Octrooi-Overheidsuitgaven

Octrooi



Alberts, Bijdrage, p. 333 (14e- 15e e) 

Alexandre, Conseil, pp. 306-307 (1531), 378-379(16e e) 

Baelde, Collaterale, p. 54 (1536; 1549) 

Baelde, Domeingoederen, pp. 74 (1551), 77 (id), 84 (id), 166 (id), 173-174 (id) 

Bezemer/Blécourt, Rechtsbronnen, pp.   13 (1303), 16(1305) 

Blécourt, Bewijsstukken, p. 476 (1303) 

Blécourt/Meijers, Memorialen, pp. 30-31 (1429), 50-51 (1431) 

Caan, Schets, pp. 9-10 

David, Geschiedenis, p. 477 (1305) 

Diepeveen, Vervening, p. 113 (1542) 

Doorninck, Regesten, p. 30 (1546) 

Economist II, pp. 222 e.v. (1274) 

Engels, Geschiedenis, pp. 20-21 (1378), 44-46 (m.e.), 53(1515; 1518), 64 (1518), 169 

Engelsman, Ontstaan, p. 133 (1812) 

Enklaar, Stukken, pp. 307 e.v. (16e e) 

Fruin, Informacie, pp. 75 (1507; 1510), 81 (1514), 83 (id), 101 (id), 133 (id), 138 (id), 140 (id), 151 (id), 154 (id), 186 (id), 194 (id), 197 (id), 200 (id), 240 (id), 330 (id), 344 (id), 377 (id), 406 (id), 408 (1505), 620-627 (id) 

Goes, Register IV, pp. 139 (1555), 175 (id) 

Goor, Beschrijving, pp. 21 (1321), 25 (1355), 48 (id) 

Gouw, Ambacht, pp. 28 (1635-38), 37 (Rep), 45(1639) 

Henne, Histoire II, p. 90 (1515); III, p. 286 (1522); IV, p. 269 (1529); V, p. 168 (1531); VI, p. 293 (1539), X, p. 172 (1555)

Houtte, J.A., Makelaars en waarden te Brugge van de 13e tot de 16e eeuw, in: BGN deel 5 (1950), blz. 16

Boonin is duidelijk van patricische origine. Zijn familie was een der oudste van de stad (Brugge, LA).  In 1279 heft Pieter Boonin samen met twee compagnons zonder oorlof een weegrecht, en maakte eerst na tussenkomst van de gravin zelf een einde aan zijn afpersingen. Gilliodts, Inventaire, I. n° 14.

Houtzager, Hollands, p. 112 (1553) 

Jong, Droogmaking, pp. 76 (17e e), 112 e.v. (1663) 

Maddens, Hoe, p. 412 

Meerkamp van Embden, Goudsche, p. 183 (1531) 

Meilink, Rapporten, p. 5 (1516) 

Merkus, Schets, p. 27 (1515) 

Meyroos,  Onze, pp.  8,   10,   12,  21,  24-25 (1600) 

Moll, Rechten, pp. 111 e.v. (1454)

MontéVerloren, Hoofdlijnen, p. 121 (m.e.) 

Muller, Stukken, p. 111 (1575) 

Nagge, Historie II, p. 72 

Pélerin, Beschrijvinge, p. 27 (1628) 

Poel, Sijmen, blz. 40

Rees,   Geschiedenis I, pp. 79 (m.e.), 85 (1515), 87(1556) 

Rompaey, Rechtsbronnen, p. 238 (1365) 

Sickenga, Omwenteling, p. 56 

Smidt/Rompaey, Chronologische III, p. 314 (1537) 

Stallaert, Glossarium, pp. 58 (1414), 103, 150 (1411), 356(1380), 436 

T.S. Zeeland I,p. 290 (1474) 

Taxandria VI,pp. 161-163(1530) 

Uytven, Vorst, p. 103 (15e e) 

Verhees, Niederlandische, p. 200 (16e e) 

Woltjer, Hervorming, p. 235 (1574) 

Zuylen, Inventaris I, pp. II, 205, 306, 353, 359, 377-378, 416, 476, 740; II, pp. 898, 901,906

Officier van de grafelijkheid

De officier is uitgesloten van het lidmaatschap van de vroedschap [Rijpperda, Politie43]

Olieaccijns

Ankum, Bijdrage, p. 216(1621)

Engels, Geschiedenis, pp. 120-121 (1621-80), 137(1650) 

Fruin, Informacie, pp. 236 (1514), 242 (id), 245 (id), 373 (id), 382 (id), 460 (id), 466 (id), 506(id), 517(id) 

Maeckl, Erkelenzer, p. 392 (m.e.) 

Meyroos, Onze, p. 9

Muller, Middeleeuwsche (Gl.), p. 56 (m.e.) 

Sickenga, Omwenteling, p. 69 

Zuylen, Inventaris II, p. 1391

OmslagBRONNENliteratuurFruin, Informacie, blz. 4 (1514), 101 (id)Zettingen en Omslagen van 1496, 1515 en 1518, bijvoegsel op de uitgave der Informatie van 1514 en der Enqueste van 1496. Leiden, 1877

Omslag gemeene lantsrenten

Fruin, Informacie, blz. 9-10 (1514)

Omzetbelasting

Poel, Sijmen, blz. 150-155 

Onbeschreven middelen

Engels maakt onderscheid tussen beschreven en onbeschreven middelen. Voor beschreven middelen zijn aanslagen, omslagen of opschrijvingen nodig; onbeschreven middelen worden dadelijk bij verbruik, inslag, opslag, etc. geheven. De laatste werden voor 1806 ook "consumtieve middelen" genoemd [1]. Thans is de term indirecte belastingen gebruikelijk.

aanslag

In 1812 en 1814 krijgt Gerard van den Steen [1734-1824] een aanslag in de onbeschreven middelen [2].

assistent

Op 5 juni 1798 is goedgevonden en verstaan in de plaats van voornoemden Jan Schagen door deze tot adsistent ten Comptoire van de Beschreven en Onbeschreven middelen aan den Burg op den Eilande Texel aan te stellen Albert Forms Gorter op de beloning van drie honderd guldens sjaars te betalen door den Gaarder der voorsz middelen aan wien hetzelve in den uitgaaf zyner Staaten en Rekeningen zal worden geleden [15]

collecteur

Anthonij van Witzenburg mr broodbakker wonende Vlaardingen stelt zich op 6 februari 1787 borg voor Jan van der Werff als collecteur van de gemenelands onbeschreven middelen en het gemaal over Middelharnis tot een som van 1300 gld [25]

Het moet voor Willem van Soest uit Wamel, ressort Tiel, niet anders zijn geweest. Belastinginner der onbeschreven middelen A.J. Schade had hem diverse bedragen opgelegd, die in zijn ogen onredelijk, maar bovenal onjuist waren. Wat de zaak deed escaleren was dat beide mannen ook nog eens familie van elkaar waren. De rapen waren gaar. Omdat Van Soest zijn klachten niet in de eerste de beste confrontatie tegen zijn oom had durven zeggen, besloot hij gesteund door de inhoud van enkele flessen alcohol verhaal te gaan halen. Dronken als hij was, stapte hij op het huis van A. J. Schade af en riep hem naar buiten te komen. De ontvanger gaf niet thuis, waarop Van Soest het tijd vond enig geweld toe te passen*. Omstanders wisten erger te voorkomen en begeleidden de dronken neef richting eigen woning. De zaak werd in grote versnelling door de lokale én departementale overheid voor de rechter gebracht, omdat een te lang wachten hiermee, andere belastingbetalers ook eens op een idee zou kunnen brengen. Van Soest voelde de bui al hangen, want de aanklacht luidde: ,,Dat hij [W. van Soest] in voorschreven dronkenschap zich begeven heeft naar de woning zijner oom, A.J. Schade, welke de post als ontvanger der onbeschreven middelen tot Wamel voornoemd, ressort Thiel, is bekledende, en van agteren tot zijn leedwezen is geïnformeerd geworden, dat hij ten gemelden huize gekomen zijnde, zich niet ontzien zoude hebben, voorschr: ontvanger op eene brutale wijze te bejegenen, en gelijk hem verzekerd wordt, zelfs met geweld zich tegen voorsch: Landsbediende zoude hebben willen verzetten.” Berouw komt na de overmatige alcoholconsumptie. Dat gold ook voor de aangeklaagde. Hij zette daarom maar meteen in met grof geschut door bij koning Lodewijk om clementie te pleiten. ,,Dat Suppliant zich hierop, na erkentenisse van schuld, tot Zijne Majesteit gewend heeft, met ootmoedig verzoek, dat de misdaad, welke door hem bedreven zou zijn, mogt worden verklaard civiel en composibel, als zijnde hij een persoon, die zich nimmer aan eenige buitensporigheid of misdrijf heeft schuldig gemaakt, neen maar een ieder voor een braaf en eerlijk inwoner des kerspels Wamel bekend is.” Lodewijk Napoleon stuurde vervolgens de petitie in copie op naar landdrost G.W.J. van Lamsweerde (8-5-1802 tot 2-12-1807), alvorens uitspraak te doen. P.P. Evers, de latere maire van Twello, maar op dat moment nog als departementsadvocaat aan het Gelders bestuur verbonden, besloot de aanhangig gemaakte zaak voorlopig aan te houden in afwachting van wat de Koning zou besluiten. Nadat deze aanvullende informatie over Van Soest had ingewonnen, schonk hij hem alsnog ‘koninklijke vergeving’. Echter, de op pad gestuurde gerechtsdienaren, om dit besluit aan de beschuldigde mee te delen, kwamen voor een dichte deur te staan. Omstanders wisten hen mee te delen dat de vogel al enige tijd gevlogen was. Waarop het ‘verleende’ niet aangezegd, dus niet ‘verleend’ kon worden [32]

