Ubach over Worms-Utrecht

Ubach over Worms

Gemeente in Zuid-Limburg. U. bestaat uit de kernen Waubach, Rimburg, Groenstraat, Lauradorp en Abdissenbosch.

algemeen

In de Romeinse tijd al bewoning aanwezig.

Gedurende eeuwen is de abdis van het stift Thorn vrouwe van de schepenbank U. Die bestaat uit Ubach Parochie en Overworms Kwartier. De voogdij berust bij het Land van 's-Hertogenrade.

Vanaf 1288 (Slag bij Woeringen) is 's-Hertogenrade een van de landen van Overmaze binnen het hertogdom Brabant. 

Rond 1795 ontstaan op het grondgebied van de afgeschafte schepenbank twee gemeenten: Ubach (het huidige Ubach-Palenberg) en Ubach over Worms. 

Tot 1815 maakt U. deel uit van het Departement van de Nedermaas. De Worm wordt grensrivier. Ubach is daarna Duits gebied, Ubach over Worms Nederlands gebied.

Van 1830-1839 kiest Limburg de zijde van de Belgische Opstand. De verdragen van Londen splitsen Limburg uiteindelijk in een Nederlands en een Belgisch deel.

In 1840 heeft U. 274 huizen met 1293 inwoners. Verdeeld als volgt: dorp Waubach 108 huizen met 534 inwoners, Groenstraat 101 huizen met 448 inwoners, Broekhuizen 52 huizen met 248 inwoners

Rimburg is tot 1886 zelfstandig. Per 15 maart 1887 gaat de gemeente Rimburg op in U. Het gaat om circa 60 woningen en 290 inwoners op 208 hectare.

Vanaf 1982 wordt de gemeente U. opgeheven. Samen met Nieuwenhagen en Schaesberg vormt zij de gemeente Landgraaf, groot 1005 hectare met 11.889 inwoners. 

gemeente

Er is een lijst met de namen van de burgemeesters van 1825-1982.

literatuur

Maasgouw 1879-1881, p. 342 (1598-1602) 

W.D.B.I.U.A. 1873, 26 april, p. 3

Ubbergen

algemeen

Het traktaat van 16 maart 1810 verklaarde al het Nederlands gebied ten Zuiden van de Waal voortaan als ingelijfd bij Frankrijk, zodat derhalve Kekerdom en Leut reeds vanaf die datum tot Frans gebied kwamen te behoren. Nadat de koning van Pruisen zich in 1813 wederom van de Kleefse enclaves had meester gemaakt, werden Kekerdom en Leut verenigd met de Pruisische gemeente Niel. Bij het bekende grenstractaat van 7 oktober 1816 werden beide plaatsen ingelijfd bij het Koninkrijk der Nederlanden en sindsdien behoren zij tot de gemeente Ubbergen. 

belastingen

-Missive van het hof van 15 april 1549 aan Henrick van Stepraede, heer van Doddendael, Johan van Groesbeeck, heer van Heumen enz., Lijffart van Oy, heer van Oy, Thomas van Apelteren, heer van Persingen, en N. van Eyl, wed. van Boenenborch, vrouw van Ubbergen, met last om hun tax in s'Keizers penningen aan den landrentmeester over te maken -Missive van het Hof van januari 1582 aan de Heren van Loenen, Ubbergen en Enspijk, mutatis mutandis aan die van Overijssel om te doen opbrengen resp. 15.000 gl. (uit het Nijm. Kwartier) en 20.000 gl. Er is goede gelegenheid om den vijand, die in Twenthe ligt, van daar te verdrijven; mits de soldaten willig gemaakt worden, waartoe een goede som nodig is. Het opbrengen dier som zal tevens den armen onderdanen, die nu door de soldaten uitgezogen worden, ten goede komen -Archief GS van 1905-1949 inzake invoering, wijziging of afschaffing van lokale belastingen-Op de Gelderse Landdag van 4 september 1581 gelezen en goedgekeurd het mandaat voor de heer van Loenen en de heer van Ubbergen om (1) in het Kwartier van Nijmegen de eed af te nemen en de Generale Middelen in werking te brengen en (2) te bemiddelen tussen de stad Tiel en de bewoners van de Tielerwaard inzake het zevenjaarsgeld. -Verzoek van 2 mei 1765 van Mr. Johan Moorrees, oprichter van een zeepziederij en een olie- en windmolen in de heerlijkheid Ubbergen, aan de Gelderse Landdag om een billijke uitspraak bij H.H.M. te bewerkstelligen inzake een door de Admiraliteit op de Maze gegeven instructie aan beambten van konvooien en licenten voor de heffing van in- en uitvoerbelasting op grondstoffen. Hij vraagt om afschaffing. Verwezen met een instructie naar de Gecommitteerden ter Generaliteit. 

gemeente

algemeenJaarlijks stelden B en W volgens een vast model een verslag van de toestand van hun gemeente op en stuurden dit ter kennisgeving aan Gedeputeerde Staten.  Over Ubbergen gedurende de jaren 1851-1935 
burgemeester-Jonkheer Gijsbert Jan Jacobus Josephus Maria Dommer van Poldersveldt wordt in 1846 geboren; Hij is burgemeester van Ubbergen, lid der Gedeputeerde Staten van Gelderland, lid van de staats-landbouwcommissie. Hij overlijdt in 1914. Gijsbert is een zoon van Gustaaf Eugenius Gijsbert Constant Karel en Louise Pauline Cornélie Clasine van Rijckevorsel [archief Wijnbergen]
-Jonkheer Jan IJsbrand Gijsbert Gustaaf Dommer van Poldersveldt wordt geboren in 1852. Hij is burgemeester van Ubbergen en Malthezer ridder. Hij overlijdt in 1928. Jan is een zoon van Frans August Jan Dommer van Poldersveldt en Eugenia Cornelia Juliana van Berckel. Jan trouwt in 1887 met Maria Johanna Louise van Wayenburg (1866-1934). Ze is een dochter van Alexis Anthonius Maria van Wayenburg en Catharina Maria Geertruida Steins Bisschop [archief Wijnbergen]
-Franciscus Carolus Victor Dommer van Poldersveldt wordt geboren in 1863. Hij is burgemeester van Ubbergen. Franciscus overlijdt in 1920. Hij is een zoon van Franciscus August Johan Dommer van Poldersveldt en Eugénie Cornelia Juliana van Berckel. Franciscus  trouwt in  1895 met Beatrix Catharina Carolina Maria Hanlo (1874-1952). Ze is een dochter van Jan George Maria Hanlo en Maria Christina Reinalda Heerkens [archief Wijnbergen]

