Ladeghelt-Lozingsrechten

Ladeghelt

Smidt/Strubbe/Rompaey, Chronologische II, p. 147(1514)

Lakenaccijns

Ook laickenexcijs

Alberts, Bijdrage (14e e)

ANF 1883, 2 oktober (1589)

Baelde, Domeingoederen, pp. 77 (1551), 84 (id), 154 (id), 181 (id) 

Blink, Geschiedenis I, p. 244 (1498)

Blok, Holl. stad Bourg., p. 38

Braure, Etude, p. 188 (1505)

Economist II, p. 224 (1274)

Engels, Geschiedenis, pp. 114(1604-55), 115 (17e e), 137(1650) 

Enklaar, Wandelingen, p. 44 (16e e)

Fruin, Informacie, pp. 7 (1514), 12 (id), 73 (id), 77 (id), 79 e.v. (id), 84 (id), 169 (id), 179 (id), 193 (id), 238 (id), 245 (id), 324 (id), 334 (id), 373 (id), 381 (id), 428 (id), 432 (id), 460 (id), 466 (id), 506 (id), 516 e.v. (id), 522e.v. (id) 

Fruin, Oudste I, pp. 246 e.v. (1387) 

Gaillard, Etude, p. 213 (1518) 

Goes, Register I, p. 708 (1543) 

Halma, Tooneel I, p. 37 

Hordijk, Rechtsbronnen, p. 95 (1376) 

Maeckl, Erkelenzer, pp. 390-392 (16e e) 

Meerkamp van Embden, Goudsche, pp. 217 (1536), 247 (1542) 

Meyroos, Onze, p. 9 (1507) 

Moll, Rechten, pp. 110-119 (14e-17e e) 

Muller, Middeleeuwsche (Gl.), pp. 45 (m.e.), 107 (id) 

Rees, Geschiedenis I, p. 24 (1277) 

Smidt/Strubbe, Chronologische I, p. 348 (1500) 

Stallaert, Glossarium I, pp. 327 (m.e.), 631 (1570) 

T.G.O. 1837, pp. 35-36 (16e-17ee) 

Theissen, Regeering, p. 208 (16e e) 

Woltjer, Hervorming, p. 37 (16e e) 

Zuylen, Inventaris I, pp. 2 (1399), 21 (1496), 220 (1512), 646 (1547), 667 (1550); II, pp. 796, 1031, 1268, 1494, 1643,2044,2141

Lammerschot

Hartgerink-Koomans, Proostdijen, pp. 26-27

Landbouw

Anoniem, Belastingen, p. 23 (19e e) 

Engels, Geschiedenis, blz. 12

"Zoowel wereldlijke als geestelijke vorsten deden somtijds van de tienden echter afstand, om daardoor den landbouwenden stand op te wekken, beschouwende dit regt als drukkend en den ondernemingsgeest in den akkerbouw uitdovende". [blz. 12) 

Rees, Geschiedenis I, p. 19 (14e e) 

Sickenga, Omwenteling, p. 73 (19e e) 

Landdiensten

Racer, Gedenkstukken, deel 2, blz. 182-183 (1365)

Landmeester

Zie Schotgaerder

Landrente

1. Belasting in Nederlands-Indië

De inlanders dragen aan het koloniaal bestuur tweevijfde deel af van de door hen geoogste landbouwproducten of een equivalent bedrag. In 1813 ingevoerd door gouverneur-generaal Raffles op Java, Madoera en in delen van Bali.  

bronnen

Gorkom, K.W. van, De regeling der landrente op Java en Madoera, in: De Gids 1879, nr. 43, blz. III, 32-69

2. Vergoeding voor het gebruik van grond

Jan Philipsz betaalt in 1542-1549 jaarlijks 4 en 3 pond aan landrentes aan de Heilige Geest van Monster (1).

Jan Sijmonsz en Sebastiaan Sijmonsz betalen in 1583 landrente aan de kerk van Wateringen (2)

bronnen

(1) Boheemen, Peter  J.M. van, Eerst generaties van Familie van Bohemen-van Boheemen, in: Ons Voorgeslacht 2018, blz. 175

(2) Idem, blz. 186

Landrentmeester

Kobus/de Rivecourt, Biographisch A-H, blz  425

Baron Steven van Delen was landrentmeester van de Veluwe (blz. 425)

Landschot

Fruin, Informacie, blz. 90 (1514), 94 (id), 99 (id)

Landscult

Dingemans, Inventaris, pp. 62 (17e-18e e), 87 (18e e), 90 (17e-18e e) 

Verlinden, Balfart, p. 120 (m.e.)

LandsheerVoor den opstand berustte het oppergezag, de souvereiniteit zooals men zegt, onverdeeld, maar door privilegiën en oude gewoonten beperkt, bij den landsheer. Hij had rechtens in niet ééne regeeringsdaad zijn onderdanen te kennen. Zoo lang hij uit de middelen, waarover hij te beschikken had, de kosten der regeering bestreed, was hij volkomen meester, en kon regeeren zoo als hij goedvond. Maar zoodra die middelen te kort schoten en door de onderdanen aangevuld moesten worden, veranderde beide onderlinge verhouding. Immers geen vrij man was verplicht zijn vorst geld op te brengen, tenzij hij daarin door zijn wettige ver tegenwoordigers had toegestemd. En die vertegenwoordigers, door den vorst bijeengeroepen om over zijn bede te beraadslagen, kon den bij die gelegenheid over wanregeering en misbruiken klagen en het verbeteren daarvan tot voorwaarde hunner inwilliging stellen Zoo kregen zij invloed op den gang der regeering. En bij het klimmende geldgebrek der vorsten nam die invloed gestadig toe Elke Nederlandscbe provincie had zich met der tijd zulke Staten verworven; toen zij zich allen onder éénen landsheer vereenigde kwamen nu en dan van allen de afgevaardigden bijeen, en werden dan Staten-Generaal genoemd. Men had dus twee staatsmachten naast elkander: de landsheer omringd door eigen gekozen raadslieden, en de volksvertegenwoordiging, door de afzonderlijke gewesten, volgens de standen, samengesteld [Fruin, Tien, blz. 30-31]

Landwinning

Blécourt, Bespr. Sebus, pp. 219 e.v. (m.e.) 