commies

Jan Winkel, commies van de onbeschreven middelen in Alkmaar (1808), betrekt in 1797 het pand Langestraat 119 in Alkmaar [23]

controleur

Hendrik Lenshoek [1778-....] is in 1815 bij zijn huwelijk 'controleur 1e klasse' met aantekening *onbeschreven middelen" [41]

gaarder

Dirck Lodewijcks van Hulsentop wordt gedoopt in februari 1680 in Den Haag. Hij wordt begraven in Scheveningen op 17 januari 1766. Behalve vader van 23 kinderen uit twee huwelijken was hij in Scheveningen o.a. nog gerechtsbode en gaarder van 's Lands Onbeschreven Middelen. [13]

Gijsbert  Maartensz. van Duijvenbode is gedoopt op 24 mei 1716 in Katwijk en is begraven op 4 juni 1786 in Scheveningen; hij was een gaarder van 's lands onbeschreven middelen [14]

Gijsbert Maartens van Duijvenbode [1716-1786] is gerechtsbode, gaarder van 's lands onbeschreven middelen, bedienaar der begrafenis, naschrijver op de visafslag en broodweger in Scheveningen.Hij is getrouwd met Yda Dirkse Hulsentop [1713-1757] [36]

Roelof van Sul, gewezen adsistent ten Comptoire van den Onder-Opzichter en Gequalificeeerden Geldophaalder in den Overwatersche Ring en Gaarder van 's Lands Onbeschreven Middelen te Geertruidenberg wordt bij Missive van het Uitvoerend Bewind van 20 december 1799 een jaarlijks pensioen toegekend van f 400; Jan Koppelaar, gewezen Gaarder der Onbeschreven Middelen over Wyngaarden en Ruibroek f 140; Pieter van Rossum gewezen Hoofdgaarder van de Onbeschreven Middelen enz over Woudrichem, Lande van Altena, de beide Dussens, Werkendam en 't Fort van Loevestein mitsgaders Hoofdgaarder van 's Lands recht op de Zalm en Steur f 6oo; Dirk Kruit gewezen Gaarder van de Onbeschreven Middelen te Sassenheim f 100 voor rekening van den tegenwoordigen Gaarder; Kornelis Bakker gewezen Gaarder van de Onbeschreven Middelen te Vlaardingen f 600 voor rekening van zyn Successeur Bernardus Lezenne [9]

Eduard van der Horst Gaarder der Gemeene Lands Onbeschreven Middelen over en woonende te Lekkerkerk verzoekt om in voornoemde qualiteit te worden ontslagen met behoud van een levenslang pensioen van f 450 per jaar. Aan de orde op 9 september 1801 in de Eerste Kamer van het Vertegenwoordigend Lichaam des Bataafschen Volks [20]

Op 1 mei 1801 werd Cornelis Kempenaar geadmitteerd als notaris van Esselijkerwoude (Woubrugge) en aangesteld als gaarder van ’s lands onbeschreven middelen over Esselijkerwoude en Heer Jacobswoude. Tijdens de Bataafse Republiek was Cornelis Kempenaar klerk en secretaris van de nieuw gevormde gemeente Woubrugge [45]

T. Eggink, door den Raad van Financien in het Departement Gelderland aangesteld tot Gaarder van de onbeschreven middelen over Laren en Oolde met Dochteren, 26 Dec. 1805 [46]

Marie Anna Pluk weduwe van Henricus van den Heuvel, wonende te Wanroij verklaart op 23 april 1806 zich borg te stellen voor Jan Francis van den Heuvel als gaarder of ontvanger der onbeschreven middelen te Wanroij en Ledeacker ten behoeve van de Bataafse Republiek voor alle zodanige penningen als de voorschreven J.F van den zou mogen schuldig blijven tot een som van 700 gulden [28]. 

In 1806 stelt Martina Vleesch [1772-1852] zich borg zodat haar echtgenoot Jacob du Bois [1768-1814] kan gaan werken als 'gaarder der onbeschreven middelen' in Heeze. Uit het bevolkingsregister blijkt dat Jacob in 1810 nog steeds werkzaam is als 'receveur'. [40]

Aart Striks bekent op 9 september 1806 schuldig te zijn aan Willem de Vriendt, gaarder van de onbeschreven middelen, 200 gl. Hij stelt als onderpand een huis aan de Cotherweg of Domproosterweg, tezamen ca 50 roeden, belend ten noorden de pastorie, zw dhr. H.H.C. Zaal, ww erven Cornelis van Kooten en ow de weg [38]

Hermanus Rom [1750-1827] is hoofdgaarder van 's Lands onbeschreven middelen in Heusden [30]

Opgaven gedaan in 1810 aan de onderinspecteur van de middelen te lande over het ressort Hoogeveen, mr. C. Pothoff, van de gaarders der onbeschreven middelen betreffende veranderingen in de afstand tussen bakkerijen en molens [34]

Jacob Loffeldt [1764-1822], oud-gaarder der onbeschreven middelen, wonende te Driebergen [39]

hoofdinspecteur

Jhr. Leonard Bernard Adriaan Vrijthoff [1776-1861] was hoofdinspecteur der onbeschreven middelen in Oost- en West-Vlaanderen [17]

onder-inspecteur

S. Wijma, gewezen commis bij de oude middelen , thans ontvanger van het eene deel der onbeschreven middelen te Harlingen, is benoemd tot onder-inspecteur der middelen te lande in het ressort Workum, departement Friesland, in plaats van de overleden W. Lycklama à Nyeholt [12]. 

ontvanger

Jan Grisé of Griezee is in 1782 ontvanger der onbeschreven middelen in Alkmaar [24] .

Derk Jan Cremer [1749-1818], gewezen ontvanger der onbeschreven middelen in Hardenberg [31].

Na de inlijving bij Frankrijk bleven de ontvangers der onbeschreven middelen in dienst tot 1 januari 1911 [10]. 

In 1806 stelt Martina Vleesch [1772-1852] zich borg zodat haar echtgenoot Jacob du Bois [1768-1814] kan gaan werken als ontvanger der onbeschreven middelen' in Heeze. Uit het bevolkingsregister blijkt dat Jacob in 1810 nog steeds werkzaam is als 'receveur'. [40]

De ontvanger van de onbeschreven middelen in Meppel Abraham Kiers wordt in 1806 geconfronteerd met een vermoedelijke fraude m.b.t. een voor f 15 verkocht gebruikt horloge.  Het is een verhandeld voorwerp van handel en weelde dat onderhevig is aan de heffing van klein zegel (f 1). De verkoper heeft niet gezegeld. Het komt aan het licht als de koper een zilveren hanger wil kopen. De zilversmid blijkt ook chercher (controleur van belastingen) te zijn. Er volgt een onderzoek. Het horloge wordt uiteindelijk verbeurd verklaard en de man krijgt f 50 boete. De koper krijgt een gelijke boete. De zilversmid heeft recht op een derde deel van de boete [44].

In de periode 1806-1809 is mr. S. Braaksma [1751-1843] ontvanger van de onbeschreven middelen in het ressort Workum [4]

Door de ontvanger der onbeschreven middelen te Mill is op 6 mei 1809 's nachts, op de Achterdijk aldaar, aangehaald en in beslaggenomen zonder dat de eigenaars daarvan bekend zijn een kar met een bruine merrie bespannen, geladen met een aam jenever [18]

Op 28 september 1809 is H J. Ketjen, procureur des Konings en substituut-fiskaal voor de middelen te lande, benoemd tot ontvanger der onbeschreven middelen te Zutphen, in plaats van de overleden H. ter Horst [12] 

In 1809 stelt Maria Poelman te Eelde zich borg tegenover het Rijk voor haar echtgenoot Hindrik Jacobs, ontvanger van de onbeschreven middelen over 't Carspel Eelde [26]. 