 raadslid

Jonkheer Gijsbert Jan Dommer van Poldersveldt, geboren in 1789, heer van Poldersveldt, auditeur bij de Staatsraad, houtvester van het eerste district van Gelderland, overleden in 1844. Hij is een zoon van Gijsbert Gerard Jacob Dommer, heer van Poldersveldt, Langenhagen, de Herdingh en Ten Bulcke, en Maria Elisabeth Dommer. Gijsbert jr. trouwt in 1815 met Marie Victoire Jacqueline Stroobant van Terbrugge (1795-1864). Ze is een dochter van Guillaume Charles, écuyer, heer van Terbrugge en Petronella Josephine Snoeckx. Clementia Elisabeth Maria Schaep is zijn halfzus, uit een eerder huwelijk tussen Johannes Franciscus Theodorus Schaep en Maria Elisabeth Dommer. Hij wordt in 1826 benoemd tot raadslid in Ubbergen [archief Wijnbergen]

heerlijkheid


algemeen-De eerst bekende belening van Ubbergen dateert van 1403, toen Arendt van Ubbergen de heerlijkheid met de hoge en lage jurisdictie in leen ontving van hertog Reinald. Zijn echtgenote in Heilwig-In 1433 en 1436  is Johan van Oye heer van Ubbergen en ambtman van Buren en Beusichem-Akte van 1498 waarbij Hendrik van Boneburg gen. Honstein, heer van Ubbergen, bevestigt namens bisschop Frederik van Utrecht het huis Oijen te zullen bewaren.-in 1531 is Johan van Boenenbergh genaamd Honsteyn heer van Ubbergen  -Truyken van Bentom verkoopt op 8 mei 1543 aan Johan van Boeynenborch genaamd Honsteyn graaf tot Obbergen, ene jaarlijke erfrente van 2½ molder rogge, gaande uit den windmolen aan den berg in de heerlijkheid Ubbergen -In juli 1547 Missive van de stadhouder aan ....... Van Boeynenborch, heer van Ubbergen, in antwoord op die van 16 juli No. 820. Zijn verzoek is niet voor inwilliging vatbaar -Missive van den Stadhouder van juli 1547  aan ......... van Boeynenborch, heer van Ubbergen in antwoord op die van 6 juli No. 801. Schr. kan niet aannemen, dat hij niets weet van het placaat tegen de joden. Voorts weet hij niet, dat Ubbergen een vrije keizerlijke heerlijkheid is en weet niet anders, dan dat het een Geldersch leen is. En bovendien is hij een onderdaan des Keizers en als zoodanig gehouden aan het placaat te gehoorzamen. Voorts zijn er genoeg Christen-artsen, die hem even goed helpen kunnen als de jood. Schr. beveelt hem alsnog den joden het hun gegeven geleide op te zeggen. -Op 15 april 1549 is N. van Eyl, weduwe van Boenenborch, vrouw van Ubbergen-In 1560-1562 is Aerndt van Boinenberch genaamd Houtsteijn, heer van Ubbergen-Vanaf 1563 tot 1630 is er een geschil over de vraag, of Ubbergen en Blitterswijk Cuyksche dan wel Geldersche leenen zijn.-Op 13 maart 1578  is Arnt van Bonenburch, genaamd van Hontsteen of Haustein, heer van Ubbergen. Zijn echtgenote is Cornelia van den Poll. Ook heer op 31 december 1581, op 25 mei 1584, in januari 1587, in april 1588-Verzoek op 17 november 1585 van stadhouder Adolf van Nieuwenaer tot benoeming van Aerndt van Bonenberch (Boonenburch, Boenenborch) genaamd Honstein (Honsteijn), heer tot Ubbergen, raadsheer in het Hof van Gelre en Zutphen, als superintendant over het garnizoen van Arnhem. De Landdag adviseert de magistraat van Arnhem in te stemmen met dit verzoek. -Arndt van Boeynenborch genaamd Honsteyn heer tot Ubbergen is in 1586-1587 superintendant over het krijgsvolk te Arnhem, de schansen fortificatiën enz. -In 1591 is Carl Vijgh heer van Zoelen en Ubbergen, raadsheer in het Hof van Gelre en Zutphen-In november 1596 trouwt Carl Vijgh met Johanna van Boenenborgh genaamd van Honstein vrouwe van Ubbergen. -In 1611, 1617 en 1627 is Carl Viegh of Vijgh "heer tot Soelen en Ubbergen", raad, ambtman en richter in de Neder-Betuwe-In juli 1637 is Jor. Cornelis Vijgh heer van Ubbergen-In 1655 is Nicolaas Vijgh heer van Ubbergen-In 1681 is Henrick Vijgh heer van Ubbergen-Louis van Steelant is in 1683 heer van Ubbergen en Vredestein. Hij is ook schout en drossaard van Buren [Nav1870]-In 1708 is er een testament van Louis van Steelandt en Geertruyt Vijgh-Johan van Welderen is in 1720 heer van Ubbergen en Valburg en ambtman van Neder-Betuwe, -In 1723-1766 is Bernard van Welderen heer van Ubbergen en Oploo-Tot 1764 is zij in het bezit gebleven van de Van Ubbergen’s en van de door huwelijk aanverwante geslachten. -Op 3 juli 1764 vond – na opdracht door G.M. gravin van Welderen geb. van Steenhuys – belening plaats aan A.A. en J.Th. Mist. -De Misten droegen de heerlijkheid in hetzelfde jaar op aan de stad Nijmegen, die daar mee werd beleend.-Op 19 april 1798 werd het ambtsgebied van de richter en dijkpresident van het Rijk van Nijmegen uitgebreid met de (opgeheven) heerlijkheden Heumen, Malden, Groesbeek, Nederrijkswald, Ubbergen, Ooij en Persingen en Doddendaal -Stukken betreffende het beheer en de uiteindelijke verkoop van de heerlijkheid Ubbergen, 1763-1806. 

kasteel

-Het huis te Ubbergen is op 23 augustus 1582 door Nijmeegse gewapende burgers in brand gestoken om te voorkomen dat het bezet zou worden door naderende Spaanse troepen.  De voogden van de minderjarige dochter van Aerndt van Boonenburch, heer van Ubbergen, stelden de stad Nijmegen aansprakelijk voor deze vernietiging van het familiebezit. 

rechtspraak

--Keizer Rudollf geeft in 1290 aan Teelman Werenbertszoen van Nijmegen en diens erfgenamen de jurisdictie over het dorp Ubbergen -Het gericht bestond uit een richter en twee schepenen. Ook was er een secretaris. -Gerichtelicke protocolle der heerlickheyt van Ubbergen, 7 delen, 1610-1810-in 1682 is A. Broeckhuyse richter van Ubbergen
BRONNENarchievenGelders Archief 0202 ORA Ubbergen [Gerichtelicke protocolle..]Gelders Archief 0039 Gedeputeerde Staten, nrs 1514-1516 [gemeenteverslag]; nr. 5016 [belastingen]Gelders Archief 3251 Familie Van Wijnbergen, Aanverwante geslachten, nrs. 1.1.3.2.3.27, 1.1.3.2.3.32, 1.1.2.3.2.3.34, 1.1.2.3.2.3.35, 1.2.2.2.1.15Gelders Archief, Regesten, nr. 1117 [heren]literatuurANF 1885, p. 3 (1473)Navorscher 1870, blz. 376Schevichaven, Organisatie, pp. 3 (1547), 39 (m.e.)Schevichaven, Rijk, p. 74 (1642)W.D.B.I.U.A. 1872, 19 oktober, p. 3; 26 oktober, p. 3overige bronnenArchieven.nl

