Arnhem
Stad in Gelderland. Ook Aarnem (1545; 1640; 1657; 1755, 1783), Aerenheym (1654), Aernaem (1345), Aernem (1367; 1371; 1394; 1395; 1399; 1413; 1421; 1431; 1459; 1463; 1505; 1517; 1527; 1541; 1550; 1572; 1580; 1582; 1606; 1612; 1624; 1629; 1632; 1637; 1641; 1650; 1658; 1664; 1668; 1670; 1671; 1683; 1684; 1699; 1714; 1729; 1762; 1775), Aernhem (1362; 1397; 1407; 1410; 1422; 1449; 1497; 1504; 1515; 1537; 1560; 1567; 1571; 1582; 1597; 1612; 1615; 1626; 1627; 1630; 1635; 1642; 1646; 1649; 1656; 1670; 1680; 1683; 1700; 1703; 1709; 1717; 1720; 1725; 1750; 1780; 1788), Airnem, Arendsheim, Arneheimum (1588; 1609; 1639; 1654; 1691; 1745), Arnehem (996; 1225; 1552; 1763), Arneheym (893; 1222), Arnehm, Arnem (1190, 1203, 1291; 1300; 1301; 1306; 1309; 1315; 1317; 1318; 1326; 1355; 1386; 1404; 1415; 1419; 1562; 1579; 1581; 1584; 1600; 1657; 1669) Arneym (893; 996; 1222; 1223; 1294/1295; 1296), Arnheim (12e eeuw; 1222, 1224), Arnhem (996; 1177; 1196 en 1203), Arnhemia, Arnhen, Arnhenum, Arnheym (1222, 1281; 1290; 1325; 1338; 1493; 1634; 1651; 1659; 1680) Arnhnem (1402; 1583)  Arnoldsheim, Arnoudsheim, Haernem (1519; 1698; 1738, 1768
algemeen overzicht
prehistorieVondsten uit de latere steentijd verraden dat vele tienduizenden jaren geleden er al bewoning is geweest in het gebied van de stad. In het gebied van de huidige wijk Schuytgraaf zijn resten van een jagerskamp gevonden uit de jongste steentijd, rond 5000 voor Chr.
romeinse tijdEr is wel beweerd dat met het door Tacitus in Hist. 5.20 genoemde Arenacum (ook Arenatio of Harenatio) Arnhem wordt bedoeld [1]. Anderen (Delahaye, Smith) menen dat dit onjuist is [2)]. Een redelijk gedocumenteerde andere opvatting, gedeeld door Bijvanck, is dat daarmee Rindern in de gemeente Kleef is bedoeld (3). Met meer zekerheid kan worden gezegd dat aan de overzijde van de rivier, in Meinerswijk, resten zijn aangetroffen van een Romeinse legerplaats.NOTEN1. Spaen la Lecq, Willem A. van, Oordeelkundige inleiding tot de historie van Gelderland, deel 3, Utrecht 1804, blz. 552. Delahaye, Albert, Van Dorestadum tot Waderlo, Zundert 1979; Smith, William, Dictionary of Greek and Roman Geography, 18543. http://www.livius.org/articles/place/arenacum-rindern/  
middeleeuwen800-1150=Plunderende Noormannen bevinden zich in 847 in de handelsplaats Meinerswijk [1]. De oudst bekende bron waarin Arnhem wordt genoemd is een goederenlijst van het klooster in Prüme uit het jaar 893. De gebruikte benaming in die lijst is "arneym" [2]. Later komt Arnhem voor in een brief van keizer Otto III uit 997 [3]. Uit die brief blijkt dat Arnhem voor de helft wordt geschonken aan het klooster te Elten. De brief uit 997 is in de 12e eeuw (1129 of 1134) bevestigd door keizer Lotharius III (1075-1137). =Op 8 juni 1133 belooft paus Innocentius II op verzoek van abt Adelbert zijn bescherming aan het klooster Prüme in de parochie Trier m.b.t. alle voorrechten en vrijheden door Pepijn en Karel en alle vorige keizers aan het klooster verleend en bevestigt het klooster in zijn bezittingen. NOTEN1.  https://mijngelderland.nl/inhoud/canons/lingewaard/de-noormannen2. http://www.arneym.nl/canonarnhemtot1900/arneym/index.html3. Aa, Aard1, blz. 329 
1150-1326
Otto I van Gelre 1182-1207=graaf Otto I van Gelre [1150-1207]  [1].NOTEN1. Nijhoff, Inventaris, blz. 1Gerard III1207-1229=In 1207 wordt zijn zoon, Gerard III, graaf van Gelre en Zutphen (1185-1229) [1].NOTEN1 WikipediaOtto II 1215-1271
Graaf van Gelre. Had als bijnaam Otto de Lamme [ca 1200-10 januari 1271]m vanwege een klompvoet. Hij is de zoon van Gerard IV en Margaretha van Brabant. Hij trouwt met Margaretha, de dochter van Dirk van Kleef.Arnhem krijgt op 13 juli 1233 stedelijke rechten ("stadsvrijheid") van Otto II (1215-1271), graaf van Gelre [1]. Rond 1232 wordt de stad ommuurd [2] Het oppidum Arnhem wordt dan een civitas. Arnhem krijgt dezelfde rechten en vrijheden als Zutphen [3]. Bij de verlening van het stadsrecht in 1233 wordt bepaald dat de stad zal worden bestuurd door de magistraat, te weten 12 schepenen en de richter, de vertegenwoordiger van de graaf. Op 29 november 1246 verleent Otto, bisschop van Utrecht, op last van de paus, toestemming aan de broeders van het armenhospitaal van Sint Catharina om een kapel te bouwen en een kerkhof aan te leggen. De inkomsten van de kapelaan zullen bij pauselijke brief geregeld worden [4]NOTEN1. Aa, Aard1, blz. 329; Aa, Bio8, blz. 2142. Verwoert, Handwoordenboek I, blz 233. Nijhoff, Inventaris, blz. 1-24. Nijhoff, Inventaris, blz. 2
Reinald I 1271-1318=Otto II wordt opgevolgd door zijn zoon Reinald I (1255-1326). Ook Reinoud =Van 10 januari 1271 tot zijn overlijden op 9 oktober 1326 is Reinoud I of Reinald van Gelre, graaf van Gelre. =De status van hertog van Limburg verkrijgt hij als na zijn huwelijk in 1276 met Irmgard van Limburg haar vader Walram in 1279 overlijdt. =In 1279 koopt hij het graafschap Kessel en de heerlijkheidsrechten over de linker Maasoever en Mönchen Gladbach [1] =in 1282 verkrijgt de stad het muntrecht van keizer Rudolph [2] =Na de dood van Irmgard in 1282 blijft Reinald I zonder kinderen achter. Jan I van Brabant, beducht voor een groot Gelre, maakt aanspraak op het hertogdom Limburg. In 1283 breken gevechten uit, die in de jaren daarna telkens weer de kop opsteken [3] =In 1284 erft Reinald I de heerlijkheid Montfort na de moord op zijn neef Hendrik III van Gelre [4] =In 1286 trouwt Reinald I met Margareth van Vlaanderen, de dochter uit het tweede huwelijk van Gwijde van Dampierre. Met haar krijgt hij vijf kinderen, waaronder de oudste later als Reinald II zal opvolgen. Jan I is getrouwd met een dochter uit het eerste huwelijk van Gwijde. Reinald I en Jan I zijn derhalve met elkaar verzwagerd [5]  =Op 5 juni 1288 vindt tussen Gelre c.s. en Brabant c.s. de slag bij Woeringen (nabij Keulen) plaats. Brabant wint de slag. Het hertogdom Limburg komt door bemiddeling van de Franse koning in bezit van het hertogdom Limburg. Het wordt bij Brabant gevoegd. Reinald I wordt gevangen genomen en in Leuven vastgehouden [6] =Om de slag bij Woeringen in 1288 te kunnen voeren zijn door hem omvangrijke schulden aangegaan. Hij is genoodzaakt om de inkomsten van het graafschap Gelre van 1288 tot 1293 te verpachten aan zijn schoonvader Gwijde van Dampierre, graaf van Vlaanderen [7] =In 1290 is sprake van ene Arnold van Meynerswich [8] =In de oudste rekening van de grafelijkheid van 1294-1295Het klooster Monnikhuizen van de karthuizer monniken is gesticht door de rond 1295 geboren Reinald II (1326-1343). Op 10 oktober 1299 sticht Maria, zus van Reinald I, in een haar toebehorende woning een gasthuis en verzekert dit huis van enige inkomsten [9] Op 1 januari 1301 wordt ene Petrus van de Praest genoemd [10] Op 25 maart 1306 sticht Reinald I het gasthuis Insula Dei in Velua en verzekert daaraan enige inkomstenOp 8 september 1306 verenigt Reinald I het Sint Catharina Gasthuis ter hoogte van de Bakkerstraat met het gasthuis uit 1299 [11] In 1310 herroept koning Hendrik op de Rijksdag te Spiers alle vrijheden en voorrechten die door de graven van Gelre zonder toestemming van de keizers en Roomskoningen zijn verleend. Tegelijkertijd verleent hij machtiging aan de graaf van Gelre om dergelijke voorrechten en vrijheden opnieuw te verlenen of te bevestigen.Op 6 juni 1312 bekrachtigt Reinald I de vrijdom van de tol te Lobede voor die van Arnhem [12] Op 6 juni 1312 worden de Arnhemse stadsrechten door graaf Reinald I bekrachtigd Theodericus dictus Luf de Cleue is getuige [13] De vrijen en edelen staan aarzelend tegenover de oude, geestelijk verzwakte, landsheer. Ze verlangen dat de jonge Reinald in diens plaats komt. Deze is op 11 januari 1311 in Roermond getrouwd met Sophia Berthout (??- 6 mei 1329), dochter van de rijke Floris Berthout, heer van Mechelen. Dit huwelijk stelt hem in staat om zijn schulden af te lossen en een aantal verpande goederen terug te krijgen. In 1313 verzekert hij aan het gasthuis Insula Dei 1000 pond denari uit zijn inkomsten "in civitate de insula dei" en uit de goederen onder Zevenaar [14]In 1318 wordt Reinald I afgezet [15] NOTEN1. Wikipedia2. Verwoert, Handwoordenboek I, blz. 23; Aa, Aard1, blz. 3373. Wikipedia4. Wikipedia5. Wikipedia6. Wikipedia7. Wikipedia8. Nijhoff, Inventaris, blz. 59. Nijhoff, Inventaris, blz. 610. Nijhoff, Inventaris, blz. 711. Nijhoff, Inventaris, blz. 712. Nijhoff, Inventaris, blz. 9-1013. Navorscher 1852/237; Nijhoff, Inventaris, blz. 9; Aa, Aard 1, blz. 329; Navorscher 1852, blz. 23714. Nijhoff, Inventaris, blz. 1015. WikipediaReinald II1319-1326Zoon Reinald II (1295-1343) volgt op. Reinald II regeert vanaf 1319 onder voogdij. Zoon Reinald II zet zijn vader in 1320 gevangen in kasteel Montfort. .De gevolgen van de slag bij Woeringen zijn na 1319 nog steeds merkbaar. Een groot aantal trouwe edelen en ridders is om het leven gekomen, de financiële toestand is uitermate slecht en de zaken zijn slecht beheerd. De landbouw, veelal in handen van onvrijen, kan niet de aanzet vormen voor een economische opleving. De stedelijke handel en nijverheid evenmin omdat die zich in een vroeg stadium van ontwikkeling bevinden  [1] Reinald II weet rust te brengen en het vertrouwen in het landsheerlijk gezag voor een belangrijk deel te herstellen. Hij treedt op als wetgever en heeft vooral belangstelling voor het gewoonterecht. Hij zoekt het gewapend conflict niet, maar reageert vrijwel uitsluitend op aanvallen van buiten of komt vermogende vorsten te hulp. Hij zoekt de samenwerking met de Engelse koning tegen de Franse koning. Geschillen legt hij liefst voor aan onpartijdige personen. In de periode 1320-1329 schenkt Sophia hem vier dochters  [2] Hendrik Eger (1328-1408) is prior van het Karthuizerklooster [3] In 1326 overlijdt Reinald I [4]NOTENNijhoff, Gedenk 2, blz. III-I2. Nijhoff, Gedenk 2, blz. IV-V3. Aa, Bio 4, blz. E 134. Nijhoff, Gedenk 2, blz. III-IV
1326-1402Reinald II is van 1326 tot 1339 officieel graaf van Gelre en Zutphen. Hij neem buitenlandse leenmannen aan, koopt goederen aan, ontslaat eigenhorigen, geeft rechten aan de bewoners van het platteland, regelt het dijkbeheer, geeft woeste gronden uit en stimuleert ontginningen. De rechten van de steden eerbiedigt hij en beschermt de koophandel. Hij trouwt daarna in 1331 met Eleonora, dochter van Eduard II van Engeland. Ze krijgen twee kinderen, Reinald III (13 mei 1333) en Eduard (23 april 1336).Reinald II overlijdt in Arnhem op 12 oktober 1343. De huwelijksvoorwaarden gesloten tussen Reinald en Sophia voorzien erin dat de kinderen uit dit huwelijk Gelre erven. Keizer Adolf heeft in 1295 immers, ingeval van het ontbreken van mannelijke nakomelingen, vrouwelijke erfopvolging bij dit rijksleen toegestaan. Er zijn evenwel mannelijke nakomelingen. In dat geval regelen de huwelijksvoorwaarden gesloten tussen Reinald en Eleonora dat de kinderen uit het eerste huwelijk elk jaarlijks 10.000 kleine ponden aan inkomsten moet worden gegeven   [1]Reinald IIIhertog van Gelre, graaf van Zutphen 1343-1361=Zoon Reinald volgt zijn vader in 1343 op als Reinald III (1333-1371). Reinald is dan 10 jaar. Eleonora heeft de voogdij over haar kinderen. In december 1343 kiezen de steden voor de jonge Reinald. De adel volgt hen daarin. Een raad handelt in naam van Reinald de zaken binnen Gelre. Voorzitter van die raad is Jan van Valkenburg. In de raad treden op de heren van Bylant, van Bronkhorst, van Voorst, Jacob van Mierlar, Everard van Ulft en Dirk van Lynden en edelen van minder rang met tenslotte de steden. Prioriteit wordt gegeven aan het vereffenen van de nagelaten schulden. Eleonora treedt op als regente. De raad machtigt Eleonora om de inkomsten uit de vorstelijke domeinen te gebruiken voor aflossing van de schulden. Naast haar staat als "overste berechter" (landvoogd) Dirk III, heer van Valkenburg. Zijn oom Jan van Valkenburg is als "overste rentmeester"  belast met het bestuur van de geldmiddelen  [2] =Op 25 augustus 1344 noemt Eleonora zich nog  hertogin van Gelre [3] =In oktober 1344 neemt Reinald III, nog pas 11 jaar oud, voor het eerst op eigen naam en gezag het besluit om Zutphen en Doesburg in hun vrijheden te bevestigen [4]. Na het overlijden van Reinald II in 1343 treedt binnen het gewest een raad van edelen en steden op als bestuurder voor de dan 10-jarige Reinald III. De raad bekommert zich allereerst om het vereffenen van de aangetroffen schulden. Arnhem stelt voor dat doel 280 mark zilvers aan de raad ter beschikking, Wageningen 30 mark zilvers. Deze steden krijgen daarvoor een jaarlijkse rente van 10%, te voldoen uit de domeinen en de tienden [5] In 1350 ontstaan twisten tussen de Heeckerens en de Bronckhorsten [6] Tussen Reinald (Heekerens) en zijn broer Eduard (Bronckhorsten) is er elf jaar lang strijd (Gelderse Broederstrijd)Op 13 maart 1355 zijn de Bronckhorsten in Arnhem heer en meester [7] Eduard1361-1371Op 28 mei 1361 verklaren burgemeesters, schepenen, raad en gemeente van Arnhem dat hertog Reinald hen van de eed ontheven heeft ten behoeve van zijn broer Eduard. Ze nemen hem aan tot erfheer en zweren hem hulde en trouw. Eduard bevestigt die dag de privileges, rechten en gewoonten [8] .In 1364 teistert een brand de stad [9] . In 1368 wordt Hendrik van Calcar abt van het karthuizerklooster Monnikhuizen [10]. In augustus 1371 sneuvelt Eduard. Johan II van ChâtillonEr ontstaat een strijd tussen de zussen Mechteld en Maria, dochters van Reinald II. In 1372 wordt Johan II van Châtillon (1340-1380) hertog van Gelre. Hij trouwt op 14 februari dat jaar met Mechteld van Wassenberg (1325-1384). Op 12 juni 1372 wordt in Arnhem geplunderd door soldaten van de Heeckerens en de Bronkhorsten [11]Willem IIn september 1372 neemt Willem II, hertog van Gulik (1325-1393) de stad in, geholpen door Gijsbert van Bronkhorst. Hij is de weduwnaar van Maria van Gelre en voogd over zijn zoon Willem III van Gulik (1364-1402), eerste hertog van Gelre 1377-1402 (Willem I), hertog van Gulik 1393-1402 [12]  Bij de Vrede van Straelen in 1374 wordt het gebied verdeeld tussen de zussen Mechteld en Maria. Willem wordt op 29 november 1377 door keizer Karel IV met Gelre en Zutphen beleend. In 1379 staakt de doorvechtende Mechteld de strijd. Mechteld mag hertogin blijven heten. Op 3 april 1380 bevestigt Willem van Gulik de overeenkomst van 1 augustus 1376 waarbij het bouwen van huizen buiten de stadsmuren van Arnhem verboden wordt [13] . Rond 1388  wordt het klooster Mariënborn bij Arnhem opgericht [14]. In 1399 komen kanunniken uit Tiel naar Arnhem [15] Na zijn overlijden in 1402 wordt Willem I opgevolgd door zijn broer Reinald IVNOTEN1   Nijhoff, Gedenk 2, blz. VI-VII.2.  Nijhoff, Gedenk 2, blz. IX-X].3.  Nijhoff, Inventaris, blz. 224.  Nijhoff, Gedenk 2, blz. XII5.  Nijhoff, Gedenk 2, blz. IX]6.  Aa, Aard 1, blz. 337.7.  Aa, Bio 6, blz. 968.  Nijhoff, Inventaris, blz. 30-319.  Aa, Aard1, blz. 337; Verwoert, Handwoordenboek I, blz. 2310. Aa, Bio 3, blz. 411. Aa, Bio, deel 2-2, blz. 1397;Nijhoff, Inventaris, blz. 41; Verwoert, Handwoordenboek I, blz. 23]. 12. Nijhoff, Inventaris, blz. 41; Wikipedia13. Nijhoff, Inventaris, blz. 45 14. Aa, Bio 7, blz. K 3715. Aa, Aard 11, blz. 173