Rond 1811 is Willem Brocades [1778-1849] ontvanger der onbeschreven middelen in Meppel [6]

Jan Kiers [1767 Batavia-1842 Meppel] is schulte van Beilen (1796-1802), mr. brouwer, advocaat, ontvanger onbeschreven middelen in Meppel. bierbrouwer (1827), ovl. (ongeveer 74 jaar oud) te Meppel op 26 jan 1842 [48]

In 1815 is Isaac Scheltus, ontvanger der onbeschreven middelen in Alkmaar [3] 

Pieter Christiaan Koppelie is in 1816 ontvanger der onbeschreven middelen, wonend in Princenhage [21]

Op 23 november 1816 is Hermanus Schauikes ontvanger der Onbeschreven Middelen in Breda [22]

Johan Frederik Kymmell [1779-1853] is ontvanger der onbeschreven middelen in Dalen en lid der staten van Drenthe [27] 

Gerbrant Brugman [1774-1846] was tot 1835 schoolmeester en ontvanger der onbeschreven middelen te Abbekerk. Hij ging op zijn oude dag stil leven te Medemblik [33]

Opgaven gedaan in 1810 aan de onderinspecteur van de middelen te lande over het ressort Hoogeveen, mr. C. Pothoff, van de ontvangers der onbeschreven middelen betreffende veranderingen in de afstand tussen bakkerijen en molens [34]

In 1810 wordt Gerben Posthuma genoemd als ontvanger der onbeschreven middelen te Drachten [42]. 

Cornelis Siemers [1791-1871] is schoolhouder, onderwijzer, klerk ter secretarie van de Zijpe, commies ter secretarie, ge-employeerde ter secretarie, substituut-ontvanger, adjunct-secretaris, notaris, ontvanger der onbeschreven middelen, ontvanger, commies griffier vredegerecht, burgemeester [29]. 

Bouwe Boomsma, ontvanger der onbeschreven middelen te Harlingen, koopt een groot, modern betimmerd huis en tuin, hoek Carl Vissersteeg, nz. Zuiderhaven, wijk F-021 [43]

regelgeving

In het belastingstelsel van 1805 komen de volgende onbeschreven middelen voor met daarachter de datum van de ordonnantie: successierecht 4 oktober 1805, klein zegel publieke akten 28 november 1805, klein zegel patenten 2 december 1805, klein zegel voorwerpen van handel en weelde 2 december 1805, beestiaal 6 december 1805, binnenlands lastgeld 6 december 1805, waag 13 december 1805, rondemaat 13 december 1805, gemaal 17 december 1805, buitenlandse producten 18 december 1805, zout 18 december 1805, buitenlands gedistilleerd 24 december 1805, zeep 24 december 1805, wijn 3 januari 1805, jenever en binnenlands gedistilleerd 3 januari 1806 en turf 10 januari 1806 [11]

Brabant was sinds eind 1805 verdeeld in vijf ressorten, elk met twee of drie arrondissementen. De arrondissementen zijn verdeeld in districten (voor onbeschreven middelen) en afdelingen (voorbeschreven middelen). Er zijn tien districten: Bergen op Zoom, Breda, Eindhoven, Geertruidenberg, Grave, Den Bosch, Heusden, Klundert, Steenbergen en Willemstad [10]

Van 7 januari 1808 dateert een decreet van de Koninklijke Secretarie inzake het aantal en de beloning van de ambtenaren van de beschreven en onbeschreven middelen [5]. 

In 1813 worden als onbeschreven middelen genoemd de belasting op zout, zeep, de waag, de rondemaat, gemaal, wijn, jenever en buitenlandsche brandewijn, het lastgeld, de belasting op turf en het collectief zegel [8]

substituut-fiscaal 

Mr. Evert Ludolf baron Heeckeren van Waliën [1784-1838] wordt in 1808 schepen te Zutphen en substituut-fiscaal der onbeschreven middelen [16] 

Mr. Evert Ludolf baron (1814) van Heeckeren (van Waliën), 1784-1838 ingeschreven Latijnse School Zutphen 1796, iur.student Harderwijk 1801, promotie aldaar 1806, vroedschap 1808, lidmaat Waalse gemeente 1809, substituut-fiscaal der onbeschreven middelen in Zutphen, rechter van instructie 1811, officier van justitie 1828, gouverneur-generaal van alle Westindische bezittingen 1832 [37]. 

suriname

In de Instructie voor het Gemeentebestuur van de Kolonie Suriname, vastgesteld door de commissaris-generaal bij besluit van 21 juli 1828, wordt in art. 40 gezegd dat de ontvanger belast is met de invordering van de belastingen, die ten behoeve van de gemeente worden geheven, en met de betalingen te haren laste. Hij zou zich verder regelen naar de instructie die voor hem zou gearresteerd worden. Deze instructie voor de gemeente-ontvanger werd vastgesteld door de gouverneur-generaal, bij zijn besluit van 22 november 1828. Hierbij werd hij belast met de invordering en ontvangst van beschreven en onbeschreven middelen, die ten behoeve van het gemeentebestuur werden geheven. Uit deze ontvangsten deed hij de betalingen ten laste van het gemeentebestuur [19]

taakuitoefening

Op 25 november 1806 klaagt Sieke Daniels bij het Oldambster gericht over haar man Derk Everts. Hij drinkt zo veel dat “ hij zich altoos buiten staad bevind om zijn bediening als gaarder van Lands onbeschreven middelen, en zijn betrekking als bierbrouwer en herbergier waar te nemen”. Er kwam een hoorzitting. Hij beloofde beterschap, maar er veranderde niets. Op 9 april 1907 richtte Sieke zich opnieuw tot de drost. Die gaf hem een laatste kans. Als hij bleef volharden in zijn misbruik zou de wedman van Finsterwolde hem mogen vastzetten [7]

Het Jaar EenDuizend Agt Hondert en tien den 31e van de maand December, heb ik Christiaan Crucq Maire der Stede Arnemuiden Canton Veere Departement van de monden der Schelde mij na het ondergaan van de Zon vervoegd ten Kantore van de Onbeschreven Middelen ten dezen Stede door den Ontvanger C.D. Baars waargenomen wordende en  en aan den zelven verzogt mij zijn maandjournalen te vertoonen, waar aan voldaan zijnde mij is gebleken dat deszelfs kas over Arnemuiden zuiver bedraagt eenen somme van vier Hondert Negen en Veertig Gulden, veertien Stuivers en zes Penningen en van Kleverskerke mede door gedagte Ontvanger waargenomen zijnde eene Somma van Vijff en Veertig Gulden, Elf Stuvers en Vedertien Penningen terwijl door hem is vertoond dat hij zijn Register had gesloten, zijnde wijders door mij gedagte Ontvanger aangezegd dat deszelfs functien op heden komen te cesseren alles ingevolge het Arrete van den Heer Prefet van dit Departement in dato 19e December 1810 , waar van door mij dit Proces verbaal is opgemaakt [47] 

vrijdom

De Hofstad Wiltenburg (niet te verwarren met het vroegere kasteel van denzelfden naam in de nabijheid van Utrecht ) was gelegen bij Oucoop en Sluipwijk op de grenzen van Holland en Utrecht, maar behoorde tot geen van deze beide provinciën. Zij had een eigen rechtspleging en hooge jurisdictie , terwijl de gevangenis zich in het heerenhuis bevond. Zij had volkomen vrijdom van alle lasten en imposten , beschreven en onbeschreven middelen. Haar wapen was een zilveren lelie op een rood veld met de spreuk: „Quam parvacedo nulli"  [35]. 


