Capitale impositie-Curemeden
capitale impositieAls Lesger de namen van ongeveer 760 kooplieden en factors die in 1580 en 1584 in Amsterdam het convooigeld betaalden vergelijkt met de namen in het kohier van de capitale impositie dan komt hij op 300 personen. De vroedschap gaf de opdracht "yder burger ende inwoonder te stellen op sulcke somme, als hy telcken voor den tijt van drye maenten zall moeten opbrenghen''. De overige 460 hebben niet bijgedragen aan de heffing. Een deel daarvan zal geen burger en inwoner zijn geweest en derhalve niet belastingplichtig. Een ander deel vormen de Amsterdamse burgers en inwoners die vanwege gering inkomen niets schuldig waren en diegenen die, hoewel belastingplichtig, zich kennelijk aan de heffing hebben weten te onttrekken. Het doel van de heffing in 1585 was het vergaren van geld voor het ontzetten van Antwerpen. Er wordt wel verondersteld dat de katholieke inwoners daaraan niet hebben willen bijdragen. In totaal zijn rond 3000 personen aangeslagen. Als ervan wordt uitgegaan dat een relevant aantal van die personen een gezin zal hebben gehad dan zal bij een inwonertal van circa 30.000 in 1585 naar inschatting van Lesger de betalende groep ongeveer 30-50% van het totaal aan inwoners hebben uitgemaakt [Lesger86]. 
wetgeving =Instructie ende reglement waer op men sal lichten ende collecteren van wegens die Staeten van Brabant de generale capitale Impositie oft Hooft, Peerde, Beeste ende Ploegh geldt, mede het Schouwgeldt ende Redemptie voor de Consomptie van den Thé voor het Subsidie van desen jaere 1747,  Brussel  23 augustus 1747
BRONNENgeraadpleegde bronnenBMHG; DDB; Navorscher 1-literatuurAndreae/Downer, Plakkatenlijst, blz. 53 (1578)Dillen, Johannes Gerard, Amsterdam in 1585: het kohier der capitale impositie van 1585, J.H. de Bussy, Amsterdam 1941, 220 blz. Dillen, Opstand, blz. 25-28 (1585)Dillen, Rijkdom, blz. 311 (Rep)Dillen, J.G. Amsterdam in 1585: het kohier der capitale impositie van 1585, met een historische inleiding en aanteekeningen, Genootschap Amstelodamum, De Bussy, Amsterdam 1941Engels, Geschiedenis, blz. 63 (16e e)Fruin, Informacie, blz. 247 (1508)Gelderblom, Oscar, Zuid-Nederlandse kooplieden en de opkomst van de Amsterdamse stapelmarkt (1578-1630), Uitgeverij Verloren, Amsterdam 2000, blz. 82, 102, 105-109, 119, 159, 176, 256.Houtzager, Hollands, blz. 125 (1502)Lesger, Clé, Handel in Amsterdam ten tijde van de Opstand: kooplieden, commerciële expansie en verandering in de ruimtelijke economie van de Nederlanden, ca. 1550-ca 1630, Uitgeverij  Verloren, Hilversum 2001, blz. 59, 86-87Kronenberg, Inventaris, blz. 16 e.v. (17e e)Meerkamp van Embden, Goudsche, blz. 139 (1528)Reuvekamp, Bart, Welvaartsspreiding in Amsterdam ten tijde van de Capitale Impositie, 1585, scriptie UVA, Amsterdam 2018 Stuiveling, Garmt, Memoriaal van Bredero, Documentaire van een dichterleven, blz. 25 in: DBNLT.S. Overijssel II, blz. 258 (1602), 263 (id), 267 e.v. (1605), 320 e.v. (17e e)Unger, Inschrijvingsregister, blz. 27 (1585)Woude, Crisis, blz. 97 (1585)

casenbroot

Oproerlingen in de jaren 1491-1492 in het noorden van Holland, voornamelijk boeren en plattelandbewoners die in economische nood waren geraakt door de Hoekse en Kabeljauwse twisten.
BRONNENgeraadpleegde bronnenBMHG; DDB; Navorscher 1-literatuurFruin, Informacie, blz.  75 (1514)Poel, Sijmen, blz. 53 (1491)
censuskiesrecht
BRONNENgeraadpleegde bronnenBMHG; DDB; Navorscher 1-literatuurBoudewijnse, Regeering, blz. 26-27 (1893)Brauw, Departementen, blz. 253 (19e e)Eversen, Bijdragen, blz. 154 (1686)Kemp, Geschiedenis, blz. 87 (19e e)Mellink, Poging, blz. 178 (1887)Schadee, Verbeurdverklaring, blz. 71W.D.B.I.U.A. 23 augustus 1873, 13 september 1873; 28 maart 1874, 18 april 1874Wijnpersse, Statistiek (1848-1852)
chercherTolbeambte
=Jacob Kien is chercher op het Sas van Gent [BMHG 1958, blz. 158]
BRONNENgeraadpleegde bronnenBMHG; DDB; Navorscher 1-literatuurBecht, Harold Edward, Statistische gegevens betreffende den handelsomzet van de republiek der Vereenigde Nederlanden gedurende de 17e eeuw (1579-1715), Den Haag 1908, blz. 119 e.v. (1584), 126 (1597), 130 e.v. (16e e), 137 e.v. (17e e), 144 (1625)Diederiks, Herman A., De collecteurs van de gemene landsmiddelen in Amsterdam en omstreken in de tweede helft van de 18e eeuw, in: TvG 1977, blz. 484-502 [resources.huygens.knaw.nl]Dillen, Johannes Gerard., Van rijkdom en regenten. Handboek tot de economische en sociale geschiedenis van Nederland tijdens de Republiek, Martinus Nijhoff, Den Haag 1970, blz. 273-274Engels, P.H., De geschiedenis der belastingen in Nederland, van de vroegste tijden tot op heden, Kramers Rotterdam, blz. 89 (1597) [Google Books]Engelsman, A., Ontstaan der gemeenteorganisatie in de Groninger Veenkolonien, in: TvRg 1929, blz. 110-111 (1811)Formsma, W.J.,Vormen van bestuur ten plattelande in de noordoostelijke provincie voor 1795, in: Formsma, W.J., Geschiedenis tussen Eems en Lauwers. Opstellen over de Groninger geschiedenis, Groninger Historische Reeks IV, Assen 1988, blz. 28-29Heringa, Zelfstandig, blz. 85 (1750-1760)Poppen, B.D., De "Instructie voor de Cherchers ofte Opsigters van de Molens in Stadt en Lande" van 1755, gepubliceerd in https://www.bdpoppen.nl/pdf/instructie_chercher.pdf Sickenga, Folkertinus Nicolaas, Geschiedenis der Nederlandsche belastingen. Tijdvak der omwenteling-algemeen stelsel van het jaar 1805, Amsterdam 1865), blz. 97Stallaert, Karel, Glossarium van verouderde rechtstermen, kunstwoorden en andere uitdrukkingen uit Vlaamsche, Brabantsche en Limburgsche oorkonden. Deel 1, Leiden 1890, A-Huwen, blz. 304 (1622)Westermann, Statistische, blz. 4 (19e e)