Reinald IV1402-1423Reinald IV (1365-1423) volgt zijn broer op in 1402. Hij bevestigt de rechten en vrijheden van de stad Arnhem op 25 februari 1402 [1] In de 14e eeuw ontstaat langzaamaan een ambtenarenstand onder leiding van de stadssecretaris [2]. Namen uit die tijd zijn Johan van Wesel, Geryt Keersmaker (...-1397), Gerrardus Scapelriem [3] . In 1404 trekken de Augustijner nonnen in het Sint Agnietenklooster.Op 24 februari 1410 bevestigt hertog Reinald de rechten en vrijheden vsn de stad Arnhem [4]. In 1411 wordt de stad door brand vrijwel geheel verwoest [5] In 1412 trekken "wapentuers"op tegen de Hollanders [6]Op 3 mei 1418 komen ridderschap en steden van het kwartier Veluwe overeen om na het overlijden van de hertog in de opvolging te voorzien en voor elkaars rechten te waken [7]. De Gelderse landdag is de vergadering van de staten van de vier kwartieren. De eerste landdag is in 1418. Dan wordt overeengekomen dat geen vorst over het gewest zal regeren die niet is erkend door de meerderheid van de ridders, de vier hoofdsteden en de kleine steden. Voorts wordt verklaard dat men elkaars rechten zal waarborgen.In 1419 wordt het Augustijner nonnenklooster gesticht door Reinald IV, hertog van Gelre en de 51e Utrechtse bisschop  Frederik van Blankenheim [8]. In 1419 zijn er twee branden. Bij de ene gaan 200 huizen verloren; bij de tweede 300 huizen [9]. Op 25 oktober 1419 belooft Maria hertogin van Gulik en Gelre......In 1420 worden door Arnhem de kosten betaald van de acties in Nijkerk, Barneveld en Amersfoort [10]Reinald overlijdt in 1423 op weg naar een plek bij Arnheml Hij bleef  [11]  Reinald wordt opgevolgd door een achterneef, Arnold van Egmond. NOTEN1   Nijhoff, Inventaris, blz. 552.  Wikipedia 3.  Leppink/Wientjes, Het Sint Catharinae Gasthuis in Arnhem, blz. 954.  Nijhoff, Inventaris, blz. 605.  Aa, Aard1, blz. 3376.  Hasselt, Kronijk, blz. 5 7.  Nijhoff, Inventaris, blz. 178.  Aa, Aard 2, blz. 3549.  Aa, Aard1, blz. 337; Verwoert, Handwoordenboek I, blz. 2310.  Hasselt, Kronijk, blz. 611.  Hasselt, Kronijk, blz. 7
Arnold van Egmond 1423-1465
Arnold van Egmond (1410-1473) of Aarnout is een zoon van Jan II, heer van Egmond en Maria van Arkel. Hij is van 1423 tot 1465 hertog van Gelre en graaf van Zutphen. Gehuwd met Catharina van Kleef [1]. Sigismund, Roomsch koning, schrijft op 30 mei 1425 aan de steden van Gelre en Zutphen dat hij het hertogdom en graafschap nu deze - door het kinderloos overlijden van hertog Reinald IV - aan het rijk vervallen zijn, heeft gegeven aan Adolf, sinds 1423 hertog van Gulik en Berg, neef van Reinald IV, zoon van Willem I en vermaant de steden om hem als erfheer te ontvangen en Arnold van Egmond, die zich tegen het rijk had opgesteld,  niet te huldigen en deze te verlaten [2]In 1425 is er een hevige brand [3].  In 1426 gaan er 12 schutten van de stad naar Orsoy (thans deel van Rheinberg) [4] In 1427 heeft de stad hoge kosten voor ingrijpen in Loenen, Nijerkercken, Wageningen, Barneveld, de Betuwe en Amersfoort [5]. Op 9 augustus 1427 komen deken en kapittel van Sint Walburg in Zutphen en het klooster Prume in Trier overeen dat het klooster in bezit blijft van de tienden van de Arnhemse weerd vóór de Sabelspoort gelegen  [6] . In 1428 vertrekken schutten en knechten naar de Horst [7] Op 15 december 1430 dagvaardt Sigismund de bannerheren, ridderschap, steden en ingezetenen van Gelre en Zutphen om zich binnen 40 dagen in Neurenberg te komen verantwoorden vanwege de klacht van Adolf tegen hen omdat ze Arnold van Egmond hebben gehuldigd en niet hem. De vier hoofdsteden van Gelre schrijven dat ze geen acht zullen slaan op de brief en nimmer zullen ophouden hertog Arnold voor hun wettige heer te erkennen [8]  Op 15 mei 1431 dagvaardt Sigismund voor de derde en laatste maal, maar herhaalt dit op 28 september 1431 [9] Op 25 januari 1437 bepalen burgemeesters, schepenen en raad van Arnhem dat allen die van Lazerije verdacht zijn onder geleide van een stadsbode naar Keulen zullen reizen om zich daar te laten bezien. Voorts dat geen melaten mogen bedelen of op het ,,,,zitten, anders zal hen het melatenhuis worden ontzegd [10]Op 23 december 1445 geeft hertog Arnold nieuwe rechten en vrijheden aan de ingezetenen van Overbetuwe [11]. Op 26 februari 1447 stelt hertog Arnold ene Carselis van den Gruithuis aan als ambtman en richter van Arnhem en Veluwezoom [12] .Willem Heda is in de 15e eeuw aartsdeken van Arnhem [13] Gulik meent na de Tweede Gelderse Successieoorlog aanspraken te hebben op Gelre. In 1448 verkocht Adolf van Gulik-Berg die aanspraken aan Filips de Goede. De magistraat van Arnhem gelast in 1450-1452 alle huizen buiten de Rijnpoort aan de oude kraan af te breken;  voorts dat niemand op de weg die naar de melaten gaat, nering mag oefenen of op de paardenmarkt wonen mag [14]. In 1453 wordt lang laken als stadskleding gedragen door bodes, de stadstimmerman, de steenmetzeler, de leyendecker, de straetmaker, de mercktmeesters, de harnismaker, de smit, de slootmaker e.a. Met korte lakens worden gekleed enkele bodes, de stadsvoerman, de orgenist, de tychgeler, de wakers, de agt poertiers van de vier poorten, de bierdragers, de schatters, enz. [15] Philips hertog van Bourgondië vermaant op 25 maart 1456 steden Nijmegen, Roermond, Arnhem en Zutphen om hertog Arnold die zijn sloten en renten verpand heeft en het gehele land ten verderve brengt, zich bijtijds te beraden en de zaken tot voordeel van hertogin Catharina van Kleef en jonker Adolf te beschikken. Catharina verlaat de echtelijke woning en brengt Adolf bij haar oom, die zich  in het leger te Deventer bevindt. Philips belooft de steden zijn hulp [16]. In 1457 branden op de markt enkele huizen af  [17] Briefwisseling uit 1458 tussen hertog Arnold, jonker Adolf en de vier hoofdsteden ter zake van de geschillen tussen de beide eersten en de menigvuldige grieven van de laatsten tegen de hertog [18]. Op 2 juli 1458 dagvaart keizer Frederik van Duitsland de stad Arnhem om binnen drie en zestig dagen voor het Rijksgericht om zich te verantwoorden wegens haar heulen met Arnold, die zich noemt hertog van Gelre en die door de keizer in de ban was gedaan [19] Briefwisseling tussen de stad Arnhem en de andere Gelderse hoofdsteden over het verdrag de 12e en 13e oktober 1459 gesloten tussen hertog Arnold, zijn gemalin en zijn zoon Adolf door tussenkomst van Willem, heer van Egmond en IJsselstein , en de afgevaardigden van bannerheren, ridderschap en steden des lands van Gelre [20] Enige kapittelheren van St. Walburg houden in 1460 verboden omgang met vrouwen en maagden "toe stegen ende toe straten dagelix voor ogen". De raad bant de dames daarom uit de stad. Afgevaardigden uit het kapittel beklagen zich daarover in de raad. De handelwijze van de stad is naar hun mening strijdig met de door graaf Reinald aan het kapittel gegeven privileges. Ze vorderen de terugkeer van die vrouwen. De raad "om eer ende gunst die de raet totten capittel droeg" komt dan op zijn besluit terug "also verre als se sich beterden ende liefflicken" houden [21] Huizen en getimmerten buiten de Rijnpoort moeten worden afgebroken wordt in 1462 beslist [22]. De Gelderse hoofdsteden schrijven in 1463 de stad Keulen. Ze vragen herstel van de belemmering die hun nering heeft ondervonden en stelt een minnelijke samenkomst voor tot wegruiming van de bezwaren [23]. Op 11 juli 1463 wordt op de dagvaart in Zutphen besloten tot eendrachtige samenwerking tegen het bestuur van hertog Arnold [24]. Op 9 januari 1465 wordt hertog Arnold door zijn zoon Adolf gevangen genomen en overgebracht naar het tolhuis in Lobith.  Hij wordt daarna overgebracht naar het slot in Buren.  Arnold wordt tot 1471 gevangen gehouden. Adolf wordt geruggesteund door Philips de Goede van Bourgondië, de vader van Karel de Stoute [25]. NOTEN1   Verwoert, Handwoordenboek I, blz. 242.  Nijhoff, Inventaris, blz. 69; Aa, Bio, deel 1, blz. 70 3.  Aa, Aard1, blz. 334; Verwoert, Handwoordenboek I, blz. 23.4.  Hasselt, Kronijk, blz. 8  5.  Hasselt, Kronijk, blz. 96.  Nijhoff, Inventaris, blz. 717.  Hasselt, Kronijk, blz. 58.  Nijhoff, Inventaris, blz. 779.  Nijhoff, Inventaris, blz. 77-7810.  Nijhoff, Inventaris, blz. 8811.  Nijhoff, Inventaris, blz. 9712.  Nijhoff, Inventaris, blz. 99  13.  Aa, Bio 6, blz. 9414.  Nijhoff, Inventaris, blz.102 15.  Hasselt, Kronijk, blz. 28.16.   Aa, Bio1, blz. 70-72; Nijhoff, Inventaris, blz. 110; 17.   Hasselt, Kronijk, blz. 3118.   Nijhoff, Inventaris, blz. 11319.   Nijhoff, Inventaris, blz. 113-11420.   Nijhoff, Inventaris, blz. 11421.   Nijhoff, Inventaris, blz. 123-124; Hasselt, Kronijk, blz. 36-3722.   Hasselt, Kronijk, blz. 39-4023.   Nijhoff, Inventaris, blz. 12224    Verwoert, Handwoordenboek I, blz. 2425.   Aa, Bio, deel 1, blz. 73; https://historiek.net/adolf-van-egmond-1438-1477/3260/

Adolf van Egmond1465-1473=Adolf is op 18 december 1463 in Brugge getrouwd met Catharina de Bourbon. Ze krijgen in maart 1465 een dochter Philippa van Gelre, hertogin van Lotharingen [0]=Verhaal van 16 januari 1465 inzake hetgeen is voorgevallen op de landdag te Nijmegen. De landdag is door hertog Adolf [1438-1477] bijeengeroepen. Hij verantwoordt zich daar wegens het gevangen nemen van zijn vaders en het innemen van het slot te Grave. Hij belooft ieders vrijheden en voorrechten te zullen handhaven. De stad Nijmegen verklaart zich bereid hem te ondersteunen [1] . Op 6 februari 1465 belooft en zweert hertog Adolf de rechten en vrijheden van de stad Arnhem te zullen onderhouden [2]  =Op 19 november 1465 doen hertog Arnold en zijn gemalin Catharina van Kleef afstand van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen ten behoeve van hun zoon Adolf [3] =Op 27 februari 1466 wordt verhaald van de inneming van de stad Arnhem door Willem, heer van Egmond, voor zijn broer hertog Arnold [4]  =In 1467 maakt Willem van Egmond, de broer van Arnoud van Gelder, zich meester van de stad. De belegering van de stad door hertog Adolf heeft geen succes. Na 14 dagen breekt hij het beleg op [5] ......[6] =Op 5 februari 1467 verklaart hertog Adolf verzoend te zijn met de stad Arnhem, haar burgers en ingezetenen, die zich vijandig tegen hem verzet hebben en met zijn oom de heer van Egmond gemene zaak gemaakt hebben [7]. =Op 5 oktober 1467 verbinden Johan, hertog van Kleef, Willem, heer van Egmond en Jan en Frederik zijn zonen, alsmede de stad Arnhem zich tot onderlinge hulp tegen Adolf, de hertog van Gelre [8],  =Op 9 november 1467 wordt Karel van Gelre, ook Karel van Egmond, in Arnhem geboren [9] =Op 2 juli 1468 schrijft Jacobus , koning van Schotland, de stad om de gevangen zittende hertog te hulp te komen [10]. In 1468 bemachtigt Karel de Stoute de stad. Arnoud van Gelre heeft het hertogdom Gelre en het graafschap Zutphen aan hem verpand voor 92.000 Rijnsguldens. De stad moet 90.000 Rijnsguldens opbrengen. Alle oude akten worden naar het kasteel in Vilvoorde gebracht [11] =Op 9 december 1468 verzoenen hertog Adolf enerzijds en Willem van Egmond met zijn zonen Jan en Frederik en de stad Arnhem anderzijds zich met elkaar [12] =Op 24 november 1470 bevestigt hertog Adolf 350 overlandse Rijnse guldens te hebben ontvangen die de stad hem heeft toegestaan in evenredigheid van de pondschatting drie jaar geleden door ridderschap en steden bewilligd  [13]=In 1470 en 1471 zijn er berichten aangaande de in Arnhem gebrachte tijdingen van de gevangenschap en vlucht van de hertog van Gelre na zijn ontmoeting met hertog Arnold bij Karel, hertog van Bourgondië. En in mei 1471 berichten aangaande de beweging te Arnhem, het bemachtigen van de Sabelspoort en het nemen van maatregelen om de stad te bewaren tegen hertog Arnold ten behoeve van zijn zoon Adolf [14] NOTEN0. Zwetheul, Paulina, Philippa van Gelre, hertogin van Lotharingen (1465-1547). De “vergeten” oudere zus van hertog Karel van Egmond - deel I, in: Arnhems Historisch Tijdschrift 2023/4, blz. 205-2141   Nijhoff, Inventaris, blz. 124-1252.  Nijhoff, Inventaris, blz. 124-1253Nijhoff, Inventaris, blz. 1264.  Nijhoff, Inventaris, blz. 1265.  Aa, Aard1, blz. 3376.  Nijhoff, Inventaris, blz. 1337.  Nijhoff, Inventaris, blz. 1278. Nijhoff, Inventaris, blz. 1289. Aa, Bio 7, blz. K 1510. Hasselt, Kronijk, blz. 4611. Aa, Aard1, blz. 337.12. Nijhoff, Inventaris, blz. 12813. Oud Archief nr 1813; Nijhoff, Inventaris, blz. 12914.  Nijhoff, Inventaris, blz. 129
Arnold van Egmond1471-1473=De pondschatting is drie jaar lang betaald. De stad is in 1470 onvermogend. Ze belooft de helft van haar aandeel (650 Rijnse guldens) zomer 1471 en de andere helft in de winter van 1471 te zullen betalen [1] . Op 28 juni 1471 verklaren de drie hoofdsteden van Gelre de hertog geen bede of pondschatting te zullen toestaan dan met gemeen goedvinden [2] =Filips opvolger Karel de Stoute keerde zich tegen Adolf en herstelde in 1471 het gezag van Arnold. Adolf werd op zijn beurt gevangengezet in Hesdin. Arnold onterfde nu zijn zoon [2a]=Van 1471 tot 1473 is Arnold weer hertog van Gelre en graaf van Zutphen. Hij verpandt in 1472 voor 300.000 goudguldens Gelre en Zutphen aan hertog Karel van Bourgondië, ofwel Karel de Stoute en wijst hem aan als erfgenaam [3].=In 1473 zijn meester Gerit van Huet en Jan Gairtss de stad rondgegaan op alle huizen binnen en buiten Arnhem op te schrijven en op een schatting te zetten [4].=Arnold overlijdt in 1473 [5]  Na Arnolds overlijden volgde Karel de Stoute hem dan op. De Staten van Gelre en Zutphen erkenden Karel de Stoute echter niet als hun nieuwe hertog en benoemden in zijn plaats de afgezette Adolf van Egmont. Hierop nam Karel nam de steden Nijmegen en Zutphen gewapenderhand in om zijn opvolgingsrecht zo kracht bij te zetten [6].
NOTEN1   Hasselt, Kronijk, blz. 48-492.  Nijhoff, Inventaris, blz. 1302a. https://www.wikiwand.com/nl/Gelderse_Onafhankelijkheidsoorlog3.  Verwoert, Handwoordenboek I, blz. 23.4.   Hasselt, Kronijk, blz. 505.   Hasselt, Kronijk, blz. 51; 26.   Nijhoff, Inventaris, blz. 1226.   https://www.wikiwand.com/nl/Gelderse_Onafhankelijkheidsoorlog

Karel de Stoute1473-1477In 1473 willen de Staten Adolf als opvolger. Op 12 oktober 1473 geeft Karel, hertog van Bourgondië, verordeningen omtrent de wijze van invordering schatting van 90,000 gulden door hem aan de stad en de Veluwe opgelegd als boete voor de tegenstand aan wijlen hertog Arnold en hem geboden [1]  Karel de Stoute (1433-1477) bevecht zijn rechten en lijft Gelre en Zutphen in. Adolf wordt gevangen gezet [2] Willem IV van Egmond, de jongere broer van Arnold,  wordt door Karel de Stoute tot stadhouder benoemd. Hij wordt in 1473 in Arnhem gehuldigd "in behouf myns gen: Heere van Burgondien [3]. Hij vindt zichzelf te oude voor deze functie.  Zijn zoon Willem van Egmond jr. volgt hem kort daarna als stadhouder op [4] Rekwest in 1474 ingeleverd door de inwoners van Arnhem en de Veluwe aan Karel, hertog van Bourgondië, om vermindering en uitstel van de opgelegde schatting  [5]. Op 31 mei 1474 verandert Karel, hertog van Bourgondië, wegens de bezwaren die met het invorderen van de schatting op de Veluwe verbonden waren, de wijze waarop die gelden te Arnhem zouden ontvangen worden [6]. Volmacht op 24 juni 1474 voor Lodewijk van der Heyden en Johan van Mekeren om namens de stad Arnhem en het kwartier van Veluwe te Mechelen de betaling te regelen van de compositiepenningen aan hertog Karel van Bourgondië  [7]. Akte op 11 augustus 1474 verleend door het Hof van Gelre dat stad Arnhem aan Bernard van Barnsteen, ridder,  raad en kamerling van de hertog van Bourgondië 1450 gulden heeft ter hand gesteld als compositiepenningen van de Veluwe die in mindering komen op de gelden welke de stad schuldig is voor het volk van wapenen op te brengen [8]. Brieven van september 1474 namens den hertog van Bourgondië aan zijne ambtlieden in Gelderland gericht over het traag opbrengen der compositiepenningen door die van Arnhem en de Veluwe met bevel om de onwilligen gevangen te nemen en te straffen [9] Op 10 oktober 1474 verzoekt Karel, hertog van Bourgondië, de magistraat van de stad Arnhem om zo spoedig mogelijk alle archers et arbalestriers waarover de stad beschikken kan naar Nuis tot hem op te zenden daar de keizer en alle Duitse vorsten met een groot leger tegen hem in aantocht waren  [10Op 20 maart 1475 vergunt Karel, hertog van Bourgondië, in aanmerking nemende dat die van Arnhem verarmd en onvermogend zijn de hun opgelegde schatting van 9000 gulden (90.000 ??) alsnog geheel te betalen hun gedurende drie jaren de assijsen op wijn ea  koopwaren tot dat einde te ontvangen [11Akte uit 1476 waarbij het Hof van Gelre de magistraat van Arnhem verklaart ontslagen te zijn uit de hechtenis wegens compositiepenningen, verschuldigd aan den rentmeester van het Kwartier van Arnhem. In januari 1477 sneuvelt Karel de Stoute in de Slag bij Nancy [12]. NOTEN1   Nijhoff, Inventaris, blz. 1322.  Hasselt, Kronijk, blz. 52.3.  Aa, Bio, deel 5, blz. 50; Hasselt, Kronijk, blz. 494.  Nijhoff, Inventaris, blz. 133, 1385.  Nijhoff, Inventaris, blz. 1326.  Nijhoff, Inventaris, blz. 1347.  Nijhoff, Inventaris, blz. 1348.  Nijhoff, Inventaris, blz. 1339.  Nijhoff, Inventaris, blz. 135.10.  Nijhoff, Inventaris, blz. 13511.  Nijhoff, Inventaris, blz. 136 12.  WikipediaAdolf van Egmond1477-1477Karels dochter Maria van Boergondië roept in februari 1477 de Staten-Generaal in Gent bijeen. Ze willigt de eisen van de gewesten in bij het Groot Privilege. De Gelderse Kwartieren stuurden geen afvaardiging. In april 1477 vindt een Gelderse landdag plaats in Nijmegen. De staten van de vier kwartieren verklaren zich onafhankelijk van Bourgondië en erkennen Adolf van Egmond opnieuw als hun landsheer [1]. In 1477 is Adolf hertog van Gelre. Hij treedt in dienst van Maria  en trekt ten strijde tegen de Franse Lodewijk XI sneuvelt op 27 juni 1477 bij het beleg van Doornik [2]. NOTEN1   https://www.wikiwand.com/nl/Gelderse_Onafhankelijkheidsoorlog2.  https://historiek.net/adolf-van-egmond-1438-1477/3260/ noemt als overlidensdatum 22 juli 1477
Catharina van Gelreregentes, zus van AdolfMaximiliaanhertog van Oostenrijk en Bourgondië1477-1492Na het overlijden van Adolf van Egmond in 1477 is zoon Karel pas 9 jaar. Er treedt een zus van Adolf als regentes (1477-1492) op, Catharina van Gelre, aangesteld door de Staten. In augustus 1477 trouwt Maria van Boergondië met Maximiliaan van Oostenrijk. Maximiliaan en Maria  betwisten het recht van Catharina, maar Maximiliaan heeft de handen vol aan de strijd tegen Frankrijk. De Bourgondische partij probeert dan onder leiding van Willem van Egmond de macht te grijpen. In maart 1478 wordt Arnhem overrompeld. De hertog van Kleef, de heer van Egmond en de stad Arnhem sluiten op 24 juli 1478 een verbond ten behoeve van Maximiliaan,  hertog van Oostenrijk en Bourgondië [1] Johan, de oudste zoon van de hertog van Kleef, belooft op 5 augustus 1478 de vrijheden en voorrechten van de stad Arnhem te zullen onderhouden [2] In brieven van januari 1479 doen Maximiliaan en Maria allerlei beloften aan de stad en bevestigen alle rechten en privileges [3]. Maximiliaan en Maria hertogen van Gelre en graven van Zutphen beloven in januari 1479 dat zo voortaan enige steden sloten of landen van Gelre en Zutphen die zich nog niet aan hun gezag onderworpen hadden zich met hen verzoenden en schatting betaalden, de stad Arnhem daarvan vrij zou zijn wegens de door deze betoonde trouw [4]. Adolf van Nassau, maarschalk bij Maximiliaan, belooft op 21 mei 1479 om van de stad geleende gelden, benodigd voor het onderhoud van de Bourgondische bezetting in Arnhem, binnen een jaar terug te betalen [5] Maximiliaan van Oostenrijk verklaart op 15 december 1483 verzoend te zijn met de stad Arnhem en haar te vergeven wat zij tegen hem misdreven had door de partij van den hertog van Kleef tegen hem te houden [6]  Johan hertog van Kleef ontslaat op 5 januari 1484 de stad Arnhem van eed aan hem gedaan ten behoeve van den aartshertog Oostenrijk [7]. De stad is in 1484 achterstallig in het betalen van rente [8] Maximiliaan en Filips hertogen van Gelre en graven van Zutphen vergunnen op 3 maart 1485 de stad Arnhem gedurende vier jaren de accijnzen te verhogen om in de opbrengst de middelen te vinden tot herstel van de muren en poorten die geheel vervallen zijn  [9]. De magistraat der stad Arnhem verklaart op 3 augustus 1485 dat Elisabeth van Arnhem weduwvrouwe tot Wilp in erfpacht genomen heeft van deken en kapittel der kerk St Pieter te Utrecht het halve veer te Arnhem volgens een hier ingevoegden brief van 8 mei 1484 [10] Akte uit 1486, waarbij de aartshertogen Maximiliaan en Philips gelasten, dat de tollenaar te Lobith aan de steden Nijmegen, Arnhem en Zutphen de achterstallige rente voor de stad Büderick uitbetalen moet [11] Op 31 mei 1487 is Maximiliaan hertog van Gelre. Adolf van Nassau is stadhouder [12]. Overeenkomst van 22 maart 1487 tussen de magistraat van de stad Arnhem en Joost Willems, Johan Hendriks en Peter Nouwert om hun draperye of lakenfabriek van Zutphen naar Arnhem te verplaatsen en zich aldaar met der woon te vestigen [13] In 1487 staat aartshertog Maximiliaan van Oostenrijk aan de stad toe om zes gilden te hebben [14]Op 23 april 1488 eist stadhouder Adolf van Nassau van de stad dat die in allerijl dertig personen goed met harnas en getuig uitgerust uitzendt om zich te voegen bij het keizerlijk leger dat de in Brugge gevangen Maximiliaan gaat ontzetten  [15] Adolf van Nassau vermaant op 6 januari 1491 de inwoners van Arnhem en van Veluwe zich gehoorzaam te betonen aan de verordeningen door de Roomskoning te Grave gemaakt m.b.t. de munt en de beide pondschattingen  [16]. De officiaal des hoves te Utrecht verklaart op 4 maart 1491 dat het kapittel van St het halve veer aan de Praast tegenover de stad Arnhem als een gemortificeerd goed en vervallen en verzuimd weder aan de kerk gekomen aanvaard heeft [17] NOTEN Nijhoff, Inventaris, blz. 138 2.  Nijhoff, Inventaris, blz. 138-139]3.  Nijhoff, Inventaris, blz. 1384.  Nijhoff, Inventaris, blz. 1385.  Nijhoff, Inventaris, blz. 139-140 6.  Nijhoff, Inventaris, blz. 1447.  Nijhoff, Inventaris, blz. 1448.  Nijhoff, Inventaris, blz. 146-1479.   Nijhoff, Inventaris, blz. 147 10.  Nijhoff, Inventaris, blz. 147-14811.  Oud Archief nr. 184512.  Nijhoff, Inventaris, blz.  150-15113.  Nijhoff, Inventaris, blz. 149 14.  Inleiding oud archief15.  Nijhoff, Inventaris, blz. 15316.  Nijhoff, Inventaris, blz. 15717.  Nijhoff, Inventaris, blz. 157

