Kaarsenaccijns-Kwitantiezegel
Kaarsenaccijns
Engels, Geschiedenis, blz. 116-117 (Rep), 137 (1650)
Sickenga, Omwenteling, blz. 69
Zuylen, Inventaris II, blz. 1391
Kadaster
algemeen
Een verklaring voor het woord "kadaster" zou deze kunnen zijn. Onder het bestuur der Romeinen is Gallië verdeeld in een groot aantal delen, die ongelijk in uitgestrektheid, maar, zo nauwkeurig mogelijk vastgesteld, gelijk in waarde zijn. Ieder van deze delen brengt dezelfde som aan grondbelasting op, en wordt met het woord "caput" aangeduid. In later tijden wordt de lijst van die delen capita capitastra genoemd [Navorscher 1851, blz. 103].ambtenaren
In 1839 is J.D. Cochius controleur boekhouder bij het Kadaster in Zwolle (Aa, Aard 1, blz. XX)BRONNENliteratuurCoppens, Oud, blz. 597-603 (16e-19e e)Navorscher I, blz. 103, 201; II, blz. 157 (1427); VI, blz. 270Kadegeld
Moll, Rechten, blz. 119 (1331;1553)
Snijder van wissenkerke, Privilegiën, blz. 107-108 (1852)
Kalioote
Navorscher XLVIII, blz. 49 (15e e)
Kalkaccijns
Fruin, Informacie, blz. 238 (1514)
Muller, Middeleeuwsche (Gl.), blz. 40 (m.e.)
Kamer der geldmiddelen
Reinhardt van Asewijn is lid van de kamer [Kobus/Rivecourt1.61]BRONNENliteratuurKobus, J.C./jkhr W, de Rivecourt, Biographisch Handwoordenboek van Nederland, Zutphen 1870, deel 1 [A t/m H], blz. 61
Kamer van Auditie der Gemeenlandsrekeningen van Holland
Houtzager, Hollands, blz. 1 (17e-18e e), 31 (id)
Nierop, Aanvang, blz. 197 (18e e)
Kamer van de Generaliteits Finantie
Bachiene, Vaderlandsche, blz. 204
Kamer van de Rekeningen der Domeinen van Holland en West-Friesland
Navorscher XLV, blz. 520 (1727)
Kapitaalbelasting
Anoniem, Belastingen, blz. 69 (19e e)
Jakob, Staatsfinanzwuissenschaft, par. 645-662
Thorbecke, Staatsinrigting, blz. 83
Kapitale omslag
De rekeningen werden gedaan door de schout en twee ambachtsbewaarders. De rekeningen werden afgehoord door de achtemannen.
Inventaris, Pijnacker: Inventaris van het archief van de schout, gezworenen, ambachtsbewaarders en achtemannen, later municipaliteit en gemeentebestuur van Pijnacker, ca. 1628-1935. Archief Delft, Inventaris nr. 569
Kaplaken
algemeen
Vroeger wel onderdeel van een vervoerscontract. Men gaf een stuk laken opdat de kapitein zich fatsoenlijk kleden zou. Kap zou dan een afkorting zijn van kapitein. Men ziet ook dat boven het vrachtloon 10% voor ordinaire averij en 5% voor kaplaken wordt bedongen. Ook breder als benaming voor een verering, bijv. bij sommige diensten een hoed, vilten muilen voor de meid, een fulpen broek bij het bemiddelen voor een huwelijk [Navorscher I851, blz. 86]Karngeld
Oosten, Organisatie, blz. 194 (16e-18e e)
Karosgeld
Diederiks, Collecteurs, blz. 486, 489
Engels, Geschiedenis, blz. 133 (1671), 134-136 (Rep), 147 (1700), 186 (1806)
Evers, Kroniek, blz. 10 (1744; 1793)
W.D.B.I.U.A. 23 mei 1874 (17e-18e e)
Zuylen, Inventaris II, blz. 2058, 2060
Kas van reserve
Brauw, Departementen, blz. 133 (1798)
Kasseygelt
Goor, Beschrijving, blz. 20 (1290), 48, 429