Boer, Rekeningen, p. 47 (1394) 

Doorninck/Uitterdijk, Bijdragen VII, p. 253 (1260) 

Engels, Geschiedenis, blz. 34 (1246)

Nog onthief hij in 1246 de poorters van Delft van de geldelijke opbrengst welke landwinning genoemd werd [blz. 34]

Fruin, Informacie, p. 354 (1514) 

Gosses, Stadsbezit, p. 28 (1246) 

Gosses, Vorming, p. 302 (13e e)

Lantaarngeld

Beernink, Nijkerk, p. 233 (1731) 

T.S.Overijssel III, pp. 168 (18e e), 182 (Rep) 

Zuylen, Inventaris II, pp. 1620, 1698, 1714

Lastgeld

Becht, Statistische (1579-1715)

Degrijse, Konvooiering, p. 12

Diepeveen, Vervening, pp. 10 (1411), 87 (1466), 88(1407), 108 e.v. (16e e) 

Dillen, Eenige, pp. 221 -230 (17e e) 

Dillen, Effectenkoersen, p. 13 (1747) 

Dillen, Naschrift, pp. 22 e.v. (18e e) 

Dillen, Rijkdom, pp. 85-86, 281, 520, 524 (1725), 532 (1759-62), 625-626 

Dillen, Stukken, pp. 70 (1651), 73 (1681), 99 (id) 

Dobbelaar, Statistiek, p. 211 (1753) 

Engels, Geschiedenis, pp. 86-95 (Rep), 187 (1806), 191 (id), 332-333 (19e e) 

Faber, Drie I,p. 284 (1681-1715) 

Faber, Graanhandel, p. 534 (1655) 

Fruin, Informacie, pp. 371 (1514), 470 (id), 475(id),477(id) 

Goes, Register I, pp. 29 (1525), 38 (id), 374 (1533); V, pp. 197-198(1557) 

Houtzager, Hollands, p. 181 (1668) 

Meerkamp van Embden, Goudsche, p. 216 (1536) 

Meyroos, Onze, p. 11 (1515) 

Pélerin, Beschrijvinge, p. 39 (1662) 

Poel, Sijmen, blz. 61

Schrassert, Codex, p. 23 (18e e) 

Sickenga, Omwenteling, pp. 30 (1796), 69- 70,113, 129 

Vries, Economische (Graf.), pp. 7 (1726-88), 8(1676-1780) 

Westermann, Statistische, p. 7 (17e e) 

Lastgeld haringvisserij

Baelde, Domeingoederen, p. 154 (1551) 

Craeybeckx, Organisatie, pp. 189 (1547), 196 (id) 

Degrijse, Grote, pp. 43-46 (16e e) 

Dillen, Rijkdom, p. 240 

Engels, Geschiedenis, p. 62 (16e e) 

Goes, Register I, p. 29 (1525); II, p. 568 (1549) 

Henne, Histoire V, pp. 307 e.v. (16e e) 

Kranenburg, Opkomst, pp. 463 (1440), 465 (16e e) 

Meilink, Notulen, p. 317 

Meyroos, Onze, p. 10(1515)

Leenkentghelt

Baelde, Domeingoederen, p. 153 (1551)


Leenstelselalgemeen=De oudste vorsten in ons land volgen in het voetspoor van de meeste andere in Europa een stelsel waarbij zij aan hun gunstelingen landen ter leen geven tegen betoning van zekere diensten. In zulke landen hebben zij dan net zoveel macht als de vorst in de overige delen van zijn gebied. Landen die op die manier gegeven worden noemt men lenen en hij die ze ontvangt leenman of vasal. Deze geniet slechts het vruchtgebruik ervan gedurende zijn leven en bij zijn sterven vervalt het leen weer aan hem die het gegeven heeft, de leenheer. Het is echter al spoedig de gewoonte dat de zoon of naaste erfgenaam van de leenman hem opvolgt in het bezit en nadat dit in zwang is geraakt krijgen de lenen diverse benamingen. Men heeft lenen die uitsluitend op mannen mogen overgaan en daarom mans- of zwaardlenen heten in tegenstelling tot de lenen die ook op vrouwen mogen overgaan en om die reden de naam van vrouwen-, konkel-, of spillelenen dragen. Is er bij de uitgifte van een leen bepaald dat het alleen in de rechte lijn vervolgd mag worden [Regt, blz. 50] dan noemt men het een recht of kwaad leen omdat het bij gebrek aan zulke afstammelingen weer aan de uitgever van het leen toevalt. Dit heeft zelden plaats met lenen die ook in de zijlinie mogen overgaan. Die lenen worden dan ook goede, onversterfelijke lenen genoemd. Tot loon van de hem gegeven goederen is de leenman gehouden in oorlogstijd zijn opperheer met een bepaald getal gewapende lieden te ondersteunen en in vredestijd aan diens hof te verschijnen zo dikwijls hij daar ontboden wordt en hulde te doen d.w.z. door zekere uiterlijke plechtigheden te erkennen dat de opperheer zijn meester en gebieder is Bij versterf of verandering van eigenaar moest de nieuwe leenman telkens de eed van getrouwheid aan de heer en diens leenmannen doen en voor het verlij van zijn leen hofrechten (soort administratiekosten) en heergewaden betalen. een geschenk als teken van eerbied en erkentenis zoals een valk, havik, sperwer, zalm, snoek, een paar windhonden, sporen, handschoenen of dergelijke. Deze verplichting wordt meestal met een geldsom afgekocht [Regt, blz. 51]=Er zijn vrije en onvrije ambachten. In  de onvrije dient de bezitter de meicijns van 53 schellingen per morgen te betalen; in de vrije ambachten is de bezitter daarvan verschoond [Winkler Prins, Geïllustreerde 1884, blz. 496]=Veel heerlijkheden zijn door de Staten verkocht. Deze gaan dan in vrije eigendom over. De band met het leenstelsel is dan verbroken [Winkler Prins, Geïllustreerde 1884, blz. 496]



