor, Beschrijving, pp. 2 (603), 14 (1190), 17 (1272), 31 (1535), 36 (1581), 39 (1534-35), 40 (1643), 53, 88 (1462), 139, 295, 360, 411-412, 423, 473, 489 e.v., 491-500Gosses, Stadsbezit, pp. 17 (1275), 18 (1288), 21(1046)Gosses, Veete, p. 31 (m.e.)Gosses/Japikse, HandboekGottschalk, Verval, p. 18 (16e e)Gouw, Ambacht, pp. 17 (1611), 45 (m.e.), 48 (m.e.), 72 (1545), 77 (1611), 115 (1662), 135(1701), 152(1734)Griffiths, Creation, p. 515 (1810)Hall, Stedelijke, pp. 559 (13e e), 567 (1213), 576(1266)Halma, Tooneel I, pp. 44, 948; II, 4, 317 (1597), 360 (1630), 368 (1223), 379 (1631)Hardenberg, Maastrichtse (908)Heeren, Uit, p. 145 (16e e)Henne, Histoire I, p. 68 (1507), 89 (1506), 162 (1507); II, p. 90 (1515); III, pp. 23-24 (1522), 277 (id), 291 (1523), 293 (id), 294 (id); IV,p.204 (1528); V, p. 141 (1531)Hermans, Bespr. Rijpma, pp. 91-93 (16e e)Hertog, H. den/Keijzer, B. de, De oudste lijst van leenmannen van de graaf van Gelre, 1326, in: Ons Voorgeslacht maart 2015, blz. 107, 109, 113Item de .....Greve van Gulich helt van den greve van Gelren de alenge muele, also als de ghelegen es, thuys te Bruke ende dat vorborght ende de stat, ende .c. marc gelts uten tolle te Lobede, de hi ghecoft het teghen den here van Kuic [blz. 107]Item her Niclaes van Malsen helt .xx. lb. uten tolle te Zulinchem, ende .xx. lb. gelts uten tolle te Dryel, te Zutfenschen rechte [blz. 109]Item de here van Hoeps helt .xv. lb. gelts uten tolle van Zulinchem, te rechten manleene [blz. 109].Item Didric van Werthusen helt .vii. lb. gelts uter tolle te Zulinchem [blz. 113]Heuff, Hof, p. 151(1274)Heuff, Zandweg, p. 125(1773)Heyden/Hermesdorf, AantekeningenHoefer, Aantekeningen, pp. 355, 365Houtte, J.A., Makelaars en waarden te Brugge van de 13e tot de 16e eeuw, in BGN deel 5 (1950), blz. 27Het was verder hun (de makelaars, LA)  taak te helpen bij de tolverrichtingen en aan de waag die aan de Tol gehecht was, althans bij de zgn. Grote Tol, die op de handelsverrichtingen op verre afstand geheven werd. Reeds in 1262 genoten zij een recht van twaalf penningen per vat Poitou- of Gascogne-wijn dat aan de Tol gewogenwerd, indien zij tenminste bij de verkoop daarvan aanwezig waren geweest 2)L. Gilliodts- van Severen, Cartulaire de l'ancien Grand Tonlieu de Bruges, faisantsuite au Cartulaire de l'ancienne Estaple (Publ. de la Société d'Emulation de Bruges).Brugge 1908-1909,2 dln. G. Renson, Het tolrecht te Brugge tot de jaren 1500 (Miscellanea J. Gessler, II p. 1044-1060. Z.p., 1948,2 dIn) brengt weinig klaarheid over·het onderwerp. Gilliodts, Reglements, p. 122-123.Hugenholtz, Cura, pp. 172-173Jansen, MiddeleeuwseJansma, Raad, pp. 139 (15e e), 175(1453)Janssens, Onstaan, p. 2Jong, Hellevoeterland, pp. 51 (1475), 75 (20e e)KB 22 maart 1831, B. 126KB 29 oktober 1833, B.95KB 29 mei 1945, B. 192 (Maastricht-Venlo)KB 25 september 1846, B.473 (Maastricht-Venlo)KB 23 mei 1848, nr. B. 321 (Maastricht-Venlo-Gelderland) KB 11 juni 1848, nr. B.331 (Hut-De Plank)KB 4 juli 1848, nr.  (Zwolsche Diep)Kellenbenz, Antwerpener, pp. 215-216 (1582)Kemp, Geschiedenis, pp. 25 (8e e), 65 (18e e)Knoop, Resultaten, p. 173 (1280)Kooperberg, Margaretha, pp. 98 (1496), 163 (id), 234 (1507)Korteweg, Stadrecht, pp. 32 (1200), 38 (1213; 1271), 58 (me.e.), 63 e.v. (id), 69 e.v. (id), 82 e.v. (14e e)Kruisheer, Bespr. Laan, p. 251Kruisheer, Oorkonden (10e-13e e)Kuile, Heerlijkheid, pp. 392 (1405; 1741), 402 (14e-15e e)Kuile, Ontstaan, p. 573 (1223)Laar, Oorsprong, p. 161 (726)Lanz, Correspondenz I, p. 284 (1528)Lemmink, Staten, pp. 27 (13e e), 37 (1297), 44(1321), 121(15e e), 132(1477)Lugard, Zegels, pp. 141(1280), 142(1546)Maasgouw 1879-1881, pp. 173 (1735), 213 (1705), 216 (1131), 508 (15e e); 1882-1885, p. 846(1478); 1886-1887,p. 111(1222)Maeckl, Einige, p. 260 (1445)Maenen, Maastrichts, pp. 605-606 (1795-1830)Man, M.G.A. de, Zilveren tolteekens, in: Jaarb. Muntk.  VIII 1921, blz. 95Meerkamp van Embden, Goudsche, pp. 102 (1525), 114-117(1526), 165 e.v. (1530), 170 e.v. (id), 173 (id), 185 (1531), 353 (1559)Meester, Geschiedenis I, pp. 8 (1158; 1310), 104(15e e)Meilink, Rapporten (16e e)Merkus, Schets, pp. 6, 33Meijers, Bespr. Camps, p. 244 (1246)Mieris, Handvesten, pp. 55 e.v. (1494)Moll, Rechten, pp. 45-50 (13e-17e e), 154 e.v. (id)MontéVerloren, HoofdlijnenMoquette, Strijd, p. 45 (1313)Mulder, Kroniek, pp. 5 e.v. (1520)Muller, Middeleeuwsche (Inl.), p. 28 (m.e.)Muller, Strijd, p. 96 (1450)Nagge, Historie I, pp. 26, 30-32, 35, 51, 58, 67, 70, 73-74, 90, 99-100, 111, 199, 206, 212-213,353,384,414,425,497Navorscher I, blz. 19, 39; III, pp. 43 (1581), 291 (1252); Bijbl. III, pp. XL (m.e.), 14 (id); VII, p. 96 (14e-16e e); IX, p. 166 (1716); XII, pp. 6 (1811), 109 (1480), 164-165 (1698), 368 (1566); XIII, pp. 183 (1252), 236 (1312), 280 (1421), 313 (1252); XVIII, p. 417 (975); XXI, p. 120 (13e e); XIX, p. 599 (1275); XXIII, p. 179 (1672); XLV,p. 480 (1319)Groot Brabantsche zwijgende Landtol [I, blz 19]Nog niet zoo vele jaren geleden bestondener ook nog bij ons zulke, vermoedelijk van vroegere Leenheeren afkomstige, zwijgende tollen aan bruggen, poorten enz. Zij die,gelijk ik zelf ondervonden heb, onkundig van zoodanigen tol, wilden passeren zonder te betalen, werden terstond door een aanwezigen tolheffer tegengehouden en in de vastgestelde boete beslagen [blz. 39].Nettesheim, Archief, pp. 273 (1651), 279 (1664)Nève, Rijkskamergerecht, p. 87 (11e e)Niermeyer, Over (14e e)Nijhoff, Archief, pp. 8 (1381), 9 (1402), 10 (1420), 11 (1423), 12 (1425), 14 (1465), 22 (1519), 40 (1605; 1607), 42 (1620-45), 44 (1633;1639-51)Nijhoff, Oud, pp. 1 (1230), 2 (1257), 3 (1266), 6 (1301; 1304), 10(1339), 11 (1346; 1349), 13-14 (1357; 1359), 17 (1371), 19 (1372),22 (1379; 1381), 24 (1394), 25 (1405), 26 (1406), 27 (1408; 1410), 33 (1423), 34 (1425), 35 (1428), 38 (1441), 42 (1443; 1445), 43 (1447), 44 (1449), 45 (1452), 46 (1454), 47 (1457), 54 (1478), 58 (1498), 61 (1505), 64 (1528), 65 (1530-80), 66 (1530), 74 e.v. (1544), 95 (1567), 102 (1568), 104 (1570), 113 (1575), 116 (1576), 122 (1582), 126(1585), 133(1617), 135(1753) Nijhoff, Staatkundige, pp. 19 (985), 20 (948), 23 (11e e), 29 (1165), 31 (12e e), 54(1272-73), 63 (1288)Nuyens,  Inventaris, pp.  93  (1828-30), 179 (19e e), 369 (id), 416 (id), 492 e.v. (id) Obreen, Stukken (1336) Over.Alm. 1838, pp. 210e.v. (14e e) Panhuysen, Omstreden, pp. 90-91 (13e e) Pirenne, Anciennes, pp. 148 (m.e.), 157 Pirenne, Constitution, p. 8 (m.e.) Pirenne, Marchés, p. 115 (10e-1 Ie e) Pirenne, Villes, pp. 310, 325 e.v., 339 Poel, Compositie, pp. 64-65 (1473-74) Poel, Sijmen, blz. 25, 69-81Postma, Slechte, p. 155 (1643) Prevenier, Maatregel, p. 400 (12e-13e e) Racer, Gedenkstukken, deel 2, p. 48 (1006), 84 (11e e); 157 (1365; 1391; 1406), 230 (1490), 239 (1331)Rees, Geschiedenis I, pp.  10 (1253), 36-37 (1015), 39 (1252), 42 (1306), 43-61, 68-70 (1313), 73 (1389), 78, 92 (1275), 108 (16e e), 161 (id), 181e.v.(17e e)Rengers, Schets, p. 33 (1850) Res. GS Limburg  7 december 1848, B. 611 (Gennep-Ottersum-Duitsland)Res. MvF 21 november 1849, B. 516 (teeltprodukten naar de markt)Res. GS Limburg 23 juni 1850, B. 397 (Well-Duitsland)Res. GS Limburg 23 juni 1850, B. 401 (Heerlen-Sittard)Sassen, Oorkonden, p. 28 (1296) Schaap, Philips, pp. 37 (1480), 53 (1513-14) Schepper, Grote, p. 188 Schevichaven, Memoriën, p. 303 (1686) Schevichaven, Organisatie, pp. 1 (1340), 13 (1422) Schevichaven, Rijk, pp. 49 (1230), 70 (1294) Schevichaven, Rijkstol Schevichaven, Vraagstukken, p. 68 (1230) Schillemans,  Houtveilingen, p.   173 (1287; 14e e)Schrassert, Codex, p. 2 (1689)Siccama, Over, p. 2 (1399)Sickenga, Omwenteling, pp. 4 (1795), 56 (1799), 70, 98,111,114,129Op den weg der vrijheid van het binnenlandsch vertier werden in Holland de provinciale tollen afgeschaftSlanghen, Tol (13e-17e e)Sloet, Brieven, pp. 306 (1385), 308-309 (id), 325 (1386), 329 (id), 330 (id)Sloet, Toestand, pp. 420 e.v. (1543), 425 (id)Slootmans, Privilege (1446)Smidt, Grote, p. 59 (1504)Smidt, Miscellanea, p. 59Smidt/Rompaey, Chronologische III, pp. 117 (1534), 144 (id), 210 (id), 302 (1537), 489(1540)Smidt/Strubbe, Chronologische I, pp. 104 (1475), 150 (1478), 185 (1480), 195 (1481), 204-205 (1484), 255 (1492), 350 (1500), 370 (1502), 401 (1457), 407 (1472), 414 (1475), 436 (1492), 447 (1486-96), 455 (1497-98), 458 (1499), 459 (id), 460 (1480-1500), 463 (15ee),474(1499-1504)Smidt/Strubbe/Rompaey, Chronologische II, pp. 23 (1505), 52 (1507), 59 (1508), 79 (1509), 106 (1511), 132 (1513), 146-147 (1514), 177 (1516), 196 (1518), 262 (1522), 308 (1523), 368 (1526), 437 (1528), 480 (1529)Smit, Kamper (1439-41)Smit, Verschillende (13e- 14e e)Snijder van Wissenkerke, Privilegiën, pp. 75-76(1877), 91-93Stallaert, Glossarium I, blz. 1 , 2Van wijnne te scrodene sal elc aame wijnts, die di scroderen afdoen en kelderen, ghelden enen penninc, en elke aame wijnts, die si vutdoen, sal ghelden tue penninghe, Tol  te Diest 24 juni 1307 [blz. 1] Dat sij dan onse voors. tollen , pachten, chijnzen en renten, en oic alle vervallen voirs soilen moigen aenveerden en inhouden, sonder onsen wederseggene, abolch oft enigen ondank daerom te hebbene in eniger manieren. Rootb., f° 62 v°. (1537) [blz. 2]Sterck, Opkomst (14e e)Stratingh, Geschil (15e-17e e)T.G.O. 1835, pp. 201 (10e e), 502 (7e e); 1836, pp. 234 (m.e.), 399 (id); 1837, pp. 2 (775), 262-264 (1521-22); 1840, pp. 220-221(1549)T.S. Drenthe, p. 57 (1395)T.S. Overijssel I, pp. 8-10 (973-1612), 13, 14 (1600), 17 (1395), 70 e.v. (13e e), 79(1241; 1328), 90 (14e e), 113 (1391), 116 (1397), 121 (1415), 162 (16e e), 170 e.v. (1520-21); II, pp. 33 (1336), 42 e.v. (14e-17e e), 94 (1445); III, pp. 46 e.v. (14e e), 50 (1367), 52 (1387), 54 e.v. (1401), 55 (1407), 58 (1453), 178 (1654), 180 e.v. (1651), 188 e.v. (1645); IV, pp. 193(1328), 195(1348)T.S. Stad en Lande XX, pp. 91, 117, 142, 170, 177, 316, 536; XXI, p.98 T.S. Zeeland I, pp. 97 (18e e), 139 (1530), 147 (1340; 1462), 261 (1289), 393 (1505); II,  pp.10  (1266; 1296), 54 (1413), 70 (m.e.), 72 (1291), 90 (id), 103 (m.e.), 156 (16e e), 187 (1349), 201 (1288), 284 (15e e), 315 (1418), 382-383 (15e-17e e), 492 (1656), 542 (1396) Taxandria VI,  p.  233  (1514); XI,  pp. 34 (1547), 37 (1378); XII, p. 283 (1638) Theissen, Regeering, pp. 57 (1521), 70 (1525), 155 (16e e) Unger, Keuren, p. 127(1518) Unger,Tol (1321-1572) Venner, Inventaris, pp. 143 e.v. (16e-18e e), 195(1197) Verhees, Niederlandische, pp. 204 e.v. (16e e) Verhofstad, Regering, pp. 79 (16e e), 125 (1557) Verkerk, TolVerseput, Ontstaan, pp. 74(1395), 77 (1431) Voorthuysen, Mercantilisme, pp. 19, 27, 33 e.v., 40 Vriese, Voormalige Westermann, Rekeningen (1394-95) Zuylen, Inventaris I en II Zijp, Strijd, pp. 43 (1543), 48 (16e e), 115