Katertolalgemeen=geheven bij Zwolle op de IJssel sinds de 10e eeuw [Verwoert, Handwoordenboek I, blz. 362]=privilegium Ottonis et donatio telonii , quod Cathentol dicitur , Ecclesiae Eltensi. 14 December 973 [Leeuwen, Alphabetisch, blz. 58]=door Otto III in 973 opgedragen aan de abdij van Elten [Verwoert, Handwoordenboek I, blz. 362]=in 1241 ten behoeve van de abdij in eeuwige erfpacht tegen een vaste som aan de stad Deventer uitgegeven [Verwoert, Handwoordenboek I, blz. 362]=in 1330 twist tussen Amsterdam en Deventer over de tol [Verwoert, Handwoordenboek I, blz. 362]=in 1388 werden nieuwe moeilijkheden bij verdrag geregeld [Verwoert, Handwoordenboek I, blz. 362]=compromis op 21 augustus 1529 over de kwestieuse zogenaamde Kathentol tussen de steden Deventer en Kampen en Gedeputeerden van de geestelijkheid, steden en landen van Friesland [Leeuwen, Alphabetisch, blz. 58]BRONNENliteratuurBergh, Handboek blz. 88 (973)Berkenvelder, Groei, blz. 179 (1241)Blink, Geschiedenis I, blz. 203 (14e e)Jansen, Middeleeuwse, blz.135Kuile, Landbrief, blz. 447 (1457)Kuile, Ontstaan, blz. 573 (10e e)T.S. Overijssel I, blz. 8-10 (973-1216), 79 (1241); II, blz. 43 (m.e.); III, blz. 60 (1463)Katheel
Het beste stuk uit de boedel dat de horige als overblijfsel van zijn vroegere onvrijheid aan zijn heer moest betalen (Poel)
Poel, Sijmen, blz. 105
Keldergeld
Meyroos, Onze, blz. 12 (1515)
Ordonnantiën, Culemborg, blz. 21 e.v. (1728)
Kerfstok
Stukken of stroken hout, in twee gelijke delen verdeeld, waar de schuldeiser of leverancier van waren en de schuldenaar of koper, die elk een deel hebben, telkens bij levering een kerf in doen [Navorscher 1851, blz. 14]
Op een aantal dorpen waar de schrijfkunst nog weinig beoefend werd, had de omslag van beden plaats door middel van den kerfstok. De kerf is een onderdeel van hetgeen in een gemeente in het geheel aan belastingen moet worden opgebracht. Men had “groote kerven” en “kleine kerven”. Voor de “groote kerven” komt ook de benaming cruce (cruyse) voor; voor de kerf wordt ook screef gebruikt; een onderdeel van de kerf is de steec. Gewoonlijk is de kerf gelijk aan een schotpond, doch soms ook is de kerf aan 1/12 pond of een ons gelijk [MNW].
In het Gooi handelt men nog in 1851 als volgt: "de inwoner die rogge gebouwd heeft en die wil laten verbakken, zendt die aan eenen bakker en maakt eene overeenkomst met hem, vaststellende hoeveel brooden van een bepaald gewigt hij voor zijne rogge kan erlangen; hierna wordt één kerfstok aangelegd, geijkt door den bakker en in handen blijvende van den eigenaar der rogge, die telkens bij het halen van brood den kerfstok mede zendt, waárop de bakker zoovele kerven maakt als hij brooden afgeeft. Als het bepaalde getal brooden bereikt is, wordt de kerfstok voor vol en afgedaan gerekend. Door dit middel wordt de bakker in natura betaald, daar de verhouding tusschen de rogge cn de brooden, altijd zoo is, dat er een overschot voor den bakker bestaat. In andere deelen van ons land heb ik dikwijls den kerfstok ontmoet, meestal dienende voor broodverrekeningen, misschien ook wel voor andere" [Navorscher 1851, blz. 33].
Gezien bij "de bakkers, die veelal een bos van zoodanigc kerfstokken, bij het brood-rondbrengen aan hunne broodmand hadden hangen. Wanneer nu op den kerfstok geen meerder kerven of inkepingen gemaakt konden worden, dan rekende men af; men liet dan de oude kerven afschaven en handelde weer als vroeger" [Navorscher 1851, blz. 33].