rijksleenIn 1371 overlijden Reinald III en Eduard, twee zonen van Reinald II uit diens tweede huwelijk. Pretendenten voor het rijksleen hertogdom Gelre zijn drie dochters uit het eerste huwelijjk van Reinald II; Mechteld, Elisabeth en Maria. Oorspronkelijk hadden vrouwen geen recht om te worden begunstigd met een leen, maar geleidelijkaan is dat wel gewoonte geworden (Johanna in Brabant; Margaretha in Berg) [blz. IV-V]. "Daarenboven bezaten de Geldersche vorsten een bijzonder voorregt het eerst in 1295 door keizer Adolf gegeven en later door onderscheiden opperhoofden des Rijks bevestigd hetwelk bij gebreke van mannelijke nakomelingen ook aan hunne dochters de bevoegdheid lot de opvolging toekende" [blz. V]. Zolang onder de bloedverwanten van de rijksleenman een mannelijke nazaat te vinden is gaat die echter voor. En Maria heeft een zoon, Willem [bl. V]
BRONNENliteratuurKort, J.C., Repertorium op de lenen van Gaasbeek, Hist. Reeks Kromme Rijn-gebied 6, Hilversum 2001, blz. 9-20Nijhoff, Is.An., Gedenkwaardigheden uit de Geschiedenis van Gelderland, door onuitgegevene oorkonden opgehelderd en bevestigd, derde deel, Willem en Reinald IV, hertogen van Gelre uit het huis van Gelre, Arnhem 1839, blz. IV-V

Leeraccijns

Alberts, Bijdrage (14e e)

Alberts, Rekening, pp. 114-118(1447-48)

Legaliteitsbeginsel

Poel, Sijmen, blz. 53

Leges

Blécourt/Meijers, Memorialen, p. 210 (1436) 

Baelde, Kwestie, p. 27 (16e e) 

Riemsdijk, Griffie, pp. 31 e.v. (Rep) 

Sickenga, Omwenteling, blz. 11 (1795), 77

Een regt op de jachtakten werd in de meeste provinciën verhoogd of nieuw opgesteld.

Thorbecke, Staatsinrigting, pp. 72-73

Legscat

Ook lechscat, lecscat, lexscat. Zie ook lastgeld en recht van turfmate

Bedrag te betalen door degene die darink delft (verveent), berekend naar de oppervlakte vergraven land of de tonnemaat gegraven turf.

Goor, Beschrijving, p. 31 (1477) 

Heyden/Hermesdorf, Aantekeningen, p. 118 (1257)

Schelling, van de. Hollands Tiendrecht, blz. 1, 312, 316

Smallegange, Croniek van Zeeland, blz 375

Leisteengeld

Baelde, Domeingoederen, p. 117 (1551)

Leningen o/g overheid

M. van Durme, Naar aanleiding van artikel Granvelle, eerste minister, in: BGN deel 6 (1952), blz. 68

Daar de staatsuitgaven reeds lang de inkomsten overtroffen, ging men geregeld bij de Antwerpse bankiers leningen aan op de te innen belastingen. Om deze transacties beter te doen verlopen werd, in het najaar van 1555, een "facteur" benoemd, Gaspard Schetz, heer van Grobbendonk ,), die de leningen sloot, soms met de hulp van de regering, en voor rentebetaling en aflossing zorgde. Bernardino van Mendoza en Francisco Erasso, twee Spaanse raadsheren van Filips H, zagen in dat zij door middel van bedoelde facteurspositie een groot deel van het

financieel bestuur. der Nederlanden aan de Nederlandse heren konden onttrekken en gaven den koning den raad voor de Spaanse geldzendingen een tweeden facteur te benoemen, direct aan het Spaans bestuur ondergeschikt. Antoon Perrenot van Granvelle, lid van den Nederlandsen Raad, voorzag de hatelijke gevolgen die uit het opzet van de Spaanse ministers zouden voortspruiten en trachtte Bernardino van Mendoza om te praten. "In zijn hoedanigheid van koninklijk raadsheer had de Spaanse minister het recht zich met de financiële vraagstukken in de Nederlanden bezig te houden, maar m de dagelijkse practijk zou het tot

grote verwarring en onenigheid komen als twee regeringsorganen de uitgaven in de Nederlanden gingen betalen". Mendoza liet zich niet overtuigen en won zowel Ruv Gomez, vertrouweling van Filips H, als den koning zelf. Fihps H stelde in de laatste maanden van 1556 een tweeden facteur aan, Juan Lopez Gallo. En hieruit volgde natuurlijk een ganse reeks moeilijkheden.