Uden

Stallaert, Glossarium I, p. 300 (1548) 

Theissen, Regeering, p. 155 (16e e) 

Wijnpersse, Statistiek, p. 386 (1854)

Uffelte

Gosses, Organisatie, p. 78 (1646)

Uitgeest

belastingen

schot

Graaf Floris geeft op 12 januari 1276 aan die van Akersloot en Uitgeest, opdat zij zich te williger en heviger tegen de Friezen stellen, en het Land beschermen zouden , vrijheid van schot en van zijne tollen  [Leeuwen, Alphabetisch, blz.  16]. 


tollen

Graaf Floris geeft op 12 januari 1276 aan die van Akersloot en Uitgeest, opdat zij zich te williger en heviger tegen de Friezen stellen, en het Land beschermen zouden , vrijheid van schot en van zijne tollen  [Leeuwen, Alphabetisch, blz.  16]. 




Ankum, Bijdrage, p. 54 (1276) 

Blécourt/Meijers, Memorialen, p. 181 (1435) 

Blok, Financiën, p. 50 (1277)

Fruin, Informacie, pp. 34-35 (1514)

Gosses, Welgeborenen, pp. 53 (1399), 201 (1624) 

Kruisheer, Oorkonden, p. 332 (1277) 

W.D.B.I.U.A. 1872, 19 oktober, p. 2

Uitgeest

Bergh, Handboek, blz. 69

Chijs, Munten, blz. 51 (1162)

Fruin, Informacie, blz. 34-35 (1514)

UithoornDorp in UtrechtbelastingentolBRONNENliteratuurAvis, Directe, p. 81 (m.e.)Woerden, Chris, Zonder tol is het hek van de dam, in: De Proosdijkroniek 2022, blz. 188-194Woerden, Chris, Pachtersoproer in Thamen en Uijthoorn door Dikke Willem en Lange Marie, in: De Proosdijkroniek, jrg 38, 2022/2


Uithuizen

Dorp in Groningen

algemeen

In 1800 behoort Uithuizen tot één van de elf gemeenten binnen de 6e ring van het Departement van de Eems. Er wonen 3999 personen verdeeld over 8 grondvergaderingen (Usquert en Uithuizen 4, Uithuistermeden en Oosternieland 3, Zandeweer en Oldenzijl 1)  [Covens, blz. 127]

literatuur

Wijnpersse, Statistiek, p. 385 (1854)

Uithuizermeeden

Wijnpersse, Statistiek, p. 385 (1854)

Uitkerke

Smidt/Strubbe, Chronologische I, p. 450 (1496)


UitwijkOok Uytwyck
belastingenfamiliegeld=in 1673-1674 wordt familiegeld geheven met een tarief van de 200e penning. Inkomens boven de 500 gulden zijn verdeeld in negen klassen. Opbrengst in Uitwijk, 50: 4: 4 ponden [Stasse, Familiegeld, blz. 149-150]tiende penning=in 1553 wordt een tiende penning geheven [Heuvel, Oudste, blz. 157]
BRONNENliteratuurHeuvel, Remco van den, De oudste generaties van de Wijse familie de Poorter herzien, in: Ons Voorgeslacht, jrg 79, april 2024, blz. 153-168Stasse, Arie Jan, Het familiegeld van Rijswijk, Sleeuwijk en Uitwijk van 1673-1674, in: Ons Voorgeslacht maart 2024, blz. 149-151


Ulenpas

algemeen

heerlijkheid

In 1814 is Hendrik Adriaan Willem van Rouwenoort heer van Langen en den Ulenpas [Adel1925, blz. 182]
BRONNENliteratuur

Ulestraten

Eversen, Bijdragen, p. 152 (Rep) 

Maasgouw 1879-1881, p. 542 (1673)

Ulft

algemeen

=bij Ulft lag tot 1672 het kasteel Doorvorst; in dat jaar verwoest door de Munstersen [Verwoert, Handwoordenboek I, blz. 164]
BRONNENliteratuurVeen, Graafschap, pp. 131-132(1571)Verwoert, Hermanus, Handwoordenboek der vaderlandsche geschiedenis volgens de nieuwste en beste bronnen bewerkt, deel 1 [A-K], Nijmegen 1851, blz. 164

Ulrum

algemeen

heerlijkheid

in 1814 is mr Jan Carel Ferdinand von Inn-und Kniphausen heer van Ulrum en Hornhuizen [Adel1925, blz. 108]
BRONNENliteratuurWijnpersse, Statistiek, p. 385 (1854)

Ulzen

algemeen

literatuur

Racer, Gedenkstukken, deel 2, p. 56 (1418), 203-204 (1418) 205-207 (id), 208 (id), 211 (1418), 225 (1447)


Urkalgemeen=Op 29 juni 968 schenkt keizer Otto op verzoek van zijn vrouw Adelheid aan het klooster te Elten het gebied van Urk en alles wat graaf Wichman in het graafschap Naerdinckland en Eemland bezat.  Op 3 augustus 970 wordt dit door Otto I bevestigd. Op 18 december 996 door Otto III bevestigd [Groot Charterboek deel 1 blz. 40]=graaf Wigman V is heer van Nardingerland, Urk en een gedeelte van Hameland Winkler Prins, Geïllustreerde 1884, blz. 156
BRONNENliteratuurBergh, Handboek, blz. 54 (1132)Doorninck/Uitterdijk, Bijdragen V, p. 153 (1415) Jansen, Amsterdamse, p. 418 (18e e)

Urmond

Haak, Plooierijen, p. 101 (1692) 

Maasgouw 1879-1881, p. 48 (1660) 

Venner, Inventaris, pp. 143 (1598), 144 (1616)

Ursel

Baelde,  Domeingoederen, pp. 155 (1551), 158 (id)

Ursem

Fruin, Informacie, pp. 140-141 (1514) 

Smidt/Strubbe/Rompaey, Chronologische II, p. 50 (1507)

W.D.B.I.U.A. 1873, 14 juni, p. 2; 9 augustus, p. 3

Urshem

algemeen

literatuur

Chijs, Munten, blz. 41, 43, 51 (1216)

Usquert

Wijnpersse, Statistiek, pp. 385 (1854), 195 (1853)

Usquert

Ook Usquurd

Bergh, Handboek, blz. 130 (m.e).