cijnsOok grondcijns
=Behalve de opgenoemde lasten vindt men ook nog melding gemaakt van de cijnsen; zoo bepaalde Graaf Willem in 1213 bij de handvesten aan die van St Geertruidenberge verleend dat ider wooninge binnen des stads vrijheid gelegen, betaald jaarIijks tot een chijns op de feestdag Lamberti ses penningen, wtgesteken der Schepenen mansen" [Engels, blz. 30]=Een bul van 29 februari 1140 waarbij paus Innocentius II bepaalt, dat de goederen der abdij van Egmond, die hem met de abdij van Rijnsburg door den graaf van Holland waren opgedragen, aan de abten blijven tegen een jaarlijkschen cijns [Nat. Arch]
BRONNENgeraadpleegde bronnenBMHG; DDB; Navorscher 1-literatuurAndreae, Bespr. Linden, blz. 473-476 (m.e.)ARA 1919, blz. 29, 78Avis, Directe, blz. 42 (1310; 1318)Baelde, Domeingoederen (16e e)Balon, structure (m.e.)Bezemer/Blécourt, Rechtsbronnnen, blz. 73-74 (1475)Blécourt, Begrip, blz. 142 (m.e.), 153 (id), 160-161 (id), 163 e.v. (id), 174 (id)Blécourt, Bespr. Sebus, blz. 221 (m.e.)Blécourt, Welgeborenen, blz. 316 (m.e.)Blink, Geschiedenis I, blz. 132 (14e e), 146 e.v. (m.e.), 171 e.v. (15e-16e e), 235-239 (m.e.), 252 e.v. (id)Blok, Financiën, blz. 55 (m.e.)Blok, Geschiedenis I, blz. 124 (m.e.), 125 (1100), 229 e.v. (13e e), 329-330 (14e-15e e), 385 (14e e), 402 (15e e)Dingeman, Inventaris, blz. 47 (18e e), 113 (18e e)Doorninck/Uitterdijk, Bijdragen II, blz. 189; VII, blz. 252 e.v. (1260)Driessen, OverEngels, Geschiedenis, blz 30 (1213), 45-46 (1358), 151 (1627)Gallé, Beveiligd, blz. 28Goor, Beschrijving, blz. 17 (1270), 28-29, 31, 49, 93, 372, 389, 424Gosses, Organisatie, blz. 262 (16e e)Gosses, Stadsbezit (m.e.)Gosses/Japikse, Handboek, blz. 120Hardenberg, Maastrichtse, blz. 38Heringa, Twee, blz 182 (m.e.)Heringa, TijnsenHeyden/Hermesdorf, Aantekeningen, blz. 25 (m.e.), 85-86 (id), 135 (id), 146 (id), 150 (id)Hildebrand, Reglement, Stelling 8Houtte, Economische, blz. 15 (880-1300)Iterson, HaankorenJansen, Middeleeuwse, blz. 181 (1100)Ketelaar, OudeKieft, Bespr. Buytenen, blz. 255Korteweg, Stadrecht, blz. 40 (m.e.), 46 e.v. (id)Kuile, Karolingische, blz. 218 e.v. (m.e.)Kuile, Ontstaan, blz. 575 (1260)Kuyk, Levend, blz. 11-13 (14e-17e e), 283 (m.e.)Lyon/Verhulst, Medieval, blz. 31 e.v. (12e-18e e)Maasgouw 1879-1881, blz. 608 (1625)Maeckl, Erkelnzer, blz. 524e.v. (m.e.)Meinesz, Staatsrechtelijke, blz. 48 (11e e)Meyburg, Bijdrage, blz. 123 (1690)Meyroos, Onze, blz. 23-24 (1515)MontéVerloren, Hoofdlijnen, blz. 76Muller, Middeleeuwsche (Gl.), blz. 35 (m.e.); (Inl), blz. 12 (m.e.)Nagge, Historie I, blz. 131Nationaal Archief, Den Haag, Abdij van Rijnsburg, 1179-1577, nummer toegang 3.18.20, inventarisnummer IV.22Navorscher IV, blz. 278 e.v. (16e e); X, blz. 115 (m.e.)Pirenne, Villes, blz. 405 (m.e.), 410 (id)Poel, Sijmen, blz. 31, 37-38Schevichaven, Memorien, blz. 285 (m.e.)Smidt/Strubbe/Rompaey, Chronologische II, blz. 83 (1509)Stallaert, Glossarium I, blz. 307Telders, Niet (Rep)T.S. Overijssel I, blz. 98 (14e e)Uytven, Denarii, blz. 127-128 (13e-14e e)Zuylen, Inventaris I, blz 187, 279, 408; II, blz. 1086, 1116, 1314
cijnspenningBRONNENgeraadpleegde bronnenBMHG; DDB; Navorscher 1-literatuurPoel, Sijmen, blz.  16-18
cleeraccijnsBRONNENgeraadpleegde bronnenBMHG; DDB; Navorscher 1-literatuurZuylen, Inventaris II, blz. 1267, 1875
clipskeldBRONNENgeraadpleegde bronnenBMHG; DDB; Navorscher 1-literatuurGosses, Deensche, blz. 148 (m.e.)Heyden/Hermesdorf, Aantekeningen, , blz. 82, 109 (9e e)Kieft, Bespr. Buytenen, blz. 255
coegeltZie koegeld
BRONNENgeraadpleegde bronnenBMHG; DDB; Navorscher 1-literatuur

coeslage

Zie Koeslag

BRONNENgeraadpleegde bronnenBMHG; DDB; Navorscher 1-literatuur

cogschuld

Waarschijnlijk een belasting op schepen.
algemeen=tot de bezittingen van de Utrechtse kerk behoorde ook de cogschuld, deze had betrekking op de oorlog te water [Engels, blz. 26-27]=Koning Otto I schenkt aan de St. Maartenskerk te Trecht de visserij te Muiden en in de Almere, en de cijns, cogsculd genaamd, 948 Juni 30 .
BRONNENgeraadpleegde bronnenBMHG; DDB; Navorscher 1-internethttp://ducange.enc.sorbonne.fr/COGECHULSTliteratuurBerkhey, J. le Francq van, Natuurlyke historie van Holland, deel 1, 1769Engels, Geschiedenis, , blz. 26 (866)Goede, Swannotsrecht I, blz. 33 (10e e)Gosses, Oude, blz. 122-124 (10e e)Gosses, Stadsbezit, blz. 21 (948)Gosses, Welgeborenen, blz. 56 e.v. (m.e.), 63 (948-949)Halma, Tooneel I, blz. 44 (948), 349 (id)Heyden/Hermesdorf, Aantekeningen, blz. 82 (9e e)Kruisheer, Oorkonden, blz. 280 (1248)
collaterale successieEen belasting op nalatenschappen.