Karel van Gelre1492-1538hertog van Gelre en graaf van Zutphen 
Op 4 april 1492 berichten rigter, burgemeesters, schepenen, raad, burgers en ingezetenen van de stad Arnhem aan stadhouder Adolf graaf van Nassau dat zij hun heer Adolf van Gelre en diens erven hulde en eed van trouw gedaan hebben en dat zij daarvan niet kwijtgescholden zijn; dat zij door hun wettige landvorst heer Karel van Gelre verzocht zijn ook hem hulde en trouw te bewijzen; dat zij daarom aan hem graaf Adolf de afgedrongen eed van trouw opzeggen [1]. Karel bezweert op 5 april 1492  dat hij de rechten, vrijheden en gewoonten van de stad Arnhem en van haar gilden. zal onderhouden. Adolf van Nassau reageert op 6 april 1492 afwijzend op de brief [2]. In 1492 kiest de stad de zijde van Karel van Egmond, hertog van Gelre [3]. De maarschalk Willem van Aeswijn gelast op 2 mei 1492 de stad Arnhem om het leger achter Wageningen van levensmiddelen te voorzien [4]. Overeenkomst van 16 december 1492 tussen de magistraat en de burgerij van de stad Arnhem dat vier gegoede burgers en een raadslid zich zullen belasten met de verrekening van de wijnaccijns, hopaccijns en bieraccijns en de pacht van de stadsweerd gedurende twee jaren teneinde op deze wijze tot een betere afdoening te geraken van de grote schulden van de stad veroorzaakt door het beleg voor Wageningen in 1489 en de inkomst van hertog Karel waardoor nering en handel gestremd waren  [5] In 1493 reizen burgers uit Arnhem naar de Praest, Rosendael, Beekbergen en Apeldoorn om te bereiken dat daar in overeenstemming met het recht niet langer bier gebrouwen zou worden [6]. Opgave van 19 maart 1493 van onbezwaarde en onverpande renten en domeinen s lands van Gelre en Zutphen bij den aanvang der regering van hertog Karel ingeleverd op verzoek van bannerheren ridderschap en steden te Nijmegen vergaderd om daaruit maatregelen te nemen tot bekostiging van de hofhouding van de hertog en het loskopen van jonggraaf van Meurs [7] Hertog Karel roept in 1496 krijgsvolk op om naar Scherpenzeel en Barneveld te trekken [8] In de 15e eeuw is Bernard Proyss muntmeester in Arnhem [9] Rigter en schepenen van Arnhem verklaren op 17 mei 1499 dat Evert van Wilp ridder het halve veer te Arnhem van deken en kapittel der kerk van St. Pieter te Utrecht in eeuwige erfpacht genomen heeft [10] Burgemeesters, schepenen en raad van de stad Arnhem bekennen dat Winant van Doorninck Wz van deken en kapittel der kerk van St Pieter te Utrecht het halve veer vóór de stad in erfpacht heeft ontvangen [11]. In 1499 worden de stadsaccijnzen niet tijdig verpacht omdat de vijand bij Monnikhuizen ligt [12] Hertog Karel die van de stad Arnhem behalve het bedrag der ingewilligde pondschatting nog andere gelden geleend heeft voor zijn reis naar Frankrijk geeft haar op 2 januari 1500 daarvoor een aanwijzing op de inkomsten van de pondschatting op de Veluwe [13] De stad verkoopt op 8 november 1501 een jaarrente van vijftig overlandse gouden Rijnse guldens uit een blok van de stadsweerd Ossenkamp buiten de Sabelspoort. De stad krijgt daarvoor 714 gouden Rijnse guldens en betaalt daarmee kosten van de nederlaag bij Wageningen en schulden van de hertog voor welke de stad borg staat [14] Hertog Karel belooft op 17 april 1502 aan de stad Arnhem schadeloosstelling omdat zij zich met Nijmegen en Zutphen verbonden had om gedurende twee maanden 150 ruiters te onderhouden die onder Rudolf heer van Diepholt en Otto graaf van Redtberg in dienst van de hertog zouden worden gebruikt [15] Hertog Karel belooft op 1 mei 1503 aan de stad Arnhem die zich ten zijnen behoeve tot het onderhoud van honderd paarden en krijgsknechten verbonden had dat hij de steden Harderwijk Wageningen Hattem en Elburg zou overhalen daartoe naar evenredigheid bij te dragen [16]. Thijs van den Bosch stadswisselaar Nijmegen vermaant op 18 maart 1503 de stad Arnhem tot betaling van de aan hem verschuldigde gelden die zij wegens de pondschatting hem opgenomen had of om terstond twee raadsleden in leisting te zenden met twee reisige peerden binnen Nijmegen in de herberg van Wolf van Ryell in de gulden mast "opdat mij geen claighkakens, cleuens ind opslaens of ander veruolch noit en zij" [17] Filips koning van Kastilië verleent op 14 juli 1505 aan de stad Arnhem een schorsing van betaling van haar schulden voor de tijd van vijf jaren [18].  In 1505 wordt de stad belegerd en ingenomen door Filips de Schone, hertog van Bourgondië [19]. Filips koning van Kastilië verklaart op 6 juli 1505 de stad Arnhem die zich aan hem heeft onderworpen in genade aan te nemen en bevestigt haar bij haar vrijheden en rechten  [20]. Memorie van toelichting van 27 juli 1505 of nadere verklaring van het traktaat tussen Filips koning van Castilië en Karel van Gelre te Tiel gesloten  [21] In 1506 is Aremberg, gouverneur van Arnhem [22]. Rekwest uit 1505-1506 van het klooster Monnikhuizen aan de Roomskoning te Namen om vrijstelling van schatting  [23De stad Arnhem stelt rond 1509 het St Jans klooster vrij van alle stadsdienst en bolwerken  [24] In 1510 wordt besloten dat de "Ampten", bouwlui, wevers, schroders, welke dan ook op hun feestdagen gewoon accijns op het bier moeten betalen, net als andere tappers [25] maten en koornmaten en de accijnsen door wederzijdse burgers bij de ouderlinge handel te voldoen [26] Margareta hertogin van Paruia verzoekt op 30 januari 1512 aan Henrik hertog van Brunswijk om de huizen en hoven der Arnhemse burgers en voorts de dorpen Elden, Driel, Heteren en die van de Veluwezoom waaruit die van Arnhem hun leeftocht bekomen niet te verbranden en te verwoesten [27]In 1514 moeten op last van hertog Karel de stadswallen worden verzwaard [28]. Allardt Hackfort vergunt op 5 juni 1514 de magistraat van de stad Arnhem om een jaarrente van 28 gouden Rijnse guldens die de stad hem ingevolge een eerbrief schuldig was ten allen tijde met 400 zulke guldens af te lossen [29] De steden Deventer, Kampen en Zwolle bij de stad Arnhem aan op de handhaving van haar vrijheden, pondschatting en dienstbaarheid voor hare ingezetenen op de Veluwe en in de graafschap gegoed zijn. Erbij gevoegd is het privilege van hertog Karel 16 juli 1515 [30] . In 1515 wordt de stad bezit van Karel van Gelre [31]Hertog Karel's echtgenote doet in 1518 haar intrede in Arnhem [32] Burgemeesters schepenen en raad der stad Arnhem bekennen in 1521 schuldig te zijn aan Winand van Doorninck 1600 gulden wegens zijne nederlaag te Elden "tegen onser stadt muer" in 1502 en tot loskoping uit zijn gevangenschap in het land van Kleef [33] In 1522 kost een lam 24 stuiver Brab. en een vette gans 4 stuivers Brab. [34] Op 1 augustus 1525 is er een grote brand. De stad levert elke derde dakpan om de "schemele burgeren" te helpen met de herbouw. In 1526 wordt een nieuw gebouw naar het Zutphense model [35] In 1527 wordt die regeling voor 52 huizen toegepast en in 1528 voor 38 daken [36] Hertog Karel bevestigt op 20 mei 1530 het besluit van burgemeesters, schepenen en raden van de stad Arnhem waarbij deze een nieuwe en een verhoogde accijns op het gemaal instellen om uit de opbrengst de Rijn door de strang te vergraven en bij de stad te brengen [37]. Hertog Karel gelast de magistraat van Arnhem om nieuwe accijns op het gemaal en het bier ten spoedigste werking te brengen teneinde daarmee de kosten te bestrijden van het verleggen van de Rijnstroom nabij de stad want de stroom was zeer verland en de stad daardoor neringloos en vol schulden geraakt  [38] De magistraat van de stad Arnhem levert in augustus 1531 een vertoog in bij Karel hertog van Gelre waarin de magistraat zich verantwoordt tegen de beschuldiging als zouden de verhoogde accijnzen niet alle aan zijn rentmeester verantwoord en tot versterking van de stad aangewend worden en tevens om de hertog van het plan af te brengen om de Rijnstroom vóór de stad te doen vergraven maar deze zaak die de stad tot nadeel zou zijn liever eerst met heemraden en hoofdmeesteren van Rijn, Waal en IJssel te overleggen die daar verstand van hebben [39] Hertog Karel verklaart op 10 juni 1532 dat de hem door ridderschap en steden van het kwartier van Arnhem toegestane pondschatting van 70,000 goudgulden tot betaling van zijn schulden, tot inlossing van zijn verpande domeinen en renten en tot ophouding van zijn staat nimmer strekken zal ter verkorting van hunne privileges en rechten [40] In 1537 wordt door Karel van Gelre de Sint Janspoort versterkt met een rondeel en een vast bolwerk [41]NOTEN Aa, Bio, deel 1, blz. 77; Nijhoff, Inventaris, blz. 158-159 2.  Nijhoff, Inventaris, blz. 158-159 3.  Aa, Aard 1, blz. 3374.. Nijhoff, Inventaris, blz. 159]5.  Nijhoff, Inventaris, blz. 1606.  Hasselt, Kronijk, blz. 617.  Nijhoff, Inventaris, blz. 1618.  Hasselt, Kronijk, blz. 659.  Aa. Bio 9, blz. P 14510. Nijhoff, Inventaris, blz. 17111. Nijhoff, Inventaris, blz. 17512. Hasselt, Kronijk, blz. 7113. Nijhoff, Inventaris, blz. 17214. Nijhoff, Inventaris, blz. 17515. Nijhoff, Inventaris, blz. 17616. Nijhoff, Inventaris, blz. 17717. Nijhoff, Inventaris, blz. 17618. Nijhoff, Inventaris, blz. 18019. Aa, Aard1, blz. 337; Verwoert, Handwoordenboek 1, blz. 23.20. Nijhoff, Inventaris, blz. 17921. Nijhoff, Inventaris, blz. 18022. Navorscher 1900, blz. 36923. Nijhoff, Inventaris, blz. 17924. Nijhoff, Inventaris, blz. 17425. Hasselt, Kronijk, blz. 78-7926. Nijhoff, Inventaris, blz. 18127. Nijhoff, Inventaris, blz. 18228. Navorscher 1854, blz. 25929. Nijhoff, Inventaris, blz. 18330. Nijhoff, Inventaris, blz. 19831. Aa, Aard1, blz. 33732. Hasselt, Kronijk, blz. 8033. Nijhoff, Inventaris, blz. 18234. Hasselt, Kronijk, blz. 8335. Hasselt, Kronijk, blz. 9036. Nijhoff, Inventaris, blz. 214; Hasselt, Kronijk, blz. 89-9037. Nijhoff, Inventaris, blz. 19038. Nijhoff, Inventaris, blz. 19039. Nijhoff, Inventaris, blz. 19040. Nijhoff, Inventaris, blz. 19141.  Aa, Aard 1, blz. 330
1538-1555
Willem V van Kleef 1538-1543Op 30 juni 1538 overlijdt Karel van Gelre in Arnhem [1]. Willem V, hertog van Kleef, Gulik, Berg en Gelre, ook Willem de Rijke, verklaart op 9 juli 1538 gezworen te hebben de rechten en vrijheden van de stad Arnhem te zullen onderhouden [2]. Henrik van Poelwijk bericht op 10 juli 1538 aan de stad Arnhem dat de komst van hertog Willem [1516-1592] op handen is en waar de hertog te logeren en hoe hem ontvangen en te onthalen [3]. Punten van beklag op 24 november 1538 door gildemeesters en de vier en twintig uit de burgerij bij de raad van de stad Arnhem ingeleverd over het verantwoorden van de stadsrenten en accijnzen [4]. Stukken uit de periode 1538-1544 betreffende een twist tussen de steden Arnhem en Zutphen over het vorderen van weggeld en een vaartgeld [5]. Akte uit 1539, waarbij de graaf van Egmond en de stad Arnhem een overeenkomst sluiten over het innen van het tolgeld op de Egmondse tol, verleend in afbetaling van een schuld van 1200 guldens door Willem, graaf van Egmond.Stukken uit 1539 betreffende een rechtszaak van schepenen van Arnhem tegen Henrik de Vries, Henrik van Groll en Berend van Boekholt die in strijd met hun burgereed hun drapeniersnering naar Munster hadden willen overbrengen. Het vonnis dat hun de ogen uitgestoken en twee vingers zullen afgehouwen worden wordt in zoverre gewijzigd dat aan de beide eersten alleen de ogen worden uitgestoken terwijl de derde die in het observantenklooster is gevlucht uit de stad werd gebannen [6] Hertog Willem bericht op 13 juni 1540 aan de stad Arnhem dat hij Marten van Rossem, Zeger van Arnhem en Mart. Hynkert heeft gemachtigd tot het invorderen van de toegestane pondschatting [7] Keizer Karel V vermaant op 24 januari 1541 hertog Willem om de landen van Gelre en Zutphen te verlaten en aan hem over te leveren en dagvaardt hem op den rijksdag te Regensburg [8] Bannerheren, ridderschap en steden van Gelre en Zutphen raden in februari 1541 hertog Willem aan om niet in persoon op de Rijksdag te verschijnen maar zijn raden derwaarts te zenden tot verdediging van zijn zaak bij de keizer. Ze bepalen voorts dat ook vanwege de landschap een deftig gezantschap van zes personen derwaarts zal gaan, twee uit de ridderschap van het vorstendom een uit de graafschap en twee uit de steden en daarnevens een doctor of "dapperen geschickten redener" Op 16 februari 1541 wordt besloten Jacob Pieck heer van IJsendoren, Jan van Wijttenhorst, heer van ter Horst, Willem van Baer, Pontiaan Groenewald en Thomas van Buerloe (die niet zonder grote zwarigheid daarin bewilligd hadden) en beloven hun zo nodig schadeloosstelling aan lijf en goed [9]Bannerheren, ridderschap en steden van Gelre en Zutphen bedanken op 19 september 1541 hertog Willem voor hetgeen bij te Regensburg door zijn raden en in Frankrijk door zijn voorgenomen huwelijk met de dochter van de koning van Navarre voor den lande heeft verricht, bepalen voorts de wijze waarop de aanstaande pondschatting zal geheven worden [10] Hertog Willem uit Frankrijk teruggekomen en vernomen hebbende dat de toegestane door Arnhem nog niet opgebracht is vermaant op 19 juli 1541 die stad om onverwijld te betalen [11] De steden Arnhem, Harderwijk, Wageningen, Hattem en Elburg beloven elkander op 10 oktober 1542 uit de eerste schatting binnen het kwartier van Veluwe schadeloos te houden wegens alle aan hertog Willem geleende penningen [12Koningin Maria regentes schrijft op 30 september 1542 aan de stad Arnhem dat de keizer de hertog van Kleef wegens diens hoogmoed en overdaad de oorlog heeft aangedaan. Zij raadt de stad aan geen gemene zaak met hem te maken maar de keizer als natuurlijk erfheer te ontvangen [13]Voorwaarden van oktober 1542 voor een door koningin Maria vergunde wapenstilstand van vier maanden te beginnen met 1 november 1542 tussen hertog Willem en de veldoversten van keizer Karel [14] Bannerheren, ridderschap en steden van Gelre en Zutphen besluiten de hertog die buiten zijn schuld door de Bourgondiërs is aangevallen bij te staan en vooreerst met 141,000 goudgulden te ondersteunen waarvan het kwartier van Nijmegen 17000 Zutphen 4000 en Arnhem 8000 goudgulden dadelijk zullen opbrengen en het kwartier van Roermond naar evenredigheid zodra het daartoe in staat zal zijn [15] In de 16e eeuw is Hieronymus Hendriks muntmeester in Arnhem [16] Voorwaarden van een door koningin Maria vergunde wapenstilstand van vier maanden te beginnen met 1 november 1542 tussen hertog Willem en de veldoversten van keizer Karel [17] Hertog Willem bepaalt op 20 juli 1543 de wijze op welke door het kwartier van Arnhem in de hem op de landdagen te Arnhem en Gelder ingewilligde schatting van 141.000 Joachims daalders zal gedragen worden [18] De stad Roermonde schrijft op 10 maart 1543 aan de stad Nijmegen dat het noodzakelijk is nog 1500 krijgsknechten aan te werven waarvan het kwartier van Nijmegen 500, Roermond 400, Zutphen 300 en Arnhem 400 man, dus 1600 betalen zal want de vijanden waken en zullen niet lang stilliggen [19] NOTEN1   Aa, Bio 7, blz. K 162.  Nijhoff, Inventaris, blz. 1953.  Nijhoff, Inventaris, blz. 1954.  Nijhoff, Inventaris, blz. 1975.  Nijhoff, Inventaris, blz. 1976.  Nijhoff, Inventaris, blz. 198; Hasselt, Kronijk, blz. 947.  Nijhoff, Inventaris, blz. 1988.  Nijhoff, Inventaris, blz. 2069.  Nijhoff, Inventaris, blz. 20710.  Nijhoff, Inventaris, blz. 20911.  Nijhoff, Inventaris, blz. 20812.  Nijhoff, Inventaris, blz. 21113.  Nijhoff, Inventaris, blz. 21114.  Nijhoff, Inventaris, blz. 21215.  Nijhoff, Inventaris, blz. 21416.  Aa, Bio 6, blz. 17717.  Nijhoff, Inventaris, blz. 21218.  Nijhoff, Inventaris, blz. 21719.  Nijhoff, Inventaris, blz. 215
Karel V1543-1555
landvoogdes Maria van Hongarije 1543-1555Op 12 september 1543 wordt een traktaat gesloten tussen keizer Karel V en hertog Willem in het legerkamp voor Venlo waarbij de keizer heer over deze landen wordt en hertog Willem en de Geldersen elkander van hun eed ontslaan  [Nijhoff, Inventaris, blz. 218-219; https://www.wikiwand.com/nl/Traktaat_van_Venlo] Er wordt een verdrag opgemaakt op 20 september 1543 voor René van Chalons, prins van Oranje, stadhouder-generaal van de keizer over Gelre en Zutphen, waarbij de stad Arnhem de keizer tot haar erfheer aanneemt en wederkerig van deze de bevestiging van haar privileges en vrijheden ontvangt, nadat Johan Bloemendaal proost te Arnhem en Wessel van Lohe drost in de Lijmers commissarissen van hertog Willem de stad van haar eed hebben ontslagen. René van Chalons prins van Oranje bekent als stadhouder-generaal over Gelre en Zutphen namens den keizer heilige gezworen te hebben de stad Arnhem bij rust vrede rechten en privileges te zullen handhaven  [2] Op 31 mei 1544 bevestigt keizer Karel bannerheren, ridderschap, steden en onderzaten van Gelre en Zutphen in de voorrechten met name die van 1310 over het privilege de non evocando  [3] In 1544 sneuvelt Rene van Chalons bij het beleg van St. Dizier in de Champagne [Aa, Bio, deel 3, blz. 311]In 1545 is Philips van Lalaing graaf van Hoogstraten stadhouder van Gelderland  [4] In 1547 wordt besloten dat uit de Sint Nicolaas Broederschap en de drie schutterijen elk 12 personen worden verkozen. De magistraat wijst uit de 48 er 24 aan. Uit die 24 worden de zes gildemeesters gekozen die in de rechtspraak een rol vervullen. Alle 48 samen beslissen ze mee over de belangrijke aangelegenheden van de stad.Op 25 september 1547 verhogen burgemeesters, schepenen en raad van de stad Arnhem met toestemming van de stadhouder de stedelijke accijnsen Keizer Karel V belooft op 10 september 1547 aan bannerheren ridderschap en steden van Gelderland en Zutphen dat de ingewilligde schatting van 300,000 Car gulden niet tot nadeel zal strekken van het traktaat voor Venlo opgericht; belooft voorts dat de stadhouder uit elk kwartier twee afgevaardigden uit de ridderschap en een uit de hoofdstad bij zich nemen zal om toe te zien dat de voorn penningen in vier jaren op te brengen zullen aangewend worden tot inlossing van de verpande domeinen en renten [5] In de vierjarige schatting betaalt Arnhem f 1160,5, Harderwijk f 580, Wageningen f  386, Hattem f 484, Elburg f 290, Veluwezoom f 1550, Veluwe f 12.658 [6]  Op 26 juni 1548 regelt keizer Karel V op de rijksdag te Augsburg de betrekking waarin zijn erfnederlanden voortaan tot het Duitse rijk zullen staan. Zij zullen onder één kreits gebracht worden en zoveel als twee keurvorsten in de rijkslasten dragen, daarentegen zullen zij de bescherming van het rijk genieten en al hun vrijheden, rechten en rechtsgebied behouden [7] Op 15 juni 1549 geeft keizer Karel V nadere verklaring van sommige punten in het verdrag van Augsburg ten opzichte van de betrekking van Gelre en Zutphen tot het Roomse rijk en het dragen in de beden  [8] Op 15 oktober 1549 legt Filips prins van Spanje (1527-1598) aan de staten van het kwartier van Arnhem die hem na zijns vaders dood als hun wettigen landsheer zullen ontvangen en huldigen het nederduitsche en latijnsche formulier van de eed voor volgens welke hij gehouden zal zijn deze landen te besturen en verklaart voorts hun rechten en vrijheden te zullen beschermen [9] De stadhouder gelast op 13 april 1550 onverwijlde overlegging zetboeken en maanboeken betreffende het aandeel der stad Arnhem in de aan de keizer ingewilligde penningen  [10] Rond 1550 wordt het Sint Catharina gasthuis in het Sint Agnietenklooster gehuisvest [Aa, Aard 1, blz. 64]. Of pas in 1636 [11] In 1551 is er een watervloed in de Overbetuwe  [12]Oude processtukken uit 1553-1600 gewisseld tusschen Godert Pannekoek Maarten van Rossem het kapittel van St Pieter ea en de stad Arnhem over het recht op het veer [13] NOTEN1   2.  Nijhoff, Inventaris, blz. 2193.  Nijhoff, Inventaris, blz. 2214.  Nijhoff, Inventaris, blz. 2235.  Nijhoff, Inventaris, blz. 225-2266.  Hasselt, Kronijk, blz. 1047.  Nijhoff, Inventaris, blz. 2278.  Nijhoff, Inventaris, blz. 2279.  Nijhoff, Inventaris, blz. 22810.  Nijhoff, Inventaris, blz. 22411.  Aa, Aard 1, blz. 33512.  Nijhoff, Inventaris, blz. 22913.  Nijhoff, Inventaris, blz. 418
Philips II 1555-1581
landvoogd Emanuel Filibert van Savoye 1555-1559Op 16 november 1555 gelast Filips van Montmorency graaf van Hoorne stadhouder van Gelderland de stad Arnhem af te kondigen dat koning Filips alle ambtenaren in hun bedieningen gecontinueerd en alle statuten en ordonnanties van de keizer van kracht verklaard heeft [1] Op 6 mei 1556 verklaart Filips van Montmorency, graaf van Hoorne, stadhouder van Gelderland door koning Filips daartoe gemachtigd hulde en eed te hebben ontvangen van bannerheren, ridderschap en steden van Gelderland en bijzonder van het kwartier van Arnhem met inlassing van de akte van afstand van keizer Karel V en van het formulier van de eed door koning Filips en de staten van het Veluwse kwartier gedaan [2] In 1557 leidde Emanuel de invasie van het Spaanse leger in Noord-Frankrijk en behaalde in augustus een overwinning bij Saint-Quentin. Stukken uit maart 1558 over het verhandelde bij de landschap tot het bijeenbrengen van 200,000 gulden om te strekken tot verering voor koning Filips tot diens inkomst, huldiging en krijgsbehoeften benevens 10,000 gulden voor de stadhouder [3] Stukken uit mei 1559 betreffende het opbrengen van de schatting aan koning Filips en de bezwaren door die van de Veluwe en Overbetuwe daartegen ingebracht [4] Op 8 juni 1559 verklaart koning Filips aan ridderschap en steden van het kwartier van Veluwe dat de ingewilligde schatting nimmer strekken zal tot verkorting van hun vrijheden, rechten en privileges [5] In 1559 komt het hertogdom Savoye weer in bezit van Emanuel. NOTEN1   Nijhoff, Inventaris, blz. 234. De stadhouder is een militair gouverneur. In 1558 wordt hij admiraal der Nederlanden, in 1559 opperbevelhebber van de vloot die Philips  van hier naar Spanje brengt.2.  Nijhoff, Inventaris, blz. 2343.  Nijhoff, Inventaris, blz. 2364.  Nijhoff, Inventaris, blz. 2365.  Nijhoff, Inventaris, blz. 236
landvoogdes Margaretha van Parma 1559-1567Margaretha is een bastaarddochter van Karel V.Op 11 maart 1560 dringt het hof aan op betaling van de schattingen [1] In juli 1560 wordt Karel van Brimeu, graaf van Megen, stadhouder van Gelderland [2]Op 11 februari 1560 wordt tussen de goudsmeden en de grofsmedengilden ten overstaan van de magistraat van de stad Arnhem een overeenkomst gesloten betreffende de verschuldigde uitkering bij het aannemen van meesters [3] Het hof van Gelderland gevolg gevend aan het bepaalde bij de overeenkomst van 29 augustus 1561 betreffende het doen van rekening in het openbaar en in bijwezen van commissarissen van het hof besluit op 29 januari 1563 -dat in gewone gevallen niet meer dan acht stadskannen wijn op eenmaal ter ere van de stad zullen geschonken worden -dat zij die in dienst van de stad op reis gaan een behoorlijke declaratie van hun vertering zullen indienen -dat de maaltijden op St Paul en op vastenavond geheel zullen afgeschaft worden -dat de stadsrente aan die van Rooderkerk te Keulen en te Buderik op behoorlijker termijnen zal betaald worden-dat geen rente o.a. aan het St Catharina gasthuis zal betaald worden dan na overlegging van een schuldbewijs -dat alle stadsaccijnzen voortaan zullen verpacht worden -dat alle stedelijke pachten in gangbaar geld zullen voldaan worden opdat de stad niet jaarlijks tien goudgulden te kort komt -dat de steenbakker op de stadsweerd geen stenen buiten de stad en het schependom verkopen zal zonder toestemming van de magistraat -dat in het Observantenklooster op St Franciscus geen geschenken boven drie Rijnse en niet meer dan vier en twintig kannen wijn mogen gegeven worden -dat het geld aan de gedeputeerden naar Gend en Brussel verstrekt van de eerste pondschatting op Veluwe zal gekort worden -dat ten spoedigste orde zal gesteld worden op loterij, op de koopmaten, op het zetten van het zout en de verteringen daarbij gemaakt, alsmede wanneer men omgaat om het brood bij de bakker te wegen; voorts op het houden van de gerichten en op de woning van de scherprechter in een van de stadstorens -dat de magistraat zich eerlang met het hof beraden zal over de beste en minst kostbare wijze om de Rijnstroom een weinig verder van de stad te leiden -dat men beproeven zal het stadswijnhuis te verkopen omdat dit niets opbrengt en er toch zoveel treffelijke wijnhuizen in de stad zijn -dat de korenmarkt voortaan uitsluitend binnen de stad op de nieuwe markt en de vismarkt op de oude markt zal gehouden worden-dat het laken voor de kleding van de stadsambtenaren te 's Hertogenbosch of elders in 't groot dus zo goedkoop mogelijk zal gekocht worden -dat de stadsrentmeesters voortaan voor vier jaren gekozen worden en dat zij met Brabantse guldens zullen rekenen -dat de stadssecretaris boek zal houden van de boeten en van opgebrande beesten op de stadsweerd -dat de rentmeester geen herstel aan stadsgebouwen boven zes Brabantse gulden zal mogen doen -dat de schepenkeur volgens het reces van 1561 zal geschieden -dat de jaarlijks af te leggen rekening duidelijker en in beter stijl zal moeten geschreven worden [4] Op 29 augustus 1561 wordt een overeenkomst gesloten voor stadhouder, kanselier en raden van Gelderland tussen burgemeesters, schepenen en raad aan de ene kant en gildemeesters en gemeenslieden van de stad Arnhem aan de andere kant over o.m. het behoorlijk bijhouden het policieboek, het verantwoorden der stedelijke accijnzen en het aflezen van de stadsrekening [5] Stukken uit 1564 betreffende een verschil met de hertog van Kleef en Gulik over de tolvrijheid van de burgers van Arnhem te Lobith  [6] Op 8 september 1565 wordt Reynier Crab beëdigd tot beziender op 's Majesteits grote Gelderse tol boven en in het Rijk van Nijmegen [7] In 1565 wordt de stad door de pest bezocht [8] Op 17 mei 1566 gelast stadhouder Karel van Brimeu de verschuldigde schatting op te brengen omdat hij  hij anders de Arnhemse schepen en goederen aan de tollen zal laten aanhouden [9]Op 19 december 1567 bericht Margareta van Parma de stad Arnhem dat de koning haar van het bestuur van de landen ontslagen heeft en den hertog van Alva tot kapitein-generaal heeft aangesteld [10].NOTEN1   Nijhoff, Inventaris, blz. 2372.  Nijhoff, Inventaris, blz. 2393.  Nijhoff, Inventaris, blz. 2384.  Nijhoff, Inventaris, blz. 241-2425.  Nijhoff, Inventaris, blz. 239-2406.  Nijhoff, Inventaris, blz. 2447.  Hasselt, Kronijk, blz. 1518.  Hasselt, Kronijk, blz. 1529.  Nijhoff, Inventaris, blz. 24810.  Nijhoff, Inventaris, blz. 251
landvoogd Fernando Alvarez de Toledo 1567-157315671568In januari 1568 ontslaat stadhouder Van Brimeu op order van Alva het stadsbestuur en benoemt (nieuwe) burgemeesters en raden. Vijf uit het eerdere bestuur (Jan van den Berge, Johan Mom, Johan van Ringelberge, Reynier Kempinck en Pelgrum van de Gruythuys) en vijf nieuwe (Godert Pannekouck eerste burgemeester, Andries Leyendecker, Willem van Heerde, Gerrit van Ercklents en Ott Kanis). Twee schepenplaatsen blijven nog open. Gesuggereerd worden de namen van Willem van Poelwijck en Gerrit van Ryswyck. Ze moeten zweren katholiek te blijven [1]  In 1568 gelast het hof van Gelderland de magistraat van Arnhem om de poorten te sluiten en de wallen dag en nacht te bewaken voorts om 's konings leger inzonderheid dat van den hertog van Alva dat in juni 1568 hier verwacht wordt van al het nodige te voorzien [2] In 1568 worden de ingezetenen van Gendt ontboden om met schoppen aan de vestingwerken van Arnhem te komen werken [3]  Op 7 september 1568 gelast stadhouder Karel van Brimeu 's konings leger voor Maastricht te provianderen [4]1569Alexander Bentinck is in 1569  burgemeester van Arnhem [5] De hertog van Alva bericht op 24 februari 1569 dat hij de graaf van Megen de last heeft opgedragen tot het uitschrijven van een landdag in Gelderland om daarop 's konings verzoek tot een bede aan te horen [6]Op 10 maart 1569 klaagt de stadhouder over het niet opbrengen der schattingen [7]1570Op 28 maart 1570 bedankt koning Filips voor de ingewilligde beden [8] Stukken uit september1570 betreffende het negotiëren van 14.000 gulden bij Koenraad Schetz te Antwerpen om uit die gelden de verering te voldoen voor de koningin van Spanje namens de landschap [9] Stukken uit juli 1570 betreffende het verhandelde op de kwartiersdagen te Arnhem over de uitzetting en verdeling van de ingewilligde schatting [10] Bedenkingen van de staten van Gelderland tegen de in 1570 voorgestelde belasting van de honderdsten penning van alle gerede en ongerede goederen en daarnaast 10.000 per jaar ten behoeve van de koning van Spanje  [11] De magistraat van de stad Arnhem bericht in december 1570 aan die van Deventer dat de prijs van het ossenvlees bedraagt een stuiver van het rundvlees 10 muters van schapenvlees en lamsvlees een stuiver en van het varkensvlees een lopende braspenning  [12] 1571In 1571 vragen Overbetuwe, Arnhem en Nijmegen de koning om octrooi voor een heffing bestemd voor het herstel en onderhoud van de weg Arnhem-Nijmegen. Het voorstel is "op ider waagen, karren, perden, ossen, koijn ende ander beijsten, van die ein stad tot die ander durch ende over wech passirende to setten einen penninck, ende dit in alre redelickheit, ende tot mijnste quetongh der onderdanen in den Ampt van Overbetouwe: nemlich van jderen vvaeghen einen brabans stuver, van jder kar einen halven brabans ftuver, van jder perdt ein ort stuvers ende van jder oss, koe, ende rundt een halff ort ftuvers tot elcken reise; Welverstainde dat die Ingeseten beider steden als oick die Ritterschappen ende Ingeseten van Overbetouwe mit oire eighen waegens ende perden beesten ende korn, van oire woinstat kommende, ende dair mit ain die ein van der steden vorschreven kommende ende genaickende, daer van vrij zouden zijn". De verwachting is dat het weggeld in een jaar f 1246 zal opbrengen, het vaertgelt van mensen f 1815 en van het vaertgelt van vracht f 1232 met nog wat arbeidsloon (f 328) voor overslag bij de dijken in Lent en Elden. Totaal verwachte omzet (met een optelfout) f 4842. De jaarlijkse onkosten worden geschat op f 2741 voor twee collecteurs, één in Lent en een in Elden, vier man in Lent "om de Schuyten en Vrachtschepen te voeren", twee man om de goederen over de Lentse dijk te brengen, vier jongens om vier paarden te drijven. Aan de Eldense kant is hetzelfde personeel nodig (4 schuitevoerders, twee voor overslag en vier jongens met vier paarden. In Elden zijn dan ook nog nodig twee schuitenaars en twee jongens met paard om van Elden naar Arhem te varen en een gelijke ploeg van Arnhem naar Elden. Het onderhoud van de schuiten, veerschepen, veerhuizen en van de vaart en wegen vormen de laatste kostenpost. Totale kosten f 2026 minus kapitaallasten f 1.000 (rente 6,25% op de totale aanlegkosten f 16.000). Het voorstel wordt van de koning gezonden naar de "Hoofden, Tresorier-generael en Gecommitteerden van der Financie" in Brussel en op 5 maart 1581 aan "die van de Rekeningen in Gelderland [13] Reces van den landdag te Arnhem op 27 maart 1571 voornamelijk tot het benoemen van een gezantschap naar Brussel om bij den hertog de opheffing van de bezwaren der landschap tegen de schatting en de criminele ordonnantie te vragen [14] De stadhouder gelast op 28 maart 1571 de eerste termijn van 100,000 Carolus gulden van de ingewilligde schatting zonder enig verzuim op te brengen [15]  De stadhouder deelt op 14 april 1571 nogmaals 's hertogs onherroepelijk bevel mee aangaande de op te brengen schatting [16]  Op 23 mei 1571 wenst Alva te weten waarop de Gelderse steden hun bewering stoelen dat ze vrijdom van de Gelderse tollen hebben. De stad stuurt hem bewijsstukken uit 1233, 1312, twee van 1359, een van 1366 en twee van 1371 [17]  Reces van de landdag te Nijmegen van 24 juni 1571 en van die van de drie kwartieren Nijmegen, Zutphen en Arnhem, de 21e juli te Arnhem, de 11e augustus te Nijmegen en de 27e augustus te Arnhem gehouden hoofdzakelijk om te trachten de hertog van Alva te bewegen tot intrekking van zijn besluit nopens de ten uitvoerlegging van de criminele ordonnantie en de verdeling van de quota van de op te brengen schatting [18]  De stadhouder gelast op 30 augustus 1571 de magistraat van Arnhem namens de hertog van Alva om binnen drie maanden aan hem op te zenden een opgave van alle costumen en gebruiken in de stad en het schependom om zodoende tot meer eenheid te geraken in landsbestuur en rechtsbedeling [20]  De hertog van Alva beveelt op 11 januari 1571 aan de stad Arnhem om de geconfisceerde renten ten laste van de stad door haar in kapitaal en ten behoeve van de koning af te kopen en uit te betalen [21]  Kanselier en raden van het hof gelasten op 10 juli 1571 de stad Arnhem om aanstonds aan de hertog van Alva over te zenden autentieke afschriften van al haar privileges op de tollen welke zij voorgeeft in Gelderland te bezitten [22] De Geldersche steden verdedigen zich op 28 augustus 1571 bij het hof wegens de klagten des hertogs van Alva dat zij misbruik zouden maken van hare tolvrijheden en verzoeken bij die voorregten gehandhaafd te worden [23] 1572Op 17 januari 1572 dringt het hof dringt namens de hertog van Alva aan op het betalen der schatpenningen [19]Op 27 januari 1572 zendt de stad Arnhem op last van de hertog van Alva aan het hof autentieke afschriften van haar privileges op de tollen [24] Krijgslieden worden vaak bij burgers in huis ondergebracht. Op 19 juli 1572 wordt door de stad een commissie benoemd die huis voor huis nagaat of er "soldaten gelogeert" zijn. Wie daarvan verschoond zijn zullen worden bedacht, wie te zwaar belast zal worden verlicht [25] Op 12 september 1572 bericht de stad Keulen Arnhem over de op de Hanzedag vastgestelde contributie [26] In 1572 wordt Gillis van Barlaimont, heer van Hierges, stadhouder van Gelre  [27]Op 27 februari 1572 beklagen Joost van Cranevelt, Thomas Grammaye ea zich bij het hof dat de magistraat van Arnhem hun lusthuizen, het Spijker, Hulkestein ea buiten de stad gelegen op schatting gesteld heeft. Met het antwoord van den magistraat [28] Vanaf 9 mei 1572 worden nieuwe fortificaties opgericht en bestaande versterkt. Veluwe en Veluwenzoom betalen mee., elk van de ambten een bedrag. Herwen uit de Overbetuwe betaalde in de vorm van dienstgeld. Ook bij de landrentmeester Gideon van der Hoeve e.a. ruim f 1700. De vrouwen dragen aarde en zoden aan in manden op de rug gedragen,. Ze worden boddraagsters genoemd [29] Op 9 juli 1572 gelasten de stadhouder en het hof van Gelderland alle inwoners van Arnhem die de stad ontvlucht zijn binnen zekere termijn in hun woningen terug te keren anders zullen hun huizen op hun kosten gemeubeld en door soldaten bewoond worden   [30]Op 29 november 1572 levert de stad Arnhem een verzoekschrift in bij de hertog van Alva om haar in haar armoede met geld voor de fortificaties en het oprichten van een school te ondersteunen desnoods uit de geconfiskeerde goederen voorts om de handel op het platteland te verbieden [31] Op 21 december 1572 roept de stadhouder die van Arnhem op 2 januari 1573 te Nijmegen op voor de landdag tot kennisneming der brieven over het vertrek en afscheid van Alva en de aankomst van Requesens [32In 1572 zijn de karthuizers genoodzaakt om hun klooster te verlaten. Ze wonen dan vier jaar lang in gehuurde huizen in de stad. In 1576 kopen ze een huis met hofstede in de Ketelstraat. Uiteindelijk verlaten ze Arnhem en vertrekken bij de "vestiging van de Hervorming" naar Brabant en Duitsland [33] NOTEN1   Hasselt, Kronijk, blz. 166-1742.  Nijhoff, Inventaris, blz. 250-251 3.  Aa, Aard 4, blz. 5364.  Nijhoff, Inventaris, blz. 2515. http://www.biografischportaal.nl/persoon/12709827Kobus, J.C./jkhr W, de Rivecourt, Biographisch Handwoordenboek van Nederland, Zutphen 1870, deel 1 [A t/m H], blz. 129; Chalmot, Biographisch, deel 2, blz. 281;  Aa, Bio, deel 2-1, blz. 3326. Nijhoff, Inventaris, blz. 2537. Nijhoff, Inventaris, blz. 2538. Nijhoff, Inventaris, blz. 2549. Nijhoff, Inventaris, blz. 25610. Nijhoff, Inventaris, blz. 25511. Nijhoff, Inventaris, blz. 24412. Nijhoff, Inventaris, blz. 25613. Hasselt, Kronijk, blz. 189-19714. Nijhoff, Inventaris, blz. 25715. Nijhoff, Inventaris, blz. 25816. Nijhoff, Inventaris, blz. 25917. Hasselt, Kronijk, blz. 18718. Nijhoff, Inventaris, blz. 26119. Nijhoff, Inventaris, blz. 26320. Nijhoff, Inventaris, blz. 26121. Nijhoff, Inventaris, blz. 25622. Nijhoff, Inventaris, blz. 26023. Nijhoff, Inventaris, blz. 26024. Nijhoff, Inventaris, blz. 26325. Hasselt, Kronijk, blz. 20326. Nijhoff, Inventaris, blz. 26527. Nijhoff, Inventaris, blz. 26628. Nijhoff, Inventaris, blz. 26329. Hasselt, Kronijk, blz. 198-19930. Nijhoff, Inventaris, blz. 26431. Nijhoff, Inventaris, blz. 26532. Nijhoff, Inventaris, blz. 26733. Aa, Aard 7, blz. 1056