BRONNENarchieven Gelders Archief, 0687 Familie van den Steen, inv. nr. 2.1.3., nr.21 [2]; NH Archief toegangsnr 41  Vredegerecht Alkmaar, 1811-1838,  inv. nr. 6, 1815, nr. 234 [3]; Reg. Archief Alkmaar, Langestraat 119 [23]Streekarchief Voorne Putten toegangsnr.110 inv. nr. 1191,aktenr 11, 6 februari 1787 [25]BHIC toegangsnr 7040, inv. nr. 239, Index schepenprotocol Wanroij, nr.19, blz. 46-48 [28] Drents Archief toegangsnr. 0130, De opziener/onderinspecteur der middelen te lande over het ressort Hoogeveen, 1807, 1810, nr. 1.2 [34]Oud Rechterlijk Archief Heeze, Leende en Zesgehuchten, akte Borgtocht, 29-05-1806, Inventarisnummer 1697, Folio 65v en Bevolkingsregister Heeze inv. nr. 1 folio 59 volgnr. 1 [40]Gelders Archief  toegangsnr. 0177, Oud Rechterlijk Archief Scholtambt Lochem, inv. nr 147,fol.67 [46]internethttps://www.parlement.com/id/vgyz2s5480p0 [4]';http://resources.huygens.knaw.nl/bataafsfransebronnen/Browse/IvetProces?ProcesId=738 [5]http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn1/brocades [6]https://groninganus.wordpress.com/2016/02/20/de-kwaaie-dronk-van-een-brouwer-tapper-en-belastinggaarder/ [7]https://www.genealogieonline.nl/stamboom-klumpers/I6552.php [13]http://members.casema.nl/bosuil/genealogie_Duivenbode_Gijsbert_Maartensz._van.htm [14]https://www.dbnl.org/tekst/molh003nieu08_01/molh003nieu08_01_1296.php [16]https://www.dbnl.org/tekst/molh003nieu09_01/molh003nieu09_01_2052.php [17]https://www.nationaalarchief.nl/onderzoeken/archief/1.05.11.09?node=c01%3A3.c02%3A1. [19]https://stadsarchief.breda.nl/collectie/archief/bladeren-door-bronnen/deeds/ccb89acf-c985-bdb7-6618-68b569b01385 [21]https://www.openarch.nl/brd:3824507d-7a1c-345c-15e3-738e2f208fad/de [22]http://www.genootschap-physica.nl/index.php/ledenhistorie/107-ledenhistorie-59?SelId=9 [24]https://www.arendarends.nl/Eelde%20Genealogie/Eelde/Jacobs.htm [26]https://www.wazamar.org/Familiewapens-in-de-Nederlanden/Familiewapens/Famwpns-NL/Kymmell/wapen-Kymmell.htm [27] http://genea.pedete.net/zijpe/4945.htm [29]http://www.kazenbroot.nl/Casembroot.NL.NBrabant4.html [30]http://coevern.nl/stambomen/meijerink1.html [31]https://elzeluikens.wordpress.com/2016/03/07/bedreiging-van-een-belastingambtenaar/ [32]http://www.westfriesefamilies.nl/kwartaalbladen/1954-1966/wf1955_031_033.php [33]http://www.tschimmel.nl/lijst/f16590.html [36]http://www.rhczuidoostutrecht.com/PDF/NT00064_1570.pdf [38]http://users.bart.nl/~smeetsp/lenshoekframeset.htm?lenshoek000003.htm#78 [41]https://www.rjonkman.nl/posthuma2/Generatie%204G.htm [42]https://www.kleinekerkstraat.nl/frames.php?p=num2&type=wijk_3&term=F-020 [43]http://nvff.nl/nvff/fiscaalzegels/nederland/een-overtreding-van-artikel-13-van-de-ordonnantie-op-het-recht-van-het-klein-zegel-op-voorwerpen-van-handel-en-weelde-in-1806/ [44]https://www.alphen.com/2004/02/25/de-geschiedenis-van-woubrugge/ [45]http://www.arnehistorie.com/Artikelen-Ingekomen-stukken/ingekomen-stukken-1810.html [47][47]http://www.oudmeppel.nl/genealogie/blom.html [[48]krantenBesl. 23 december 1813, Staatsblad 1813, 16 [8]; Koninklijke Courant 30 september 1809, blz. 1 [12]; Koninklijke Courant 30 mei 1809, blz. 4 [18];literatuur Engels, Geschiedenis, blz. 168 (Rep.), 183 (1805) [1];  Besluiten der Eerste Kamer van het Vertegenwoordigend Lichaam des Bataafschen Volks, February 1800, Negentiende Deel. Tweede Stuk, Den Haag 1800, blz. 6 en 9 [9]; Besluiten Secretaris van Staat voor de Financiën 20 november 1805, nr. 47 en 21 december 1805, nr. 25 [10]; Pfeil, Redding, blz. 414 [11]; Resolutien van het Intermediair administratief bestuur van het voormaalig Hollandsch gewest, Volume I, Den Haag 1798, blz. 18 [15]; Dagverhaal der Handelingen van het Vertegenwoordigend Lichaam des Bataafschen Volks, deel 13, Den Haag 1801, blz. 553 [20]; DNL 1910, blz. 146 [35]; Nederland's Adelsboek 1942, p. 357, en Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek dl. VIII, p. 731 [37]; Maandblad van Oud Utrecht 1957, december, blz. 123 [39]; 

Heringa, Zelfstandig, p. 81 (1750-60)

Poel, Sijmen, blz. 63

verwerkte bronnen

Google Search; 

Oninbare posten

Baelde, Domeingoederen, p. 76 

Sickenga, Omwenteling, p. 103 

Snijder van Wissenkerke, Privilegiën, pp. 56-57(19e e) 

W.D.B.I.U.A. 1872, 7 december

Onmerkbaarheid

Anoniem, Belastingen, pp. 15, 40-41, 48, 57, 89 

Rees, Geschiedenis I, pp. 86-87 

Rengers, Schets, pp. 46-47 (1850)

Martens, Regeering, blz. 399

Onraadspenning

1. Toeslag die door de koper betaald moet worden bij aankoop van een huis dat door een notaris op een openbare veiling wordt aangeboden, ter bestrijding van gemaakte onkosten. 

In de Min. Aanschrijving van 15 maart 1833, nr. 47, wordt verondersteld dat bij een aanbesteding de kosten van aankondigingen op de aannemers worden verhaald of bestreden uit de onraadspenningen, die bij de aanbesteding zijn bedongen [5]

Binnen acht dagen na de bekendmaking van de goedkeuring der verpachting (1830-1831), zal de tolpachter ten kantore van de ambtenaar van het bestuur der grote wegen ineens voor onraadpenningen betalen 5% over de pachtprijs van één jaar berekend, tot goedmaking van alle kosten van verpachting, zegel en registratie daaronder begrepen [6]

In de Opregte Haarlemsche Courant van 30 maart 1863 komt o.m. voor "De Koopsommen f 500 en daarboven kunnen in zes jaarlijksche termijnen betaald worden, mt bijbetaling van twee en een half ten honderd in het jaar , terwijl voor alle mogelijke onkosten, op de Veiling en Hypotheekverlening vallende, slechts vijf ten honderd Onraadspenningen verschuldigd zijn [8]

In de staat van baten en kosten, voortspruitende uit de ontmanteling der opgeheven vestingen komen onraadspenningen voor bij verkopen en veilingen van grond, bomen, muren in de jaren 1874 en 1875 in Limburg en Zeeland [2]

Tien-percents-onraadpenningen worden geïnd bij de verpachting van tienden in het Kroondomein [14]

2. Belasting geheven ter dekking van plaatselijke kosten. Spellingsvormen: onraadpenningen, onraetspenninc, onraetspenning, onraadsgelden, onraatspenningen, onraatsgelden

Karel, hertog van Gelre, verleent op 20 juli 1496 aan het kerspel Lobberich in het land van Kriekenbeek drie vrije jaarmarkten en hij maakt bepalingen inzake het aanwenden van de onraadspenningen voor het onderhoud van straten en wegen en het bouwen van de kerspelkerk [16]. 

In 1501 belooft Karel van Gelre geen pondschatting, ruitergeld, dienstgeld, of eenige andere onraadspenningen, uit te schrijven zonder toestemming der Bannerheeren, Ridderschap en vier hoofdsteden [4]

Op 2 maart 1512 vergunt Karel van Gelre de ingezetenen van Venlo, die vóór of tijdens het beleg aldaar gewoond hebben, vrij zullen zijn gedurende 6 jaar van schatting, onraadspenningen, diensten en beden, de hertog toekomende [16]. 

Op 26 september 1517 geeft Karel, hertog van Gelre, Jaspar van Lienden vrijdom van onraadspenningen, schatting, ruitergeld en verdere lasten voor diens heerlijkheid Blitterswijk [16]. 

Op 15 juli 1545 schrijft graaf Oswald van den Berg van de heerlijkheid Stevensweert aan de Stadhouder dat hij geenszins gehouden is tot het opbrengen van enige onraadspenningen [9]

In het Jaar 1557 hebben voor de Magistraat van Arnhem vijf Schippers onder eede getuygt dat de Harderwijckers van haare goederen aan den Tollenaar tot Nymegen geen onraatspenningen betaalden [19]

Sedert 1601 inde de landrentmeester-generaal tevens de onraadspenningen, de gelden die door de Staten van het Overkwartier van Gelre ter dekking van hun uitgaven werden geheven volgens het repartitiestelsel van de bede. Deze gelden mocht hij alleen na mandaat van de Staten besteden. De jaarlijkse rekening van de onraadspenningen werd door de Staten afgehoord. Gedurende de Oostenrijkse periode werden de onraadspenningen door een aparte ontvanger geïnd.Sedert 1777 was de landrentmeester-generaal tevens belast met het beheer van de goederen van het opgeheven Jezuïetencollege te Roermond, hetgeen hij in aparte rekeningen verantwoordde [1].