West IndiëOp  5 maart 1824 is het recht op de collaterale successie en overgang in West-Indië ingevoerd overeenkomstig de wet door Z.M. bij besluit van 27 december 1817, no. 37 voor het moederland vastgesteld, met uitzondering van de wijze en tijden van betaling van het verschuldigd recht, welke nader zullen worden bepaald [Gaay Fortman, Brieven, blz. 296]

BRONNENgeraadpleegde bronnenBMHG; DDB; Navorscher 1-literatuurAndreae/Downer, Plakkatenlijst, blz. 76-77 (1635), 85 (1667)ARA 1919, blz. 49-64Bachiene, Vaderlandsche, blz. 259Beelaerts van Blokland, Gecommitteerden, blz. 182Blécourt, Begrip, blz. 87 (Rep)Bort, Alle, Leenrecht, blz. 65-66Carter, Dutch (1738-1800)Dillen Rijkdom, blz. 278, 615Drielsma, Karakter, blz. 198 (Rep)Engels, Geschiedenis, blz. 178 (1798)Gaay Fortman, B. de, Brieven van de Commissaris-Generaal voor de (Nederlandsche) West-Indische  bezittingen J. van den Bosch aan den minister voor de marine en de koloniën (1827-1829), blz. 189-335Gabriëls, Edel, blz. 557 (18e e)G.S. Gelderland, Kort, blz. 28 (1803-1806)Juten, Memorie (17e e)Meilink, Hollandsche, blz. 184 e.v.(1598)Merkus, Schets, blz. 85, 99 (1796-1798)Navorscher XLV, blz. 620 (1794); XLVIII, blz. 696 (18e e)Poel, Sijmen, blz. 105-109 (1681)Sickenga, Omwenteling, blz. 45 (1798), 49, 63, 69T.S. Drenthe, blz. 73 (Rep), 90 (id)T.S. Zeeland II, blz. 102 (17e e)Thooft, Verhaal, blz. 309 e.v. (1795), 337 (id)Thorbecke, Staatsinrigting, blz. 74Veen, Zaak, blz. 152 (1795)Welcker, Gemeente, blz. 48 (1805)Welcker, Gemeentearchieven, blz. 140 (1801-1805)regelgevingAmpliatie, By de Edele Mog. Heeren Staten van Zeelandt, gearresteert den 25 February en 25 July 1671, op den opheve van den 15 Penningh van de Collaterale Successien en Giften over de Donationes inter vivos, &c., Middelburgh 1671 [DDB]
collecte
pachtersoproerVerder vele stukken van 23 juni 1748 betreffende de bezwaren en moeilijkheden, gerezen over de collecte enz folio 125-128 verso [, Blissemaker, Verslag, blz. LXVIII]
Middelerwijl zat de Prins geweldig in de verknijping; hij had de voorslag gedaan tot afschaffing van de bijna ondraaglijke lasten van de pachten, gelijk hij ze in zijn propositie genoemd had en werd van tijd tot tijd door de Staten aangemaand, om hen een ander middel aan de hand te geven, en men kan licht denken, dat zij, die in de regering zijn vrienden niet waren, in hun vuist lachten over de verlegenheid, waarin hij zich bevond, De Prins hierover, onder anderen , raadplegende met de fiscaal van Wesel, beduidde die schrandere man aan zijn Hoogheid dat er geen ander middel was om hem uit zijn verlegenheid te redden dan het weer invoeren van dezelfde belastingen, doch niet door pachters geïnd maar door collecteurs en nam aan, indien hij op 's Prinsen bescherming staat kon maken, het werk op zijn benen te stellen. De stadhouder nam geredelijk die voorslag aan en deed eerlang ter Staatsvergadering de propositie, òf tot de invoering van een hoofdgeld, òf tot die van de oude belastingen bij wijze van collecte en tot dit laatste besloten zijnde ondernam de fiscaal Van Wesel die ongelooflijke arbeid [Lintum, Rotterdamsch,, blz. 117]
BRONNENgeraadpleegde bronnenBMHG; DDB; Navorscher 1-literatuurAlberts, Oudste, blz. 54 (14e-15e e)Becht, Statistische, blz. 84 (1625), 107 (16e e)Beernink, Nijkerk, blz. 198 e.v. (17e e)Blissemaker, Th.,, Verslag van een voorloopig onderzoek naar de Bentinck-papieren, aanwezig in het Britsch Museum te Londen, in BMHG 1907, blz. XL-LXXVIIDiederiks, Collecteurs, blz. 484-485 (18e e)Dillen, Rijkdom, blz. 272, 279Engels, Geschiedenis, blz. 65 (1555), 84-86 (18e e)Faber, Drie I, blz. 44 (1748), 142 (id)Formsma, Vormen, blz. 29 (17e e-18e e)Goes, Register IV, blz. 193 (1555)Heringa, Zelfstandig (1750-1760)Houtzager, Hollands, blz. 42 (16e e), 113 (id)Kuile, Overijssel, blz. 280 (Rep)Lintum, C. te, Een Rotterdamsch gedenkschrift uit den Patriottentijd in de dagen der revolutie, in: BMHG 191, blz. 97-231Merkus, Schets, blz. 78 (1748)Poel, Advocaat, blz. 9Poel, Sijmen, blz. 90-99 T.G.O. 1837, blz. 113 (1549)T.S. Overijssel II, blz. 247 (1601)T.S. Zeeland I, blz. 64 (1630)Zuylen, Inventaris I, blz. 23 (1496), 47-48 (1500-1501), 557 (1540), 646 (1547)
collecteurBRONNENgeraadpleegde bronnenBMHG; DDB; Navorscher 1-literatuurBecht, Statistische, blz. 33 (Rep), 114 (1580), 118-123 (1584), 128 e.v. (1597), 131 e.v. (16e e), 137 e.v. (17e e)Engels, Geschiedenis, blz. 89 (1597)Gabriëls, Edel, blz. 556 (18e e)Goor, Beschrijving, blz. 201, 216Houtzager, Hollands, blz. 55 (1632), 142 (id)Meilink, Hollandsche, blz. 184 e.v. (1598)Navorscher XIV, blz. 367 (1751)Poel, Advocaat, blz. 6 (1701), 8, 13T.S. Overijssel III, blz. 2 e.v. (Rep)Voorthuysen, Mercantilisme, blz. 87 (1598)Zuylen, Inventaris II, blz. 799
comité tot de algemene zaken van het bondgenootschap te lande algemeen=Het Comité te Lande, of voluit Comité tot de Algemene Zaken van het Bondgenootschap te Lande, had tussen 4 maart 1795 en 16 februari 1798 zowel voorbereidende als uitvoerende en rechtsprekende taken in de Bataafse Republiek en was onder meer belast met defensie en financiën van de Republiek [wikiwand]lid comité=Andries Sijbrand Abbema is lid van het Comité van 4 maart 1795 t/m 16 februari 1798 [Repertorium;  Winkler Prins, Geïllustreerde 1884, blz. 83]departement van financiënsecretarisDaniel Hermannus Beucker Andreae [1772-1828] wordt in augustus 1796 secretaris van het departement van financiën  van het Comité [NNBW 1911. blz.135] 
BRONNENgeraadpleegde bronnenBMHG; DDB; Navorscher 1literatuur
commies-fiscaal der gemene middelen
BRONNENgeraadpleegde bronnenBMHG; DDB; Navorscher 1-literatuurANF 7 augustus 1883, 16 augustus 1883, 27 oktober 1883; 4 maart 1884Heringa, Zelfstandig, blz. 83 (18e e)Navorscher XVI, blz. 185 (18e e)Poel, Advocaat, blz. 5-9 (17e-18e e), 11 (id), 13 (id), 15 (id), 18 (id)
commies-generaal van de convoyen en licentenFunctionaris bij de Staten-Generaal der Verenigde Nederlandse Provinciën