Andreae, Hollandsche, p. 441 (1370)

Avis, Directe, pp. 33 (1429), 43 (1347), 46 (14e e), 55(1429], 56 (1432-35), 58 (1443) 

Baelde, Domeingoederen, pp. 44 (1533), 53-54 (1552-60), 364-365 (1557) 

Baelde, Financiële (1530-60) 

Baelde, Onuitgegeven, pp.  138-139 (1533), 142(1531-32) 

Blok, Financiën, pp. 60-63 (11e-16e e) 

Blok, Holl. stad Bourg., p. 111 (1481)

Boeles, Heerschappij, p. 100 (1537)

Brulez, Commerce, p. 1219 (16e e)

Brulez, Wisselkoersen, pp. 87-89(1576-77)

Caan, Schets, pp. 93-96, 102

Cosemans, Antoon, pp. 625 (1558), 631-632 (1557) 

Defoort, Particularisme, p. 558 (18e e) 

Dierickx, Hertog, p. 181(1567-72) 

Dillen, Rijkdom, pp. 314, 647 

Doorman, Brouwerij, p. 75 (1313) 

Elias, Bijdrage, p. 5 (1794) 

Engels, Geschiedenis, pp. 42 (1398; 1402), 43 (m.e.), 160-161 (18e e), 204(1806) 

Evers, Bijdragen, p. 6 (1435) 

Gachard, Lettres, p. 319 (1485) 

Gelder, Gegevens II, p. 230 

Groot, Zweder, p. 74 (15e e) 

Henne, Histoire I, pp. 49 (1504), 187 (1508), 291 (1512), 301 (id), 313 (id), 340 (1513); II, pp. 43 (1514), 124 (1515), 212 (1517);

III, pp. 12 (1521), 79 (1520), 265-266 (1522), 287 e.v. (id), 289 (id); V, pp. 135 e.v. (1520-30); VI, pp. 12 (1531), 106-108 (1536), 166 (id); VIII, p. 25; X, pp. 7 (1552), 19(1553), 181(1554)

Houtzager, Hollands, pp. 7 (1844), 23 (1402), 130(1607) 

Jansen, Middeleeuwse, pp.  226 (m.e.), 238 (id) 

Jansma, Raad, pp. 50-51 (15e e) 

Kerckhoffs-de Hey, Grote (Bio), p. 159 (1480) 

Kruisheer, Oorkonden, pp. 345 (1281), 360 (1285), 371-375 (1290), 382-383 (1291-92), 387(1292) 

Kuile, Rechtskundige, p. 84 (14e e) 

Muller, Staat, pp. 49 (1572), 251 (1580), 272 (1581) 

Pirenne,  Histoire, pp.  25 (1477),  210-212 (16e e) 

Pirenne, Politique, p. 3 (1576) 

Pirenne, Villes, p. 425 (m.e.) 

Prevenier, Maatregel (12e- 13e e) 

Prins, Restauratie, p. 193 

Rees, Geschiedenis I, pp. 87, 114 (1542) 

Rogghé, Italianen, p. 222 (1549) 

Schevichaven, Memorien, p. 286 (1325) 

Schevichaven, Rijkstol, pp. 5 (13e e), 15 (14e e)

Sickenga, Omwenteling, pp. 60, 62, 79-80, 82-84, 101, 103 

Smidt/Strubbe/Rompaey, Chronologische II, blz. 117(1512) 

Soly, Gilbert, p. 1173(1560) 

Soly, Vernieuwing, p. 522 (1552-54) 

T.S. Overijssel I, pp. 87 e.v. (1334-36) 

Thorbecke, Staatsinrigting, pp. 94-103 

Venner, Inventaris, p. 105 (1658)

Verberne. L.G.J., Gijsbert Karel van Hogendorp en zijn verklaaring aan het staatsbewind, 1801, in: BGN deel 5 (1950), blz. 34

Toen trachtte Napoleon op andere wijze aan geld te komen. Hij zond Marmont naar Amsterdam, ten einde bij de haute finance zes millioen op te nemen tegen bepaalde onderpanden. De zending mislukte: de Amsterdammers toonden weinig waardering

voor de aangeboden onderpanden en stelden andere voorwaarden, op welke Marrnont's instructie niet berekend was.

Verhofstad, Regering, pp. 45-48 (16e e), 55-56 (id), 89 (1556), 102 (id), 110 e.v. (1557), 147 (id) 

Woltjer, Hervorming, p. 232 (1573) 

Zuylen, Inventaris I, p. 376; II, pp. 873, 912-913

Leningen u/g overheid

Vries, Economische, pp. 5-6 (18e e)

Leningen o/g gewesten

Ablaing, Bannerheeren, p. 16(1578) 

Elias, Bijdrage, p. 36 (18e e) 

Engels, Geschiedenis, p. 76 (1574) 

Formsma, Ommelander, pp. 47 (1561), 84 (1577) 

Gallé, Beveiligd, p. 201 

Gelder, Gegevens II, pp. 99 (1577), 218 (1585) 

Houtzager, Hollands, pp. 54, 78-79, 84-86, 108-109,  135-136, 142, 154, 168, 172-173 