De staten van het Overkwartier verzoeken de stadhouder op 29 maart 1604 tevens de onraadspenningen te mogen blijven heffen als noodzakelijk zijnde voor hunne dagelijksche behoeften. Op het verzoekschrift der staten van het Overkwartier geven de aartshertogen op 10 december 1608 hunne toestemming tot het ligten van onraadspenningen in dat kwartier tot een bedrag van zes duizend livres van veertig grossen per jaar; deze vergunning werd verleend onder de voorwaarden dat deze ligting het vermeld bedrag niet mag te boven gaan, dat zij alleen zal plaats hebben over de jaren 1608 en 1609, en dat de opbrengst uitsluitend zal worden aangewend tot de algemeene behoeften van het kwartier. Op het verzoekschrift der staten van het Overkwartier verlengen de aartshertogen op 9 mei 1609 voor twee jaren de vergunning tot het ligten van onraadspenningen in het kwartier; zij stellen daarbij de voorwaarden dal het jaarlijksch bedrag daarvan de som van 6000 gulden niet zal te boven gaan, dat alle steden van het kwartier daarin zullen bijdragen en dat de opbrengst uitsluitend tot de algemeene behoeften zal worden aangewend. De gedeputeerden der staten van het Overkwartier leggen op 17 oktober 1610 een rekening over, inhoudende het gebruik van de 4000 gulden, die in mei 1610 als onraadspenningen waren toegestaan. Op 27 april 1622 wordt bij de stadhouder geklaagd dat de onraadspenningen tot een zeer hoog bedrag worden geheven. De stadhouder zendt op 8 september 1622 voor advies naar de Staten van het Overkwartier een door hem ontvangen schrijven van de gezamenlijke schepenen uit het ambt Kriekenbeek, waarin deze zich beklagen in korte tijd over de 13000 gulden aan onraadspenningen voldaan te hebben, terwijl thans wederom 14000 gulden gevorderd wordt en zij deswegens met executie bedreigd worden; zij verzoeken de stadhouder met deze executie op te houden totdat het bewijs is geleverd dat die onraadspenningen in het belang van het kwartier zijn gebruikt. De staten van het Overkwarlier maken een repartitie van twee termijnen der onraadspenningen; elke termijn is van 5000 gulden, zijnde de eerste op 30 juni 1623 en de tweede op 30 september 1623 vervallen. De staten van het Overkwartier benoemen op 30 januari 1630 de landrentmeester Albert Bouwens van der Boye tot de ontvangst der onraadspenningen van het kwartier en stellen dientengevolge zijn commissie op. [12]. 

Naast alle direct oorlogsgerelateerde uitgaven moest het dorpsbestuur van Sevenum ook nog zorg dragen voor het op tijd betalen van de normale bede en onraadspenningen. Dit was voor 1622 een bedrag ter grootte van ongeveer 1100 gulden en moest betaald worden ter griffie van de landrentmeester Graemeij te Roermond. Het kerspel betaalde meestal te laat en kreeg zodoende regelmatig een bode uit Roermond op bezoek met de boodschap dat men onmiddellijk moest komen betalen. Zo kwam er op 30 juni 1622 en 8 september 1622 een bode uit Roermond met een dergelijke boodschap. Een week later ging de schatheffer samen met de scholtis het betreffende geld wegbrengen naar Roermond. Ze leenden hiervoor de kar van Geeradt Kracken welke schijnbaar enige bescherming kon bieden tegen mogelijke struikrovers [13]. 

Stukken uit 1679 opgemaakt als lid van de commissie benoemd door de gouverneur-generaal, die met name het beheer van de onraadspenningen moet onderzoeken, die door de Staten van het Overkwartier sinds 1664 werden opgelegd [18]. 

In het Pruisisch Overkwartier had van 1715-1795 elke bestuurslaag belastingheffing: [1] De bedes en domeinbelastingen met o.a. zegelrecht en tabaksaccijns (voor de koning en het leger), [2] de onraadspenningen (voor de landstanden d.w.z. ridderschap en steden), [3] de gemeentelijke onraadspenningen (huyslasten) [10]

Op 6 augustus 1728 is er een bevel van de Commissio Regia te Geldern om voortaan rechtstreeks rente te betalen van een geldlening die voorheen ten laste kwam van de onraadspenningen [11] 

Van 27 november 1733 dateert het door de Staten-Generaal vastgestelde Reglement op het stuur van de Beeden, subsidien, onraadspenningen, en verdere gemeene lasten ten platten Lande in het Overquartier van Gelderland, Ressort van Haar Hoog Mogenden. Het vervangt het Reglement van 12 september 1682, met een aanvulling van 17 oktober 1682. De considerans merkt op dat dit eerdere reglement "in verscheide opsigten niet in observantie  ...en voor de goede Ingezeetenen te zwaar is bevonden" [3]

De schatheffers van Tungelroy moeten o.a. in 1789 de onraadspenningen betalen uit de geïnde inkomsten [7]

Bij de oprichting van het Hof van Venlo in 1717 werd besloten de kosten van dit Hof uit de onraadspenningen van steden en dorpen in het Staats Overkwartier te dekken [15]

Brief van 12 januari 1723 aan de Staten van het Oostenrijkse Overkwartier met het verzoek de achterstallige renten aan de geestelijkheid en kloosters te Roermond ten laste van de onraadspenningen zonder rentevermindering uit te betalen [18]

In Venlo werd het financieel beheer in 1723 door de Staten-Generaal geregeld conform het advies van de toenmalige commissarissen-deciseurs. In 1726 gaven ze de landrentmeester, die sinds 1703 namens de Raad van State de beden en onraadspenningen in het Overkwartier inde, de taak om voor de rekeningen te staan als ze voor de magistraat werden gedaan “om in vallen van bedenkelijkheijt en zwaarnisse op de posten van de rekeningen die van aangelegenheijt mochten zijn note te houden en deselve voor te brengen aan de heeren Haar Ho. Mo. gecommitteerden, koomende om de voorsz rekeningen te revideren en te sluiten.” [17]


BRONNENarchievenRA Limburg, Staten Overkwartier van Gelre, inv. nr. 88, fol 81-83 (instructie 1679) [1]Gelders Archief toegangsnr. 0124 Hof van Gelre en Zutphen, inv. nr. 904, nr 154 [9]Reg. Hist. Centrum Limburg toegangsnr 01.049 Schepenbank Wanssum 1567-1798, nr. 59 [11]Gelders Archief 0365 Kroondomein, Administratie, nrs. 61, 112, 132, 328[14]ARA, Archieven Admiraliteitscolleges xxxt, no . 18 r, fol. 69 vso. [15]internetwww.erfgoedtungelroy.nl [7]https://www.ppsimons.nl/stamboom/overkwartier1715.htm [10]https://www.free2roam.eu/docs/HVS1996.pdf [13]https://www.archiefroermond.nl/nl/onderzoek/regesten-2/04-regesten-nr-2567-3828.pdf  nrs 2859, 3151 en 3213 [16]krantenOpregt Haarlemsche Courant 30 maart 1853, blz. 6 [8]literatuurBerkvens, A.M.J.A./Pas, W.J.H.M. van de,/G.H.. Venner, Tussen centraal en lokaal gezag; bestuurlijke organisatie en financieel beheer in Gelre en Holland tijdens de Habsburgse periode, Uitgeverij Verloren 2004, blz. 186 [1]; TK 1875-1876 stuknr. 106, nr. 4, blz. 4-10 en Verslag Handelingen TK 15 maart 1865, blz. 645 [2]; Cau, Cornelis e.a., Groot Placaatboek, deel 6, tweede druk, Amsterdam 1795, blz. 1253-1258 [3]; Tex, C.A. den/Hall, J. van, Nederlandsche Jaarboeken voor Regtsgeleerdheid en Wetgeving, deel 8, 1846, blz. 579 [4]; Provinciaal Blad van Zuid-Holland 1833, Den Haag 1834, blz. 4 [5]; Zeldam Ganswyk, Daniel Jan, Handleiding tot de kennis van het staatsbestuur in het Koningrijk der Nederlanden, deel 6, 1830 en 1831, Dordrecht 1833, blz. 675 [6]; Inventaris van het Oud Archief der gemeente Roermond, 2e stuk, 1e aflevering, blz. 6-8, 166, 204-205, 213-214, 216-217, 348, 385 [12]; Thomassen, T. H. P. M., Instrumenten van de macht. De Staten-Generaal en hun archieven 1576-1796., Amsterdam 2009, par. 14.9, blz.221 [17]; Venner, G.H.A., Inventaris van het archief van de bisschop van Roermond (1561-) 1665-1802, van stukken van de voormalige bisschop van Roermond en apostolisch vicaris-generaal te Grave 1794-1840, en van het Begijnhof te Roermond (1279) 1294-1773 Regionaal Historisch Centrum Limburg, Maastricht 2017, blz. 129, 290 [18]; Hardervicum antiquum ofte beschryvinge der stadt Harderwyck: begrypende de oude ende uytterlijcke gedaante der stadt en schependom ... regering ... rechten, 1730.blz. 173 [19]

Kronenberg, Inventaris, pp.  15 (17e e), 43 (1642-1797) 

Venner, Inventaris, pp. 33 e.v. (17e e), 36 (18e e), 53 (1664), 70, 100-101 (17e-18e e), 102 (1600; 1602), 117 (1607), 155  e.v. (1607-1698), 170 e.v. (18e e)

Onrechtmatige overheidsdaad

Sickenga, Omwenteling, p. 97


Onroerend-goedbelasting

Art. 4. Van de gehouwen , die zouden mogen worden gesloopt of geamoveerd , zonder dat een ander gebouw van gelijke waarde in de plaats wordt gezet, zal de reële belasting , op zulk een gebouw van 's Lands wege of plaatselijk opgelegd , gedurende den tijd van tien jaren moeten betaald worden ; zullende de berekening worden gedaan naar de hoegrootheid der belasting , ten tijde der slooping bestaande. 

Art. 5. Dit tijdperk van tien jaren zal een aanvang nemen met het jaar, waarin de slooping of amotie zal zijn begonnen , en de negen daarop volgende jaren voortduren. 