-Matheus Diercxz Abbas [......-1625] vervult deze functie van 11 mei 1606 tot in 1625 [Repertorium]-Dirck Matthijsz Abbas [1592-1637] bekleedt dit ambt vanaf 12 augustus 1625 t/m augustus 1637 [Repertorium]=Jan de Val=Johannes Aemilius [....-1679] is in functie van 17 mei 1653 t/m 1679 [Repertorium]=ten Hove=Adriaan Gilles Camper (1759 Amsterdam - 1820) was commies-generaal der convoyen en licenten in Friesland
BRONNENgeraadpleegde bronnenBMHG; DDB; Navorscher 1-literatuur
commies-generaal van de admiraliteitadmiraliteit Amsterdam=in 1779  kreeg A.W.C. van Nagel  die post ter standplaats Zutphen [Colenbrander, Gijsbert, blz. 240].=in 1806 is J.M. Schrant commies-generaal  der convooien en licenten in Amsterdam [BMHG 1942, blz. 51] 
admiraliteit FrieslandDe commies-generael van de convoijen, resideerende bij onze admiraliteit, is door Z. H. aangestelt, of liever gehouden in de regering van Franeker als Premier. Nu ontdekt men, dat die man bij het 2d e art. zijner instructie aan de Generaeliteit bij eede belooft heeft, alle eeden, aan eenige land of stad gedaan, te houden voor nul en van onwaarden. Dit ontdekt zynde, ga ik van namiddag na Franeker om in het vriendelijke te zien, die zaak zodanig te schikken, dat de man uit de regering geremoveert word [Meulen, Brieven, blz. 279, 290]
BRONNENgeraadpleegde bronnenBMHG; DDB; Navorscher 1-literatuurBecht, Statistische, blz. 42 (16e e), 87 (1609), 117-123 (1580-1584), 126 e.v. (1597), 130 e.v. (16e e), 138 (17e e)Colenbrander, H.T., Brieven van Gijsbert Karel van Hogendorp, 1788-1793, in: BMHG 1910, blz. 232-246Dillen, Stukken, blz. 104 (1681)Dobbelaar, Opgaven, blz. 158, blz. 138 (18e e)Engels, Geschiedenis, blz. 88 (1584; 1597)Kobus/de Rivecourt, Biographische A-H, blz. 327Godert Filip Cornelis Theodorus van der Capellen (1733 - 1779) was commies-generaal der convoyen en licentenLennep, Vroege, blz. 93 (17e-18e e)Merkus, Schets, blz. 69Meulen, W.W. van der, Brieven van C.L. van Beijma aan J.D. van der Capellen tot den Pol, in: BMHG 1894, blz. 257-389Mulder, Honderd, blz. 104 (1803)Navorscher XIII, blz. 125 (18e e); XV, blz. 346 (1686), 375 (18e e)Poel, Advocaat, blz. 6 (Rep), 11 (17e-18e e)T.G.O. 1835, blz. 455 (1806)Voorthuysen, Mercantilisme, blz. 87 (1598)Vries, Ontduiking, blz. 354 (18e e), 358 e.v. (id)
commies-generaal der gemene middelen
=A. W. Philipse (1766-1845) is  in 1783 gezworen klerk van het hof van Vlaanderen (Staats Vlaanderen) te Middelburg; in 1786 juridisch student te Leiden; 1790 promotie  jur. dr. te Leiden; in 1790 lid van het college voor het landrecht op Walcheren; in 1791 commies generaal voor de gemeene middelen en het kleine zegel  [BMHG 1942, blz. 107]

BRONNENgeraadpleegde bronnenBMHG; DDB; Navorscher 1-literatuurPoel, Advocaat, blz. 6 e.v. (16e e), 11 (17e e-18e e))
commies-generaal der domeinen
BRONNENgeraadpleegde bronnenBMHG; DDB; Navorscher 1-literatuurGelder, Nederlandse, blz. 50 (16e e)Taxandria IV, blz. 30 (17e e)
commiesBRONNENgeraadpleegde bronnenBMHG; DDB; Navorscher 1-literatuurANF 27 oktober 1883, 1 december 1883; 8 april 1884, 24 mei 1884Becht, Statistische, blz. 125 e.v. (1597), 174 (1645)Blok, Financiën, blz. 46 (15e e)Deursen, State, blz. 61 e.v. (Rep)Engels, Geschiedenis, blz. 92 (1725)Haak, Plooijerijen, blz. 82 (18e e)Houtzager, Hollands, blz. 1 (1749)Moll, Honderd, blz. 20 (1813)Navorscher Bijblad III, blz. LXVI (1687)Poel, Advocaat, blz. 6 e.v. (16e e), 12 (18e e), 14 e.v. (id)Vries, Ontduiking, blz. 353 e.v. (18e e)Zuylen, Inventaris II, blz. 1132
commissaris-generaal der finantiën
Dezelfde dag viel ook de beslissing omtrent het beheer van de bede. De voorgestelde indelingen van deze landen en de repartities vervielen: er zou een superintendent of commissaris-generaal aangesteld worden, die zelf niet met enig geldelijk beheer belast zou worden, doch met de centrale administratie en het oppertoezicht op de tresoriers van oorlogen, die in de gewesten aangesteld werden. Een commissaris-generaal of superintendent voor de marine en uitrusting ter zee zou naast hem aangesteld worden. Met Vlaanderen, dat niet in enige unie met de andere gewesten ten aanzien van het financieel beheer had willen treden, werd de moeilijkheid aldus opgelost, dat dit gewest de benoeming van een superintendent in Vlaanderen aan de koning zou opdragen, die de commissaris-generaal van de Staten-Generaal zou aanwijzen [...].  Op 5 mei 1558  werd ook Anthonie van Stralen, de burgemeester van Antwerpen, door de Staten Generaal tot commissaris generaal benoemd.  [Meilink, Notulen, blz. 280-281].
BRONNENgeraadpleegde bronnenBMHG; DDB; Navorscher 1-literatuurBrauw, Departementen, blz 170 (1819), 175 (1814)Meilink, P.A., Notulen en Generaal Advies van de Staten-Generaal van 1557/1558, in: BMHG 1934, blz. 263-369Nuyens, Inventaris, blz. 63 (1814-1815)Posthumus, Economische, blz. 5 (1815)Schevichaven, Rijkstol, blz. 35 (1813
commissaris der nationale rekeningalgemeen=Van 16 juli 1799 t/m 2 oktober 1801 is Andries Sijbrand Abbema [1736-1802] commissaris [Repertorium]
BRONNENgeraadpleegde bronnenBMHG; DDB; Navorscher 1-literatuurBrauw, Departementen, blz. 106 (19e e), 137 (1798)Merkus, Schets, blz. 102 (1798)
commissaris der nationale tresorie
BRONNENgeraadpleegde bronnenBMHG; DDB; Navorscher 1-literatuurBrauw, Departementen, blz. 65 (1798), 96 (id), 133 (id), 136 e.v. (id)Merkus, Schets, blz. 101 (1798)Sickenga, Omwenteling, blz. 54
commissie voor de finantiënBRONNENgeraadpleegde bronnenBMHG; DDB; Navorscher 1-literatuurBrauw, Departementen, blz. 68 (1801)Deursen, State, blz. 69 (1682-1772)Nierop, Honderd, blz. 76 (1795)Nierop, Toevoegingen, blz. 249 (1796)T.G.O. 1835, blz. 454 (1797)
compensatieBRONNENgeraadpleegde bronnenBMHG; DDB; Navorscher 1-literatuurBlécourt, Bespr. Prausnitz, blz. 472 e.v. (15e e-16e e)Houtzager, Hollands, blz. 125 (1602)
compositie