Tongeld

Anoniem, Belastingen, p. 78 (19e e) 

Rees, Geschiedenis I, p. 93 (15e e)

Tonnengeld

Anoniem, Belastingen, p. 78 

Economist I, pp. 338-346 (1850) 

Gelder, Zestiende, pp. 202 e.v. (16e e) 

Gorter/Vries, Gegevens, p. 26 (1855) 

Muller, Middeleeuwsche (Gl.), p. 85 (m.e.) 

Rengers, Schets I, pp. 68 (1851), 71 (1852), 106 e.v. (1853) 

Smidt/Strubbe, Chronologische I, pp. 465 (1501), 468 (1501-02) 

T.G.O. 1839, p. 102(1483) Veen, Ambt, p. 227 (1792-94)

Transactie

Nypels, Rijksfiscaal, pp. 41-47 Sickenga, Omwenteling, p. 140

Tresorier- generaal

Gelder, Gegevens I, p. 244 

Gosses/Japikse, Handboek, p. 219 

Groot, Zweder, p. 70 (1420) 

Japikse, Resolutiën I, blz. XXIII (16e e) 

Kerckhoffs-de Hey, Grote (Bio), p. 35 (1509) 

Zuylen, Inventaris I, p. 78 (1504)

Tresoriers

Blok, Holl. stad Bourg., pp. 100-102, 112 

Lemmink, Staten, p. 86(1418-19) 

Navorscher XIII, pp. 40 (1394-99), 136 (15e e) 

Jansma, Raad, pp. 37-38 (1563), 39 e.v. (14e-15e e) 

Vries, Geschapen, p. 330

Tribuut

Bedrag dat een overwonnen volk aan de veroveraar moet betalen

Poel, Sijmen, blz. 12-13, 16, 21

Trouwen en begraven

ANF 1889, pp. 31-32 (1696-1808), 56 (1695-1774), 79 (1701-1805), 97 (1718-1811), 98 (1696-1806), 146 (1765-85), 147 (1695-1811), 170 (1723-1808), 171 (1723-1807), 196 (1695-1805), 217 (1740-1805), 242 (1695-1805)

ARA 1919, pp. 47-64

Engels, Geschiedenis, pp. 144 (Rep), 173 (1721)

Kernkamp, Aansprekersoproer (1696)

Moll, Gemeentearchieven, p. 110 (Rep)

Navorscher XLI,p. 516 (1778)

Pitlo, Zeventiende, pp. 294-295

Woude, Noorderkwartier, p. 634 (1696-1810)

Tulpenaccijns

Klage, Manuscript, p. 46 (1637)

Turf te water/wagen

Fruin, Informacie, pp. 7 (1514), 12 (id) 

Zuylen, Inventaris I, pp. 21 (1496), 5219 (1512), 646 (1547); II, pp. 795, 868, 1267, 1494, 2044, 2058-59, 2098-99, 2133, 2135

Turfaccijns

Fruin, Informacie, blz. 18 (1514), 74 (id), 79 (id)

Turfaccijns schepen

Fruin, Informacie, blz. 7 (1514)

Turfaccijns karren

Fruin, Informacie, blz. 7 (1514)

Turfïmpost

Andreae/Downer, Plakkatenlijst, p. 105 (1760)

Ankum, Bijdrage, pp. 220 (1800), 237-238 (1768), 250(1800) 

Anoniem, Belastingen, pp. 57-62 

Avis, Directe, p. 125(1524) 

Blécourt/Meijers, Memorialen, p. 214 

Diederiks,  Collecteurs, pp.  486,  489, 492-493, 500 

Diepeveen, Vervening, pp. 114 e.v. (16e e), 133 (1559) 

Dillen, Rijkdom, pp. 210-211 

Engels, Geschiedenis, pp. 80(1580), 116-119 (Rep), 137 (1650), 147 (1700), 169 (Rep), 189 (1806), 207 (1807-08), 213 (1811), 216 (1813), 218 (1814), 323-328 (19e e) 

Faber, Drie I, pp. 258 (17e e), 263 (1699), 264(1819) 

Fruin, Informacie

Gorter/Vries, Gegevens, p. 31 (1863) 

Gratema, Stadhouders, p. 101 (1748) 

Hollestelle, Belasting (17e-18e e) 

Houtzager, Hollands, pp. 42, 45, 115 (1559) 

Jong, Hellevoeterland, p. 51 (1475) 

Lemmink, Staten, p. 113 (1443) 

Meilink, Rapporten, p. 307 

Moquette, Strijd, p. 41 (1468) 

Muller, Middeleeuwsche (GD, p. 85 (m.e.) 