Merkus, Schets, pp. 89-90 (1796) 

Nuyens, Inventaris, p. 109(1862-1913) 

Pélerin, Beschrijvinge, p. 33 (1696) 

Sickenga, Omwenteling, pp. 12, 16 (1796), 57 

T.S. Stad en Lande XX, p. 424 (1577)

Leningen u/g gewesten

Boogman, Overgang, p. 84 (1572) 

Gallé, Beveiligd, p. 201 

Houtzager, Hollands, p. 172

Leningen o/g gemeenten

Alberts, Beide I,p. 112 (15e e) 

Alberts, Rekening, p. 161 

Blok, Rekeningen, pp. XVII-XVIII 

Craeybeckx, Organisatie, p. 199

Engels, Geschiedenis, pp. 52-53 (1482)

Fruin, Informacie, p. 386 (1514)

Goris, Stadsfinanciën, pp. 13 e.v. (14e-18e e)

Gouw, Ambacht, pp. 8-9 (1483), 13 (id), 28 (1635-38), 65 (1483)

Hallema, Financiële (Rep)

Henne, Histoire I, p. 305 (1512)

Kronenberg, Inventaris, p. 44 (1697-1773)

Meerkamp van Embden, Goudsche, pp. 141 (1528), 148 (id), 151 (id), 159 (1529)

Meyroos, Onze, pp. 12 (1515), 24-25 (1600)

Nijhoff, Oud, p. 126(1585)

Rogghé, Italianen, p. 204 (14e e)

Slootmans, Wijnvaart, p. 172(1534)

Smidt, Grote, p. 50 (1499)

TaxandriaVI,p.39(1629)

Venner, Inventaris, pp. 106 (1663), 129 (1680)

Zuylen, Inventaris I, pp. 31 (1497), 69, 627, 707, 764, 766, 772-773, 791; II, pp. 815, 904-905, 919-920, 927, 987-988, 1223, 1345,1363,1612,1677,1963-1965

Leningen u/g gemeenten

Avis, Directe, pp. 31 (1487-88), 46 (1354), 51 (1392), 58 (1443) 

Blok, Financiën, p. 62 (m.e.) 

Engels, Geschiedenis, pp. 52-54 (16e e) 

Henne, Histoire I, pp. 277 (1511), 305 (1512); II, p. 213 (1517); III, p. 266 (1522) 

Hordijk, Rechtsbronnen, p. XI (m.e.) 

Kruisheer, Oorkonden, p. 255 (1213) 

Maasgouw 1897-1881, p. 5 (1472) 

Moll, Rechten, p. 47 (1412) 

Nijhoff, Oud, pp. 24 (1399), 28 (1412), 34 (1425), 36 (1434), 37 (1444), 38 (1441), 47 (1457), 55(1487) 

Schevichaven, Rijkstol, p. 18 (1431; 1498) 

Soly, Gilbert, p. 1171(1558) 

T.S. Overijssel I,p. 109 (14e e) 

T.S. Zeeland II, p. 12(1402)

Leningen, Gedwongen

Andreae/Downer, Plakkatenlijst, p. 85 (1672) 

Asch van Wijck, Driejarige, p. 88 (1481) 

Dillen, Rijkdom, pp. 276-277 

Directie, Bouwstoffen, p. 27 (1673) 

Elias, Bijdrage, p. 36 (18e e)

Engels, Geschiedenis, pp. 160-161 (18e e), 204(1806) 

Evers, Kroniek, p. 22 (1796) 

Faber, Bespr. Kalma/Vries, pp. 107-108 

Goor, Beschrijving, p. 164 

Gosses/Japikse, Handboek, p. 307 

Heringa, Tijnsen,p. 88 (1801) 

Kalma/Vries, Friesland 

Muller, Staat, p. 49 (1572) 

Pirenne, Constitution, p. 48 (m.e.) 

Sickenga, Omwenteling, pp. 11, 102 

Sneller, Boedelinventarissen, p. 85 

T.S. Overijssel I,p. 160 (16e e) 

Tagage, Rond, pp. 500-501 (1796) 

T.S. Stad en Lande XX, p. 424 

Ubachs, Tricolore, p. 573 (1814) 

Verhofstad, Regering, p. 57 (16e e) 

Vries, Geschapen, p. 345 (Rep) 

Woltjer, Hervorming, p. 236 (1574-76)

Lentebede

ANF 1883, 3 november (1248) 

Blécourt, Heerlijkheden, p. 88 (1290) 

Engels, Geschiedenis, p. 28 

Gosses, Welgeborenen, p. 42 (1316) 

Hugenholtz, Graafschappen, p. 12 

Kruisheer, Oorkonden, p. 376 (1290) 

Nagge, Historie I, p. 129 

Nierop, Quaede, p. 436

Lepelgeld

Gilissen, Grote, p. 29 (1470)

Goes, Register I, pp. 69 (1527), 113 (1528)

Smidt/Rompaey, Chronologische III, pp. 382 (1539), 234 (1536), 314 (1537) 

Smidt/Strubbe, Chronologische I, p. 11 (1470) 

Smidt/Strubbe/Rompaey, Chronologische II, p. 99(1511)

Levanthandel

Bachiene, Vaderlandsche, blz. 119 e.v.