…de wassende ontevredenheid over de onvoldoende, vaak ergerlijke wijze van rechtspleging, met name in crimineele zaken, zoowel waar hot de rechtspraak gold van den burgerlijken als die van den militairen rechter. Te dien einde haalt spreker een aantal voorbeelden aan van rechtsbedeeling, zoo te Utrecht zelf als in andere plaatsen, door gerecht, baljuw, hof en krijgsraad, in gevallen van verschillenden aard, allen geput uit de authentieke bescheiden op hot Rijks- en het Stadsarchief, en wijst hij aan, hoe het stelsel van compositie of afkoop tot de meest ergerlijke misbruiken leidde, en hoe daarbij de wijze van benoeming der rechters, der hoofdofficieren en andere magistrates dezen in de verleiding en in de gelegenheid bracht tot ontduiking van hun plicht en tot vermeerdering hunner inkomsten door ongeoorloofde of althans afkeurenswaardige middelen [Kramer, Sticht, blz. LXXXIX-XC]
BRONNENgeraadpleegde bronnenBMHG; DDB; Navorscher 1-literatuurBergh, Baljuwen, blz. 252 e.v. (Rep)Blécourt, Heerlijkheden, blz. 59 (m.e.)Dillen, Rijkdom, blz. 274Goes, Register V, blz. 72 (1557)Goor, Beschrijving, blz. 205-206, 210-212Heringa, Zelfstandig, blz. 86 (1750-1760)Heyden/Hermesdorf, Aantekeningen, blz. 27, 38, 84…Kramer, Het Sticht in de eerste jaren van het Erfhouderschap, in: BMHG 1901, blz. LXXXIX MontéVerloren, Hoofdlijnen, blz. 199Poel, Advocaar, blz. 7, 14Rompaey, Compositierecht (14e-18e e)Sickenga, Omwenteling, blz. 97T.S. Overijssel III, blz. 17 (1768)Vries, Ontduiking, blz. 350 (18e e)Westermann, Statistische, blz. 4 (18e-19e e)Zijp, Strijd, blz. 19, 41, 65, 221
compromis
BRONNENgeraadpleegde bronnenBMHG; DDB; Navorscher 1-literatuurMuller, Middeleeuwsche (Inl.), blz. 204 (m.e.) Smidt/Strubbe/Rompaey, Chronologische II, blz. 37 (1506)
comptoir-generaal van HollandBRONNENgeraadpleegde bronnenBMHG; DDB; Navorscher 1-literatuurANF 13 maart 1884 (1742)Houtzager, Hollands, blz. 30 e.v., 64Navorscher XLV, blz. 145 (17e e)Vries, Geschapen, blz. 342 (18e e), blz. 348-349 (id)
congiégeld
BRONNENgeraadpleegde bronnenBMHG; DDB; Navorscher 1-literatuurBecht, Statistische, blz. 71 e.v. (16e e)Blok, Holl. stad Bourg. , blz. 240Engels, Geschiedenis, blz. 62 (1542)Fruin/Colenbrander, Geschiedenis, blz. 41 (1548)Goes, Register I, blz 114 (1528), 119 (id), 122 (id), 127 (id), 141(id), 237 (1530), 241 (id), 243 (id), 246 e.v. (id), 297 (1531), 300 (id), 308 (id), 311 (id), 317 (id), 335 (id), 456 (1535), 459 (id), 604 e.v. (1540-1541), 610 (id), 615 e.v. (id), 62 e.v. (1541), 633 e.v. (id), 650 (1542), 655 (id); II, blz. 540 (1549); III, blz. 342-343 (1553); IV, blz. 58 e.v.(1555)Gouw, Geschiedenis VI, blz. 63-64 (1548; 1562)Lemmink, /staten, blz. 151 (1534)Meerkamp van Embden, Goudsche, blz. 135 (1528), 165 (1530), 167 (id), 170 e.v. (id), 165 (1531), 243 e.v. (1540), 245 (1542)Meilink, Rapporten (15e-16e e)Rees, Geschiedenis I, blz. 90 (16e e), 107-108 (id), 110-112 (id)
coninckgeltOok conings scoud
BRONNENgeraadpleegde bronnenBMHG; DDB; Navorscher 1-2literatuurNagge, Historie I, blz. 285
conseil d'état
-van 1810-..... is Jacob Carel Abbema [1749-1835] auditeur de la première classe [Repertorium]BRONNENgeraadpleegde bronnenBMHG; DDB; Navorscher 1-literatuur
consentBRONNENgeraadpleegde bronnenBMHG; DDB; Navorscher 1-literatuurCaan, Schets, blz. 22,32,53,83,99,101,139, 141, 150, 173-174, 183, 188-189Deursen, Raad, blz. 18 (16e-17e e), 22-23 (id)Dierickx, Hertog, blz. 169Engels, Geschiedenis, blz. 25 (1494), 52Goor, Beschrijving, blz. 249 (1541)Haak, Plooierijen, blz. 105 (1703)Halma, Tooneel I, blz. 377 (1600; 1607)Jansen, Middeleeuwse, blz. 102 (1362)Merkus, Schets, blz. 57 (1581-1795), 88-89 (18e e)Sickenga, Omwenteling, blz. 43 (1797), 99Woude, Crisis, blz. 87-103
consentgeld
BRONNENgeraadpleegde bronnenBMHG; DDB; Navorscher 1-literatuurBlink, Geschiedenis I, blz. 247 (16e e)
contrainteBRONNENgeraadpleegde bronnenBMHG; DDB; Navorscher 1-literatuurSchöffer, Consolidatie, blz. 92 e.v.
contrat social
BRONNENgeraadpleegde bronnenBMHG; DDB; Navorscher 1-literatuurPoel, Sijmen, blz. 134
Constituerende Vergadering representerende het Bataafsche VolkledenWillem Andries Abbema [1738-1820] is van 22 januari 1798 t/m 4 mei 1798 lid van de Vergadering [Repertorium]
BRONNENgeraadpleegde bronnenBMHG; DDB; Navorscher 1-literatuur
contraventie
BRONNENgeraadpleegde bronnenBMHG; DDB; Navorscher 1-literatuurHeringa, Zelfstandig, blz. 90 (1750-1760)
contrerolleur=in Middelburg is op 9 december 1751 sprake van een contrerolleur van de bieraccijns [BMHG 1905, blz. 227]
=Dat daeromme denzelven Coebel bij provisie behoert gestelt te worden een contrerolleur, die van de daten ende sommen van zijnen voers. ontfanck mitsgaders oeck vanden uytgeven guedt register insgelijcx zal houden ende oeck verifieren die voers. zijne staters ende oeck — est hoot — die voorder vercopinghe van renten zelve doen zall, laetende den ontfanck van die penningen den gheenen, die alsdan geordonneert zal wesen [ Meilink, Remonstrantie, blz. 177]
BRONNENgeraadpleegde bronnenBMHG; DDB; Navorscher 1-literatuurBecht, Statistische, blz. 33 (Rep), 118-123 (1584), 127 e.v. (1597), 131 e.v. (16e e), 137 e.v. (17e e), 144 (1625)Engels, Geschiedenis, blz. 89 (1597)Faber, Drie I, blz. 109 (1748)Gachet, Rapport, blz. 71 (15e e)Goes, Register IV, blz. 192 (1555)Hammen, Bijdrage, blz. 75 (1660)Jansma, Raad, blz. 183 (1460)Meilink, P.A., Remonstrantie van het Hof van Holland en de Rekenkamer nopens de administratie van den ontvanger-generaal A. Coebel en de Staten van Holland, in: BMHG 1924, blz. 157-183]Poel, Advocaat, blz. 9, 13T.S. Zeeland II, blz. 102 (17e e)
contributie
BRONNENgeraadpleegde bronnenBMHG; DDB; Navorscher 1-literatuurAndreae, Recht, blz. 259 (1601)Andreae/Downer, Plakkatenlijst, blz. 53 (1578), 66 (1594), 67 (1598), 68 (1601, 76 (1633)Deursen, Raad, blz. 37 (1594)Fruin, Informacie, blz. VI (15e e), IX-XI (id), XIII (id), XV (id), XVII (1513), XXIX-XXX (1514), 15-16 (1514)Gosses, Deensche, blz. 143 e.v. (m.e.)Gosses, Organisatie, blz. 177 e.v. (16e e), 225 (17e e)Halma, Tooneel II, blz. 247Heyst, Proeve, blz. 251 (1795)Kronenberg, Inventaris, blz. 13 (1682)Kuile, Overijssel, blz. 280 (18e e)Maasgouw 1898, blz. 75 (1632)Nijhoff, Inventaris, blz. 47 (1675)Pélerin, Beschrijvinge, blz. 12 (1642), 13 (17e e), 42 (18e e)Sickenga, Omwenteling, blz. 10 [1795]Sivré, Gijzelaars, blz. 137-138 (1668-1670)T.S. Overijssel I, blz. 32 (Rep); II, blz. 245 e.v. (1578), 270 (1607), 283 (17e e), 303-392 (Rep), 183 e.v. (16e e), 191 (1580); III, blz. 2 (Rep)Venner, Inventaris, blz 133 e.v. (16e-18e e), 175 (1621-1649)