Art, 6. Tot securiteit van de betaling der belasting , in art. 4 vermeld , en alvorens tot eenige amotie , in welk der bij artt. 1, 2 en 3 omschrevene gevallen dezelve ook zoude mogen plaats hebben, over te gaan , zal door dengene, die de afbraak of slooping wenscht te doen , en ten genoege van den ontvanger der directe belastingen , aan wien de betaling behoort te geschieden , en van het plaatselijk bestuur respectivelijk , moeten worden gesteld voldoende cautie , waarvan de natuur door denzelven ontvanger zal moeten worden bepaald, even als zulks , wat de plaatselijke belasting aangaat, door het plaatselijk bestuur zal worden beoordeeld en bepaald, met vrijheid echter voor den eigenaar, om de gevorderde betalingen dadelijk bij de amotie te doen. [TK 9e vergadering, 15 juni 1814, blz. 19-20]

Ontgaan

Avis, Directe, pp. 100(16ee), 136(1518) 

Blécourt, Sententiën, pp. 412-413 (1712) 

Blécourt/Meijers, Memorialen, pp. 310-311 (1435) 

Blok, Holl. stad Bourg.,p. 132(1451; 1550) 

Braure, Etude, p. 103 (m.e.) 

Diepeveen, Vervening, pp. 46 (1539), 56 (1514) 

Dijkhuis, Jordaan, pp. 3-4 (17e e) 

Dillen, Stukken, p. 76(1681) 

Dillen, Rijkdom, p. 100 

Engels, Geschiedenis, pp. 25 (m.e.), 248 (19e e) 

Fruin, Informacie, pp. 29 (1514), 276 (id) 

Gosses, Stadsbezit, p. 9 (m.e.) 

Gottschalk, Verval, p. 21 (16e e) 

G.P.B. I, p. 1252(1553) 

Heeren, Uit, p. 151(1653) 

Heyden/Hermesdorf, Aantekeningen, p. 99 

Jong,  Droogmaking, pp. 16 (m.e.), 91-92 (17e e)

Kruisheer, Oorkonden, p. 309 (1266) 

Lieftinck, Ridderboec, pp. 17-19 (1400) 

Meilink, Rapporten, pp.  10 (1530), 25 (id), 27-69 (id) 

Mieris, Handvesten, pp. 9 e.v. (15e e), 16 e.v. (16e e) 

Moll, Rechten, p. 112(1531) 

Rees, Geschiedenis I, pp. 49 (m.e.), 161 (16e e), 169(1602)

Rompaey, Rechtsbronnen, p. 264 (1461) 

Schevichaven, Organisatie, p. 16 (15e e) 

Smidt/Strubbe/Rompaey, Chronologische II, p. 12(1504) 

Soly, Gilbert, p. 1171(1558) 

Stallaert, Glossarium, p. 76 (1306)

Woltjer, Hervorming, pp. 51-52 (1531-1552) 

Zuylen, Inventaris I, pp. 204, 207, 377, 416; II,p. 1167

Ontvanger der registratie en domeinen

-Adriaan Karel Daneels van Wijkhuijse wordt in 1863 benoemd tot surnumerair der registratie en domeinenBRONNENliteratuurWie is dat, blz.  115 [1863]

Dumbar, Verhandeling, p. 42 (18e e)

ontvangers der admiraliteiten=Christiaan Willem van Benthem [1694-1753] is ontvanger van de convooien en licenten in Nijmegen [NNBW 1911, blz. 294]
BRONNENliteratuurBecht, Statistische, pp. 28 (1681-1716), 29 (Rep), 32-33 (id), 38 (16e e), 39 (1597), 45 (1630-31), 49(1573-1804)Merkus, Schets, pp. 50, 67

Ontvanger der directe belastingen

Ginneken

In 1883 is Edmond Georges de Hartitzsch ontvanger der directe belastingen in Ginneken. Hij overlijdt op 11 januari 1883. Zijn echgenote is Antoinette Louise Hora Siccama

.............................................BRONNENliteratuurLeeuw 1883, blz .16

Ontvanger der indirecte belastingen

Kobus/de Rivecourt, Biographische A-H, blz. 475

Jacob van Dijk (1745 Vlaardingen-1828)  was ontvanger der indirecte belastingen in Kralingen

Ontvanger van het gemene land van Holland

Kobus/de Rivecourt, Biographisch A-H, blz  366

Aert Coebel wordt in 1546 ontvanger van 's gemeenen lands omslag

Merkus, Schets, p. 26

ontvanger van de generale middelenRobert Hendrik Arntzenius [1777-1823] bekleedt in 1814 de functie van ontvanger-fiscaal voor de middelen te lande in Noord-Holland  [NNBW 1911, blz. 181]BRONNENliteratuurGabrielse, Edel, pp. 554(1723), 557 (18e e)

Ontvanger van Vlaanderen

Gelder, Gegevens, p. 126

Jansen, Middeleeuwse, p. 82

Rogghé, Italianen, pp. 210-211 (1322-26)

Schepper, Grote, p. 183

Ontvangers, Stedelijke

Baelde, Domeingoederen, pp. 75 (1551), 80 (id), 88 (id), 92-93 (id), 95 (id), 98-101 (id), 112-114 (id), 118-121 (id), 124 (id) 

Engelsman, Ontstaan, p. 134 (1813) 

Henne, Histoire VI, p. 24 (1531); VII, p. 31 

Houtzager, Hollands, p. 66 

Nierop, Honderd, p. 22 (1813) 

Stallaert, Glossarium, p. 103 (15e e) 

T.S. Overijssel III, pp. 18-40 (Rep); IV, pp. 170-171 

W.D.B.I.U.A. 1874, 18 juli

Ontvanger-Generaal van de Unie

Ook ontvanger-generaal van de Verenigde Nederlanden

Reinhardt van Asewijn is ontvanger-generaal bij 't Collegie tot de Nadere Unie [Kobus/Rivecourt1.61]Gijsbert van Hogendorp is ontvanger-generaal der Verenigde Nederlanden [Nav1870.58]Kornelis de Jonge, heer van Ellemeet, is ontvanger-generaal van de Unie 
BRONNENliteratuurKobus, J.C./jkhr W, de Rivecourt, Biographisch Handwoordenboek van Nederland, Zutphen 1870, deel 1 [A t/m H], blz. 61