literatuur
Fruin, Informacie, blz. 4-5 (1514), 25 (id), 27 (id), 49 (id), 55 (id), 62 (id), 64 (id), 67-68 (id)
Navorscher 1851, blz. 14, 33
Kerkbelasting
Sickenga, Omwenteling, blz. 44-45 (1798), 52 (id)
Ketelgeld
Faber, Drie I, blz. 251 (1766-1769)
Gelders Archief, Charterverzameling, nr. 0243, sub 1.1. nr. 104 (1331)
nr. 104 Aan graaf Reinald is op 3 maart 1331 voor 300 mark oude Brabandsche, door Louf van Berenbroek verkogt en opgedragen, de heerlijkheid van Berenbroek, met den gerichte van der Capellen hoog ende neder, met de kerkgiften van der Capellen en van Mensel, met alle verdere toebehoren van manne, tinse, ketelgelde, etc. (1331. sondag na S. Mathijsdag apostelen)
Schevichaven, Rijkstol, blz. 39 (1654)
Keurmede
Zie ook curemeden, churmede, churmudt, keurmeude, keurmoed, kurmede
Het beste stuk roerend goed uit de boedel dat de horige als overblijfsel van zijn vroegere onvrijheid aan zijn heer moest betalen (Poel). Ook
literatuur
Alberts/Jansen, Welvaart, blz. 109 (m.e.)
ANF 4 september 1883 (1231)
Avis, Directe , blz. 101 (1300)
Blécourt, Begrip, blz. 79 (m.e.), 162 (id)
Blécourt, Bespr. Enkelaar, blz. 209 (13e-17e e)
Blécourt, Bewijsstukken, blz. 247 (1662), 266 (14e-15e e), 297 (14e e), 317 (1227), 318 (1746)
Blécourt, Heerlijkheden, blz. 64 (1227)
Blécourt, Welgeborenen, blz. 353 (1251;1595)
Blink, Geschiedenis I, blz. 154 (1275), 259-261 (m.e.)
Blok, Financiën, blz. 46 (1494), 54 (14e-15e e)
Blok, Geschiedenis I, blz. 231 (13e e), 329 (14e-15e e)
Buitelaar, Stichtse, blz. 42 (1014-1017), 134 (14e-15e e), 139 (15e e), 145 (1284), 282-283 (m.e.), 289 (id), 295 (id)
Coenen, Baanderheren, blz. 150 (
Dingemans, Inventaris, blz. 47 (17e-18e e), 90 (id)
Engels, Geschiedenis, blz. 10 (1227)
Fruin, Rechterlijke, blz. 124
Gosses, Stadsbezit, blz. 29 e.v. (m.e.)
Gosses, Welgeborenen, blz. 7 (1264), 147 (m.e.)
Gosses/Japikse, Handboek, blz. 119, 127
Habets, Archeologische, blz. 54 (16e e)
Heringa, Tijnsen, blz. 7-23 (m.e.), 62 (id), 79 (id), 100 (1548)
Heringa, Twee, blz. 182 (m.e.), 184 e.v. (1615), 187 (16e e)
Heyden/Hermesdorf, Aantekeningen, blz. 166 (1227)
Hordijk, Rechtsbronnen, blz. 70 (14e e)
Jansen, Middeleeuwse, blz. 175-177 (m.e.)
Korteweg, Stadrecht, blz. 40 e.v. (m.e.), 46 (1228), 52 (m.e.)
Kuile, Rechtskundige, blz. 88 (m.e.)
Kuyk, Levend, blz 14 (m.e.), 281 (id)
Maasgouw 1892, blz. 82 (1720)
Maeckl, Erkelenzer, blz. 328 (1326), 362 e.v. (15e-16e e)
MontéVerloren, Hoofdlijnen, blz. 76
Muller, Strijd, blz. 82 (1417)
Nagge, Historie I, blz. 130
Navorscher IV, blz. 18 (m.e.); XLVI, blz. 355 (m.e.)