controleur=Pierre Jean Auguste Clavareau [1837] wordt in 1865 benoemd tot controleur bij de directe belastingen, invoerrechten en accijnzen
=Jan Jacob Rochussen [1797-1871], controleur der belastingen, 1826 secretaris van de Kamer van Koophandel te Amsterdam, 1828 directeur van het entrepotdok, 30 Juni 1840 benoemd tot Minister van Financiën. Trad in Juni 1843 af wegens de verwerping van zijn ontwerpwet tot conversie van de Nederlandsche Werkelijke Schuld  [Roijen, Briefwisseling, blz. 287]
=Mijn vader vond mij, Jan Jacob Rochussen, te jong om mij voor eene lands-betrekking voor te dragen; hij had gelijk, want ik was, ofschoon volwassen, nog geen 17 jaren oud; maar de Heer Copes van Cattenburch, die mij wel kende, had als Inspecteur-Generaal en buiten weten van mijn vader mij aan Prins Willem I voorgedragen tot controleur voor het buiten-arrondissement van Amsterdam. Ik ontving die benoeming en nam ze aan [...].  In oktober 1815 nam ik mijne functie van controleur weder op mij en bleef als zoodanig te Amsterdam tot het einde van November 1816. Met 1 December 1816 werd door Appelius een nieuw stelsel van belastingen voor Holland en België ingevoerd. Ik werd als controleur verplaatst naar 's-Hertogenbosch; mijn district was ook oostelijk van die stad en wel tot Boxmeer. Met 1 January 1818 werd ik verplaatst naar Delfshaven. [....] In 1818 werd ik belast met de controle van Rotterdam. Nu kwam mijn goede vader aan eene beroerte in de kerk te 's-Graveland onverwacht te sterven en de Heer Appelius had de goedheid mij in Juny 1819 naar Amsterdam over te plaatsen en mij alzoo bij mijne moeder terug te brengen. Met 1° January 1823 werd weder een nieuw stelsel van belastingen ingevoerd en ik bleef als controleur te Amsterdam. [Reinsma, Biografie, blz. 60-61]
BRONNENgeraadpleegde bronnenBMHG; DDB; Navorscher 1-literatuurWie is dat, blz. 102ANF 1885, blz. 41 (19e e); 1889, blz. 165 (19e e)Blok, Holl. stad Bourg., blz. 22 (1446)Goor, Beschrijving, blz. XXVII (1744)Gorkom, Karel Wessels van, Gids voor de controleurs bij het binnenlandsch bestuur op Java en Madoera ... 1896 .. Heringa, Zelfstandig, blz. 89 (1748)Koenen, Geslacht, blz. 267 (18e e)Navorscher XVIII, blz. 57 (18e e); XIX, blz. 566 (1822)Reinsma, R., De autobiografie van Jan Jacob Rochussen (1797-1871), in: BMHG 1959, blz. 55-138] Roever, Geslacht, blz. 127 (18e e)Roijen, R. van, Een briefwisseling tusschen Mr. C.L. Luzac en E. Lucas 1838-1842, in : BMHG 1947, blz.  238-334Taxandria III, blz. 311 (19e e)Zuylen, Inventaris II, blz. 1278
convooien en licentenalgemeenontstaanVan soortgelijken oorsprong waren de konvooi- of geleigelden. De Geuzen vorderden van de handelsvaartuigen, van vreemdelingen zoowel als van landgenooten, die zij over de onveilige zee begeleidden, een goede betaling voor dien dienst. Zelfs al begeleidden zij ze niet, toch vroegen zij betaling, als afkoop van plundering en kaperij, waaraan in die onrustige tijd ook onzijdigen bloot stonden. Hoe onwillig ook, de kooplieden zagen zich wel gedrongen, ten einde erger te voorkomen, zulk een geleibrief van de geuzen te koopen. Zoodoende kregen dezen aanzienlijke sommen binnen; maar slechts een gedeelte kwam uit hun handen in de gemene schatkist [Fruin, Tien, blz. 59]CalaisHet was derhalve van groot belang voor den Prins, dat hij, reeds in het begin van den oorlog, van den Franschen Koning heimelijk verlof kreeg, om te Calais, aan de schepen, die door het Kanaal de Noordzee binnenvoeren, zulke geleibrieven te verkoopen. Hij trok daarvan, verzekert ons Reyd, een inkomen groot genoeg om er al de oorlogskosten mee te bestrijden. Maar de kapers, die door deze schikking hun bedrijf zoo goed als vernietigd zagen, en die den Prins maar half onderdanig waren, bekreunden zich gedurig minder om zijn brieven, en kaapten ook de schepen, die er zich van voorzien hadden, weg. Allengs raakte dus het betalen van licenten te Calais, als nutteloos, in onbruik [Fruin, Tien, blz. 59], OostzeeMaar elders bleven beide belastingen goed inkomen: de graanhandel van de Oostzee op de zuidelijke rijken, die een aantal schepen van allerlei natiën bezig hield, betaalde liever konvooi-geld aan de Hollanders, dan dat hij zich aan kaperij blootstelde1) . En de zuidelijke Nederlanden konden niet bestaan zonder den toevoer, dien de Hollanders hen met licentgeld zoo duur mogelijk lieten betalen. Op den duur bestreden dus de inkomsten der zeemacht haar uitgaven ruimschoots [Fruin, Tien, blz.. 59-60]
Het plakkaat van 31 juli 1725 m.b.t. de convoyen en licenten is sedertdien jaarlijks aangepast. Op 7 december 1813 is dit herziene plakkaat als grondslag voor de heffing daarvan genomen. Er blijkt later dat er toch behoefte bestaat aan enige veranderingen, die bij wet worden vastgelegd en die per 31 december 1814 expireren [TK 10e vergadering, 16 juni 1814, blz. 21-23]
ambtenarencommiesCornelis van Alkemade (1654 Rotterdam - 1737) is eerste commies der convooien en licenten in Rotterdam. [van der Aa]
comptrollerSir James Croft wordt aangeduid als comptroller [Wilson]
ontvanger=Godefroy Boot is ontvanger van de C&L in =Christiaan Willem van Benthem [1694-1753] is ontvanger van de convooien en licenten in Nijmegen [NNBW 1911, blz. 294]=Johan Francois, graaf van Hogendorp, heer van Steenhuysen, ontvanger van de convoien en licenten te Vlissingen [BMHG 1961, blz. 112]