ANF 1883, 26 juli (18e e), 9 augustus (id), 27 september (16e e), 6 december (1708), 11 december (1697); 1884, 9 februari (16e e), 14 februari (1742), 13 maart (id); 1885, p. 57(1515); 1889, p. 207(1601) Aerts, Inhoud, p. 168 (15e e) ARA 1919. p. 84Bachiene, Vaderlandsche, blz. 203Baelde, Collaterale, pp. 6-7 (15e e) Baelde, Domeingoederen, pp. 34 (16e e), 162 (1551), 173 (id), 176 (id), 179 (id) Becht, Statistische, pp. 122 e.v. (1584), 126 e.v. (1597), 135e.v.(17e e) Beelaerts van Blokland, Gecommitteerden, p. 186 Beernink, Nijkerk, p. 201 (1685) Beresteyn, Huis, p. 336 (18e e) Boer, Kwarteeuw, p. 125 (17e e) Bolhuis, Hofbeer, p. 16(1529) Caan, Schets, pp. 165, 176, 184, 193 Chalmot, Biographisch, deel 2, blz. 318 Deursen, Raad, pp. 25-26 (16e-17e e) Deursen, State, pp. 60 e.v. (Rep), 62 (1674), 83 (Rep) Dillen, Opstand, p. 27 (1586) Dillen, Rijkdom, pp. 270-271, 457-458, 472, 474 Dillen, Stukken, p. 71(1681) Douxchamps-Lefèvre, Enquêtes, p. 274 (1491) Eversen, Bijdragen, p. 175 (Rep) G.S. Gelderland, Kort, pp. 38 (1769-97), 48 (1754 e.v.) Gachard, Lettres, p. 319 (1485) Gelder, Gegevens I, p. 245 Goes, Register I, pp. 695 e.v. (1543); IV, pp. 68 (1555), 84-85 (id), 169 (id), 171 e.v. (id); V,p. 138(1531) Gratema, Stadhouders, p. 150 (1788) Haak, Plooierijen, pp. 111 (1703), 120 (id), 131 e.v. (1704), 139(1705), 157(1706) Henne, Histoire V,p. 178(1541) Houtzager, Hollands, pp. 5 (1612), 8 (1601), 49(1569), 121(1581), 134 Japikse, Resolutiën I, blz. XXIII (16e e)Kerckhoffs-de  Hey, Grote (Bio), pp. 147 (1500-01), 157(1480)Kobus/de Rivecourt, Biographische A-H, blz. 298Epo Sjuk van Burmania (1698 -1775) was ontvanger-generaal van 's lands middelen in FrieslandKuile, Overijssel, pp. 263-264 (16e e), 276 (1723), 278 (1587), 280(1595) Kuile, Verschijnselen, p. 151 (Rep)Lennep, Vroege, pp. 90-92 (18e e), 95 (id)Maasgouw 1879-1881, p. 450 (1712); 1898, p. 29(1712); 1904,p. 11(1757)Maes, Ambtenarij, pp. 352, 354Merkus, Schets, pp. 49-50, 57, 63-64, 69-70Moll, Honderd, p. 19(1813)Muller, Staat, pp. 272-273 (1581), 374-375 (1586), 388-392 (1587)Navorscher III, p. 315 (1724); V, p. 40 (1620); VI, pp. 180 (17e e), 187 (1690), 214 (18e e), 377 (id); VIII, p. 202 (18e e); X, p. 263 (17e e); XIII, p. 57 (1592-1623); XV, pp. 156 (17e e), 186 (18e e), 215 (17e e), 375 (16e e); XVII, p. 100 (18e e); XVIII, pp. 305 (1655), 343 (1662); 1870, blz.. 58 (1728); XXII, pp. 23 e.v. (1603-14), 176 e.v. (id), 210 e.v. (1615-30); XXIII, pp. 213 (16e e), 385 e.v. (1586-1602), 433 e.v. (1603-14), 633 (1535); XL, p. 249 (16e e); XLI, p. 615 (16e e); XLVIII, p. 516 (1628)Pélerin, Beschrijvinge, pp. 41 (17e e), 50 e.v. (1693-1737), 64 e.v. (1666-1781)Ram, Lettres, pp. 217 (1553), 220 (1554)Rootselaar, Rekening, pp.71-73(1587)Schepper, Hervorming, p. 2 (1578)Schepper, Vorstelijke, pp. 360, 367 (16e-17e e)Schöffer, Consolidatie, pp. 73, 77Sickenga, Omwenteling, pp. 54 (1798), 94-95Sloet, Toestand, pp. 398-399 (1543), 405 (id)Smidt/Rompaey, Chronologische III, pp. 171 (1535), 278 (1537), 367 (1538), 381 (1539)Smidt/Strubbe, Chronologische I, pp. 16 (1470), 84-85 (1474), 96 (1475), 136 (1476), 241 (1491), 261 (1492), 291 (1495), 314 (1497), 473 (1496-1504)Smidt/Strubbe/Rompaey, Chronologische II, pp. 14 (1504), 88 (1510), 92 (id), 97 (id), 112(1512)Spufford, Coinage, p. 82 (15e e)Taxandria II, p. 230 (1817); V, p. 62 (18e e); XII, pp. 143 (17e e), 174 (1785-86),216-218(17ee)T.S. Drenthe, pp. 71 (Rep), 81 (id)T.S. Overijssel II, p. 319 (1578)T.S. Stad en Lande XXI, p. 131T.S. Zeeland I, pp. 67 (17e e), 81-83 (1591) Theissen, Centraal, p. 21 Venner, Inventaris, p. 104 (1632) Vermaseren, Levensschets, p. 186 (1594) Vries, Geschapen, pp. 331, 341, 344 (1674-1707) Zuylen, Inventaris I, pp. 73  (1504), 216; II, pp. 1081, 1554, 1741 Zijp, Strijd, pp. 42 (1543), 44 (1545)

Ontvanger-generaal der koloniën

Kobus/de Rivecourt, Biographisch A-H, blz  358

Joannes Clifford wordt in 1808 benoemd tot ontvanger-generaal der coloniën

Onverschuldigde betaling

Dumbar, Eenige, p. 268 (1852) 

Goes, Register IV, p. 177(1555) 

Pols, Westfriesche II, p. 40 (15e e)

Onvrij territoir

Anoniem, Belastingen, p. 76 

W.D.B.I.U.A. 1872, 29 juni en 24 augustus; 1874, 15 augustus

Oorgeld

Diederiks, Collecteurs, p. 486 

Engels, Geschiedenis, p. 168 (Rep) 

T.S. Drenthe, p. 85 (Rep) 

T.S. Zeeland II, p. 492 (1656)

Oorlogslasten

Staten-Generaal

26 november 1576 

regimenten van de graaf van Bossu, de graaf van Megen en de baron van HiergesBRONNENNat. Archief, inv. nr.  1.01.01.01, nr.     

8 december 1576 

de graaf van Bossu, de graaf van Megen en de baron van Hierges als kolonels en van de kapiteinen en het krijgsvolk van hun regimenten voetvolk                                                                     

11 april 1577 

Nicolaes van Amstenrode, commandeur van Bernessem, ritmeester over 400 paarden

Oorsprongsheffing

Anoniem, Belastingen, pp. 43-44 (19e e)

Oortjesgeld

Kuile, Overijssel, pp. 265-266 (18e e)

Oost-Indische Compagnie
algemeen
Om in de rijke winsten, die men van de nieuwe vaart algemeen verwachtte, te deelen, verrezen er binnenkort naast de eerste compagnie een aantal andere, drie te Amsterdam, twee te Rotterdam, twee in Zeeland, een te Delft. In 1598 liepen er reeds, voor rekening van drie dezer maatschappijen, achtentwintig grote Oost-Indiëvaarders uit. Het liet zich aanzien dat het daarbij nog niet blijven zou. De onderlinge concurrentie dreigde in Indië, evenals op de kusten van Guinea, de markt te bederven, en, ten bate der inboorlingen, de winsten van de Hollandse kooplieden al te zeer te verminderen. Toen begreep Oldenbarnevelt, dat in dit buitengewone geval van de gewone weg moest worden afgeweken. [....]. Maar jaren verliepen, eer het hem, na uitnemend veel moeite en arbeid, gelukte die vereeniging tot stand te brengen en de groote Oost-Indische Compagnie te vestigen [Fruin, Tien, blz. 231]
bestuurbewindhebber-in 1753 is mr.  Wilhem Cornelis Backer regerend schepen van Amsterdam en bewindvoerder van de OIC [Groot Charterboek deel 1 blz. 32]=Willem van Heemskerk [1728-1784] is bewindhebber [Groot Charterboek deel 1 blz. 32]-in 1753 is mr. Herman Berckhout  bewindhebber [Groot Charterboek deel 1 blz. 32 ]
Coromandel=In 1779 is Jacob Haafner secretaris en boekhouder-generaal van de Compagnie op de kust van Coromandel. In 1781 moet hij die betrekking neerleggen als de Engelsen het gebied bezetten [WP8.22].
opheffing=Bij de koloniale afdeling van het ministerie waren al kort na de verhuizing naar Amsterdam de nog bestaande Oost- en Westindische kassen definitief opgeheven. Het ministerie kon aanzienlijke bedragen (f 1.300.000) in de openbare schatkist storten. Bij de marine moesten nog wel oude schulden worden afgerekend [Horst, Republiek, blz. 125] 
BRONNENliteratuurBecht, Statistische, pp. 178 e.v. (17e e) Caan, Schets, pp. 196-197 Dillen, Rijkdom, pp. 282, 507Fruin, R., De tachtigjarige oorlog. Tien jaren uit den tachtigjarigen oorlog 1588-1598, 7e druk, Martinus Nijhoff, ‘s-Gravenhage 1899, blz. Winkler Prins, A., Geïllustreerde Encyclopedie (H-IYNX) deel 8, Amsterdam 1876, blz. 22, 196

Opbrengsten

Becht, Statistische, p. 16 (1628-1785) 

Economist III, pp. 61 (1852), 251 (1853-59); IV, pp. 53 (1853), 85-86 (id) 

Engels,  Geschiedenis, pp. 136 (1650), 147 (1700), 152-153 (17e-18e e), 239 (1832), 256-257 (1843-49), 265 (1844-49) 

Sickenga, Omwenteling, pp. 81, 101, 119, 133,154-155, 163-164, 170

Slicher van Bath, Landbouw, p. 164 (1680-1790) 

T.G.O. 1840, p. 219 (1839) 

W.D.B.I.U.A. 1872; 1873; 1874

Opcenten

Anoniem, Belastingen, pp. 24, 79 

Boudewijnse, Regeering, pp. 76-78 (1895) 

Donker, Iets, p. 6 (1510) 

Engels, Geschiedenis, pp. 240 e.v. (1835) 

Engelsman, Ontstaan, p. 129 (1812) 

Formsma, Wording, p. 78 (16e e) 

Merkus, Schets, p. 111 (1805) 