Leyde

NavorscherX,p. 212(1462)

Liberale Gifte

Andreae/Downer, Plakkatenlijst, p. 100 (1748) 

ANF 1884, 14 februari, 6 maart (1747-48) 

Dillen, Effectenkoersen, p. 2 (1747)

Dillen,  Rijkdom, pp. 474-475 (1747), 647 (1793) 

Doorninck/Uitterdijk, Bijdragen I, pp. 188-189(1738) 

Engels, Geschiedenis, p. 160(1757) 

Evers, Kroniek, p. 87(1747) 

Nierop, Aanv]ang, p. 197 (1747) 

Poel, Sijmen, blz. 94-99, 135 (1747)

Sickenga, Omwenteling, p. 86 

Woude, Noorderkwartier, p. 62 (1747), 688 (id)

licenten

=Holland volgde het voorbeeld der Zeeuwen en vorderde eveneens zijn licenten, met zo gunstige uitkomst, dat reeds in het eerste jaar niet minder dan 850,000 guldens ontvangen werd: een bijna ongelofelijk hoge som, die toont hoe uitgebreid toen reeds de handel van Nederland was [Fruin, Tien, blz. 59]=Leicester, die de voorwaarden van den bloei van de Hollandse handel evenmin kende als de volksmenigte, die hij wilde believen, dacht met zijn plakkaat den vijand gevoelig te treffen, en lette niet op de gevaarlijke wonde, die hij er den Hollandschen handel mee toebracht. Hij sloot de licenten, en verbood, op verbeurte van schip en lading, aan Nederlanders zoowel als aan vreemdelingen allen handel met den Spanjaard. Hij meende één tak van handel te verbieden, inderdaad deed hij allen handel stilstaan. De Nederlandsche handel was een nauwsluitend geheel; een deel, daaruit weggenomen, deed het geheel in duigen vallen.....De Raad van State neemt een jaar later het plakkaat terug  [Fruin, Tien, blz. 202-203]
BRONNENliteratuurAlberts, Beide II, p. IX (Rep) Andreae/Downer, Plakkatenlijst, pp. 57 (1582), 69 (1605) Bachiene, Vaderlandsche, blz. 239 e.v., 256Becht, Statistische (1579-1715) Boer, Kwarteeuw, pp. 115 e.v. (17e e) Caan, Schets, pp. 130, 134, 172, 180-181 Dillen, Naschrift (18e e) Dillen, Rijkdom, pp. 17-19, 36, 51, 279-280, 506-510, 561 Engelhard, Generaal (16e-18e e) Engels, Geschiedenis, pp. 75 (1572), 86-95 (Rep), 207 (1807-08), 216-217 (1813) Faber, Graanhandel, p. 534 (1651) Fruin, R., De tachtigjarige oorlog. Tien jaren uit den tachtigjarigen oorlog 1588-1598, 7e druk, Martinus Nijhoff, ‘s-Gravenhage 1899, blz. 202GA Rotterdam Notariële Akten 1599-1626 (1613)    09-06-1613 over een lading rogge waarvoor een te laag bedrag aan licenten is betaald.Goor, Beschrijving, p. 180 Halma, Tooneel II, pp. 244-246Hammen, Bijdrage, p. 75 (1660) Henne, Histoire IV, p. 9 (1524) Japikse, Staten-Generaal, p. 124 Lamens, UnieMaasgouw 1879-1881, p. 166(1594)  Merkus, Schets, pp. 6, 41, 49, 66-69, 71, 87 (1796), 106 (1801), 109 (1805), 113 (1806), 116 (id) Molhuysen, Remonstrantie (16e e) Muller, Staat, pp. 72 (1573), 124 (1574), 146 (1576) Nijhoff, Archief, p. 35 (1584) Oldewelt, Faillissementen, p. 429 Pélerin, Beschrijvinge, p. 39 (1649) Poel, Advocaat, pp. 3-4 Poel, Generaal Plakkaat (1725)Poel, Particularisme Poel, Sijmen, blz. 61, 69-81Racer, Gedenkstukken, deel 2, blz. 270 (1671)Schrassert, Codex, pp. 22 e.v. Stallaert, Glossarium, p. 304 Sturler, L'Empeschement, pp.  147 (16e e), 150-158 (id)T.S. Overijssel II, p. 190 (16e e)T.S. Zeeland II, p. 492 (1656)Tijn, Pieter, pp. 351 e.v. (17e e)Venner, Inventaris, pp. 143 (1614), 144 e.v. (17e e), 180 (1683) Voorthuysen, Mercantilisme, pp. 31-32 (1588), 33-34 (1590), 66-67, 72, 83, 100-101 (1591) Vries, Economische (18e e) Vries, Ontduiking (18e e) Westermann, Statistische (17e-19e e) Woude, Crisis, p. 97 Zuylen, Inventaris II, pp. 1124, 1135, 1206, 1208, 1225, 1264, 1316, 1318

Lijfrenten en losrenten

Lijfrenten

Tijdens het beleg van Ostende (1601-1604) stierf te Dordrecht Adriaen Joostz. van Bergen, burger, woonachtig aldaar in het huis genaamd "de Wijnberg" tegenover de Pelserbrug. Zijn vrouw was Janneken Kotermans, dochter van Jacob Kotermans, brouwer in "de Moriaan" te Breda. De genoemde van Bergen was één van de drie turfschippers van die naam, die met hun schip op 4 maart 1590 de stad Breda bij verrassing hielpen innemen, welk heldenstuk plaats had onder het beleid van de reeds genoemde Charles de Héraugières. Te dier zake werd aan Adriaen Jansz. van Bergen, uit aanmerking dat hij bovendien vroeger in 1573 een aanslag op Geertruidenberg had bevorderd, door de Staten-Generaal toegekend een lijfrente van ƒ 300 's jaars, f 500 gratificatie, benevens f 1000 uit de zogenaamde Brabantse brandschattingen. Zijn neven Willem en Adriaen, zonen van Joost van Bergen, ontvingen ieder eene lijfrente van f 150 's jaars, benevens ƒ 200 gratificatie. 