Uteringeradeel

bestuur

Tjaard van Andringa is in 1509 grietman van Utingeradeel en van Aengwirden (Aa, Bio I, blz. 296)

literatuur

Aa, A.J. van der, Biographisch Woordenboek der Nederlanden, deel I, Haarlem 1852, blz. 296

Wijnpersse, Statistiek, p. 384 (1854)


Utrecht Provincie in Nederland.
algemeen=in 1826 is Utrecht de hoofdplaats van de provincie Utrecht. De provincie bestaat uit zes steden en 86 plattelandsgemeenten. De zes steden Utrecht, Amersfoort, IJsselstein, Rhenen, Wijk bij Duurstede en Montfoort. Er wonen 51.618 inwoners. In de gemeenten wonen 59.622 inwoners [Gosseling, blz. XLV]
belastingen=Als wij nag nagaan hoe seer [in 1747] onse finantien zijn uytgeput door hetgeen wij buytengewoon hebben moeten te berde brengen, en als wij daaglijks gewaar worden, dat door de sterfteonder het rundvee, die meer en meer in dese provincie grasseert, ons alle ressources benomen worden, en onse ingesetenen, daardoor gedrukt, buiten staat raaken eenige nieuwe lasten te dragen, weten wij niet hoe wij het onse in de kosten tot een nieuwe campagne sullen konnen goedmaaken. Is 't evenwel , dat daartoe moet werden gekomen, 't welk wij ieverig wenschen dat God verhoedcn wil, zo is 't dat wij aanneemen en versekeren , dat wij alle magt zullen inspannen en alles na vermogen daartoe contribueeren [BMHG 1877, blz. 374]. =De provincie Utrecht deed in 1795 een 20en penning opbrengen door alle corporatieën [Sickenga blz. 11]verificateurIn 1820 is C. Steendijk uit Amsterdam verificateur der Registratie en Domeinen in de Provincie Noord-Holland en Utrecht [Nieuwenhuis, Algemeen, A-B, blz.XXVI]bestuurbuitencollegesEerste Kamer=Johan Daniël Cornelis Carel Willem baron d'Ablaing van Giessenburg [1779-1859] is van 14 augustus 1851 t/m 14 mei 1859 kamerlid namens Utrecht [Repertorium]Staten-Generaal -van 27 februari 1795 t/m 1 maart 1796 is Andries Sijbrand Abbema gedeputeerde namens Utrecht [Repertorium]Tweede Kamer=Johan Daniël Cornelis Carel Willem baron d'Ablaing van Giessenburg [1779-1859] is  van 17 oktober 1848 t/m 12 februari 1849 kamerlid namens Utrecht [Repertorium]gouverneur=Adolph, graaf van Meurs, Nieuwenaar, etc.  [....-1589] wordt in 1588 gouverneur van Utrecht [Winkler Prins, Geïllustreerde 1884, blz. 193]=in 1828-1829 is ...van Ertborn gouverneur [Navorscher 1852, blz. 93]=Walraven Robbert baron van Heeckeren is waarnemend gouverneur [Verwoert, Handwoordenboek I, blz. 287]kameraar=Nicolaas Berck is in 1585-1586 kameraar [Rootselaar, Rekening, blz. 25]ridderschap=in 1606 wordt Dirk van Eck als kanunnik van het kapittel van Sint Pieter te Utrecht beschreven in het eerste lid van de Staten van Utrecht. Hij vervult 18 keer de rol van president [Kok13, blz. 80]=Claes van Oostrum is lid van de ridderschap [Leeuw1883, blz 29]=In 1786 is Balthasar Constantyn van Lynden lid der Heeren Edelen en en Ridderschap 's Lands van Utrecht [Chalmot1, blz. VI] =In 1814 wordt Jan Jacob de Geer van Rijnhuzen benoemd in de ridderschap  [Adel1925, blz. 70] Voorts mr. Olivier Gerrit Willem Joseph Hacfort tot ter Horst [Adel1925, blz. 82], Maximiliaan Louis van Hangest d'Yvoy [Adel 1925, blz. 85], Godert Alexander Gerrit Philip van der Capellen van Berkenwoude [Adel1925, blz. 39]Gijsbert Karel Duco van Hardenbroek tot Hardenbroek en Ernst Louis van Hardenbroek [Adel1925, blz. 86], Walraven Robbert baron van Heeckeren van Brandsenburg [Adel1925, blz. 89; Verwoert, Handwoordenboek I, blz. 287], Gijsbert Carel Cornelis Jan van Lynden van Sandenburg en Jan Hendrik van Lynden tot Lunenburg [Adel1925, blz. 130], Pieter van Panhuys [Adel1925, blz. 151], mr. Willem Emmery de Perponcher Sedlnitsky [Adel1925, blz. 153], mr. Willem Nicolaas de Pesters van Cattenbroek [Adel1925, blz. 155], Pieter van Reede van Oudtshoorn en Pieter Adriaan van reede van Oudtshoorn [Adel1925, blz. 172], Hendrik Philip Snouckaert van Schauburg [Ade;1925, blz. 204], mr. Nicolaas Hendrik Strick van Linschoten [Adel1925, blz.  211], Gerard Arnoud Taets van Amerongen, Jan Anthony Taets van Amerongen en Jacob Adriaan Taets van Amerongen [Adel1925, blz. 216], Willem René van Tuyll van Serooskerken, Jan Maximiliaan van Tuyll van Serooskerken, Willem René van Tuyll van Serooskerken tot Coelhorst en Diederik van Tuyll van Serooskerken [Adel1925, blz. 224], Jacob Maurits Carel van Utenhove tot de Heemstede en Maximiliaan Louis van Utenhove van Bottestein [Adel1925, blz. 226]=In 1815 wordt mr. Jan Karel van Goltstein benoemd in de ridderschap [Adel1925, blz. 77], Charles Henri Auguste van Heeckeren van Brandsenburg [Adel1925, blz. 89; Gijsbert Franco von Derfelden [Adel1925, blz. 51], Everard van Weede [Adel1925, blz. 237]=In 1816 wordt Frans Johannes Nicolaas  van Wijkerslooth van Royestein benoemd in de ridderschp [Adel1925, blz. 247]=In 1839 is de Utrechtse Jonkheer Hendrik Willem Bosch van Drakensteyn lid van de ridderschap van Utrecht [Aa, Aard 1, blz. XIX; Leeuw 1883, blz. 88]=In 1839 is de Utrechtse Jonkheer mr. W. Bosch van Drakensteyn lid van de ridderschap van Utrecht [Aa, Aard 1, blz. XIX]=In 1839 is G.F. Baron van der Felden van Kinderstein lid van de ridderschap van Utrecht en Provinciale Staten van Utrecht [Aa, Aard 1, blz. XXII]=In 1828 is jhr. Gerard Johannes Beeldsnijder [1791-1853], heer van Voshol en Vrije Nes, lid [NNBW 1911, blz. 275] =In 1839 is Jonkheer mr. J.E. Pesters lid van de ridderschap van Utrecht (Aa, Aard 1, blz. XXVIII)=Jhr mr. Otto d'Aumale van Romondt [1822-....] is lid van de ridderschap [Leeuw1883, blz. 16]=Jhr mr. Johannes Gerardus Bosch van Drakestein [....-1883] is lid van de ridderschap [Leeuw1883, blz. 31]secretarisJohan Baacx is secretaris van de Staten van Utrecht [Chalmot, Biographisch, Baacx]stadhouderIn 1588 is de graaf van Nieuwenaar stadhouder van Utrecht (Aa, Bio I, blz. 124)