beschermingsschepenIn de 14e-15e eeuw beschermen de kooplieden hun handel en de vissers hun visgronden zelf met zogenaamde "vredeschepen" of  "schepen van oorloge" [Bijl1], De vroedschappen regelen dit [Bijl 10]. Op Sint Marcusdag 29 april 1369 komen belanghebbenden bij de Oostzeevaart uit de steden Brielle en Zierikzee overeen ieder een "vreedscip" of "makepranc" te zullen uitreden [Bijl6]. Het verdrag werd door de steden gesloten en uitgevoerd. De kosten werden omgeslagen over de belanghebbenden [Bijl143]. Een ordonnantie van 21 augustus 1440 van het Hof van Holland betreft de bescherming van de haringvisserij omdat "dagelicx veel nemingen ende toetasten geschieden in der zee". [Bijl7]. De kosten zullen worden verhaald op die van Zierikzee, Veere, Westerschouwen, Vlissingen en Zoutelande. Ze moeten van elke last haring die gevangen en verkocht wordt zes schellingen en zes deniers betalen, ofwel 0:06:06 pond. De stuurman betaalde de ene, de koopman de andere helft. De stuurman is afdrachtplichtig, ook voor het deel van de koopman. Niet is geregeld in welke plaats[en] de haring aangeland moet worden. Op zee werd de haring soms al verkocht aan ventjagers. De mogelijkheid om het lastgeld te ontduiken lag daarmee open [Bijl8,11]Als het in 1556-1557 oorlog is met Frankrijk komt de handel op de Oostzee en de haringvisserij in gevaar. Philips wil convooischepen ["convoyen"] in zee brengen, maar heeft geen geld. Voorheen deden de kooplieden dat zelf, nu rust die taak op de provincies. Er wordt voorgesteld een 100e penning te heffen en een belasting op bepaalde waren [Bilderdijk]Het woord convoyer wordt in de 16e en 17e eeuw gebruikt voor een dergelijk schip.In een ordonnantie van Philips van 9 maart 1580 [GA Vlaardingen, Archief van de vroedschap.inv.nr. 20] wordt de stuurman verplicht om de haring in een Hollandse of Zeeuwse haven binnen te brengen [Bijl8]. Maar de bestaande praktijk blijft kennelijk voortbestaan. Dat is af te leiden uit een stuk van 9 augustus 1718 [Not. Arch. Schiedam, notaris J. van Lijken, inv.nr. 857] Afdracht moet aanvankelijk geschieden aan de ontvanger van de convooigelden. Later aan de penningmeester van de grote visserij. Na elke reis moet de stuurman onder ede verklaren hoeveel lasten haring hij gevangen heeft. Als blijkt dat lading is verzwegen wordt dat deel van de lading verbeurd verklaard en een boete opgelegd van tien pond. Tweederde deel van die boete komt aan de grafelijkheid; een derde deel aan de convooimeester [Bijl9]Het uitreden van de schepen werd aanvankelijk geregeld door de vroedschappen, later geschiedde dat door het "college van gecommitteerden tot de zaken van de groote visscherij". In Vlaanderen was dit de verantwoordelijkheid van de admiraal van de zee [Bijl10] 
bestuur=Na Leicesters afstand werd den 12 en April 1588 een placcaat door de Staten-Generaal uitgevaardigd, waarbij aan den Raad van State het bewind over de zeezaken geheel en al ontnomen werd, wel bleef hij belast met de inning der convooien en licenten. De Raad van State werd het uitvoerend bewind van het door de Staten-Generaal vertegenwoordigde lichaam des lands. De laatste tradengeheel op als de souverein des lands [Grol, Prijzenhof, blz. 240]
tarievenAl spoedig namen de licenten het karakter van inkomende en uitgaande rechten aan: als zodanig dienden zij zelfs tot bescherming der inlandse nijverheid. De voortbrengselen van de bodem en van de nijverheid der Hollanders werden niet zo hoog belast, of de vijand kon ze toch nog beterkoop dan die van andere landen inslaan. Van de voortbrengselen van België liet men al wat de Republiek behoefde tegen een laag recht toe; wat in mededinging zou treden met de Noord-Nederlandsche waren werd zo hoog belast, dat het kwade rekening gaf het in te voeren. Evenwel de Hollanders begrepen te goed de beginselen der handelswetenschap, zij waren te zeer ‘free-traders’ in hun hart, om niet in te zien, dat alle belasting de handel belemmert. Meermalen verklaren de Staten, alleen door den nood gedrongen de licenten te heffen, die in de eerste plaats hun eigen nering benadelen  [Fruin, Tien, blz. 60]
=Zelfs heeft het College [van Commercie] eens den algemeenen toestand van den handel besproken naar aanleiding van een memorie van het lid Isaac Fouquier, die zijn denkbeelden over de verbetering van den handel daarin had nedergelegd. Hij wenschte vermindering van de convooien en licenten en vooral afschaffing van het drukkende veilgeld. Het College achtte evenwel den tijd daarvoor nog niet gekomen en vond het raadzamer dit punt voorloopig to laten rusten, waarschijnlijk in de overtuiging, dat requestreeren in deze zaak toch niet zou baten, daar de Staten-Generaal de opbrengst van deze middelen vooral in dies tijd van dreigenden oorlog niet konden missen. [...]. Deze verhooging der convooien en licenten met een derde is ingevoerd in 1652 bij hot uitbreken van den eersten Engelschen oorlog en in wezen gebleven tot 1681. Toenmaals afgeschaft, is zij in 1685 weer ingesteld en niet voor 1725 opgeheven [Brugmans, Notulen, blz. 199, 232]
=Op 14 mei 1725 verzoekt de Staten-Generaal de Staten van Zeeland om zich met de zes provincies te scharen achter het concept Plakkaat op den ophef van de Middelen te Water, en de tarieflijst m.b.t. de "inkoomende en uitgaande Goederen en Koopmanschappen". Het concept is opgenomen in de notulen van de vergadering van de SG van 22 november 1720 en enige opmerkingen nadien in de notulen van 30 december 1720, 11 februari 1721, 15 oktober 1723 en 31 december 1723. Aan Zeeland is een bedenktijd van twee maanden gegeven en die is op 31 juli 1725 ruim voorbij. Er is geen antwoord ontvangen. Voor dat geval is afgesproken dat dan weer vergaderd zou worden over de vraag op welke wijze kan worden gekomen "tot het noodige redres". Maar in de vergadering vragen de gedeputeerden van Holland en West-Friesland zich af of na al die jaren er niet eens een "finaale afkomste van deese deliberatie" moet komen. Het "verval en de inegaliteit" zijn zo groot dat nu gehandeld moet worden. Het Plakkaat betreffende de convoyen en licenten en het lastgeld op de schepen wordt met de tarieflijst door de zes provincies geaccoordeerd. De stukken zullen op 17 september 1725 worden gepubliceerd. De datum van ingang is 1 november 1725 bij zonsopgang. De SG voegt daaraan toe [1] dat de resolutie van 23 februari 1688 over o.m. de eed zal vernieuwd worden. Buitenlandse kooplieden mogen de eed afleggen "op de maniere in haare Landen gebruikelyk". [2] Voorts dat artikel 60 van de Instructie zal worden herzien. De raden ter admiraliteit moeten de regelgeving ''sonder aansien of faveur'' uitvoeren. [3] Ook zal op de voet van de Resolutie van 8-9 augustus 1687 met te meer ernst een begin moeten worden gemaakt met een strikte en egale praktijk. [4] Gecommitteerden in het admiraliteitscollege, advocaten-fiscaal, secretarissen en commiezen-generaal mogen geen functies vervullen of handelingen plegen die strijdig zijn met de regelgeving. Als er ''duisterheid of twyfelagtigheid'' mocht voorkomen m.b.t. de tekst dient dit voorgelegd te worden aan de S.G. en de beslissing daarop worden nagekomen. [5] mocht er ''oppositie, resistentie [https://www.delpher.nl/nl/boeken/view?identifier=dpo:9009:mpeg21:0007&coll=boeken