Navorscher III, p.  37  (1598); VII, p. 310 (1748);  XII,  p.  98  (1574); XIX,  p.  566 (1815) 

Nuyens, Inventaris, p. 137 (1841) 

Poel, Advocaat, p. 8 

Rengers, Schets, pp. 49 (1850), 68 (1851), 122 (1854) 

Sickenga, Omwenteling, pp. 69,  114,  153-155,160 

Smidt/Rompaey, Chronologische III, p. 267 (1536) 

Stallaert, Glossarium, p. 282 

T.G.O. 1839, p. 102(1483) 

T.S. Overijssel I, pp. 37-38 (Rep); III, pp. 169-170(1573) 

Theissen, Regeering, p. 155 (16e e) 

Verhofstad, Regering, p. 158 (1559) 

Voorthuysen, Mercantilisme, pp. 95, 97-98,

IJsselbode 1854, 4 november 

Zuylen, Inventaris I, p. 749; II, pp.  1909, 1913, 2044, 2133, 2135, 2143.

Turfmaat

Andreae, Aanteekeningen, p. 256 (14e e)

Boer, Rekeningen, p. 49 (1394)

Diepeveen, Vervening, pp. 10 (1411), 33-34 (1548), 78(1557), 89 (id), 100 (id), 108-113 (16e e) 

T.S. Overijssel III, p. 169(18e e)

Turftienden 

Postma, Hoogheemraadschap, blz. 335 (1501)

Twaalfde penning

Een heffing van 8,5%

Twaalfde penning 1572

Wateringen

In het kohier staat Cornelis Sijmonsz met zijn bezit vermeld. Eveneens wordt vermeld Jan Sijmonsz (2)

bronnen

(1) Boheemen, Peter J.M. van, Eerste generaties van familie van Bohemen-van Boheemen, in: Ons Voorgeslacht 2018, blz. 185

(2) Idem, blz. 197

Twaalfde penning 1573

Rijswijk

In het kohier staat Pieter Claesz met zijn bezit vermeld

bronnen

(1) Boheemen, Peter J.M. van, Eerste generaties van familie van Bohemen-van Boheemen, in: Ons Voorgeslacht 2018, blz. 184

Engels, Geschiedenis, p. 61 (16e e)


Tweede Nationale Vergadering

-Van 28 september 1797 t/m 23 januari 1798 is dr. Theodorus Aaninck lid namens district Soestdijk. Toen op 22 januari 1798 een staatsgreep plaatsvond nam hij ontslag [Repertorium]-van 10 januari 1798 t/m 22 februari 1798 is Willem Andries Abbema lid namens district Zeist [Repertorium]

Tweehonderdste penning

In de Resolutien van de Staten van Holland van woensdag 23 april 1687 is te lezen dat Jacob Hop, pensionaris van Amsterdam, aan de vergadering meedeelt  dat de "Heeren haer Edele Groot Mog. Gedeputeerden ter Generaliteyt aen haer Hoogh Mog." had bekend gemaakt dat, tot haar bevreemding, in de Utrechtsche Courant van 11 april 1687 is gesteld dat wegens het heffen van de reele en personele 200e penningen 16 stemmen van de EGM vergadering  het eens waren "ende alleen twee Steden discrepeerden, welcke, soo men seyde, hot selfs niet eens zijnde, den uytslagh op de naeste Vergaderinghe verwacht wierde; dat de voorschreve periode ten alder-uyttersten aenstootelijck zijnde, alleen daer toe scheen bedacht te wesen, om de Regeringe by de Gemeente hatelijck te maecken, ende de gemoederen van de selve Gemeente tegens de Leden van de Regeringe te doen verbitteren, ende tot opschuddinge te verwecken". En verzoeken of  HHM bij de Staten van de provincie willen bewerkstelligen dat "behoorlijcke reparatie"plaatsvindt en, zo niet, dat de Utrechtse kranten binnen de provincie  worden verboden 

[W.P. Sautijn Kluit, Hollandsche en Fransche Utrechtsche Couranten,in: BMHG 1877, 1e jrg, blz. 42]

ANF 1884, 1 mei, p. 4 (1742)

B.G.O.G.VI,p. 253

Diederiks, Collecteurs, p. 487

Dillen, Effectenkoersen, p. 5 (18e e)

Dillen, Leiden, p. 45 (1722)

Dillen, Rijkdom, pp. 275-276 (1623; 1631), 311(1631),312(1674) 

Directie, Bouwstoffen, pp. 24-25 (167 1-72) 

E.H.J. XVI, Verslag, p.LXXXV (1647-51) 

Engels, Geschiedenis, pp. 61 (1551), 157-159 (17e e), 174-175(18e e) 

Gebhard, Dagboek, p. 61 (1672) 