geestelijkheidonroerend goedGeestelijke Heribald schenkt in 695-726 Willibrord een kerk in de gouw Marsum met alle. haar toebehorende goederen. Het zou -niet onbetwist- gaan om een houten kerk in Vlaardingen en een moerassig stuk land voor het houden van schapen. Steun zoekt men daarvoor in het feit dat drie eeuwen later de abt van Echternach aanspraak maakt op de kerk c.a. https://www.vlaardingen1018.nl/726_985/Kerkje;https://www.noviomagus.info/blokfrnl.htm;
Thitbald schenkt in de periode 695-726 aan bisschop Willibrord de kerk van Mulheim (Mulnaim, Mulneheim), een gehucht ten zuiden van Lanklaar in België, met de haar toebehorende goederen. Ook wordt beweerd dat het om het Duitse Mülheim gaat. [Muller/Bouman, Oorkondenboek I, nr. 3, blz. 2]
Wachard schenkt in de periode 695-714 aan bisschop Willibrord 7,5 hoeve en een molen in Irrel aan de Prüm. [Muller/Bouman, Oorkondenboek I, nr. 4, blz. 2]
Graaf Gerbertus en zijn zuster Bilitrudis schenken in de periode 3 september 695-12 april 697 aan bisschop Willibrord hun vaderlijk erfgoed [Muller/Bouman, Oorkondenboek I, nr. 5, blz. 2]
Gerelindis, dochter van Odo, schenkt in de periode 3 september 697-12 april 699 aan bisschop Willibrord een wijngaard en wijngaardenier te Klotten aan de Moezel. [Muller/Bouman, Oorkondenboek I, nr. 6, blz. 2]
Abdis Ermina schenkt in 697-698 Willibrord de kerk van de H. Drievuldigheid en de H. Maagd en van de apostelen St. Petrus en St. Paulus met het klooster te Echternach, haar aandeel in de villa aldaar en een wijngaard op de berg Vianden  [Muller/Bouman, Oorkondenboek I, nr. 7, blz. 2-3]
Abdis Ermina bevestigt op 1 juli 699 het door bisschop Willibrord beheerde klooster Echternach in zijne bezittingen, en schenkt het bovendien de villa Berg in de gouw Zülpich (Nordrhein Westfalen) [Muller/Bouman, Oorkondenboek I, nr. 9, blz. 2-3, 5-6]
Abdis Ermina en hare dochters Attala en Crotelindis schenken tussen september 703 en april 705 aan bisschop Willibrord haar erfdeel te Körperich en Badelingen [Muller/Bouman, Oorkondenboek I, nr. 10, blz. 7]
Hertog Hedenus van Thüringen en zijne vrouw Theodrada schenken op 1 mei 704 aan bisschop Willibrord goederen te Arnstadt, Mühlberg en Monra (bij Eckartsberga)  [Muller/Bouman, Oorkondenboek I, nr. 12, blz. 8]
Abdis Ermina schenkt op 8 mei 704 aan bisschop Willibrord voor het klooster Echternach een wijngaard bij het kruis binnen de muren van Trier [Muller/Bouman, Oorkondenboek I, nr. 14, blz. 10]. 
Bisschop Willibrord schenkt tussen september 704-april 706 aan het door hem bestuurde klooster te Echternach verschillende goederen en de molen te Irrel aan de Prüm in de Bidgouw [Muller/Bouman, Oorkondenboek I, nr. 15, blz. 10].
Bisschop Willibrord en Anastasia, abdis van het klooster Oeren bij Trier, ruilen in de periode september 709-april 712 met elkaar twee wijngaarden [Muller/Bouman, Oorkondenboek I, nr. 19, blz. 14].
Bertilindis, dochter van Wigibald, schenkt op 29 juli 710 aan bisschop Willibrord hetgeen haar moeder Oadrada haar heeft nagelaten te „Hoccascaute" aan de Dommel, te Hulsel en te Hapert in de gouw Taxandrië [Muller/Bouman, Oorkondenboek I, nr. 20, blz. 15].
Ansbald, zoon van Willibald, schenkt op 1 juni 712 aan bisschop Willibrord goederen te Diesen en „Leyetlaus" aan de Dommel in de gouw Taxandrië [Muller/Bouman, Oorkondenboek I. nr. 21, blz. 15]. 
Aengelbert schenkt op 1 maart 713 aan bisschop Willibrord goederen in Eersel in Taxandrië en te Diesen [Muller/Bouman, Oorkondenboek I. nr. 22, blz. 16]. 
Pippijn en zijne gemalin Plectrudis (Blittrudis) schenken op 2 maart 714 aan bisschop Willibrord de kerk en het klooster te Susteren in de Maasgouw met de aan het klooster geschonken hofstede, en verlenen aan de broeders van het klooster de vrije abtskeus [Muller/Bouman, Oorkondenboek I. nr. 23, blz. 17]. 
Hertog Hedenus van Thüringen schenkt op 18 april 716 aan bisschop Willibrord al zijn erfgoed bij Hammelburg aan de Saale [Muller/Bouman, Oorkondenboek I. nr. 25, blz. 19]. 
De monnik Ansbald, zoon van Wigibald, schenkt in 717/718 aan bisschop Willibrord goederen te Hezelaar aan de Dommel in de gouw Taxandrië [Muller/Bouman, Oorkondenboek I. nr. 26, blz. 19].  
De hofmeier Karel (Martel) schenkt in de periode 719-739 aan Willibrord de villa Adrichem in Kinheim [Muller/Bouman, Oorkondenboek I. nr. 29, blz. 22].
Hertog Arnulf schenkt in de periode juni 719-december 720 aan bisschop Willibrord een gedeelte van een wijngaard te Klüsserath [Muller/Bouman, Oorkondenboek I. nr. 30, blz. 22].
Graaf Ebroin schenkt in de periode februari 721-februari 722 aan de kerk te Rindern in de gouw Duffel, onder beheer van bisschop Willibrord, horigen en goederen in Nutterden, Kleverham, Donsbruggen, Meer, Rindern, Millingen en Megen [Muller/Bouman, Oorkondenboek I. nr. 31, blz. 22].
Herelaef, zoon van Badagar, schenkt op 12 december 721 aan de kerk van St. Petrus, St. Paulus en St. Lambert in Bakel, onder bestuur van bisschop Willibrord, goederen te Bakel, Vlierden en Deurne [Muller/Bouman, Oorkondenboek I. nr. 34, blz. 24].
De hofmeier Karel (Martel) schenkt  op 1 januari 723 aan het klooster in den burg Trecht het castrum Trecht en de villa Vechten [Muller/Bouman, Oorkondenboek I. nr. 35, blz. 25].
De hofmeier Karel (Martel) schenkt op 9 juni 726 aan de kerk van St. Salvator en St. Maria te Marithaime in de Betuwe de villa Elst en de andere goederen van Everhard in deze gouw, ten behoeve van bisschop Willibrord  [Muller/Bouman, Oorkondenboek I. nr. 36, blz. 26].
Bisschop Willibrord schenkt tussen oktober 726 en februari 727 aan het klooster Echternach alle goederen, die de vrije Franken hem hebben gegeven [Muller/Bouman, Oorkondenboek I. nr. 38, blz. 28].
Karel, de zoon van Pippijn, schenkt rond 730 het slot bij Beverwijk aan de Sint Maartenskerk te Utrecht [Winkler Prins, Geïllustreerde 1884, blz. 197]