Poel, Sijmen, blz. 105
Schrassert, Codex, blz. 4 e.v. (14e e; 17e e), 13 e.v. (14119-1420)
Slanghen, Kijkje, blz. 121 (1505)
Smidt/Rompaey, Chronologische III, blz. 7 (1531), 388 (1539)
Smidt/Strubbe, Chronologische I, blz. 6 (1470)
Smidt/Strubbe/Rompaey, Chronologische II, blz. 83 (1509), 233 (1520)
TGO 1837, blz. 4 (1300)
TS Overijssel III, blz. 124-125 (16e e)
Wassink, Stad, blz. 47, 161-164, 168
Kinderaftrek
Anoniem, Belastingen, pp. 110 e.v. (19e e)
Dillen, Summiere, pp. 169-170(1622)
Faber, Drie I, p. 45 (1748-1805)
Kronenberg, Inventaris, p. 16 (17e e)
Oldewelt, Beroepsstructuur, p. 81 (1674)
Sickenga, Omwenteling, pp. 90 e.v. (19e e)
Klassenbelasting
Anoniem, Belastingen, pp. 110 e.v. (19e e)
Boudewijnse, Regeering, p. 24 (1884)
Engelsman, Ontstaan, pp. 93-94 (1810)
Hazewinkel, Plan, p. 241
Voorthuysen, Bespr. Faber, pp. 409-410 (1836)
Klein Zegel
Aa, P.J.B.C. van der, Handleiding tot gebruik der ordonnantie op het middel van het klein zegel, Leyden 1806
ANF 1884, 13 maart; 8 april
Andreae/Downer, Plakkatenlijst, p. 87 (1676)
Anoniem, Commentaria
ARA 1919, p. 272(1720)
Bachiene, Vaderlandsche, blz. 262-263
Dillen, Rijkdom, pp. 270, 278-279 (1624)
Engels, Geschiedenis, pp. 124-129 (Rep), 147 (1700), 169 (Rep), 173 (1721), 175 (1788-94), 178(1798), 191(1806), 194-195 (id)
Evers, Catalogus, p. 62 (1667-1805)
Evers, Kroniek, p. 10(1744; 1793)
Heringa, Zelfstandig, p. 82 (1750-60)
Houtzager, Hollands, pp. 65 (1627; 1632), 101-102(1652; 1664), 142, 157, 170(1657), 173-174(1664)
Kernkamp, Aansprekersoproer, p. 109 (1696)
Merkus, Schets, pp. 85, 99 (1796-98)
Mulder, Honderd, p. 112 (18e-19e e)
Navorscher XI, p. 228 (1811); XVIII, p. 468 (1669)
Pitlo, Zeventiende, p. 216 (17e e), 320-321 (id)
Poel, Sijmen, blz. 82-89 (1624), 110-111 (1811), 153 (1624)
Sickenga, Omwenteling, pp. 45 (1798), 49, 64,113,119-126,129
Smit, Ambtenaren, p. 380 (1635)
Taxandria VIII, p. 53 (18e e)
Verloren van Themaat, Geschiedenis, p. 145 (18e e)
Vries, Geschapen, pp. 339 (18ee), 342 (1774)
Kleine ondernemer
Zuylen, Inventaris I, p. 612
Klerenaccijns
Zuylen, Inventaris II, pp. 1494, 2044, 2099, 2134,2140-2141
Klokkenslag
Heuff, Ambtmanschap, p. 148 (Rep)
Racer, Gedenkstukken, deel 2, p. 77; 161 (1240, 1452)
Klokkenslag is een vorm van belasting in natura. Het betreft de ontbieding van ingezetenen voor het doen van diensten
op het land of in noodgevallen [blz. 77]
Kloosters
De kloosters vervullen in de vroege middeleeuwen naast een missietaak ook een belangrijke taak in de armenzorg. Ieder bisdom moet zijn plaatselijke armen verzorgen. Op de synode van Aken in 816 wordt voorgeschreven dat ieder nonnenklooster een klein hospitium moet inrichten voor arme vrouwen. De kloosters waren bovendien door hun ligging op drukke kruispunten van handelswegen een opvang voor handelslieden en pelgrims. Op den duur ontstaan misbruiken: adellijke gezelschappen blijven soms maandenlang logeren, voor de armen bedoelde gaven worden door de bisschop of de abt ten eigen bate aangewend en de nogal diverse stroom van bezoekers tast het godsdienstig karakter van het klooster meer en meer aan. De wereldlijke overheid neemt het liefdadigheidswerk langzaamaan steeds meer over, vooral onder druk van de gilden. O het Concilie van Vienne in 1311 wordt een einde gemaakt aan het behher van hospitalrn en gasthuizn door de kerkelijke overheid [Querido, Godshuizen, blz. 10-11]