...................................BRONNENliteratuurLeeuw 1883, blz. 

Alberts, Rekening, pp.  154 (1447-48), 273 (1350; 1434) 

Andreae/Downer, Plakkatenlijst, p. 51 (1575) 

Baelde, Domeingoederen, pp. 47-52 (1551), 75 (id), 79 (id), 88 (id), 90 (id), 92 (id), 98 (id), 101 (id), 105-106 (id), 112 (id), 114

(id), 334-424 (1551-59) 

Baelde, Financiële (1530-60) 

Blécourt, Bespr. Prausnitz, pp. 472 e.v. (15e-16e e) 

Blécourt, Bewijsstukken, pp. 112 (1541), 117 (1601), 314(1604) 

Blécourt/Meijers, Memorialen, pp. 30-31 (1429), 170(1435), 217-218 (1436) 

Blok, Financiën, p. 63 (15e-16e e)

Blok, Geschiedenis I, p. 370 (14e e)

Blok, Holl. stad Bourg., pp. 42-43, 132-135

Brulez, Scheepvaartwinst, p. 4

David, Geschiedenis, p. 477 (1305)

Dillen, Effectenkoer sen, pp. 13 e.v. (1747)

Dillen, Rijkdom, pp. 282-283

Engels, Geschiedenis, p. 43 (1405; 1407), 53 (1515; 1518), 57 (1515), 61 (1553), 72 (1568), 150(1584), 155-157 (17ee)

Fruin, Informacie, blz. 8 (1514), 19-21 (id), 31-32 (id), 34 (id), 36 (id), 37 (id), 39 (id), 41 (id), 43 (id), 47 (id), 48 (id), 50 (id), 52-53 (id), 56 (id), 58-59 (id), 61-62 (id), 64 (id), 72 (id) 74-75 (id), 82 (id), 94 (id), 96 (id), 100-101 (id), 106-107 (id)

Goede, Swannotsrecht I,p. 127(1415)

Goes, Register I, pp. 32 (1525), 62 (1526), 120 e.v. (1528), 129 e.v. (id), 155 (id), 180 (id), 186 (id), 268 (1550), 282 e.v. (id), 290 e.v. (1531), 354 e.v. (1532); III, pp. 469-472 (1554), 480 (id), 496-497 (id); IV, pp. 2, 11 (1555), 18 (id), 25-26 (id), 32 (id), 42 e.v. (id), 47 (id), 53 e.v. (id), 69 e.v. (id), 98 e.v. (id), 104 (id), 107-113 (id), 115 (id), 170-171 (id), 197 (id); V, pp. 10 (1557), 15 (id), 133 (id), 138 (id), 183 (id), 195 (id)

Goris, Stadsfinanciën, pp. 13 e.v. (14e-18e e)

Gosses, Stadsbezit, p. 12 (1345)

Halma, Tooneel I, p. 365 (1554)

Henne, Histoire III, pp. 265-266 (1522), 269-270 (id); V,p. 135(1520-30)

Houtzager, Hollands

Jansen, Middeleeuwse, pp. 198-199 (m.e.)

Jansma, Raad, pp. 162 (15e e), 190 (id)

Maddens, Hoe, p. 406 (16e e)

Meerkamp van Embden, Goudsche (1525-60)

Meilink, Notulen, p. 271

Merkus, Schets, pp. 91 (1797), 98 (1798), 104 (1801)

Meyroos, Onze, pp. 5-6(1515), 12 (id)

Moll, Rechten, pp. 105 (14e e), 146-148 (14e-16e e)

Nationaal Archief, Den Haag, Abdij van Rijnsburg, 1179-1577, nummer toegang 3.18.20, inv.nr. A.V.67 (1499)

Fridericus, markgraaf van Baden, bisschop van Traiectum, verleent aan abdis en convent van Reynsborch toestemming tot het verkoopen of vervreemden van de voortdurende of afkoopbare jaarlijksche lijfrenten tot een bedrag van 100 £.

Navorscher II, p. 39 (1425)

Nijhoff, Oud, p. 10(1339)

Pirenne, Constitution, p. 47 (m.e.)

Pirenne, Histoire, p. 188 (1522)

Rees, Geschiedenis I, pp. 87, 116(1555)

Rootselaar, Rekening, pp. 37-68 (16e e)

Schrassert, Codex, p. 15 (1593)

Smidt, Miscellanea, p. 50 (1499)

Smidt/Strubbe/Rompaey, Chronologische II, pp. 42 (1506), 44 (id)

Stallaert, Glossarium I, p. 430 (1536)

T.S.Overijssel III, p. 148 (16e e)

T.S. Zeeland I, pp. 112 (1592), 315 (1595; 1598), 74(1452)

Theissen, Regeering, pp. 159-161 (16e e), 242 (id)

Toll, Gedrukte, p. 55 (1670), 59

Verhofstad, Regering, pp. 85-86 (1556)

Wekker, Gemeente-archieven, p. 135 (Rep)