[bisschop Bonifatius 739-754]Koning Pippijn bevestigt tussen december 751 en juni 754 de St. Maartenskerk (in de wijk Trecht) in het bezit van immuniteit voor al hare goederen [Muller/Bouman, Oorkondenboek I. nr. 38, blz. 28].
Koning Pippijn bevestigt op 23 mei 753 de St. Maartenskerk in de wijk Trecht in het bezit van de tiend van alle domeingoederen aldaar [Muller/Bouman, Oorkondenboek I. nr. 43, blz. 36]. 
[bisschop Gregorius 754-776]Koning Karel (de Grote) bevestigt op 1 maart 769 de St. Maartenskerk in de wijk Trecht in het bezit van den tiend van alle domeingoederen aldaar [Muller/Bouman, Oorkondenboek I. nr. 45, blz. 38]. 
Koning Karel (de Grote) schenkt op 8 juni 777 aan de St. Maartenskerk in het Oude Trecht de villa Leusden en vier bosschen aan de Eem, en aan de kerk Upkirika boven Dorestad honderd roeden (pertica) grond om de kerk, het ripaticum op de Lek en een eiland tusschen Rijn en Lek  [Muller/Bouman, Oorkondenboek I. nr. 48, blz. 41]. 
Lijst van de goederen en horigen der St. Maartenskerk te Trecht. Genoemd worden Duurstede, Beusichem, Rijswijk in de Betuwe, Wageningen, Ouderkerk, Lekkerkerk, Krimpen, Doorn, Vreeswijk, Cothen, Opburen bij IJsselstein, Houten, Maartensdijk, Rumpst bij Bunnik, Werkhoven, Odijk, Vechten, Nederhorst, Zwezereng bij Zuilen, Maarssen, Loenersloot, Woerden, Poederoyen, Alfen, Wilnis, Zwieten, Roomburg, , Zoetermeer, Leiden, Veur, Voorburg. Monster, Voorschoten, Maasland, Zwijndrecht, Hazerswoude, Valkenburg, Wassenaar, Monster, De Lier, Ruiven, Rijnsburg, Lucht bij Noordwijk, Schoot in Rijnland, Oostzaan, Lisse, Warmond, Westzaan, Oegstgeest, Teilingen, Limmen, Noordwijk, Akersloot, Haarlem, Velzen, Hillegom, Texel, Bakkum, Laan in Kennemerland, Westerij, Oosterzij, Wimmenum, Huisduinen, Petten, Schoorl, Bergen, Bentveld, Wieringen, Wormer, Vennep, Muiden, Beverwijk, Akersloot, Medemblik, Vreeswijk [Muller/Bouman, Oorkondenboek I. nr. 48, blz. 41]. Keizer Lodewijk (de Vrome) bevestigt op 18 maart 815 de St. Maartenskerk in het Oude Trecht in het bezit van den tiend van alle domeingoederen aldaar en van de voogdij over de mannen der kerk, met name te Dorestad [Muller/Bouman, Oorkondenboek I. nr. 56, blz. 61]. 
Geroward schenkt 7 februari 828 aan de St. Maartenskerk in het Oude Trecht het goed Heze bij 's Heerenberg en andere goederen en hoorigen [Muller/Bouman, Oorkondenboek I. nr. 59, blz. 65]. 
Ovo en anderen schenken op 26 december 834 aan de St. Maartenskerk in den burg Trecht voor de zielerust van Wihbreht al wat deze bezat te Oosterbeek en op den Praast [Muller/Bouman, Oorkondenboek I. nr. 62, blz. 68]. 
Graaf Rodgar schenkt  op 23 maart 838 aan de St. Maartenskerk te Trecht verschillende goederen in de gouw Leomeriche en elders, en ontvangt andere goederen van de kerk in Groessen en elders levenslang in gebruik tegen betaling van cijns [Muller/Bouman, Oorkondenboek I. nr. 63, blz. 69]. 
Keizer Lotharius I bevestigt 21 maart 845 de St. Maartenskerk in het Oude Trecht in het bezit van immuniteit voor al hare goederen [Muller/Bouman, Oorkondenboek I. nr. 66, blz. 72]. 
Baldric schenkt op 12 augustus 850 aan de kerk van Trecht verschillende goederen en hoorigen te Wadenoyen en elders en ontvangt eenige goederen der kerk tegen betaling van cijns en andere uitkeeringen in gebruik voor zijn leven en dat van verscheidene zijner nabestaanden [Muller/Bouman, Oorkondenboek I. nr. 67, blz. 73]. 
Koning Lodewijk (de Duitscher) bevestigt 18 mei 854 de St. Maartenskerk in het Oude Trecht in het bezit van immuniteit voor al hare goederen [Muller/Bouman, Oorkondenboek I. nr. 68, blz. 75].
Koning Lotharius II schenkt op 2 januari 858 aan het Utrechtsche sticht het klooster Berg aan de Roer  [Muller/Bouman, Oorkondenboek I. nr. 70, blz. 78].
Karel de Kale en Lodewijk de Duitscher verdelen op 8 augustus 870 Lotharius' rijk, waarbij Lodewijk o.a. krijgt: Utrecht, St. Odilienberg en het graafschap Teisterbant [Muller/Bouman, Oorkondenboek I. nr. 77, blz. 89].
Koning Koenraad I bevestigt op 9 juli 914 de St. Maartenskerk in het Oude Trecht in het bezit van immuniteit [Muller/Bouman, Oorkondenboek I. nr. 94 , blz. 99].
Koning Otto I geeft in 936 verlof om munt te Trecht te slaan en schenkt de daaruit spruitende voordelen aan de Utrechtsche kerk [Muller/Bouman, Oorkondenboek I. nr. 101, blz. 106].
Koning Otto 1 bevestigt op 2 januari 1938 de Utrechtsche kerk in het haar door vroegere koninklijke privilegiën geschonken genot van tienden, tolvrijdom en immuniteit [Muller/Bouman, Oorkondenboek I. nr. 103, blz. 107].
Bisschop Balderik schenkt op 1 juli 940 aan de kapittelen van St. Maarten en St. Salvator de aanwas hunner tienden en de tienden der daarbij nieuw ontgonnen landen [Muller/Bouman, Oorkondenboek I. nr. 104, blz. 108]. De echtheid van de oorkonde wordt betwist. 
Bisschop Balderik geeft op 24 juni 943 aan de dochter van graaf Rainer, weduwe van graaf Nevelung, en hare zonen Balderik en Rodulf tegen betaling van cijns in levenslang gebruik enige goederen van de abdij Heriberc en het St. Pietersklooster te St. Odilienberg, en ontvangt daartegen verschillende goederen voor de St. Maartenskerk ten geschenke [Muller/Bouman, Oorkondenboek I. nr. 104, blz. 109]. 
Koning Otto I schenkt op 17 juli 944 het leen, dat Waldger en zijn zoon Ratbot van hem in de gouw Lek en Ysel bezeten hadden, aan de kerken van St. Maarten en St. Maria te Utrecht [Muller/Bouman, Oorkondenboek I. nr. 106, blz. 111]. 
Koning Otto I bevestigt op 1 april 948 de kerk van Treckt in het bezit van den tiend van de domeingoederen binnen de grenzen van het bisdom en van goederen te Wijk en elders [Muller/Bouman, Oorkondenboek I. nr. 111, blz. 115]. 
Koning Otto 1 schenkt op 30 juni 949 aan de St. Maartenskerk in Trecht de visscherij te Midden en in de Alliiere, en den cijns, cogsculd genaamd  [Muller/Bouman, Oorkondenboek I. nr. 113, blz. 116]. 
Lijst van inkomsten van de abdij in Werden uit landerijen in het sticht Utrecht in de periode 950-1050 o.m. in Houten, Eiteren en Buren [Muller/Bouman, Oorkondenboek I. nr. 116, blz. 118]. 
Koning Otto I schenkt op 21 april 953 aan de St. Maartenskerk te Trecht de domeingoederen en de tol te Muiden, de visserij in de Almere, het goed van graaf Hatto te Loenen, de domeingoederen langs de Vecht, het goed van graaf Hatto te Eck aan de Rijn en de munt te Trecht [Muller/Bouman, Oorkondenboek I. nr. 120, blz. 120]. 
Zoo vindt men onder de giften, aan de kerk van Utrecht in 753 door Koning Pepyn bevestigd, behalve de tienden, ook opgenoemd, de tollen, of koopmanschappen, en leest men van eene gift van eenen water of oevertol op de Lek in 777 door Karel den Grooten aan de kerk van St Maarten te Utrecht gedaan [Engels Geschiedenis blz. 18]rechtspraakHof van Utrecht [1530-1588]griffier=mr. Jan van de Water is griffier van het Hof [Navorscher 1852, blz. 278] =Hendrik Herman van den Heuvel [1732-1785] is griffier van het Hof [Verwoert, Handwoordenboek I, blz. 307].
president-in 1541 wordt Hector van Hoxwier president in het Hof [Verwoert, Handwoordenboek I, blz. 330]In 1586 benoemt Leicester Jakob Bellechere tot president van het provinciaal Hof van Utrecht -[ChalmotBio2, blz. 255]
procureur-generaal=mr. Hendrik Agylaeus, ook Hendrik in den Hoorn [1532-1595] is procureur-generaal van 27 augustus 1586 t/m 1589. Vertrekt in 1588 naar Engeland; neemt ontslag in 1589 [Repertorium]=Hieronymus van Alphen [1746-1803] is procureur-generaal [Kobus/Rivecourt1.32; Winkler Prins, Geïllustreerde 1884, blz. 466;NNBW 1911, blz. 88]=Willem Theodorus von Baumhauer [1785-1849] wordt procureur-generaal in 1838 [NNBW1911, blz. 256]
raadsheer=Cornelis Booth is raadsheer in het Hof van Utrecht [Verwoert, Handwoordenboek I. blz. 69]=Everard Booth is heer van Mijdrecht, raad in het Hof van Utrecht [Navorscher 1852, blz. 35]=in 1749 is mr. N. van Haeften raadsheer [Hildebrand, Reglement, blz. 46]-Jhr mr. Johannes Gerardus Bosch van Drakestein [1811-1883] is raadsheer [Leeuw1883, blz. 31]staten