landvoogd Luis de Zuniga y Requesens 1573-1576Brief van koning Filips van 19 oktober 1573 vermeldende het ontslag van de hertog van Alva en de aanstelling van Don Louis de Requesens tot landvoogd [1]  Brief van Requesens van 30 november 1573 kennis gevende van de aanvaarding van het bestuur [2] In oktober 1573 beklaagt de magistraat van de stad Arnhem zich herhaaldelijk bij de stadhouder over de grote lasten waaronder de stad zucht en de afpersingen van de burgers door 's konings krijgsvolk en andere zaken [3] In mei 1574 vermaant stadhouder Gillis van Barlaymont de magistraat van de stad Arnhem om geschut op de te brengen, staketten te maken en vooral de schatting behoren in te vorderen tot verdediging van de stad en om voorts de Spaanse ruiters te Elden te provianderen  [4] Stukken uit september-november 1574 betreffende het gezantschap vanwege Gelderland en Zutphen naar Brussel aan de landvoogd Requesens om hem met zijn aankomst geluk te wensen, handhaving van de privilegiën te verzoeken en op herstel van de bezwaren van de landschap aan te dringen [5] Reces van den landdag te Arnhem op 5 juli 1575 voornamelijk bijeengeroepen om middelen te beramen tot het vinden der schatpenningen en de verwijdering der Spaanse soldaten [6] Rekeningen van de verpondingen te Arnhem over de jaren 1575, 1601, 1603, 1605, 1646, 1675 en 1804. In zeven en negentig folio perkamenten banden en achttien papieren omslagen  [7] Op 5 maart 1576 overlijdt Don Louis de RequesensStukken van maart 1576 betreffende een geschil tussen de magistraat der stad Arnhem en het kapittel van St Walburg over het betrekken van de wacht, het betalen van schatting, het bolwerken en het delen in de lasten van de oorlog door het kapittel behandeld voor het hof [8] NOTEN1   Nijhoff, Inventaris, blz. 2682.  Nijhoff, Inventaris, blz. 2683.  Nijhoff, Inventaris, blz. 2684.  Nijhoff, Inventaris, blz. 2695.  Nijhoff, Inventaris, blz. 2706.  Nijhoff, Inventaris, blz. 2737.  Nijhoff, Inventaris, blz. 5198.  Nijhoff, Inventaris, blz. 274
landvoogd Don Juan van Oostenrijk1576-15771576Koning Filips benoemt op 1 september 1576 Don Juan van Oostenrijk tot stadhouder, gouverneur en kapitein-generaal over de Nederlanden en het graafschap Bourgondië  [1De gedeputeerden van de staten van Brabant, Vlaanderen en Henegouwen te Brussel vergaderd nodigen op 6 oktober 1576 die van Gelderland uit om gemene zaak met hen te maken om het muitende krijgsvolk te verjagen en om deze landen tot voorspoed en welvaart te brengen altoos onder de gehoorzaamheid van de koning van Spanje [2] Willem prins van Oranje nodigt op 7 en 20 oktober 1576 de Staten van Gelre en Zutphen uit om op het voorbeeld der voorvaderen een vast verbond te sluiten tot verlossing van het gemene vaderland uit smadelijke dienstbaarheid [3]  Willem prins van Oranje bedankt op 29 oktober 1576 de staten van Gelderland dat zij zich bij de Gentse pacificatie hebben aangesloten en vermaant hen om aan dat voornemen getrouw te blijven [4].  Op 10 november 1576 wordt legt Hierges de eed af voor stadhouder [5]. Don Johan van Oostenrijk geeft op 22 november 1576 uit Luxemburg aan de gedeputeerden der algemene staten te Brussel kennis van zijn aankomst en stelt voor van weerszijden de krijgsbedrijven te staken [6]. Op de landdag van 23 november 1576 wordt besloten tot het aanstellen van een generaal-ontvanger [Nijhoff, Inventaris, blz. 280]Gillis v. an Barlaymont stadhouder stelt de staten van Gelderland voor om een ontvanger-generaal der schatpenningen tot onderhoud der ruiters te benoemen [7]. Gillis van Barlaymont stadhouder verbiedt in 1576 de magistraat van Arnhem om de stadsgrachten en visserijen te verpachten vermaant te waken [8] 1577De stadhouder Gillis van Barlaymont gelast op 18 januari 1577 de stad Arnhem vier lasten meel op te brengen tot onderhoud van het leger [9]  Het hof gelast op 18 mei 1577 de stad Arnhem om Johan van Oostenrijk als gouverneur dezer landen en zich in alle zaken tot hem te wenden [10]  Voorstel der algemene staten ingediend op den landdag te Nijmegen op 1 juli 1577 tot het inwilligen van een kapitale impositie met opgave hoeveel ieder daarin zal dragen. De algemene staten schrijven op 22 juli 1577 aan die van Gelderland aandringende op het inwilligen der voorgestelde kapitale impositie. [11De Staten komen niet vaak bijeen. De behoefte bestaat aan een dagelijks bestuur. Stukken uit 1577 laten zien dat is gepoogd tot een soort gedeputeerden te komen. De stadhouder houdt het echter tegen. Wel doen gedeputeerden rekesten af. Het Hof van Gelderland vervult de rol van een soort gedeputeerde staten bij de afwikkeling van generaliteitszaken.  Als de staten niet bijeen zijn behandelt het Hof de correspondentie.NOTENNijhoff, Inventaris, blz. 2752. Nijhoff, Inventaris, blz. 2763. Nijhoff, Inventaris, blz. 2764. Nijhoff, Inventaris, blz. 2785. Nijhoff, Inventaris, blz. 2786. Nijhoff, Inventaris, blz. 2807. Nijhoff, Inventaris, blz. 2818. Nijhoff, Inventaris, blz. 2729. Nijhoff, Inventaris, blz. 28510. Nijhoff, Inventaris, blz. 28911. Nijhoff, Inventaris, blz. 289
landvoogd Matthias van Oostenrijk 1577-15801578Van 31 juli 1578 is de "Lijst van goederen en koopmanschappen komende binnen de landen van Holland en Zeeland en daaruit gaande waarvan rechten zullen geheven worden in plaats van convoijen bij provisie tot subsidie van de staten generaal" [1] Op 23 februari 1578 nodigt de stad Zutphen die van Arnhem uit om nu bij het inwilligen van de generale middelen de brouwerijen ten platten lande te helpen afschaffen die de stedelijke accijnzen benadelen [2]Op 26 februari 1578 verzoekt Matthias, aartshertog van Oostenrijk en landvoogd der Nederlanden (1577-1581), op de landdag in Nijmegen Jan van Nassau tot stadhouder te benoemen [3] In de landdag van 28 mei 1578 wordt Jan graaf van Nassau als stadhouder van Gelderland aangenomen [4]Van 7 juli 1578 dagtekent de instructie voor de Arnhemse afgevaardigden naar Nijmegen ook strekkende om middelen te beramen tot het afschaffen van de brouwerijen en op de Veluwe [5]Johan graaf van Nassau schrijft op 13 juli 1578 aan de stad Arnhem dat het afschaffen der brouwerijen ten platten lande hem onraadzaam toescheen "daer men dem kriegsvolck niet biers gnoeg tofuren khann" [6] Briefwisseling tussen het hof en de stad Arnhem om de vooruitgang der bierbrouwerijen en der wolnering en lakennering op de Veluwe te keer te gaan als strijdig met de privileges der stad [7] 1579Gedeputeerden van de nader verenigde provincies te Utrecht verzoeken op 5 september 1579 het kwartier van Arnhem om het zesde deel van de maandelijkse quota dadelijk op te brengen dat mede strekken moest tot versterking en verdediging der steden Brussel en Vilvoorden [8] Arnhem neemt de Unie van Utrecht aan [9]De richter van Arnhem, (Brummen) en Veluwezoom is de belangrijkste persoon op het gebied van de rechtspleging. Hij wordt aanvankelijk benoemd door de landsheer, later op voordracht van het kwartier van Veluwe door de Staten. Hij legt de eed af voor het Hof van Gelderland en ontvangt van het Hof commissie. Van 1579-1795 is er de Hoge Bank en de Lage Bank. In de Hoge Bank komen de richter en de 12 schepenen ordinaris één keer per jaar bijeen en extra ordinaris twee keer per week voor het behandelen van civiele en strafzaken. Tegen de arresten van de Hoge Bank is aanvankelijk geen beroep mogelijk.Graaf Jan is in 1579 stadhouder van Gelderland [Aa, Bio, deel 2-2-, blz. 1305]1580De magistraat der stad Arnhem gelast in februari 1580 al het ingebrachte koren voorlopig aan de poort van het St Jansklooster te wegen totdat van stadswege een maalhuis of waag zal opgericht zijn [10 ] In 1580 verleent Filips II octrooi tot het maken van een vaart tussen Arnhem en Nijmegen, de Grift [11] Op 22 januari 1580 wordt ingevoerd dat iemand die het burgerschap heeft verkregen moet bezweren niet eigen of keurmedig te zijn [12] NOTEN1   Nijhoff, Inventaris, blz. 3102.  Nijhoff, Inventaris, blz. 2993.  Nijhoff, Inventaris, blz. 2964.  Nijhoff, Inventaris, blz. 3055.  Nijhoff, Inventaris, blz. 3096.  Nijhoff, Inventaris, blz. 3097.  Nijhoff, Inventaris, blz. 3158.  Nijhoff, Inventaris, blz. 3259.  Verwoert, Handwoordenboek I, blz. 2310. Nijhoff, Inventaris, blz. 32911. Nijhoff, Inventaris, blz. 42212. Hasselt, Kronijk, blz. 219
Staten-Generaal  [1580-1795]    
  landvoogd Frans Hercules van Valois, hertog van Anjou 1580-15841580De Staten-Generaal stelde hem in 1580 op aandringen van Willem van Oranje aan als soeverein vorst. 1581De magistraat van Arnhem gelast op 19 juli 1581 uit alle huizen waar de pest heerst een strowis te hangen [1] 
1582De staten van Gelderland nemen op 3 april 1582 Francois, hertog van Anjou, tot heer over deze landen aan [2] Door de Staten-Generaal is Willem IV van den Bergh als stadhouder aangewezen (1581-1583).1584Op 26 juni 1584 wordt Adolf graaf van Nieuwenaar en Meurs stadhouder van Gelderland [3] Ontwerpvoorwaarden op 12 september 1584 waarop de koning van Frankrijk tot heer en prins des vorstendoms Gelre en graafschaps Zutphen zou aangenomen worden [4]  Maurits graaf van Nassau vermaant op 18 oktober 1584 de staten van Gelderland om zich zo spoedig mogelijk aangaande de nieuwe regering te verklaren opdat dadelijk op burgerlijke en krijgszaken de nodige orde moge gesteld worden [5] NOTENNijhoff, Inventaris, blz. 3442. Nijhoff, Inventaris, blz. 3533. Nijhoff, Inventaris, blz. 372; Hasselt, Kronijk, blz. 2284. Nijhoff, Inventaris, blz. 3805. Nijhoff, Inventaris, blz. 380
landvoogd Robert Dudley, graaf van Leicester 1585-1587Van 1585-1587 is Robert Dudley (1533-1588), graaf van Leicester, landvoogd van de Nederlanden. Hij is de vertrouweling van Elizabeth I van Engeland. Leicester komt met 600 man soldaten naar de Nederlanden [1]De Staten komen niet vaak bijeen. De behoefte bestaat aan een dagelijks bestuur. Stukken uit 1585 laten zien dat is gepoogd tot een soort gedeputeerden te komen. De stadhouder houdt het echter tegen. Wel doen gedeputeerden rekesten af. Het Hof van Gelderland vervult de rol van een soort gedeputeerde staten bij de afwikkeling van generaliteitszaken.  Als de staten niet bijeen zijn behandelt het Hof de correspondentie.Plunderende troepen slaan dagelijks toe [2] NOTEN1  Wikipedia2. Hasselt, Kronijk , blz. 231
stadhouder Adolf graaf van Nieuwenaar en Meurs 1587-1589In 1587 wordt Adolf graaf van Nieuwenaar en Meurs stadhouder en kapitein-generaal [1] Op 16 oktober 1589 raakt Adolf, graaf van Nieuwenaar en Meurs, stadhouder van Gelderland, dodelijk gewond. Een ongeluk met buskruid doet een deel van het Prinsenhof in de lucht vliegen [2] Op 5 oktober 1589 overlijdt Adolf graaf van Nieuwenaar en Meurs [3] NOTEN1   Hasselt, Kronijk , blz. 2392.  Aa, Aard 1, blz. 331; Aa, Bio 9, blz. N 703.  Hasselt, Kronijk , blz. 239