Koegeld
Het bedrag dat de horige aan de heer betaalt om te verhinderen dat aan deze een koe moet worden afgestaan
Meyroos, Onze, p. 14(1515)
Racer, Gedenkstukken, deel 2, p. 220-221 (1433)
Koehouderszoutgeld
Diederiks, Collecteurs, p. 486
Engels, Geschiedenis, pp. 106 (Rep), 168 (id), 185(1806)
Faber, Drie I,p. 193(1672)
Koeschot
Algra, Oostfriese, pp. 204 e.v. (15e e)
Formsma, Vormen, p. 25 (15e- 16e e)
Formsma, Wording, p. 63 (1470)
Fruin, Informacie, p. 317 (id)
Gelder, Gegevens, p. 55
Hartgerink-Koomans, Proostdijen, pp. 26-27 (1628)
Meyroos, Onze, p. 14(1515)
T.S. Stad en Lande XX, p. 174(1470)
Koeslag
Belasting op koeien
Racer, Gedenkstukken, deel 2, p. 219 (1433)
Koffie- en thee-impost
Andreae/Downer, Plakkatenlijst, pp. 91 (1702), 118(1794)
Anoniem, Belastingen, p. 48
Diederiks, Collecteurs, p. 486
Dillen, Rijkdom, p. 275 (1691; 1750)
Doorninck, Bijdrage, pp. 234-261 (18e e)
Elte, Monopolie, p. 227 (1725)
Engels, Geschiedenis, pp. 142-144 (Rep), 147 (1700), 168 (Rep), 185 (1806), 189 (id), 318-319(19e e)
Evers, Kroniek, p. 10(1744; 1793)
Heeren, Uit, pp. 164 (1759), 169-172 (1766; 1777)
Prins, Restauratie, p. 177
Sickenga, Omwenteling, pp. 69, 71-72
T.S. Overijssel II, p. 320 (16e e)
Voorthuysen, Mercantilisme, p. 107 (1751)
Kohier
Fruin, Informacie, p. 676 (1515)
Kolenimpost
Diederiks, Collecteurs, pp. 486, 489, 492-493
Engels, Geschiedenis, pp. 119-120 (Rep), 137 (1650), 147 (1700), 169 (Rep), 213 (1811)
Evers, Kroniek, p. 64 (1864)
Lemmink, Staten, p. 113(1443)
Meyburg, Bijdrage, p. 104 (19e e)
Stallaert, Glossarium, p. 478
T.S. Overijssel III, p. 171 (18e e)
Voorthuysen, Mercantilisme, pp. 108-110 (17e-18e e)
Koninkrijk der Nederlanden
algemeen
=in 1826 bestaat Nederland uit de volgende provincies: Noord-Brabant, Zuid-Brabant, Limburg, Gelderland , Luik, Oost-Vlaanderen, West-Vlaanderen, Henegouwen, Holland, Zeeland, Namen, Antwerpen, Utrecht, Vriesland, Overijssel, Groningen, Drenthe en Luxemburg [Gosselin, blz. XXIX]BRONNENliteratuurGosselin, J.J., Alphabetische naamlijst der gemeenten en derzelver onderhoorigheden ...etc, Amsterdam 1826, blz. XXIX
Konvooien
Zie Convooijen
Koornuytsettenbelasting
Fruin, Informacie, pp. 324 (1514), 334 (id)
Meyroos, Onze, p. 9
Korenaccijns
Ook corenexchijs, koren assijs
Braure, Etude, p. 189 (1505)
Economist II, p. 223 (1274)
Fruin, Informacie, pp. 73 (1514), 77 (id), 79 e.v. (id), 83 (id), 168 (id), 175 (id), 197 (id), 236 (id), 242 (id), 250 (id), 262 (id), 324 (id), 347 (id), 373 (id), 380 (id), 387 (id), 403 (id), 411 (id), 460 (id), 466 (id), 470 (id),474(id),477(id)
Maeckl, Erkelenzer, p. 394 (m.e.)