BR0NNENgeraadpleegde bronnenBMHG; DDB; Navorscher 1-literatuurAa, A.J. van der, Biographisch Woordenboek der Nederlanden, deel I, Haarlem 1852, blz. 179Bachiene, Vaderlandsche, blz. 258-259Becht, Statistische (1579-1715)Bijl, De Nederlandse Convooidienst 1300-1800, Martinus Nijhof Uitgevers, Den Haag 1951, blz. 1, 6-8, 143Bilderdijk, deel VI, bl. 9-10Boer, Kwarteeuw (17e e)Brugmans, H., De notulen en munimenten van het College van Commercie te Amsterdam, 1663-1665, in: BMHG 1897, blz. 181-330.Caan, Schets, blz. 130, 134, 172, 180-181Degryse, Konvooiering, blz. 6 (1439-1440), 8 (1474), 12-18 (16e e), 21Dillen, Boek, blz. 9 (1681)Dillen, Naschrift (18e e)Dillen, Rijkdom, blz. 18-19, 36, 279-280, 506-510, 515, 559, 561, 625-627Engelhard, Generaal-Plakkaat (16e-18e)Engels, Geschiedenis, blz. 75 (1572), 86-95 (Rep), 207 (1807-1808), 216-217 (1813)Faber, Graanhandel, blz. 534 (1651)Forsma, Ommelander, blz. 149 (1594)Gabriëls, Edel, blz. 556 (18e e)Grapperhaus, F.H.M. Convoyen en licenten of, Hoe het gekrakeel daarover tussen zeven in een Unie verenigde republiekjes de geboorte inluidde van de oudste rijksdienst van Nederland, en hoe daaruit, nadat de groeistuipen na enige eeuwen waren overwonnen, een volwassen dienst der invoerrechten en accijnzen ontstond tot nut van het gemenebest en zijn inwoners, Rede ter gelegenheid van de herdenking van vier eeuwen Dienst der Invoerrechten en Accijnzen op 12 juni 1986 te 's-Gravenhage, De Walburg Pers, Zutphen 1986, 48 blz. Grol,, H.G. van, Het Zeeuwsche prijzenhof te Vlissingen 1575-1577, in: BMHG 1916, blz 235-369Halma, Tooneel II, blz. 244-245Harmse-van Haren, Leicester, blz. 80 (1586)Hollestelle, Belasting (17e-18e e)Japikse, Staten-Generaal, blz. 124Kobus/de Rivecourt, Biographisch, blz. 27, 317Lamens, UnieLemmink, Staten, blz. 112 (1440)Merkus, Schets, blz. 49, 66-69, 71, 87 (1796), 106 (1801), 109 (1805), 113 (1806), 116 (id)Molhuysen, Remonstrantie (16e e)Muller, Staat, blz. 16 (16e e), 72-73 (id), 124 (1574), 228 (1580), 251 (id), 272 (1581), 283-284 (1582), 389 (1587)Nagge, Historie I, blz. 207 (1407)Navorscher XII, blz. 377 (1619)Nuyens, Inventaris, blz. 145 (1817)Nijhoff, Archief, blz. 35 (1584)Oldewelt, Faillissementen, blz. 425, 429Poel, Advocaat, blz. 4 (1816)Poel, Generaal-Plakkaat (1725)Poel, ParticularismePoel, Sijmen, blz. 61, 69-81Schrassert, Codex, blz. 21 e.v. (16e-18e e)Taxandria VIII, blz. 8 (1682)Tex, Bespr. Engels (Rep)Tijn, Pieter, blz. 351 e.v. (17e e)Voorthuysen, Mercantilisme, blz. 5 (1588), 32-33 (1588; 1593), 34 (16e e), 66-67 (17e e), 72 (1588), 83 (17e e), 100 e.v. (16e e)Vries, Economische (18e e); (Graf), blz. 3-5 (1698-1795), 10-11 (id)Vries, Ontduiking (18e e)W.D.B.I.U.A. 1874, 23 mei, p. 2Westermann, Statistische (17e-18e e)Wilson, Queen, blz. 94Woude, Crisis, blz. 90 e.v.Woude, Staten, blz. 70 (1585)
convooimeesteralgemeenJohannes Amama is convooimeester van de Admiraliteit  te Makkum (Aa, Bio I, blz. 238)
BRONNENgeraadpleegde bronnenBMHG; DDB; Navorscher 1-literatuurAa, A.J. van der, Biographisch Woordenboek der Nederlanden, deel I, Haarlem 1852, blz. 238Becht, Statistische, blz. 40 (1597), 46 (1712-1714), 82 (1581), 119 e.v. (1586), 122 (1584), 144 (1625), 160 (1651), 170 (1696)Dobbelaar, Opgaven, blz. 137 (1752)Doorninck/Uitterdijk, Bijdragen I, blz. 51 (1615)Lennep, Vroege, blz. 86 (18e e)Navorscher XXII, blz. 170 (1618)Voorthuysen, Mercantilisme, , blz. 33 (1588)
convoyeergeldOok convoygeld
BRONNENgeraadpleegde bronnenBMHG; DDB; Navorscher 1-literatuurFruin, Informacie, blz. 374 (1514), 383 (id)Meyroos, Onze, blz. 11 (1515)
coppele
BRONNENgeraadpleegde bronnenBMHG; DDB; Navorscher 1-literatuurRacer, Gedenkstukken, deel 2, blz. 191 (1260)
corenguld
BRONNENgeraadpleegde bronnenBMHG; DDB; Navorscher 1-literatuurNagge, Historie I, blz. 129
corpustheorie
BRONNENgeraadpleegde bronnenBMHG; DDB; Navorscher 1-literatuurAnoniem, Belastingen, blz. 1-4 (19e e)
corruptieBRONNENgeraadpleegde bronnenBMHG; DDB; Navorscher 1-literatuurCaan, Schets, blz. 133Dillen, Rijkdom, blz. 274, 289, 312Gorissen, Historiographie, blz. 222-223 (1545;1556)Henne, Histoire VI, blz. 273 (1538)
craenassijs
BRONNENgeraadpleegde bronnenBMHG; DDB; Navorscher 1-literatuurZuylen, Inventaris I, blz. 2 (1399), 21 (1496), 219 (1512), 646 (1547); II, blx. 795, 1267, 1494, 2044, 2099, 2134
cremerassijsBRONNENgeraadpleegde bronnenBMHG; DDB; Navorscher 1-literatuurZuylen, Inventaris I, blz. 2 (1399)
croengeld
algemeen
BRONNENgeraadpleegde bronnenBMHG; DDB; Navorscher 1-literatuurFruin, Informacie, blz. 506 (1515), 569-598 (id), 664 (id)Fruin, Oudste II, blz. 92 (1444)Meyroos, Onze, blz. 15 (16e e)
croysghelt
BRONNENgeraadpleegde bronnenBMHG; DDB; Navorscher 1-literatuurBaelde, Domeingoederen, blz. 165 (1551)
cruygelt
BRONNENgeraadpleegde bronnenBMHG; DDB; Navorscher 1-literatuurSoly, Gilbert, blz. 1183 e.v. (16e e)
cumulatief cascadestelsel
BRONNENgeraadpleegde bronnenBMHG; DDB; Navorscher 1-literatuurPoel, Sijmen, blz. 154
curemeden
Zie ook keurmede.
algemeenItem Michel de Hane helt .iiii. hove lants ter Nyerstat, den halven tyende aldaer, .vI. hoven lants tot Echt, vI hoven lants te Glene met den hove de gheheijten is ten Hove, vierdehalf mudde roggen, .xl. stucke, so capoen, so honre, .xxvI. scellinge penningengelts ende .xvI. curemeden [blz 104].
BRONNENgeraadpleegde bronnenBMHG; DDB; Navorscher 1-literatuurHertog, H. den/Keijzer, B. de, De oudste lijst van leenmannen van de graaf van Gelre, 1326, in: Ons Voorgeslacht maart 2015, blz. 104

 12 bladzijden