stadhouder Maurits van Nassau 1590-1625In 1590 wordt Maurits van Nassau stadhouder van o.m. Gelderland.Over de periode 1609-1794 zijn voorhanden akten van belening en oprukking met daarbij behorende stukken alle ten behoeve van het St Peters gasthuis te Arnhem ter zake van landerijen,huizen tienden enz, onder Beekbergen, Uchelen, Rheden, Epe, Arnhem [1] In de periode 1606 tot 1643 is Karel Bentinck, met onderbrekingen, zeven keer tot burgemeester gekozen [2]In 1618 wordt Karel Bentinck [1580-1646] raad in het gerechtshof [3]In 1623 laat prins Maurits de stad versterken [4]Het hof geeft op 16 april 1625 aan de stad kennis van het overlijden van prins Maurits en het aanbieden van het kapitein-generaalschap aan prins Hendrik Frederik Hendrik van Oranje [1625-1647]NOTEN1.  Nijhoff, Inventaris, blz. 3922.  NNBW, deel 1, blz. 301; Aa, Bio, deel 2-1, blz. 3333.  NNBW, deel 1, blz. 3014.  Aa, Aard 1, blz. 330
Frederik Hendrik van Oranje1625-1647
Op 25 juli 1625 legt Frederik Hendrik van Oranje de eed af in Gelderland. Constantijn Huygens is zijn secretaris [1] De magistraat besluit in juni 1634 om het St Catharina gasthuis tusschen de Kerkstraat Bakkerstraat Hermen Wormen Pastoorsteeg gelegen over te brengen naar het St Agnieten klooster op de Beek dat thans op vier bagijnen na was uitgestorven en waar ook reeds vóór eenige jaren het pesthuis gebouwd was [2] In 1633 werd Simon van Beaumont met Rutger Huigens, burgemeester van Arnhem, aan de Keurvorst van Keulen en de Hertog van Nieuwburg gezonden, om hen te bewegen tot het houden van onzijdigheid in de oorlog tegen Spanje [3]In 1636 verhuist het Sint Catharina Gasthuis van de Bakkerstraat naar het Agnietenklooster [4]  Op 14 maart 1647 overlijdt Frederik Hendrik [5]NOTENWikipedia2. Nijhoff, Inventaris, blz. 4443. Aa, Bio, deel 2-1, blz. 2194. Aa, Aard 1, blz. 3355.......
stadhouder Willem II van Oranje 1647-1650Conditiën van 22 januari 1648 bij den magistraet der stadt Arnhem ingegaen met Marten Wijermans Willem Boon Joannes Willems Jurriën Boelofs en Remmert Hasselt drapeniers tot Wijck te Duirstede en tot Doesborch wonende om tot Arnhem haer neder te setten ende aldaer hare draperije te doen [1] NOTENNijhoff, Inventaris, blz. 451

Eerste Stadhouderloze tijdperk 1650-16751667De Staten van Gelderland zenden op 13 augustus 1667 aan hun gecommitteerden ter Generaliteit een secrete resolutie waarbij zij onverenigbaar verklaren de ambten van stadhouder van een provincie en die van kapitein en admiraal-generaal van de unie  [1] 1672Op 16 juni 1672 valt de stad in Franse handen. Ze zijn er tot 12 mei 1674 [2] 

1675

In 1675 is Alexander Bentinck burgemeester en hoogschout van Arnhem. Hij stelt de stadsregering voor “om den Prins van Oranje en deszelfs mannelijke nakomelingen, uit erkentenis zijner uitstekende diensten, de Hooge Regering des Furstendoms Gelre en des Graafschaps Zutphen aan te bieden onder den titel van Hertog van Gelder en Graaf van Zutphen”. De Staten van Gelderland gingen hiermee op 29 januari 1675 akkoord en de Staten-Generaal op 20 februari 1675 in hun vergadering te Arnhem [3]. 
NOTEN1   Nijhoff, Inventaris, blz. 4582   Verwoert, Handwoordenboek I, blz. 233   Aa, Bio deel 2-1, blz. 333

stadhouder Willem III van Oranje 1675-17021675Willem is koning van Engeland, Ierland en Schotland wordt in 1675 stadhouder van Gelre. In een Presentatie van de Ridderschap en de steden worden "voorwaarden" vastgelegd [1]  Appel bij het Hof van Gelderland wordt eerst mogelijk in 1675 bij de Provisioneele Ordonnantie op de Appellen. In de Lage Bank worden civiele en strafzaken tussen vreemdelingen of tussen ingezetenen en vreemdelingen behandeld door de richter en twee schepenen met de mogelijkheid van beroep op de Hoge Bank. In strafzaken doen vanaf 1487 gildemeesters mee aan de rechtspraak [2].  Johan baron van Arnhem, heer van Rozendaal tot Harslo [1636-....] was rechter in Arnhem van 11 februari 1675 tot 19 augustus 1701 [3]. 1695Johan baron van Arnhem, heer van Rozendaal tot Harslo [1636-1716] werd in 1695 op aandringen van de stadsregering burgemeester. Hij gaf schoorvoetend toe, omdat hij vraagtekens had bij de combinatie van de  ambten van rechter en burgemeester [4]1701Op 15 augustus 1701 wordt Johan baron van Arnhem, heer van Rozendaal tot Harslo benoemd tot Landdrost van de Veluwe en neemt daarna als rechter ontslag [5]Stukken uit 1701-1731 om het regt der stad Arnhem te bewijzen op vrije op- en afslag te Arnhem en te Nijmegen  [6
NOTENDDB2. Wikipedia;  inleiding oud archief3. Aa, Bio, Deel 1, blz. 3804. Aa, Bio, Deel 1, blz. 3805. Aa, Bio, Deel 1, blz. 3806. Nijhoff, Inventaris, blz. 244

Tweede Stadhouderloze tijdperk 1702-1722In 1702 komt de verkiezing weer aan de burgerij. Dit gebeurt driejaarlijks en vanaf 1717 jaarlijks. Ook de verkiezing van het college van gemeenslieden geschiedt weer volgens de oude gebruiken. In 1702 is Menno van Coehoorn betrokken bij verdere versterking van de stad [1]. Roeleman Ferdinand (1716-1790), graaf van Bylandt-Halt, is in 1702 commandant van de vesting Arnhem [2] Toen men in 1703 te Arnhem, ingevolge een nieuwe keur uit de Gemeenslieden, twaalf stadsregeringsleden verkoos en men daarbij Johan baron van Arnhem, en vijf andere van de oude Regenten wilde laten aanblijven, weigerden van Arnhem en de vijf andere Heren zich die verkiezing te laten welgevallen, indien men ook de andere oude regenten niet in bediening liet [3].In de periode 1703 tot 1708 is mr. Willem Adriaan Bouwensch schepen en burgemeester in Arnhem. In juni 1705 is Johan van Brienen burgemeester [4].In 1704 is Johan van Brienen burgemeester van Arnhem [Aa, Bio, deel 2-2, blz. 1308]In 1707 bij de verkiezing  van de regeringsleden in  Arnhem werd weer aan enige Heren voorbij gegaan, van Arnhem weigerde nogmaals zitting in het bestuur te nemen en volhardde in dat standpunt tot aan zijn dood in 1716 [5]. Derck Reinier van Bassum is dan burgemeester. Bij het herleven van de onlusten in Gelderland in 1707 werd hij met zijn ambtgenoot Willem Adriaan Bouwensch, aan het hoofd van enige vrijwillige burgers, met drie of vier stukken naar Wageningen gezonden en nam die stad in [6]. 
NOTENAa, Aard 1, blz. 330; Verwoert, Handwoordenboek I, blz. 232. Aa, Bio 2, blz. 5233. Aa, Bio, deel 1, blz. 3804. NNBW, deel 7, blz. 192; Aa, Bio, deel 2-2, blz. 11165. Aa, Bio, deel 1, blz. 3816. Aa, Bio, deel 2-1, blz. 162

stadhouder Willem IV van Oranje Nassau 1722-17511722In november 1722 wordt Willem IV van Oranje Nassau benoemd tot stadhouder in Gelderland. Van 1722-1731 is Maria Louise van Hessen-Kassel regentesse. De bevoegdheden zijn beperkt [Wissing, Stad, blz. 68] Henrick Willem Brantsen [1704-1789] wordt in 1722 aangesteld tot secretaris van Arnhem [Aa, Bio, deel 2-2, blz. 11991747Op 2 mei 1747 wordt Willem Karel Hendrik Friso benoemd tot kapitein-generaal en stadhouder van alle gewesten  [1]. Op 19 juli 1747 worden in Arnhem uitgebreide feestelijkheden gehouden [Wissing, Stad, blz. 68]. Het kwartier van Veluwe weigerde op de landdag van oktober 1747 de instructie van 1722 in te trekken en betoonde zich weinig gelukkig met de situatie. Op 13 december 1747 werd de tegenstand gebroken door de Oranje-aanhang. De magistraat wordt gedwongen de prins tot erfstadhouder uit te roepen en akkoord te gaan met een 3-jarige keur. 1748Op 12 januari 1748 vindt in Arnhem een landdag plaats, waar Willem IV met algemene stemmen tot erfstadhouder wordt benoemd achtervolgende het Regeringsreglement van 1675. Brantsen, Josias van Harn namen ontslag, Gerard Umbgrove, Reinder van Brienen en Engelberth Tieleman Grothe. 1749In januari 1749 vinden nieuwe benoemingen plaats. Het aantal gemeenslieden wordt op 48 gebracht en de leden worden voor het leven benoemd. De functie had niet veel meer om het lijf dan het bezit van een vaste plaats in de kerk [Wissing, Stad, blz. 69-70] 1750De stadhouder vertoont zich eerst in oktober 1750 in Gelderland voor een tweedaags bezoek. Andries Schimmelpenninck van der Oije wordt in 1750 aangesteld als luitenant-stadhouder. [Wissing, Stad, blz. 70] 1751In 1751 overlijdt Willem IV. Zijn zoon en opvolger Willem Batavus is dan 2 jaar.NOTENNijhoff, Inventaris, blz. 487
Willem V van Oranje Nassau 1751 tot 1795Van 1751 tot haar dood in 1759 neemt zijn moeder Anna van Hannover als regentes de zaken waar. 
Van 1759 tot 1766 wordt Willem V opgevoed door regent hertog Lodewijk Ernst van Brunswijk-Wolfenbüttel [1] 
In 1783 zijn er ongeregeldheden over verlies van het oude kerkhof  [2] In 1786 zijn er ongeregeldheden tussen in Arnhem gelegerde soldaten en de bevolking. Eén Arnhemmer verliest daarbij het leven [3] In 1786 wordt Dirk Hendriksz in een oproer door de soldaten van het regiment van Douglas zodanig gewond dat hij enkele dagen daarna overlijdt [4] In 1787 plunderen soldaten 26 huizen in de stad  [Aa, Aard 1, blz. 338] Op 21 augustus 1787 o.a. de winkel van zilversmid Evers [5] Op 9 september 1788 wordt Willem V feestelijk ingehaald   [Wissing, Stad blz. 81]Op 20 november 1792 wordt het Natuur- en Letterkundige genootschap "Prodesse Conamur" opgericht. Eén van de oprichters is Adriaan van den Ende (1768-1846) [6]. Eén van de leden is Ewaldus Kist (1762-...) [7]NOTENWikipedia2. Aa, Aard 1, blz. 3383. Aa, Aard 1, blz. 3384. Aa. Bio 6, blz. 1785. Nijhoff, Inventaris, blz. 5046. Aa, Bio 4, blz. E 437. Aa, Bio 7, blz. K 64
1795-1813
Bataafse Republiek 1795-1801Stukken van 26 januari 1795 betreffende de verandering van de regering in de stad Arnhem in overleg met de generaal Le Febvre kommandant van de eerste divisie van de armée van de Sambre en Maas; voorts berichten en besluiten aangaande de wapening der burgerij; de terugkeer van de verbannen patriotten;  de ontvangst van generaal Jourdan; de requisities voor de Fransche legers; het afnemen van de wapenborden in de kerken, behalve die van de gilden; de handelingen van het comité revolutionair en van het vaderlands genootschap voor vrijheid, gelijkheid en broederschap binnen Arnhem  [1] Op 17 januari 1795 komt de stad in Franse handen.NOTENNijhoff, Inventaris, blz. 507Bataafs Gemenebest 1801-1806Gerard Brantsen treedt in 1801 toe tot het Staatsbewind ik