Gelder, Haagsche(1674) 

Haar, Romeyn, p. 161 (17e e) 

Hallema, Financiële, p. 94 (1637) 

Hoefer, Brieven, p. 332 (1623) 

Houtzager, Hollands, pp. 38 (1667), 59, 83, 85-86, 139, 141, 143, 145-146, 148, 159-160,173-174,176-179, 180 

Moll, Gemeentearchieven, p. 111 (1665) 

Moquette, Strijd, p. 59 (1630) 

Navorscher VII, p. 260 (1623); XIII, p. 144 (1634); XV, p. 258 (1631); XXI, p. 455 (1688) 

Oldewelt, Beroepsstructuur, pp. 80 e.v. (17e-18e e) 

Piccardt, Accoorden, p. 189(1691) 

Rees, Geschiedenis, p. 115 (1551) 

T.S. Zeeland I, pp. 7 (1641), 20 (1598; 1628); II, pp. 25 (17e e), 102 (id), 322 (1747), 337 (1685) 

Vries, Geschapen, p. 344 (Rep)

Twintigste penning

Andreae/Downer, Plakkatenlijst, pp. 77 (1637), 92(1706) 100

Bon, Alle, Leenrecht, pp. 65-66 (1634; 1653) 

Coppens, Oud, p. 599 (1686) 

Craeybeckx, Moeizame (1572-74) 

David, Geschiedenis, p. 62 (1256) 

Directie, Bouwstoffen, pp. 9-10 (1653-64) 

Doorninck/Uitterdijk, Bijdragen I (1570) 

Engels, Geschiedenis, pp.  161-163 (18e e), 173(1721) 

Formsma, Ommelander, pp. 61 e.v. (1570-72) 

Fredericq, Proza, p. 119 (1569 e.v.)

Fruin, Informacie, p. 334 (1514) 

Gelder, Gegevens I, p. 200 (1558) 

Gelder, Nederlandse, pp. 4 (16e e), 42 e.v. (1572), 97(1571) 

Goes, Register III, pp. 5-7 (1550); IV, pp. 18 (1555), 25 e.v. (id), 139 (id), 150-151 (id), 158 e.v. (id), 163 e.v. (id) 

Halma, Tooneel, p. 37 

Hammen, Bijdrage, p. 123 (1804) 

Houtzager, Hollands, pp. 102-104, 166-169, 173, 187, 194(17e e), 182-183 

Maddens, Hoe, p. 412 (1560) 

Moll, Rechten, p. 119(1560) 

Navorscher VI, p. 333 (1554); XIV, p. 341 (1597); XLVIII,p. 694 (18ee) 

Panhuysen, Omstreden, p. 93 (1256) 

Rees, Geschiedenis I, pp. 146 e.v. (16e e) 

Resandt, Bundels, p. 117 (16e e) 

Schoolhouder, Oeffenschoole 

Stallaert, Glossarium I, pp. 231 (1554), 628 (18e e) 

Stratingh, Geschil, p. 101 (1545) 

T.S. Overijssel II, p. 288 (1626) 

Verhofstad, Regering, p. 103 (1557) 

Verloren van Themaat, Geschiedenis, p. 196 (1798-99) 

Woertman, Korte, p. 269 (1746) 

Woltjer, Hervorming, p. 202 (1570) 

Zuylen, Inventaris II, pp.  818 e.v. (1569), 829-831, 846, 852, 858-861, 873, 884, 887, 900, 913, 1070, 1075

Twintigste penning 1569

B.G.O.G. IX, pp. 114-115(1571) 

Muller, Stukken, pp. 78 e.v. (1574) 

T.S. Stad en Lande XX, pp. 398-399 

Verlinden, Hoe, p. 18

Twintigstens

Engels, Geschiedenis, blz. 12 

Tyns

Zie ook Tijns, Tins, Tinse, Tinze

literatuur

Hertog, H. den/Keijzer, B. de, De oudste lijst van leenmannen van de graaf van Gelre, 1326, in: Ons Voorgeslacht maart 2015, blz. 104

Item Reyner Bruyc helt .xii. marc gelts te borchleen te Montfort, den hoef te Banhout bi  Echt, ende .x. lb. des jaers uten tynze van Echt [blz. 104]