Sickenga, Omwenteling, p. 99 

Zuylen, Inventaris II, p. 1393

OpleggeldBRONNENliteratuurDillen, Stukken, p. 75OproerZeekapitein Job May en zijn mannen waren op 15 november 1813 rond 18.00 uur begonnen met het in brand steken van de douanehuisjes aan de Buitenkant te Amsterdam [Horst, Republiek, blz.164]
BRONNENliteratuurAgterhof, Belastingoproer (1824-25) Alberts, Geschiedenis, p. 49 (13e e) Blécourt/Meijers, Memorialen, pp. 53-54 (1426) Blok, Financiën, p. 72 (1429) Blok, Geschiedenis I, pp. 624-625 (15e e) Blok, Holl. stad  Bourg., pp. 88-89, 240 (1541), 132(1530) Blok, Rekeningen, p. XVII Dejong, Zwanezang, p. 545 (18e e)Deursen, Raad, p. 19(1610) Diederiks, Collecteurs, p. 485 Dillen, Rijkdom, pp. 274-275, 461 (17e e) Elte, Monopolie, pp. 229 e.v. (1726) Engels, Geschiedenis, pp. 64 (1492), 85 (1690;1748) Fruin, Rechterlijke, pp. 18-19 (m.e.) Gosses/Japikse, Handboek, p. 272(1471-72) Haak, Plooierijen, pp. 82 (18e e), 117 (id), 131 e.v. (1704) Henne, Histoire III, pp. 19-20 (1524); VI, pp. 24 (1531), 244 (1537) Hovy, Amersfoort, p. 192(1670; 1675) Jansen, Middeleeuwse, pp. 133 (13e e), 234 (15e e), 239-240 (15e-16e e) Kernkamp, Aanprekersoproer (1696) Meilink, Rapporten, pp. 3 (1541), 18-19 (id) Meyroos, Onze, pp. 8 (1472), 10.Pirenne, Histoire, p. 117 (1525) Rees, Geschiedenis I, p. 87 Roever, Belastingoproer (1835) Rompaey, Rechtsbronnen, p. 201 (1454) Scailteur, Contribuable, pp. 19-24 Schadee, Sentientiën, pp. 375-376 (1447) Scheltema, Staatkundig I, pp. 127 (1696), 146 (1491) Scholliers, Vrije, p. 310 (1522-32) Soly, Vernieuwing, p. 524 (1554) Taxandria II, p. 32 (1525); III, p. 285 (id) T.S. Stad en Lande, pp. 340-348 T.S. Zeeland I, pp. 288-289 (1472) Theissen, Centraal, p. 45 (1500) Theissen, Regeering, pp. 74-75 (1525-27) T.G.O. 1836, p. 13(1583) Tijn,Tien,pp. 182, 187(1843-45) Woltjer,  Hervorming, pp.  7 (1500;  1514), 233(1574) Wijffels, Oudste (1309-11) Zuylen,  Inventaris  I, pp.  406 (1525),  409 (1526)

Oprukking

Blécourt, Begrip, p. 162 (m.e.) 

Heringa, Twee, pp. 188 e.v. (16e-17e e) 

Heringa, Tijnsen, pp. 28-29 (1558-59), 79, 81(1658)

Opslag in de haven

Meyroos, Onze, p. 11

Opslag wegens niet-betaling

Nagge, Historie I, p. 211

Opvaart

Blécourt, Begrip, p. 162 (m.e.) 

Jansen, Middeleeuwse, pp. 175, 177

Opziener

Heringa, Zelfstandig, pp. 89-90 (1750-60), 98 (1749; 1756)

Orizontse tol

Becht, Statistische, pp. 152 e.v. (1645) 

Dillen, Eenige, pp. 221-230 (17e e) 

Dillen, Naschrift, pp. 22 e.v. (18e e)

Dillen, Stukken, pp. 70 (1651), 73 (1681), 99 (id) 

Faber, Graanhandel, pp. 533 e.v. (17e e) 

Westermann, Statistische, p. 7 (1651)

Ossengeld

Fruin, Informacie, p. 237 (1514) 

Schevichaven, pp. 51 (1397), 70 (id) 

Schevichaven, Vraagstukken, p. 84 (1397)

Oudschildgeld

algemeen=Op 2 augustus 1539 vaardigde de Koninginne douairière van Hongarije, Bohemen, enz. een ordonnantie uit, waarbij bevolen werd dat gedurende tien achtereenvolgende jaren negen groten Vlaams van elk oud-schild betaald moesten worden. Die betaling moest geschieden door de gebruiker van het land in twee termijnen bij gelijke portie, te weten op Sint-Martinus-dag [11 november] de ene helft, en op Sint-Jansdag daaraanvolgende de andere helft. De ene helft kwam ten laste van de gebruiker, die daartegenover ontlast werd van het huisgeld en stuivergeld. De andere helft zou de gebruiker van de landerijen mogen korten aan de eigenaar. De pachters van 's Keizers landen bleven vrij van deze belasting [Rootselaar Rekening, blz. 22]. =Om het geld bijeen te brengen dat nodig was voor de verdediging van de Unie hadden de Staten van Utrecht „seekere middelen op wijn, bier, koorn, laakenen, besaayde landen, hoornbeesten etc. ingewilligt en geconsenteert." Maar die wijze van opbrengst veroorzaakte bijna niet anders dan grote problemen. Er werd daarom door de Staten voor de maanden van november 1579, december 1579 en januari 1580 een heffing ingesteld van een blank voor ieder Oud-Schild, geheven van de gebruiker/niet-eigenaar. Eigenaren/gebruikers die ten platten lande wonen betalen dubbel. Eigenaren die aan anderen verhuren en buiten het ressort van het Gesticht van Utrecht wonen, betalen dubbel. In dat laatste geval moeten de pachters de belasting voorschieten en de helft korten op de pacht. Zij die in de stad en steden van het Gesticht wonen en land op het platteland gebruiken betalen een blank voor ieder Oud-Schild. Het daartoe dienend Placaat werd op 19 december 1579 afgekondigd [Rootselaar, Rekening, blz. 24]Op 26 november 1580 werd afgekondigd dat de generale middelen in alle steden van Utrecht “in train” gehouden zal worden. Op het platteland wordt de quotisatie ingevoerd. De quote moet worden opgebracht d.m.v. de generale middelen of door andere  heffingen. De in andere provincies geheven 100e penning wordt in de provincie Utrecht niet geheven. In plaats daarvan worden de maandelijkse heffingen van oudschildgeld vervangen door een dubbel oudschildgeld geheven van de pachter telkens in oktober en april. De pachter mag een derde deel korten op de pachtsom [Rootselaar, Rekening, blz. 24-25].  
karakterOmdat de bedoeling voorzat om de opbrengst van deze heffing te gebruiken voor het aflossen van en het betalen van rente voor de in 1511-1512 verkochte renten, kan het oudschildgeld worden beschouwd als een bestemmingsheffing [Rootselaar, Rekening, blz. 22-23]morgentalenKeizer Karel V gaf bevel aan alle schouten en gerechten om de morgentalen, dat is, het aantal morgens grond die binnen hun gebied gelegen waren met de namen van de eigenaars engebruikers en de waarde daarvan op te geven aan enige personen, gecommitteerd om het Oudschildboek te verbeteren. Dit Placaat van Keizer Karel werd op 20 maart 1543 hernieuwd [Rootselaar, Rekening, blz. 24].BRONNENliteratuurAvis, Directe, pp. 82-83 (1552-53), 90 (16e e), 92 (1592-93), 94 (1539; 1592-93), 100 (1541), 101-103(1552-53)Blink, Geschiedenis I, p. 248 (15e e)Caan, Schets, p. 195Goes, Register I, p. 273 (1530)Muller, Stukken, pp. 72 (1576), 112 (1575), 126(1576), 128 e.v. (id)Nagge, Historie II, p. 83Rootselaar, W.F.N. van, Rekening van het Oudschildgeld 1585/86, in: BMHG 1881, blz. 23-97T.G.O. 1841,pp. 175-176(1621)

Overdrachtsbelasting

Baelde,  Domeingoederen, pp. 121  (1551), 318 (id) 

Blécourt/Japikse, Klein, p. 15 (1504)

Blink, Geschiedenis I, p. 258 (m.e.) 

Boudewijnse, Regeering, pp. 23 (1892), 77 (1896) 

Deursen, Raad, p. 87 (17e e) 

Drielsma, Karakter, pp. 194-195 (1876) 

Engels, Geschiedenis, pp. 162-163 (17e-18e e)

Fruin, Informacie, p. 7 (1514) 

Gelder, Gegevens I, pp. 7, 75 

Gosses, Stadsbezit, pp. 11 (1196), 20 (m.e.), 23 (1343),25 (13e e)

Henne, Histoire V, p. 362 (16e e) 

Sickenga, Omwenteling, pp. 119, 123

Smidt/Strubbe/Rompaey, Chronologische II, p. 247 (1521) 

W.D.B.I.U.A. 1874, 25 april 

Zuylen, Inventaris I, pp. 47 (1500), 223 (1512), 458 (1529), 646-647  (1547), 656 (1549), 676 (1552); II, pp. 798, 1062, 1069, 1270, 1272, 1292-1293, 1482, 1496, 1578, 1687,2045,2101,2129,2141

Overheidsuitgaven

19e eeuw

De onkosten over december 1813 zijn 2.9 miljoen gulden [TK 4e vergadering, 6 mei 1813, blz. 12]

De begrote gewone en buitengewone uitgaven voor 1814 zijn berekend op f 63.500.000, De inkomsten zullen f 38.480.000 zijn. Tekort  25.020.000  Onder de uitgaven f 1.600.000 voor de vorst en de erfprins, f 23.600.000 voor het departement van oorlog en f 22.500.000 voor Financiën [TK 4e vergadering, 6 mei 1813, blz. 12-13].