Koninkrijk Holland 1806-1810Op 13 april 1807 komt de Gemeentewet tot stand. Arnhem is daarin één van de drie steden die een Klasse 1-status hebben. 
Franse Keizerrijk 1810-1813Op 30 november 1813 verdrijven Pruissische troepen de Fransen uit de stad [1]NOTEN1   Verwoert, Handwoordenboek I, blz. 23
1813-hedenKoninkrijk der Nederlanden
Willem I 1813-1840Lijst van december 1813 van die ingezetenen van Arnhem die door het aanbieden van een vrijwillige gift de souverein vorst van de Nederlanden hebben ondersteund [1in 1815 worden vestingwerken geslecht [2] in 1826 samen met het schependom 10.059 inwoners [3] In 1834 wonen er 13.580 mensen.In 1839 omvat het kwartier Arnhem de steden Arnhem, Harderwijk, Wageningen, Hattem, Elburg en Nijkerk en vijf districten te weten Over-Veluwe, Midden-Veluwe, Neder-Veluwe, Veluwezoom en Zevenaar. Er zijn in het kwartier 74.000 inwoners. Het arrondissement heeft dezelfde omvang en kent de volgende zeven kantons: Arnhem, Zevenaar, Wageningen, Nijkerk, Elburg, Apeldoorn en Harderwijk. Het kanton Arnhem telt 19.500 inwoners en bestaat uit de gemeenten Arnhem, Rheden en Rozendaal. De gemeente Arnhem zelf heeft 14.500 inwoners. De stad heeft daarnaast de buurtschap Klingelbeek [4]. Binnen de stad wonen in 1839 rond 10.000 mensen. Er zijn 1700 woningen [5] In 1839 is van de vijf stadspoorten er één over, de Sabelspoort of Sint Eusebiuspoort. De Nieuwe Waterpoort is begin 18e eeuw dichtgemetseld. De Sint Janspoort, de Rijnpoort en de Velperpoort zijn later gesloopt [6]. NOTEN1   Nijhoff, Inventaris, blz. 510. 2.  Verwoert, Handwoordenboek I, blz. 233.  Gosselin, blz. 154.  Aa, Aard 1, blz. 3285.  Aa, Aard 1, blz. 3306.  Aa, Aard 1, blz. 329
Willem II 1840-1849In Arnhem is in 1843 een Latijnse school [1] NOTENAa, Aard 4, blz. 498
Willem III 1849-1890In 1851 is het arrondissement Arnhem 227.703 bunder groot, telt 16.924 huizen, bewoond door 22.042 gezinnen met een bevolking van 119.000 inwoners. Het kanton is 18.725 bunder groot, telt 3449 huizen, bewoond door 4474 gezinnen, met een bevolking van 23.500 inwoners; de gemeente is 6755 bunder 48 v.r. 31 v. ellen, telt 2609 huizen, bewoond door 3261 gezinnen met een bevolking van 17000 inwoners [1].In 1852 heeft Arnhem een oppervlakte van 6755 bunder, 48 roeden, 31 ellen en telt de stad 2609 huizen bewoond door 3261 huisgezinnen met een bevolking van 17.000 inwoners [2] In 1867 valt A. onder de gemeente Arnhem.In 1869 zijn er 25.000 inwoners.NOTENAa, Aard 13, blz. 5792. Aa, Aard 13, nr. 2, blz. 580
Wilhelmina 1890-1948In 1913 valt A. onder de gemeente Arnhem. Er zijn 64.828 inwoners op 6715 hectare [1] IJzermanNOTEN1  IJzerman
Juliana 1948-1980
Beatrix 1980-2013
Willem Alexander 2013-.....
alfabetisch overzicht algemeen=De Staatsregeling van 1805 maakte een eind aan de lappendeken van plaatselijke, kwartierlijke en gewestelijke belastingen  [Wissing, Stad blz. 86]=In de 19e eeuw zorgt o.m. een gunstig belastingklimaat er voor dat vele welgestelden zich in Arnhem vestigen  [Vredenberg, Stedelijke, blz. 46]belastingenaccijnzenbenamingOok wel aangeduid met de naam accijnsen, accijsen, excijsen
inningIn de 13e eeuw worden de  stedelijke accijnzen door een rentmeester geïnd. De opbrengst is voor de graaf. De accijnzen worden in Arnhem in de 14e eeuw in de regel verpacht. Een enkele keer houdt de stad de accijnsheffing in eigen beheer [Alberts, Oudste, blz. 54]. Soms treedt een groep als pachter op; de pachttermijn is meestal twee jaar. De pacht moet wekelijks worden voldaan, tenzij vooruitbetaling bedongen is. In Arnhem bestaan voor de minder belangrijke accijnzen pachttermijnen van drie jaar, waarbij eveneens vooruitbetaling van de pachtsom plaatsvindt [Alberts, Oudste, blz. 54] Alberts noemt het merkwaardig dat in sommige steden de accijnzen bij verpachting soms meer opbrengen dan bij eigen beheer [Alberts, Oudste, blz. 55]. Dit vraagt om een verklaring. Die is voorshands voor de concrete situatie niet te geven. Wel kan in het algemeen worden opgemerkt dat de pachtsom aan enige marktwerking onderhevig kan zijn en dat dit een prijsopdrijvende werking zal hebben. Een pachter zal bovendien, zeker als hij ervaring heeft, efficiënter werken en ondanks de wellicht hoge pachtsom toch een marge weten te halen. Temeer omdat pachters niet zelden zich aan knevelarij en andere vormen van ongeoorloofde druk te buiten gaan. [La]
octrooiReinald III vergunt de schepenen van Arnhem op 6 oktober 1355 om de accijnsen te verhogen of te verlagen [Nijhoff, Inventaris, blz. 22] 
rekening en verantwoordingRekening Rekeningen wegens de ontvangst der stadsaccijnsen over 1653-1661 In acht folio perkamenten banden  [Nijhoff, Inventaris, blz. 520]
stadsaccijnsOp 15 mei 1328 geeft Reinald II voor een periode van 14 jaar het bezit van de stadsaccijns aan de Arnhemmers zoals ze die van zijn vader hadden ontvangen met verlof die te vermeerderen, verminderen en vernieuwen [Nijhoff, Inventaris, blz. 15-16]. Op 10 januari 1341 wordt de termijn voor de stadsaccijns met acht jaar verlengd [Nijhoff, Inventaris, blz. 19]. 
bede=Op 22 december 1315 verleent Reinoud vrijstelling voor de bede  die verschuldigd is indien zijn dochters trouwen [Nijhoff, Inventaris, blz. 10]=Op 29 augustus 1318 bepaalt hij dat de burgers van Arnhem en de bewoners van Insula Dei in het vervolg vrij zullen zijn van de betaling van hun aandeel in de beden, met uitzondering van die beden die de graaf rechtens toekomen [Nijhoff, Inventaris, blz. 10]=Reinald I schenkt op 19 augustus 1318 aan Arnhem het voorrecht om niet mee te betalen aan de schatting die alom in de steden en landen ter aflossing van de schulden door de graaf en zijn zoon gemaakt wordt geheven [Aa, Aard 12, blz. 55]=Van 1341 dateert een kwitantie afgegeven door de ontvanger van Gelre wegens ontvangst van de Arnhemse bijdrage in de bede [oud archief]=Op 19 mei 1399 belooft Willem van Gulik de 1000 Gelderse guldens die de stad hem geleend had, te zullen inhouden van de eerste bede, die zijn onderaten hem zullen inwilligen [Nijhoff, Inventaris, blz. 53]=Op 16 februari 1430 verbinden de vier hoofdsteden zich om hertog Arnold geen schatting te geven voordat de 3000 Arnhemse guldens zijn terugbetaald [Nijhoff, Inventaris, blz. 76]=Hertog Arnold bericht op 28 mei 1434 aan de stad Arnhem dat hij zijn kok Klaas, die op vier schilden bij de pondschatting was aangeslagen, deze heeft kwijtgescholden [Nijhoff, Inventaris, blz. 81]Hertog Arnold verklaart op 4 juni 1441 welk gebruik hij zal maken van de anderhalve pondschatting die de vierendeelen van Nijmegen, Arnhem en Zutphen hem uit goede gunst ingewilligd hadden [Nijhoff, Inventaris, blz. 92]=Hertog Arnold en zijn zoon Adolf beloven op 13 oktober 1459 de 3000 guldens, die ieder van de vier hoofdsteden hun de laatste onlusten geleend heeft en die zij gebruikt hebben om het vreemde krijgsvolk te doen vertrekken, bij eerste pondschatting terug te zullen geven [Nijhoff, Inventaris, blz. 115]=Hertog Arnold bekent op 23 oktober 1459 ontvangen te hebben van de stad Arnhem 800 gulden van de 3000 gulden welke ieder der drie hoofdsteden hem op de dagvaart te Batenburg had toegezegd [Nijhoff, Inventaris, blz. 115]=Op 22 november 1459 erkent hertog Arnold dat hij de volle 3000 geleende Rijnse guldens van de stad heeft ontvangen [Nijhoff, Inventaris, blz.116]=Hertog Arnold vergunt de stad Arnhem op 26 juni 1462 om de vierhonderd gulden welke zij ten zijnen behoeve aan de erven van Herman van der Hallen betaald had van de eerste pondschatting in te houden [Nijhoff, Inventaris, blz. 120]=In 1462 beloven ridders en knechten van de Veluwe, de stad Arnhem en de stad Wageningen op verzoek van Arnold en Adolf aan hen te betalen 300.000 Rijnse guldens aan schattingen, als de andere twee kwartieren eveneens akkoord gaan [Hasselt, Kronijk, blz. 42]=In 1462 staat hertog Arnold toe dat de stad 400 Rijnse guldens in mindering brengt op de te betalen bede, vanwege de betaling van dit bedrag door de stad aan Herman van der Hallen [Oud Archief nr. 1827]=Op 19 september 1578 dringt Matthias aan om binnen veertien dagen hun quota van 80.000 gulden op te brengen anders zal muiterij en grote schade van het krijgsvolk te duchten zijn  [Nijhoff, Inventaris, blz. 297]
belastingvermijding/belastingontwijkingOm het bruggeld of veergeld in Arnhem uit te sparen ankerden kooplui in Driel en kochten daar de Betuwse oogst voor dezelfde prijs als op de Korenmarkt  [Menno Potjer, Stedelijke ruimte tot 1808, in: Buisman, Frank [hoofdred], Arnhem van 1700 tot 1900, Utrecht 2009, blz. 29] 
belasting in natura=In 1434 moeten alle "luden" meehelpen de haven te graven [Hasselt, Kronijk, blz. 13] =Johan graaf van Nassau stadhouder gelast op 14 juli 1578 dat de kloosters in en om Arnhem een voorraad van levensmiddelen ten behoeve van het krijgsvolk en ten beste des vaderlands zullen opbrengen. Bij deze gelegenheid wordt Monnikhuizen op 200 mudden weits aangeslagen, St Agnieten op 100, Bethanië op 50, Mariëndaal op 50 en op 80 mudden [Nijhoff, Inventaris, blz. 310]=In 1587 wordt opnieuw aan de fortificaties gewerkt. Wie kar en paard geeft is vrij van handdiensten. =Op 11 september 1579 gelast de stad Arnhem de konventualen van Monnikhuizen en Bethanië aan de stadsfortificatiën te komen arbeiden [Nijhoff, Inventaris, blz. 326]
bestuuradvocaat-fiscaalIn 1820 is Copes van Hasselt advocaat-fiscaal voor de middelen te lande in de provincie Gelderland, te Arnhem [Nieuwenhuis, Algemeen, A-B, blz. XV]controleur=In 1839 is C.A. Beverlij controleur der belastingen in Arnhem [Aa, Aard 1, blz. XIX]. =In 1883 overlijdt jkhr E.C.L. van Nispen, controleur der directe belastingen, invoerrechten en accijnsen [Leeuw1883, blz. 48]
directeur=In 1820 is C.W. van Vloten directeur van de in- en uitgaande rechten en accijnsen te Arnhem [Nieuwenhuis, Algemeen, A-B, blz.XXVIII]
inspecteur=In 1820 is A.A.J..Verster inspecteur der Directe Belastingen te Arnhem  [Nieuwenhuis, Algemeen, A-B, blz.XXVIIIontvanger-generaal van het kwartier=Johan Brantsen is in februari 1735 ontvanger-generaal van het kwartier  [Nijhoff, Inventaris, blz. 484] ontvanger der directe belastingenIn 1820 is R. van Rees ontvanger der Directe Belastingen, te Arnhem [Nieuwenhuis, Algemeen, A-B, blz. XXIV]ontvanger der registratieHendrik Richard Boonen [....-1851] is in Arnhem ontvanger der registratie en bewaarder der hypotheken en het kadaster [NNBW 1911, blz. 410]rekenkamer=in 1795 wordt de Rekenkamer ontbonden; in de plaats daarvan komt subontvanger der accijnzenin 1933 is Hendrik Rutgerus van der Werf subontvanger  [Gelders Archief   0207A_13292-02 Arnhem, Huwelijken, aktenr. 150
bieraccijns=Inkomsten in 1353/1354 genoten bij de verpachtingen van de wijnkooppenningen, waaronder die wegens de verpachting van de wijnaccijns en bieraccijns ("vinicopio vini" en "vinicopio cervisie") [Alberts, Oudste, blz. 54].=Maximiliaan en Filips geven aan de stad Arnhem het uitsluitend recht van bier brouwen met een scherp verbod aan de ingezetenen om dit in hun huis te doen. Voorts dat de stadsbrouwers het bier niet meer bij potten of stopen, maar alleen bij tonnen mogen afleveren tegen betaling van één stuiver assijs van elke ton om uit die opbrengst der stad schulden te betalen en de deerlijk vervallen muren en poorten te herstellen [Nijhoff, Inventaris, blz. 136]  =Hertog Karel gelast de magistraat van Arnhem om nieuwe accijs op het gemaal en het bier ten spoedigste werking te brengen teneinde daarmee de kosten te bestrijden van het verleggen van de Rijnstroom nabij de stad want de stroom was zeer verland en de stad daardoor neringloos en vol schulden geraakt   [Nijhoff, Inventaris, blz. 190]=De stadsaccijns op het bier dat op het hof van de stadhouder gedronken wordt is "affgedaen" [Hasselt, Kronijk, blz. 61]=Weekstaten van de bieraccijns in 1590 en 1591 [Nijhoff, Inventaris, blz. 520]=De meesteren van het brouwersgilde melden in 1595 dat niet alle biertonnen op de Delftsche maat gemaakt zijn en dus niet alle gelijkelijk belast moeten worden Anders zal de aanzienlijke biernering hier ter stede zeer belemmerd worden [Nijhoff, Inventaris, blz. 404]=Is op 20 januari 1601 besloten dat de man, wonende in de Schans te IJsseloord, een plaats die binnen het schependom valt, behoort de impost en accijns van zijn getapte bieren te betalen, net als de andere tappers [Hasselt, Kronijk, blz. 251].=De magistraat besluit op 23 januari 1628 tot voorkoming van fraudes dat voortaan slechts één biertapperij buiten elke poort mag zijn en twee vóór de Rijnpoort ten gerieve der vreemdelingen en schippers  [Nijhoff, Inventaris, blz. 438] =Om fraude te voorkomen worden in 1628 geen biertappers meer buiten de stad gedoogd, behalve voor elke poort één en voor de Rijnpoort i.v.m. de schippers twee. Bij de Rijnpoort is dat het Witte Paard van de weduwe Tijssen, bij de Sint Janspoort de Rode Haan, bij de Sabelspoort het Schuttenhuis en bij de Velperpoort de Roscam van Hendrick Wolters [Hasselt, Kronijk, blz. 269-270] 
bierboomVoorwaarden verpachting kraan- en schraatgeld en de bierboom 1762-1792 [Oud Archief]
bruggeldStukken gewisseld in 1849 tusschen de stad Arnhem en de hoge regering over de heffing van brug en doorvaartgelden ingevolge koninklijk besluit van 14 april 1849, nr. 136 [Nijhoff, Inventaris, blz. 419]
collaterale successieIn folio papieren omslagen Memoriën van aangifte voor de impost der collaterale successie 25e penning en 50e penning over de jaren 1750-1798. In één pakket [Nijhoff, Inventaris, blz. 522]Rekeningen van de 10e penning, 20e penning 40e penning, 50e penning en 100e penning van de collaterale successie te Arnhem geheven in 1695-1807. [Nijhoff, Inventaris, blz. 522]
contributieLijsten van oktober 1674 van  de hoogst aangeslagenen en opgaven der afgegeven assignatiën op de stadsdebiteuren tot het fourneren der contributiën aan de Fransen [Nijhoff, Inventaris, blz. 461]
convoyen en licenten=Instructie van 6 november 1578 namens de algemene staten voor Jacob Muijs ontvanger-generaal bij de staten van Gelderland afgevaardigd, voornamelijk om te bewerken dat de rechten van koopmansgoederen langs de Gelderse rivieren naar Holland te verzenden op eenparige voet geheven worden [Nijhoff, Inventaris, blz. 313]=De gedeputeerden der nader geuniëerde gewesten verzoeken op 28 maart 1579 de magistraat van Arnhem de gesloten unie te willen doen afkondigen, geven voorts instructies aangaande het invorderen der generale middelen en het in werking brengen der convoijen en licenten in 's konings domeinen tot het maken der fortificaties en het voeren van de oorlog [Nijhoff, Inventaris, blz. 320]=Van 26 juni 1579 is de  Instructie voor de ontvangers en collecteurs van de convoijen bij de gedeputeerden der nader geuniëerde provinciën te stellen en te ordonneren[Nijhoff, Inventaris, blz. 324]=Willem, prins van Oranje, stelt op 5 februari 1581 namens de staten generaal commissarissen aan om de zaak der convoijen en licenten te Arnhem in werking te brengen [Nijhoff, Inventaris, blz. 337]=Bericht van 17 oktober 1604 van Johan de Voogt gecommitteerde ter Staten-Generaal dat Anton Sleicher die een kopermolen te Arnhem zal oprichten voor zes jaar vrijdom van convoijen en licenten op kalmijn en kolen zal genieten.  Hij hoopt dat die nieuwe nering de opkomst der stad zal wezen [Nijhoff, Inventaris, blz. 420]=De stad Arnhem beklemtoont in een brief aan Everhard van Reyden dat de convoijen dienen tot onderhoud der fortificaties en niet gemist kunnen worden. De stad vertrouwt op zijn dexteriteit om haar die te doen behouden  [Nijhoff, Inventaris, blz. 407]=Rekeningen wegens de ontvangst van de binnenlandse paspoorten, convoyen en licenten en veilgelden te Arnhem over de jaren 1651-1736 =Aan de Oude Haven is een onderkantoor van het Amsterdamse admiraliteitscollege waar men belasting int  [Menno Potjer, Stedelijke, blz. 33] =Hendrik Schievelberg Bekking [1730-1798] is vanaf 19 juni 1776  controleur van de convooien en licenten in Arnhem. Na zijn afzetting als gemeensman vertrekt hij  uit Arnhem. Als plaatsvervanger wordt aangesteld, mr Evert Johan Wentholt die met medeweten van Bekking een klerk in dienst nam om de zaken te regelen. Dit leidt tot ophef. Wentholt wordt bedreigd. Geëist wordt dat hij de klerk ontslaat. Hij stemt toe. Maar Bekking wendt zich tot het stadsbestuur en verzoekt om bescherming  van de klerk en toestemming om zelf terug te keren. Antwoord blijft uit. Op 29 augustus 1787 stuurt zijn advocaat een rappel. Ook de ontslagen klerk en de Admiraliteit kunnen het stadsbestuur niet op andere gedachten brengen. Als de Fransen in Gelderland komen keren zijn kansen. Op 21 februari 1796 wordt hij weer ontvanger der convooien en licenten. Hij overlijdt in maart 1798   [Wissing, Stad, blz. 74-75]
doorvaartgeldStukken gewisseld in 1849 tusschen de stad Arnhem en de hoge regering over de heffing van brug en doorvaartgelden ingevolge koninklijk besluit van 14 april 1849, nr. 136 [Nijhoff, Inventaris, blz. 419]
droit d'issueOvereenkomsten van 1672-1786 tusschen de steden Wesel Amsterdam Middelburg Génève Leeuwarden Leiden ea en de stad Arnhem betreffende het wederzijdsch afschaffen van het droit d issue van erfenissen harer burgers  [Nijhoff, Inventaris, blz. 459] 
exactioDeze inkomstenbron, de exactio,  komt voor in de stadsrekening van 1353/1354Een directe belasting, vermogensbelasting, die aan een deel van de ingezetenen naar de maatstaf van hun vermogen ten bate van de stadskas werd opgelegd. Verscheidene middeleeuwse steden kenden in hoofdzaak indirecte belastingen. Maar daarnaast kwam de heffing van directe belastingen ten bate van de stad toch herhaaldelijk voor [Alberts, Oudste, blz. 57].
fortificatiegelden=Rekeningen wegens het beheer van de fortificatiegelden te Arnhem meest over de jaren 1587-1810 [Nijhoff, Inventaris, blz. 519]=Er wordt fortificatiegeld geheven van inkomende en uitgaande goederen [Hasselt, Kronijk , blz. 232]=Adolf hertog van Sleeswijk en Holstein graaf van Oldenburg beklaagt zich bij de stad Arnhem dat van zijne schepen met wijn voor zijn hofhouding bestemd aldaar tol of fortificatiegelden gevorderd zijn  [Nijhoff, Inventaris, blz. 375]
gedwongen heffingRekening van zodanige penningen als uit de gedwongen heffing publ van 22 december 1795 zijn geproveniëerd en den 31e maart 1798 door gecommitteerden tot de finantiën der stad Arnhem aan het gemeentebestuur is overgegeven In folio band tusschen schilden [Nijhoff, Inventaris, blz. 522]
geestelijkheidDeze inkomstenbron in 1353/1354 "pecunia sancti spiritus"  heeft waarschijnlijk te maken met een belofte door een Heilige Geest hospitaal aan de burgers, die aan het hospitaal huizen geschonken hadden, om de op de geschonken onroerende goederen drukkende stedelijke lasten, zowel persoonlijke als zakelijke, voor haar rekening te nemen [Alberts, Oudste, blz. 56]