Staten van Utrechtcommissaris van de koning-in 1858-1860 is mr. Herman Hendrik baron Roëll commissaris
gedeputeerde staten-Walraven Robbert van Heeckeren is lid van GS [WP8.193; Verwoert, Handwoordenboek I, blz. 287]-Johan Daniel d'Ablaing (1703 Utrecht-1775) is vrijheer van Giesenburg, president Staten van Utrecht [Kobus/Rivecourt1.6]-van 1877-1901 is mr. Cypriaan Gerard Berger van Hengst lid van GS-Jhr. mr. Lodewijk Henrick Johan Mari van Asch van Wijk wordt in 1891 lid van GS [Wie24]-van 1895-1900 is mr. Arnoldus Hyacinthus Maria van Berckel  lid van GS-in 1901 wordt Jacob Nicolaas Bastert lid van GS
provinciale staten [1814-1861]-In 1839 is G.F. baron van der Felden van Kinderstein is lid van de ridderschap en van PS [Aa, Aard1, blz. XXII]-van 1 juli 1845 t/m 24 september 1850 is Johan Daniël Cornelis Carel Willem baron d'Ablaing van Giessenburg lid van PS namens Amerongen [Repertorium]-jkhr mr. Julius Eduard Godin de Pesters is lid van PS [Leeuw1883, blz. 86]-van 24 september 1850 t/m 5 juli 1853 is  mr. Jan Ackersdijck [1792-1861] lid van PS namens Utrecht [Repertorium].-van 19 november 1850 t/m 4 november 1851 is Johan Daniël Cornelis Carel Willem baron d'Ablaing van Giessenburg lid van PS namens  Amersfoort [Repertorium]-In  1853 wordt Jacob Nicolaas Bastert lid van de Staten=In 1828 is jhr. Gerard Johannes Beeldsnijder [1791-1853], heer van Voshol en Vrije Nes, lid  [NNBW 1911, bzl. 275]-van 3 juli 1855 t/m 5 juli 1859 is is  mr. Jan Ackersdijck [1792-1861] lid van PS namens Utrecht [Repertorium].-van 1868-1874 is mr. Cypriaan Gerard Berger van Hengst Statenlid-in 1871 wordt mr. Edward Huydecoper van Nigtevecht [1827-1883] lid van PS [Leeuw1883, blz. 5]-van 1876-1901 is mr. Cypriaan Gerard Berger van Hengst Statenlid-van 1881-1888 is jhr. mr. Karel Anthonie Godin de Beaufort Statenlid-van 1885-1891 is Jhr. mr. Titus Anthony Jacob van Asch van Wijk Statenlid-in 1888 wordt Willem Aarnoud van Beeck Calkoen [1846] lid van de Staten-in 1888 wordt Hendrik Adrian van Beuningen Statenlid-van 1892-1893 is jhr. mr. Karel Anthonie Godin de Beaufort Statenlid-in 1896 wordt Jhr. mr. Hendrick Maurits Jan van Asch van Wijck [1850] Statenlid
staten van Utrecht [.....-1814]raden=Derk Jan van Heeckeren (1742-1796) is lid van de Staten [WP8.193]=in 1753 is mr. Wouter Hendrik van Nellesteyn, kanunnik van Oud Munster, geëligeerde raad [Groot Charterboek deel 1 blz. 36]