Meyroos, Onze, p. 9(1515)
Muller, Strijd, pp. 78-79 (1417)
Nijhoff, Oud, p. 114(1576; 1587)
Pols, Westfriesche II, pp. 138 e.v. (1547)
Smidt/Rompaey, Chronologische III, p. 284 (1537)
T.S. Overijssel II, p. 309 (1510)
Zuylen, Inventaris I, pp. 21 (1496), 220 (1512), 339 (1518), 429 (1528), 646 (1548); II, pp. 795, 869, 1267, 1494, 2044, 2099, 2134
Korenmaat
Baelde, Domeingoederen, p. 165 (1551)
Bezemer/Blécourt, Rechtsbronnen, pp. 14-15 (1304), 192-193 (1440), 305 e.v. (1495)
Fruin, Informacie, pp. 248 (1507-14), 259 (1510-14), 262 (1514), 324 (id), 334 (id), 470(id),474(id),522e.v.(id)
Gelder, Zestiende, pp. 159 e.v. (1569)
Hordijk, Rechtsbronnen, p. 94 (1376)
Meyroos, Onze, p. 9(1515)
Korenschrijfgeld
Fruin, Informacie, pp. 7 (1514), 11 (id), 679 (id)
Meyroos, Onze, p. 11 (1515)
Korentienden
Zie onder tienden
Korting voor contant
Engels, Geschiedenis, pp. 59 (1515), 158 (17e e)
Houtzager, Hollands, pp. 145-146 (1639-40)
Snijder van Wissenkerke, Privilegiën, pp. 100-101 (1875)
Kraangeld
Bezemer/Blécourt, Rechtsbronnen, pp. 302-303 (1484), 351-352
Fruin, Informacie, pp. 7 (1514), 237 (id), 242 (id), 325 (id), 335 (id), 403 (id), 412 (id), 470 (id), 474 (id), 504 (id), 516 (id)
Hordijk, Rechtsbronnen, p. 94 (1376)
Korteweg, Stadrecht, p. 72 (m.e.)
Meyroos, Onze, p. 11(1515)
Poel, Sijmen, blz. 71
T.S. Overijssel III, p. 182 (Rep)
T.S. Zeeland I, p. 397 (1511); II, p. 117 (1574)
Krantenbelasting
Sautijn Kluit, Belasting (17e-19e e)
Des Essarts betaalde voor den impost in Holland op de gedrukte papieren in Den Haag, Rotterdam en Amsterdam 60 Gld. In de Resol, van Gecomm . Raden betrekkelijk de gemeene middelen van 31 Juli 1751 staat de Wed . Husson in Den Haag voor hot debiteeren van de Fransehe Utrechtsche Courant aangeteekend voor 13 Gid, in hot Middel van de gedrukte papieren .
[W.P. Sautijn Kluit, Hollandsche en Fransche Utrechtsche Couranten,in: BMHG 1877, 1e jrg, blz. 104
Kredietstelsel
W.D.B.I.U.A. 1873, 30 augustus; 6, 13 en 20 september
Kroonberoep
Menalda, Behandeling, pp. 144-155 (19e e)
Kroondomein
algemeen
Bij de omwenteling in 1795 worden de domeinen, waaronder die van het huis van Oranje-Nassau, eigendom van de Bataafse Republiek, later de Staat der Nederlanden. De domeinen worden beheerd als staatsdomeinen. Bij wet van 26 augustus 1822 krijgt de koning enkele van de oude familiebezittingen terug als schadeloosstelling voor het verlies, geleden tijdens de Franse overheersing. Op 13 december 1822 wordt op initiatief van koning Willem I de "Algemene Nederlandse Maatschappij ter begunstiging van de Volksvlijt", de latere "Société Général" opgericht, met Brussel als zetel. De maatschappij kreeg van hem zijn domeinen in volle eigendom. Zij beheerde deze tot aan de Belgische revolutie in 1830. Gedurende deze opstand is de minister van financiën belast met het beheer van de domeinen van de maatschappij. Van 1839 tot 1848 worden de (toen weer) domeinen van de koning beheerd door een administrateur van 's - konings particuliere domeinen. In 1848 gaf koning Willem II deze gebieden weer terug aan de Staat op voorwaarde dat de drager van de kroon de opbrengst van de kroondomeinen zou genieten. Sedert 1848, tot aan de opheffing van het kroondomein in 1973, voerde een administrateur, aan wie in ieder rentambt een rentmeester was toegevoegd, het beheer.
..............................................BRONNENarchievenhttp://www.bhic.nl/integrated?extended_search&mivast=235&mizig=210&miadt=235&micode=94&milang=nl&miview=inv2#inv3t1rentambt Tholen
In 1883 is jhr. Willem Anne Roëll rentmeester. Hij overlijdt op 21 februari 1883. Hij is een zoon van jhr. mr. Charles Henri Roëll en van jkvr. Wilhelmina Louise van Weyler .
...................................................................BRONNENliteratuurLeeuw 1883, blz. 24Kwade posten
Engels, Geschiedenis, p. 240 (1835)
Kwitantiezegel
Ook plakzegel of fiscaal zegel
Poel, Sijmen, blz. 88