gemaalaccijns=Hertog Karel gelast de magistraat van Arnhem om nieuwe accijs op het gemaal en het bier ten spoedigste werking te brengen teneinde daarmee de kosten te bestrijden van het verleggen van de Rijnstroom nabij de stad want de stroom was zeer verland en de stad daardoor neringloos en vol schulden geraakt   [Nijhoff, Inventaris, blz. 190]=Hertog Eduard staat op 13 december 1362 Arnhem toe een heffing te leggen op het zaad en de haver die in Arnhem gemeten wordt [Nijhoff, Inventaris, blz. 32]
gemene middelen=De staten van Gelderland bepalen op 15 november 1577 een belasting op de generale middelen van opsetting op koopmanschappen, eetwaren, bier, wijn, zijden en wollen lakens voor vier maanden om uit de opbrengst mede te voorzien in het onderhoud van het leger voor Roermond dat maandelijks behalve de artillerie 24.000 gulden kost [Nijhoff, Inventaris, blz. 293]=De algemene staten nodigen op 19 januari 1578 die van Gelderland dringend uit tot de invoering der generale middelen en tot wapening der ingezetenen  [Nijhoff, Inventaris, blz. 295]=Op 29 januari 1578 wordt een lijst van generale middelen ingeleverd op de landdag in Nijmegen [Nijhoff, Inventaris, blz. 296]=De aartshertog Matthias schrijft op 13 september 1578 de stad Arnhem dat de nood groot is en de oorlogsgelden moeten opgebracht worden zonder consideratie voor en exemptiën [Nijhoff, Inventaris, blz. 311]  =Op 17 februari 1578 wordt in Arnhem een landdag gerhouden over de invoering van de generale middelen  [Nijhoff, Inventaris, blz. 297-298]=Op 17 februari 1578 schrijft de stad Gelder aan de landschap over het inwilligen der generale middelen [Nijhoff, Inventaris, blz. 298]=Briefwisseling van maart 1578 tussen de hoofdsteden over het invoeren der generale middelen de zwarigheden daartegen ingebragt met betrekking tot bierbrouwers en hun privileges [Nijhoff, Inventaris, blz. 299]=De staten van Gelderland besluiten op 14 maart 1578 tot de invoering van de gemene middelen, tot de lichting van krijgsvolk en tot een volmacht op de gecommitteerden te Antwerpen ter negotiatie van 50,000 Car gulden om in de eerste nood te voorzien [Nijhoff, Inventaris, blz. 301]=Op 1 april 1578 verschijnt een alphabetische lijst van de koopmanschappen waarop voortaan de gemeene middelen zullen geheven worden [Nijhoff, Inventaris, blz. 301]=Op 6 mei 1578 bewilligen gildemeesteren en gemeenslieden der stad Arnhem  in het invoeren der generale middelen mits de brouwerijen en wolwagen ten platten lande afgeschaft worden [Nijhoff, Inventaris, blz. 304]=Verslag van het op 9-10 juli 1578 verhandelde tussen de magistraat van Nijmegen en die van Arnhem over het opbrengen der quota's, het verkopen van het geestelijk zilverwerk en het ontvangen der generale middelen  [Nijhoff, Inventaris, blz. 309]=De gedeputeerden der nader geuniëerde gewesten verzoeken op 28 maart 1579 de magistraat van Arnhem de gesloten unie te willen doen afkondigen, geven voorts instructies aangaande het invorderen der generale middelen en het in werking brengen der convoijen en licenten in 's konings domeinen tot het maken der fortificaties en het voeren van de oorlog [Nijhoff, Inventaris, blz. 320]=Ordonnantiën en lijsten voor het invorderen der gemeene middelen in de republiek der Nederlanden d.d. 1 april 1579  [Nijhoff, Inventaris, blz. 321]=De gedeputeerden der nader geuniëerde provinciën te Utrecht committeren op 24 april 1579 Laurens van Nijhotl kolonel Arend van IJsselstein en Peter Jansz van Zypenes naar Arnhem om het invorderen der generale middelen in train te helpen brengen en de overheid met raad en daad bij te staan om de daaruit gerezen onlusten te voorkomen   [Nijhoff, Inventaris, blz. 322]=Brieven uit juni 1579 van de gedeputeerden der nader geuniëerde provinciën te Utrecht aan de stad Arnhem over het in werk brengen der generale middelen, het inzenden eener repartitie, het vinden van middelen tot ontzet van Maastricht enz [Nijhoff, Inventaris, blz. 323]=Commissie en instructie van 23 juni 1579 voor Gerrit Knoep en Frans van Blockhuizen om namens de gedeputeerden der geuniëerde provinciën te Arnhem met hulp van den magistraat de generale middelen te verpachten [Nijhoff, Inventaris, blz. 324]=Stukken in juni-juli 1623 over het verdelen, verpachten en opbrengen van de algemene middelen op de consumptie in de provincie Gelderland zoals dat in Brabant en Vlaanderen geschiedt [Nijhoff, Inventaris, blz. 435]=De stadhouder prins Frederik Hendrik van Nassau geeft op 25 april 1644 nadere verklaring van zijne uitspraak van 18 Mei 1642 en 24 Januarij 1643 betreffende het invoeren en invorderen der gemeene middelen in Gelderland [Nijhoff, Inventaris, blz. 449]=Gelderland draagt rond 1770 slechts 5,5% bij aan de financiën van de Unie. Kwartier Veluwe betaalt daarvan een derde deel, Nijmegen de helft  [Wissing, Stad, blz. 68]
gruitrecht=Op 22 december 1315 staat Reinoud aan de burgers van Arnhem toe, uit erkentelijkheid voor de ondersteuning gegeven bij het betalen van zijn schulden, om gedurende tien jaar de opbrengst van zijn accijns  (de  fermentuyt  of gruit) zelf aan te wenden [Nijhoff, Inventaris, blz. 10]. =Op 13 januari 1325 bevestigt Reinald, de zoon van de graaf, Arnhem in het bezit van de gruit [Nijhoff, Inventaris, blz. 13]. =Alianora, hertogin van Gelre en vrouwe van de Veluwe, verpacht op 6 januari 1354 aan de stad Arnhem het recht van de gruit voor een periode van 25 jaar [Nijhoff, Inventaris, blz. 25]=In 1364 verkoopt Johan de Cock van Opijnen, met toestemming van Broer Hendrik de Cock het Huis Nijenbeek met heerschap, molen, renten, etc aan Hertog Eduard voor een rente van 389 ponden ofwel 2334 guldens te betalen uit de gruit te Arnhem (fermentuyt of gruit). Van der Aa meldt dat de Cock die rente werkelijk uit de gruit gekregen heeft [Aa, Aard 8, blz. 198]=Op 13 april 1364 gelast Eduard de stad Arnhem om Jan de Kok uit Opijnen jaarlijks een rente van 229 pond te betalen uit de opbrengst van de gruit [Nijhoff, Inventaris, blz. 35] =Op 24 februari 1372 verlengt Johan II voor de stad het recht van gruit voor 20 jaren [Nijhoff, Inventaris, blz. 40]=Op 5 september 1372 belooft Willem hertog van Gulik als voogd over zijn zoon de stad vergoeding van schade en verlies door handelen van soldaten. Het recht van de gruit wordt voor een periode van 20 jaar verlengd [Nijhoff, Inventaris, blz. 41]=Op 8 juli 1402 verlengt Reinald het recht van gruit voor 28 jaren [Nijhoff, Inventaris, blz. 55]=Hertog Arnold verlengt op 24 februari 1434 voor de stad Arnhem het recht van de gruit voor vijftig jaren tegen dezelfde pacht als zij tot nu toe heeft betaald en zulks voor de trouwe diensten welke de stad hem voor Buren bewezen heeft en nog bewijzen zal [Nijhoff, Inventaris, blz. 81] =Hertog Arnold verlengt op 1 februari 1435 ten behoeve der stad Arnhem het pandbezit van de gruit voor den tijd van honderd jaren tot vergoeding der kosten door de stad in het beleg voor Buren aangewend en nog verder gedurende twee maanden aan te wenden [Nijhoff, Inventaris, blz. 81] =Willem, heer van Egmond, bevestigt namens Karel, hertog van Bourgondië, de stad Arnhem in haar recht van de gruit [Nijhoff, Inventaris, blz. 133]=Akte van het hof van Gelre aan Wichman Roelofs van Eimereu Jan van Cranenborch en Gerrit van der Hair voor 2000 Rijnsche gulden wordt de gruit of belasting op bier en wijn als de vóór en de stad Arnhem na te ontvangen placht [Nijhoff, Inventaris, blz. 135]
haardstedengeld=In 1747-1752 een brief van de prins stadhouder over de invoering van een haardstedengeld [Nijhoff, Inventaris, blz. 487] =bij de inning van het hoofdgeld en haardstedengeld wordt van de indeling in vendels gebruik gemaakt [Wissing, Stad, blz. 58]

havengeldBoeken van de ontvangst van het havengeld over de jaren 1760-1792 [Nijhoff, Inventaris, blz. 521]
honderdste penningRekeningen van de 10e penning, 20e penning 40e penning, 50e penning en 100e penning van de collaterale successie te Arnhem geheven in 1695-1807. [Nijhoff, Inventaris, blz. 522]
hoofdgeld=bij de inning van het hoofdgeld en haardstedengeld wordt van de indeling in vendels gebruik gemaakt [Wissing, Stad, blz. 58]
inkomstenbelastingKohier van het eerste district van het kwartier Veluwe, hoofdplaats Arnhem, wegens de heffing op de bezittingen en inkomsten in 1801 en 1802 [Nijhoff, Inventaris, blz. 523]
keurmedeOp 20 april 1281 wijzigt Walter, de abt van het klooster S. Salvtoris mundi in Trier de rechten van zijn eigenhorigen in de hof te Arnhem o.m. inzake het betalen van keurmede [Nijhoff, Inventaris, blz. 5].
klappergeldRekeningen en daartoe betrekkelijke stukken wegens de invordering van het klappergeld te Arnhem over de jaren 1673-1794 [Nijhoff, Inventaris, blz. 521]
kraangeld=Opbrengst verpachting kraan- en schraatambacht 1631-1644 [Oud Archief nr. 1848] . Kraan- of schraatgeld moet betaald worden voor het laden en lossen; schraatgeld in het bijzonder voor het laden en lossen van vaten. Bij de bierboom moet geld betaald worden voor het in- en uitvaren van de haven voor bierschuiten..=Voorwaarden verpachting kraan- en schraatgeld en de bierboom 1762-1792 [Oud Archief]
liberale gifteDe magistraat besluit op 11 november 1793 zich te verenigen met het rapport van de gedeputeerden van het kwartier strekkende om nieuwe middelen te vinden tot het bestrijden van de buitengewone onkosten in deze tijdsomstandigheden en daartoe geen liberale gifte te verordenen, maar als in 1744 voor te slaan de betaling van klein zegel koetsengeld, dienstbodengeld, koffijgeld, theegeld, chocoladegeld, snuiftabakgeld enz [Nijhoff, Inventaris, blz. 506]

oproerIn 1748 zijn er ongeregeldheden (pachtersoproer) bij de aanstelling van Willem IV tot erfstadhouder [Aa, Aard 1, blz. 338]. 
ostagiepenningenEen door de Fransen verlangde schatting voor de bevrijding van de stad
patentbelastingDe inkomsten uit verkoopbanken, de zgn. "pannicidae" in 1353/1354. Kleermakers en lakensnijders betalen tweemaal per jaar een zeker bedrag aan de stadskas, evenals de "carnifices", de vleeshouwers. De lakensnijders betalen in 1353/1354 meer (51 lb. 4 s) dan de vleeshouwers (17 lb. 14 s. 8 d.) Alberts veronderstelt dat de lakensnijders belangrijker en financieel draagkrachtiger zijn dan de vleeshouwers. Deze betalingen zijn waarschijnlijk collectieve betalingen geweest, die de lakensnijders en de vleeshouwers als georganiseerde groepen voldeden. Alberts merkt op dat deze posten zouden kunnen wijzen op een samenwerking in een zeker verband, mogelijk zelfs op gildevorming [Alberts, Oudste, blz. 55]. Nu er sprake is van verschillende bedragen voor dezelfde dienst, namelijk, naar ik veronderstel, voor het ter beschikking stellen van verkoopbanken, is hier wellicht sprake van een soort patentbelasting. Een heffing voor ondernemers, waarbij per categorie een te betalen bedrag wordt bepaald. Geen winstbelasting, omdat de individueel bepaalde opbrengst kennelijk nog geen rol speelt. Interessant is te weten welke argumenten ten grondslag liggen aan de verschillen in heffingsbedragen.
pompgeldStukken van 12 juni 1706 en 28 juli 1706 betreffende een verschil over het betalen van pompgeld door het huis de Munte en woningen in de Muntsteeg  [Nijhoff, Inventaris, blz. 475]
poortergeld =Poortergeld betaald door nieuwe burgers. In 1352 kopen 33 mensen het "borgerrecht" [Hasselt, Kronijk, blz. 2] In 1368 betreft her poortergeld 75 nieuwe burgers; in 1379 zijn het er 54 [Hasselt, Kronijk, blz. 2] =In de 14e eeuw kost het burgerrecht één mark Brabants en het bezit van een handboog [armborst]. In 1580 is het tarief  8 Daler, d.i. 12 gulden, schippers en kooplieden betalen 20 Daler, d.i. 30 gulden. Daarnaast moest men een leren emmer bezitten en betaalde men zgn “vereringen” aan de richter, schepenen of secretaris. In 1636 moet men gereformeerd zijn, 40 gulden betalen plus 5 gld 15 st emolumenten  en katholieken 200 gulden plus emolumenten 20 gld 16 st. In 1650 een klein en groot burgerrecht. Groot geeft recht op weiden koeien en paarden  in de stadswaard voor 100 daler d.i. 150 gld extra. Het kleine recht is 40 gld, katholieken 200 daler. In 1694 werd het 45 gld en 10 st. Wie een burgerdochter trouwt betaalt de helft 22 gld 15 st. In 1737 wordt het grote recht 236 gld plus 13 gld 5 st voor de richter, schepenen en secretaris. Wie  in een gilde wilde en geen politieke of ambtelijke functie nastreefde betaalde klein recht 45 gld 10 st. ; katholieken 211 gld. Ordonnantie 25 juni 1804 vraagt aan nieuwe burgers 75 gld. Op 1 januari 1811 Code Civil, maakt geen onderscheid meer. De laatste was op 19 december 1810 de katholiek Johannes Jacobsen van Zon [Wissing, Stad blz. 89-91]=Ordonnanties over het burgerrecht zijn er in 1580, 1636, 1694, 1737 en 1804  [Wissing, Stad blz. 88]
poortgeldDe voorstadbewoners betalen poortgeld om de stad in te komen  [Vredenberg, Stedelijke, blz. 44]
precariorechtenDe inkomsten uit verkoopbanken, de zgn. "pannicidae" in 1353/1354. Kleermakers en lakensnijders betalen tweemaal per jaar een zeker bedrag aan de stadskas, evenals de "carnifices", de vleeshouwers. De lakensnijders betalen in 1353/1354 meer (51 lb. 4 s) dan de vleeshouwers (17 lb. 14 s. 8 d.) Alberts veronderstelt dat de lakensnijders belangrijker en financieel draagkrachtiger zijn dan de vleeshouwers. Deze betalingen zijn waarschijnlijk collectieve betalingen geweest, die de lakensnijders en de vleeshouwers als georganiseerde groepen voldeden. Alberts merkt op dat deze posten zouden kunnen wijzen op een samenwerking in een zeker verband, mogelijk zelfs op gildevorming [Alberts, Oudste, blz. 55]. Nu er sprake is van verschillende bedragen voor dezelfde dienst, namelijk, naar ik veronderstel, voor het ter beschikking stellen van verkoopbanken, is hier wellicht sprake van een soort patentbelasting. Een heffing voor ondernemers, waarbij per categorie een te betalen bedrag wordt bepaald. Geen winstbelasting, omdat de individueel bepaalde opbrengst kennelijk nog geen rol speelt. Interessant is te weten welke argumenten ten grondslag liggen aan de verschillen in heffingsbedragen.De inkomsten uit de visbank en de viskuip komen voor in de stadsrekening van 1353/1354. Deze inkomsten ("vinum tractum") komen voor in de stadsrekening van 1353/1354
schattingOvereenkomst tussen hertog Arnold en de hoofdsteden s lands van Gelre betreffende het inwilligen van schatting en het verzekeren van vrij handelsverkeer [Nijhoff, Inventaris, blz. 79]=Reces van de kwartiersdag te Arnhem voornamelijk tot het verdelen van de schatting en het vinden van middelen tot tegenstand aan de Hoogduitsche soldaten te Roermond Kampen en Deventer [Nijhoff, Inventaris, blz. 290]=De rentmeesters van de kloosters en Mariëndaal verzoeken op 15 augustus 1581 aan het hof in het opbrengen der schatting niet hoger aangeslagen te mogen dan van ouds gebruikelijk was omdat de tegenwoordige hoogere opbrengsten die vroeger wegens het ergerlijk leven der monniken en konventualen mochten gevorderd zijn nu tot nadeel strekte van de predikanten scholen en armen welke uit de inkomsten dier goederen werden betaald  [Nijhoff, Inventaris, blz. 345]Commissie van juli 1581 op Thom. Grammaye tot het ontvangen nazien van alle rekeningen der opgebragte schattingen sedert de pacificatie van Gend  [Nijhoff, Inventaris, blz. 343]
schraatgeld=Opbrengst verpachting kraan- en schraatambacht 1631-1644 [Oud Archief nr. 1848] . Kraan- of schraatgeld moet betaald worden voor het laden en lossen; schraatgeld in het bijzonder voor het laden en lossen van vaten. Bij de bierboom moet geld betaald worden voor het in- en uitvaren van de haven voor bierschuiten.=Voorwaarden verpachting kraan- en schraatgeld en de bierboom 1762-1792 [Oud Archief]
tiende penningRekeningen van de 10e penning,  20e penning 40e penning, 50e penning en 100e penning van de collaterale successie te Arnhem geheven in 1695-1807. [Nijhoff, Inventaris, blz. 522]
tollenalgemeenin 1223 verbiedt keizer Frederik de graaf van Gelre, Gerard III, om tol te heffen in Arnhem, Oosterbeek of "Lubeke" of in enige plaats op de Rijn omdat de oren van zijne Majesteit doof geklaagd worden [“clamor conquerentium non modicus aures excellentiae nostrae pulsaverit”]  [Mieris Charterboek deel I blz 181; Jacques Accarias de Sérionne,Hollands rijkdom, behelzende den oorsprong van den koophandel en van de magt van dezen staat, deel 3, Elias Luzac, Leiden 1780, blz. 37]Op 3 februari 1359 geeft Eduard van Gelre aan de burgers van  Arnhem vrijheid van de nieuwe tol binnen Gelderland [Nijhoff, Inventaris, blz. 30]=Op 3 februari 1359 geeft Reinald heer van Schonevorst de burgers van Arnhem vrijheid van de nieuwe tol, die hij met toestemming van de keizer in Gelre op de stroom gelegd heeft [Nijhoff, Inventaris, blz. 30]=Rond 1365 verklaart Maria van Brabant, hertogin van Gelre, dat burgers van Arnhem nergens in Gelre tol schuldig zijn. Ze belooft de ten onrechte gevorderde bedragen te zullen teruggeven  [Nijhoff, Inventaris, blz. 35]=Hertog Eduard staat op 5 mei 1366 de burgers van Arnhem toe door zijn land, ook te Tiel, tolvrij te varen [Nijhoff, Inventaris, blz. 36]=Op 23 september 1371 staat hertog Reinald de burgers van Arnhem meerdere vrijheid toe bij de tollen te water en te lande, zoals die van Zutphen voor Lobede genieten [Nijhoff, Inventaris, blz. 39]Reinald overlijdt in december 1371=Op 5 september 1372 verpandt Willem van Gulik aan de stad de inkomsten van drie markttollen en de landtol [Nijhoff, Inventaris, blz. 41]=In 1457 probeert Jan van Brienen in Kleef vrijstelling van tol te krijgen voor de pilaren van de kerk die daarvandaan moeten komen [Hasselt, Kronijk, blz. 34] =Adolf hertog van Sleeswijk en Holstein graaf van Oldenburg beklaagt zich bij de stad Arnhem dat van zijne schepen met wijn voor zijn hofhouding bestemd aldaar tol of fortificatiegelden gevorderd zijn  [Nijhoff, Inventaris, blz. 375]=De Geldersche rekenkamer bekent 25 augustus 1590 van de stad Arnhem tijdelijk gedurende deze troublen in gebruik te hebben het wachthuisje op de Sabelsche poort voor een tolkamer van de beambten van den grooten Gelderschen tol [Nijhoff, Inventaris, blz. 400]De hoge tolgelden en de vaak lage waterstanden maakten vervoer per schip minder aantrekkelijk. Het vervoer over de weg groeide daardoor. Het plaatselijk vervoer liep via het voerliedengilde; het internationale vervoer via de Hessen. Van de laatsten werd een hoge tol gevraagd als ze via Velp naar Arnhem kwamen en de wegen beschadigden. De tol is lager als ze via Westervoort komen want dan overnachten ze en brengen zo geld in het laatje  [Menno Potjer, Stedelijke, blz. 26] De weg van Arnhem naar Amersfoort wordt aangelegd door particulieren, verenigd in de “Commissarissen van de Straatweg” Er wordt tol geheven. In 1860 wordt de weg overgedragen aan het Rijk. De tol blijft bestaan tot 1879  [Vredenberg, Stedelijke, blz. 37]Deventer=In 1453 is er veel gesproken met die van Deventer over de tol die men ten onrechte van de Arnhemse burgers vraagt =Stukken uit 1768 betreffende het regt der burgers van Arnhem op de tollen te Deventer en te Ravestein  [Nijhoff, Inventaris, blz. 244]Elst=Uittreksel uit 1667 uit het raadsignaat der stad Nijmegen betreffende de vrijheid van die van Nijmegen en Arnhem op den tol te Elst  [Nijhoff, Inventaris, blz. 244]Emmerik=Stukken uit 1582 betrekkelijk het tijdelijk verleggen van den tol te Emmerik behoorende aan het kapittel van St Marie te Utrecht naar Arnhem en Tiel [Nijhoff, Inventaris, blz. 244]Katertol=Op 24 juni 1307 sluit Reinald I een verdrag met die van Deventer over het betalen van tol aan de Cotertolne door de burgers van Arnhem [Nijhoff, Inventaris, blz. 8]=Brieven uit 1791 van den magistraat van Deventer over het vermeend regt der burgers van Arnhem op den Katertol die in 973 door keizer Otto aan het stift te Elten geschonken en sedert 1241 door den magistraat van Deventer in erfpacht bezeten wordt  [Nijhoff, Inventaris, blz. 244]Lobith=Op 29 april 1271 verleent Reinald vrijdom van de tol te Lobede aan die van Arnhem [Nijhoff, Inventaris, blz. 9-10]=De tol bij Lobith valt in handen van Johan II [1340-1380] [Genealogieonline]=Mechteld behoudt in 1379 de inkomsten uit de tol van Lobith en mag hertogin blijven heten. =Mechteld behoudt in 1379 de inkomsten uit de tol van Lobith en mag hertogin blijven heten. =Arnold en Katharina, hertog en hertogin van Gelre, verbinden op 24 mei 1452 de inkomsten van de tol te Lobede voor de terugbetaling van gelden welke de steden Nijmegen, Zutphen en Arnhem aan de hertog voor zijn reis naar het heilige graf verschaft hadden. De stad Arnhem heeft daarvoor 3000 gulden geleend bij Henrik Haick uit Keulen [Nijhoff, Inventaris, blz. 105]=Maximiliaan Roomsen koning en Filips als hertogen van Gelre en graven van Zutphen gelasten den tollenaar te Lobede zonder verwijl de achterstallige jaar renten aan de steden Nijmegen Zutphen en Arnhem te betalen [Nijhoff, Inventaris, blz. 148] Meurschen tol=Stukken uit 1590-1609 betreffende het regt der stad Arnhem op vrijdom van den Meurschen tol te Tiel  [Nijhoff, Inventaris, blz. 244; Wissing, Stad, blz. 89]Ravestein=Stukken uit 1768 betreffende het regt der burgers van Arnhem op de tollen te Deventer en te Ravestein  [Nijhoff, Inventaris, blz. 244]Ter Hunnepe=burgers van Arnhem hebben vrijdom [Wissing, Stad, blz. 89]
Tiel=Hertog Eduard staat op 5 mei 1366 de burgers van Arnhem toe door zijn land, ook te Tiel, tolvrij te varen [Nijhoff, Inventaris, blz. 36]
twintigste penningRekeningen van de 10e penning, 20e penning 40e penning, 50e penning en 100e penning van de collaterale successie te Arnhem geheven in 1695-1807. [Nijhoff, Inventaris, blz. 522]
veertigste penningRekeningen van de 10e penning, 20e penning 40e penning, 50e penning en 100e penning van de collaterale successie te Arnhem geheven in 1695-1807. [Nijhoff, Inventaris, blz. 522]
veilgeldenRekeningen wegens de ontvangst van de binnenlandse paspoorten, convoyen en licenten en veilgelden te Arnhem over de jaren 1651-1736 
verpachting=Inkomsten in 1353/1354 genoten bij de verpachtingen van de wijnkooppenningen, waaronder die wegens de verpachting van de wijnaccijns en bieraccijns ("vinicopio vini" en "vinicopio cervisie") [Alberts, Oudste, blz. 54].=In 1747-1752 een brief van de prins stadhouder over de verpachting van de generale middelen [Nijhoff, Inventaris, blz. 487] 
verponding=Rekeningen van de verpondingen te Arnhem over de jaren 1601, 1603, 1605 en 1646 In zeven en negentig folio perkamenten banden en achttien papieren omslagen  [Nijhoff, Inventaris, blz. 519] =Rekeningen van de verpondingen te Arnhem over de jaren 1675. In zeven en negentig folio perkamenten banden en achttien papieren omslagen  [Nijhoff, Inventaris, blz. 519] =Rekeningen van de verponding wegens de aangemaakte landen en hoven over de jaren 1685-1703 In twee folio perkamenten banden [Nijhoff, Inventaris, blz. 519]=Rond 1703 ontstaat onrust onder de Veluwse boeren. Ze klagen over de belastingen die de bij de jonkers in dienst zijnde zetters en ontvangers van hen eisen. De plv landdrost Coenraad van Wijnbergen krijgt opdracht nieuwe regels te maken voor de uitzetting van de verponding en de hoogte daarvan. In april en juni 1703 wordt op de kwartierdagen geprobeerd om de geërfden bij de vaststelling van de belasting te betrekken. De teurgestelde geërfden wenden zich vervolgens tevergeefs tot  de Gedeputeerde Staten en trekken daarop op 13 juni 1703 massaal naar het stadhuis in Arnhem. De ridders verdwenen op slag de vergadering. Gedurende anderhalf jaar zijn er dan geen kwartiersdagen en nauwelijks Landdagen [Wissing, Stad, blz. 60-61=Maancedul van de verponding over de stad en het schependom van Arnhem over de jaren 1704-1707 In een folio perk band [Nijhoff, Inventaris, blz. 519] =Lijst van de landerijen in mei 1738 gelegen in het buitenkwartier van de stad Arnhem voorzover zij in de verponding zullen worden aangeslagen  [Nijhoff, Inventaris, blz. 485] =Rekeningen van de verpondingen te Arnhem over de jaren 1804. In zeven en negentig folio perkamenten banden en achttien papieren omslagen  [Nijhoff, Inventaris, blz. 519] 
vijfentwintigste penningIn folio papieren omslagen Memoriën van aangifte voor de impost der collaterale successie 25e penning en 50e penning over de jaren 1750-1798. In één pakket [Nijhoff, Inventaris, blz. 522]
vijfhonderdste penningRekeningen, lijsten en ceduls van de 500e penning, geheven in de jaren 1689-1710 [Nijhoff, Inventaris, blz. 522] 
vijftigste penningIn folio papieren omslagen Memoriën van aangifte voor de impost der collaterale successie 25e penning en 50e penning over de jaren 1750-1798. In één pakket [Nijhoff, Inventaris, blz. 522]Rekeningen van de 10e penning, 20e penning 40e penning, 50e penning en 100e penning van de collaterale successie te Arnhem geheven in 1695-1807. [Nijhoff, Inventaris, blz. 522]
vrijdom buitenburgers=Maximiliaan en Maria gelasten dat de bouwlieden wonende op de goederen van de ingezetenen van de stad Arnhem gelegen in de kwartieren van Nijmegen en Grave geheel vrij zouden zijn van het betalen van schatting waartoe die van de genoemde kwartieren verpligt waren  [Nijhoff, Inventaris, blz.142] burgers=burgers van Arnhem hebben vrijdom van de tol bij Nijmegen en het weggeld te Wageningen [Wissing, Stad, blz. 89]geestelijkheid=De stichtingsbrief van 1342 verzekert het karthuizerklooster een aanzienlijk inkomen uit de grafelijke domeinen op de Veluwe. Later verkreeg het klooster daarbij vrijheid van schattingen en tollen [Aa, Aard 7, blz. 1055]=Gillis van Barlaimont stadhouder gelast in 1575 de geestelijken van belastingen en wachtposten vrij te stellen [Nijhoff, Inventaris, blz. 271]
vrijwillige negotiatieRekening van zodanige penningen als uit de vrijwillige negotiatie zie publicatie van 22 september 1795 zijn geproveniëerd en de 31e maart 1798 door gecommitteerden tot de finantiën der stad Arnhem aan het gemeentebestuur is overgegeven In folio band tusschen schilden [Nijhoff, Inventaris, blz. 522]