BRONNENliteratuurAa, A.J. van der, Biographisch Woordenboek der Nederlanden, deel I, Haarlem 1852, blz. 8, 124Alberts/Jansen, Welvaart, p. 272 (13e e)Asch van Wyck, Archief (1493-1528)Avis, Directe (13e-16e e)Baelde, Domeingoederen, pp. 47-52 (16e e), 62 (id), 364-365 (1559) Baelde, Financiële, p. 21 (1539-51)Blink, Geschiedenis I, pp. 148 (m.e.), 288 (17e-18e e) Brom, Schatting Deursen, Raad, p. 18 (1602) Donker, Iets, pp. 84-88 (19e e) Doorninck, Bijdrage, pp. 254 e.v. (18e e) Elias, Bijdrage, p. 32 (18e e) Engels, Geschiedenis, pp. 81 (1586; 1596), 82-83 (1616; 1674), 85 (1748), 175 (1842), 239(1832), 240(1835) Enklaar, Stichtse Fruin, Informacie, pp. 222-223 (1514), 225 (id), 257 (id), 390 (id) Fruin, Zeventien, pp. 10(1574), 12(1571), 16 (16e e), 17 (1558), 19-20 (1572), 21 (1558), 23(1577) Fruin/Colenbrander, Geschiedenis, p. 50 (1462) Gelder, Nederlandse, p. 5 (1536) Goes, Register I, pp.  114 e.v. (1528), 273 (1530), 283 (id), 296 (1531);  II, p. 624 (1549); IV, p. 157(1555) Gosselin, J.J., Alphabetische naamlijst der gemeenten en derzelver onderhoorigheden ...etc, Amsterdam 1826, blz. XLVGosses, Organisatie, p. 254 (14e e) Gosses, Welgeborenen, p. 37 (14e e) Henne, Histoire I, p. 266 (1511); III, p. 289 (1522); IV, p. 202 (1528); VII, pp.  130(1521), 134 (1536); VIII, p. 23 (1542); IX, pp. 125-126(1551-52); X,p. 18(1553) Hollestelle, Belasting, p. 185 (1681) Inventaris van het Archief der Provincie Utrecht. Oorspronkelijke charters der Provincie en der 5 Kapittelen. I. Van het begin tot 1300. Utrecht, 1877 Jansen, Middeleeuwse, p. 139 (14e e) Kemper, Nederlandsch, p. 26 (1446)Kobus, J.C./jkhr W, de Rivecourt, Biographisch Handwoordenboek van Nederland, Zutphen 1870, deel 1 [A t/m H], blz. 6, 32Kosters, Oude, pp. 56-57 (13e-14e e), 70-71 (12e-13e e) Lanz, Correspondenz I, p. 383 (1530) Lijnden van Hemmen, Besluit, p. 382 (1629) Martens, Advies, p. 374 (1747) Meerkamp van Embden, Goudsche, pp. 171 (1530), 175-177 (id) Melles, Graaf, p. 342 (13e e) Menalda, Behandeling, pp. 141-143 Mey, Afgezanten, pp. 48-54 (1530) Muller, Oprichting, pp. 340 (1577-78), 363 e.v. (1578-79) Muller, Staat, pp. 294 (1583), 354 (1584), 366 (1586), 545 (1592) Muller, Stukken (1574-76) Muller, Tegenstand, pp. 404-406 (1578) Muller Fzn, S./Bouman, A.C., Oorkondenboek van het Sticht Utrecth tot 1301, deel I, Utrecht 1920Muller, S., Bijdragen voor een oorkondenboek van het sticht Utrecht, ' s Gravenhage, 1890. Navorscher V, p. 331 (1581); X, p. 53 (1606); XII, p. 106 (1528); XVI, p. 259 (1573);XXIV, p. 5 Neve,   Rijkskamergerecht,  pp. 138 (1548), 144 (1422-1567), 158 (1548) Nieuwenhuis, G., Algemeen woordenboek van kunsten en wetenschappen A-B, Thieme, Zutphen 1820. blz. XXVI]Rees, Geschiedenis I, p. 17 (1446) Rootselaar, Rekening (1539; 1585-86) Sickenga,   Omwenteling, pp. 11, 13, 16 (1796), 42(1798), 78(1803), 103 Sloet, Testamenten, pp. 250 e.v. (1555), 257 (id) Smidt/Strubbe,  Chronologische I, pp. 291 (1495), 355 (1501), 401 (1462), 417 (1476) T.G.O. 1835, pp. 316 (1598), 366 (1524-25), 520 (1673); 1837, p. 289 (1371); 1840, p. 219 (1839) T.S.  Overijssel I, p. 85 (1327); II, pp. 43 (1362), 183 (16e e) Theissen, Regeering, pp. 70 (1525), 143 (16e e), 155 (id), 199 (id), 200 (id), 207 (1530) Verhofstad, Regering, p. 144 (1558) Verloren van Themaat,  H., Geschiedenis der Vicarien in de Provincie Utrecht en der geestelijke of gebeneficieerde goederen in het algemeen, na de Reformatie, in: BMHG 1881, blz. 98-664190 e.v. (Rep) Voorthuysen, Mercantilisme, pp. 33 (1588), 106(1599) Verwoert, Hermanus, Handwoordenboek der vaderlandsche geschiedenis volgens de nieuwste en beste bronnen bewerkt, deel 1 [A-K], Nijmegen 1851, blz. Vries, Geschapen, p. 344 (Rep) Wie is dat, blz. 23 [1896], 24 [1885], 33 [1853[ 1901], 35 [1881; 1892], 36 [1888], 41 [1895], 44 [1868 1876; 1877], 47 [Adrian]Wijnpersse, Statistiek(1848-1852; 1853; 1854)Winkler Prins, A. Geïllustreerde Encyclopedie (H-IYNX), deel 8, Amsterdam 1876, blz. 193 [Derk; Walraven]

GERAADPLEEGDE BRONNEN

Chalmot, J.A., Biographisch Woordenboek der Nederlanden, 2e deel , Amsterdam 1798, 427 blz.