Zuiden, Lijfrenten

Zuijlen Jr, R.A. van, Inventaris der archieven van de stad 's Hertogenbosch, chronologisch opgemaakt en de voornaamste gebeurtenissen bevattende, 1e deel (1399-1568), W.C. van Heusden, 's-Hertogenbosch 1863. blz V-XII, 4 (1399), 8 (1400), 23-24 (1496), 44-46 (1498), 52 (1500), 57-58 (1502), 61, 69 (1503), 109-111 (1506), 188, 203, 221, 223, 225-229, 239, 251-254, 258, 289, 292, 313, 333-334, 344, 351-352, 360, 367-368, 382-384, 405-406, 418-419, 428-430, 455, 459, 496, 519-520, 525-526 (1537), 539-541 (1538), 549-550, 558-559 (1540), 569, 575-576 (1542), 591, 614, 622, 627, 639, 647-649, 654-655, 676, 696, 726, 746, 752-753; II, pp. 798-799, 836-837, 840, 859, 871-875, 916, 965, 1003-1004, 1019, 1039, 1046, 1081-1082, 1088, 1195, 1271-1274, 1287, 1292, 1349, 1449, 1511, 1518, 1539, 1542, 1556-1557, 1568, 1571, 1581, 1584, 1590, 1594, 1599, 1632, 1665, 1668, 1671, 2039-2150

Nijverheid en handel in Den Bosch kwijnden aan het einde van 15e eeuw; want hare ingezetenen durfden hun hoofd niet buiten de poorten der vesten steken, verzekerd als zij waren onmiddelijk voor stads schulden aan erflos- en lijfrenten gevangen genomen en als gijzelaars gevangen gehouden te worden; de nijverheid was dus in haren handel naar buiten, die anders zeer aanzienlijk was, vernietigd [blz. V].

Bij open brief van 26 augustus 1499 geeft Philips goedkeuring aan een financieringsplan. Eerste twee jaar alleen renten over die jaren betalen, daarna zes jaar behalve de rente over dat jaar ook 1/6 van de renten over de oude jaren. De burgers van de stad krijgen gedurende die acht jaren  "goede en vaste zekerheid en geleide" bij reizen buiten de stad in Vlaanderen, Holland, Zeeland en Friesland. Op 28 september 1499 is de termijn verruimd naar 12 jaar uitgebreid naar de andere gebieden van de hertog. Daarna octrooi telkens verlengd [blz. VI-X]

Zijp, Strijd, pp. 48-51

Lijfsdwang

Maanen, Lijfsdwang

Nypels, Rijksfiscaal, pp. 87-88, 173-183

Lombarden

Eversen, Inventaris, p. 870 (1381) 

Jansen, Lombardiers (13e-16e e) 

Moll, Rechten, p. 166 (1308) 

Schrassert, Codex, pp. 59-60 (17e-18e e) 

T.S. Zeeland I,p. 175(m.e.)

Loonbelasting

Rees, Geschiedenis I, p. 86 (1274) 

Zuylen, Inventaris I, pp. 612, 615

Lot

Blécourt, Bespr. Sebus, p. 218 (1404) 

Blink, Geschiedenis I, p. 238 (m.e.) 

Engels, Geschiedenis, pp. 27-28 (m.e.) 

-het lot hetwelk iemand gehouden was te geven voor zijn hoofd en werden daarmede uitbetaald des Graven Hofdiensten of Hofregten hetgeen ook wel gevonden werd uit het schot. [blz. 27]

Heyden/Hermesdorf, Aantekeningen, p. 108 

Merkus, Schets, p. 17

Loterij, Staats -

ANF 1883, 28 juli (18e e), 15  november (1742) 

Anoniem, Belastingen, pp. 80-81 

Brauw, Departementen, p. 140 (1805) 

Engels, Geschiedenis, pp.  160-161 (18e e), 214(1811), 283-284 (1847-49) 

Gelder, Gegevens I, p. 383 

Evers, Van, p. 71(1789) 

Moll, Honderd, pp. 25 (1813), 29 (id), 52 (id) 

Navorscher IV, p. 51 (18e-19e e); VI, p. 223 (19e e); XVII, pp. 100 (1726-99), 235 (15e-17e e); XXIII, p. 213 (1567) 

Nuyens, Inventaris, p. 153 (1866-85) 

Sickenga, Omwenteling, pp. 55, 62, 69

Thorbecke, Staatsinrigting, pp. 68-69

Loterij, Stedelijke

Evers, Kroniek, p. 53 (1858)

Eversen, Kroniek, p. 72 (1524)

Gelder, Gegevens I, pp. 387, 391 e.v.

Gottschalk, Verval, p. 17 (1501)

Hallema, Financiële, p. 101 (1707)

Maasgouw 1902, p. 63 (1524)

Manning, Storm, p. 91 (19e e)

Moll, Rechten, p. 169 (1524-26)

Navorscher VII, p. 357 (1695); XXI, p. 276 (1527) 

Schulman, André, Loterijen en loterijpenningen, in: Jaarb. Muntk. XII 1925, blz. 26

T.G.O. 1839, pp. 306-315 (15e e) 

Zuylen, Inventaris I, pp. 109-111 (1507), 122-124, 346, 355,360-368, 373,378-382, 716, 720, 723, 729, 732-733, 736-737, 754; II, pp. 873, 918

Loterijnegotiatie

Dillen, EfFectenkoersen (18e e) 

Houtzager, Hollands, p. 108 

Sickenga, Omwenteling, pp. 12, 79-80 

Sneller, Boedelinventarissen, pp. 80-81, 84-85

Louwerassijs

Zuylen, Inventaris I, p. 2 (1399)

Lozingsrechten

T.S. Zeeland II, p. 353 (18e e)