waaggeldSommige produkten moeten voor ze verhandeld worden, worden gewogen op de Waag Boonstra, Onno/Lunteren, Paul van, De Markt van Arnhem: 800 jaar wonen, werken, besturen en bezoeken, Uitgeverij Verloren, 2017, blz. 55Reinald III vergunt de schepenen van Arnhem op 6 oktober 1355 om van de hoopmaten strijkmaten te doen maken [Nijhoff, Inventaris, blz. 22] Als graanmaten werden in onze streken de Malder, het Vat en de Kop gebruikt. Dit soort standaarden werd meestal in het gewand- of raadhuis bewaard. Meestal was de verhouding: 1 Malder = 6 Vat; 1 Vat = 4 Kop. Maar het probleem was dat de inhouden per streek verschilden. Meestal moesten ze tijdens het meten worden afgestreken; soms echter was de opgehoopte maat voorgeschreven, dus met kegelpunt. De opgehoogde maat werd kop- of hoopmaat genoemd; deze maat is mettertijd geleidelijk verdwenen  Houben,  Gerrit, De Kop, een oude graanmaat, in;  Heemklank 2016, jrg 39, nr. 4,  blz. 15-16
wijnaccijns=De wijnban is een recht met een grondheerlijke oorsprong. Het recht komt later in handen van de stadsheer, d.w.z. de graaf van Gelre, die ten aanzien van de grond waarop Arnhem ligt als heer kan worden aangewezen. =Alianora verlengt op 12 maart 1345 voor acht jaar het recht voor Arnhem om wijnaccijns te heffen [Nijhoff, Inventaris, blz. 22] Deze accijns komt voor in de stadsrekening 1353/1354.=De gift van de stadsaccijns door Alianora wordt door hertog Reinald III op 18 december 1347 bevestigd en na afloop daarvan verlengd met 31 jaar [Nijhoff, Inventaris, blz. 24]Inkomsten in 1353/1354 genoten bij de verpachtingen van de wijnkooppenningen, waaronder die wegens de verpachting van de wijnaccijns en bieraccijns ("vinicopio vini" en "vinicopio cervisie") [Alberts, Oudste, blz. 54].
zoutbelastingOp 17 juli 1578 verzoekt Matthias om hangende het geschil betreffende de belasting op het zout aanteekening te houden van alle dergelijke ingevoerde koopwaar [Nijhoff, Inventaris, blz. 297]
bestuuralgemeen=Gelderland bestaat aanvankelijk uit vier zelfstandige kwartieren met ieder een eigen bestuur en statenvergadering (landdag). 
=In 1702 zijn er ongeregeldheden over herstel in het recht om het stadsbestuur te kiezen [Aa, Aard1, blz. 338]. In Nijmegen en Tiel zijn de regenten afgezet en vervangen door Nieuwe Plooiers. De landdag wordt gehouden in juli 1702 in Arnhem. De afgezette regenten worden in hun functie hersteld. In Arnhem keerden de gemeenslieden en gilden zich tegen het besluit van de magistraat om vacatures zelf op te vullen. Op 25 januari 1703 wordt duidelijk dat de raadsleden niet zullen aftreden.  De gemeenslieden zetten toen met geweld de 12 schepenen uit hun ambt, kozen voor een termijn van drie jaar 6 uit de oude 12 en zes nieuwe [Johan Brantsen, Jacob Everwijn, Arnold Anthony Tulleken, Derk Tulleken, Steven Wilbrenninck en Peter Eygel]. Van de oude 6 nam slechts Willem Tulleken de benoeming aan; op de 5 overige plaatsen werden nieuwe benoemd, te weten Willem Adriaan Bouwensch, Derk Reinier van Bassenn, Valenus Swaen en Joost Ruger, allen jurist. Gematigd zijn burgemeester Johan van Brienen, Derk Tulleken, Peter Eygel, Steven Wilbrenninck en de arts Peter van Hamel. Op 29 maart 1703 werden de 12 de eed afgenomen. De Nieuwe Plooiers zaaien ook verdeeldheid in het Kwartier van Veluwe. Ze nemen afstand van de ridderschap; alleen Wynand van Renesse tot Holthuysen koos voor de Nieuwe Plooiers  [Wissing, Stad, blz. 60] 
=Elk jaar op 25 januari vindt de verdeling van beschikbare ambten plaats. Families proberen via onderlinge afspraken zoveel mogelijk schepenplaatsen te bezetten. Schepenen vervullen functies als straatmeester, brugmeester, pompmeester, weerdmeester, fortificatiemeester, marktmeester, politiemeester, heemraad in de Overbetuwe, brandmeester, overhuismeester van de weeshuizen, banen met aantrekkelijke bezoldiging. Gemiddeld per jaar f 1000. Het gaat om de families Brantsen, Tulleken, Van Eck en Opten Noorth. De eed wordt afgenomen door de richter van Arnhem en Veluwe en daarna is het feest [“pouwelen”] De oudste burgemeester wordt door de gehele raad naar huis vergezeld. De drie bodes [roeidragers] begeleiden de jongste  naar huis. De dag erop dienen ze zich te vervoegen bij de richter die een beoordelingsgesprek met hen heeft dat in ontslag kan eindigen [Wissing, Stad, blz. 64] 
=Op 25 januari 1788 is er een nieuw stadsbestuur met Van Hamel, Hendrik Brantsen, Gerard Umbgrove, Jacob van Eck, Arnold Gaymans, Frederik Hoff. D. van Ruyven, Johan Frederik Willem van Spaen van Biljoen, N.H. Schrassert, L.S. Gavanon, Gerard van Hasselt en Johan Brantsen. Deze groep bleef tot na 1795 aan het bewind [Wissing, Stad blz. 81; Horst, Republiek, blz. 223]=Op 17 januari 1795 tekenen Gavanon en Brantsen namens de magistraat in handen van adjudant-generaal R. la Cour de overgave van de stad. Het gezag over de stad berust bij generaal F.J. Lefebvre  [Wissing, Stad blz. 81]=Op 25 januari 1795 komt de burgerij bijeen om een provisionele municipaliteit te kiezen. Op één na keert geen der leden van de oude magistraat terug. Ook worden nieuwe gemeenlieden en nieuwe secretarissen gekozen.=Op 23 februari 1795 worden de provisionele municipaliteit en de gezworen gemeente ontslagen van hun eed aan de Franse republiek. Er wordt een Comité Revolutionair gekozen bestaande uit zes burgers [J.A. Bouricius, J.W.S. van Haersolte, C.J. Knipscheer, W.A van Enschut en J.J. van Ommeren].=In 1795 berust de wetgevende macht bij de Landdag. De uitvoerende macht bij het Provintiaal College en de rechterlijke macht bij het Hof. Op 6 mei 1795 treedt het nieuwe stadsbestuur op  [Wissing, Stad blz. 82]=Op 29 april 1795 is er een nieuw regeringsreglement dat door de burgerij van Arnhem wordt aangenomen. Er wordt een nieuwe magistraat gekozen. Deze ligt op 6 mei 1795 de eed af aan het Comité Revolutionair.=Ontwerp van 29 april 1795 van een Regeringsreglement de stad Arnhem door het comité revolutionair en commissie tot revisie CG Hultman JE Tulleken JS van Riemsdijk S Beverlij Hereford en J Stolk aan de stemgerechtigde burgers overgeleverd   [Nijhoff, Inventaris, blz. 507]=Op 29 april 1795 keurde de stemgerechtigde burgerij voor het nieuwe regeringsreglement. Daarin krijgt de gezworen gemeente inspraak bij het benoemen van ambtenaren en toezicht op het beheer van de financiën. De stemgerechtigde burgers kiezen kiesmannen. Zij kiezen en ontslaan de leden van de gezworen gemeente en van de  de magistraat  [Wissing, Stad blz. 82]=Op 6 mei 1795 treedt een nieuw stadsbestuur aan met Gerhard Umbgrove, A. van Kesteren, R. Tulleken, J.J. van Wanraay, W. Beumer, C. Reyers, de arts Gerrit Jan van Wij, Antony Goedhart, J.J. van Ommeren, Anthony Schmink, C.J. Knipscheer en Van Haersolte. Secretarissen zijn J.. A. Bouricius, H. Engelen en J.F. Ammon. Generaal Lefebvre beëdigde het bestuur  [Wissing, Stad blz. 82]
=Op 26 maart 1798 besluit het Intermediair Administratief Bestuur van Gelderland de magistraat te ontbinden. Vanaf 1 april 1798 treedt een nieuw bestuur op. Het gemeentebestuur en de rechtspraak worden daarbij strikt gescheiden. =Gedeputeerden naar de landdag heten voortaan Provisionele Representanten van het Volk van Gelderland  [Wissing, Stad blz. 81]
=Bij Resolutie van 1 oktober 1802 worden een 12-tal personen lid van de magistraat. Op 8 november 1802 treedt de nieuwe magistraat op. Twee burgemeesters vormen het dagelijks bestuur, ze zijn voor 2 maanden benoemd. Ze worden bijgestaan door een secretaris. De Hoge en Lage Bank worden in ere hersteld.=Een klasse 1-gemeente, zoals Arnhem, heeft volgens het Decreet van 20 januari 1808 een burgemeester, vier wethouders en 15 vroedschappen, die als schepen optreden. De burgemeester en de wethouders worden door de koning benoemd. =Met ingang van 1 januari 1811 heet de burgemeester maire, de wethouder adjoint-maires en heten de vroedschappen conseillers municipaux. 
=Op 13 juli 1813 hebben zitting in de raad: advocaat Jacob Nicolaas van Eck, Abraham Willem Constantinius Keijser, Frans Joseph Aloysius de Nerée koopman Johan Weerts, Jan Gaymans, rechtbankpresident Matthias Vorster, advocaat Gerrit Ditmar Schimmelpenninck van der Oije, expediteur Roeland Jan Bouricius, arts Otto de Ruuk, vicepresident rechtbank Johan Brantsen, bankier Jan Hendrik Thomas, bierbrouwer Jacobus van Schevichaven, advocaat Evert Jan van Ommeren, koopman Frans Jacob Gotfried Herx, rentenier Willem Engelbert Engelen, organist Frans van der Dussen en rentenier Gerard Brantsen [Wissing, Stad blz. 86]=Op 2 december 1813 laat generaal Von Bulow in Arnhem een coomandant achter, Carl Friedrich von Wylich und Lottum met 1000 man [Meurs, Gemeentebestuur, blz. 93]=Na het vertrek van de Fransen op 9 december 1813 verdwijnen de Franse namen=Bij KB 5 november 1815 komt er een Reglement op het bestuur van de steden. Kiescollege met 21 leden  kiest 15  raadsleden. De koning benoemt drie daarvan tot burgemeester; één daarvan is president-burgemeester. Zij vormen het dagelijks bestuur. De leden worden  voor het leven benoemd en moeten minimaal één maal per jaar vergaderen [Meurs, Gemeentebestuur, blz. 95, 103]=Op 1 januari 1816 komt een einde aan de Franse opzet De gemeenteraad wordt gekozen door kiescolleges. Uit de 15 gekozenen benoemt de Koning drie leden tot burgemeester, één daarvan is president-burgemeester.=Op 1 januari 1816 bestaat het bestuur uit drie burgemeesters, waarvan er jaarlijks één aftreedt, en een raad van vijftien, gekozen door een kiesraad van 21 leden [Wissing, Stad blz. 86]=Op 8 januari 1824 verschijnt een nieuw reglement voor de steden. Het dagelijks bestuur berust bij één burgemeester en twee wethouders, voor zes jaar benoemd. De raad bestaat uit 15 leden; het kiescollege uit 30 leden [wikipedia, inleiding oud archief; Meurs, Gemeentebestuur, blz. 95, 104]. In het kiescollege voornamelijk juristen en renteniers [Meurs, Gemeentebestuur, blz. 103]=Meurs betoogt over de 19e eeuw “Via constante manipulaties met de belastingvoet werd ervoor gezorgd dat slechts één op de vijfentwintig Nederlanders daadwerkelijk kon sten stemmen”  In Den Bosch f 20; in Arnhem en Nijmegen f 15; in Middelburg f 100. Men wilde 1/25 deel laten stemmen en paste de belastingbedragen daaraan aan. In 1841 waren er in Arnhem 994 stemmers [Meurs, Gemeentebestuur, blz. 93,104]

bode=Stukken uit de jaren 1661-1727 betreffende een verschil tusschen de Arnhemsche roededragers over de voordelen welke zij genoten bij het uitzetten van de verpondingen en ambtslasten, voorts bijzonderheden over den aard van hun ambt benevens een overeenkomst tussen gedeputeerden van het kwartier en de magistraat van de stad Arnhem over het aanstellen van roededragers kamerknechts en boden  [Nijhoff, Inventaris, blz. 457] 
buitencollegesadmiraliteitscollege AmsterdamgedeputeerdeGelderland heeft vier plaatsenGijsbert Tulleken  [Wissing, Stad, blz. 72]
algemeenin 1702 besluiten de Staten voor de bezetting van posten in deze colleges dat telkens een kwartier drie van de negen zetels bezet, steeds om de 6 jaar in drie andere. In 18 jaar had dan ieder kwartier elke plaats bezet gehad. De 6 jaar wordt verdeeld in twee perioden van 3 jaar, voor de ridderschap en voor de steden [Wissing, Stad, blz. 72]De instructie van 17 oktober 1750 bevat bepalingen over het behartigen van de gewestelijke belangen, het opvolgen van orders en het rapporteren   [Wissing, Stad, blz. 72]
generaliteitsmuntkamerGijsbert Tulleken  [Wissing, Stad, blz. 72]Gerard Brantsen vanaf 1779  [Wissing, Stad, blz. 72]
generaliteitsrekenkamerGelderland bezet twee plaatsenGerard Brantsen neemt in 1771 deel aan een bezending naar Zeeland vanwege betalingsachterstand   [Wissing, Stad, blz. 72]

kwartier van Veluwealgemeen=Het kwartier van Veluwe bestaat uit de ridderschap en  vijf steden [Arnhem, Wageningen , Hattem, Harderwijk en =Elburg. De landdrost is president van de ridderschap. In de periode 1747-1795 zaten in de ridderschap 57 edelen uit 15 families. Vooral de families Van Lynden en Schimmelpenninck leverden veel leden. 
landdrost=landdrosten waren de anti-stadhouderlijke Lubbert Adolf Torck van Rosendael [1730-1750], de Oranjeklant Andries Schimmelpenninck van der Oye [1758-...] en patriottenhater Goossen Geurt baron Bentinck van Aller [Wissing, Stad, blz. 65]=Andries Schimmelpenninck van der Oije is in 1750 landdrost [Wissing, Stad, blz. 70] =in 1767 is Schimmelpenninck van der Oije burgemeester [Wissing, Stad, blz. 68]=in 1776 wordt Goossen Geurt Bentinck van Aller landdrost   [Wissing, Stad, blz. 73] 
ontvanger-generaal=mr. Johan Brantsen is ontvanger-generaal  [Wissing, Stad, blz. 67]
rigter van Veluwenzoomin 1809 is de Rigter van Veluwenzoom, mr. J. Brantsen, te Arnhem.[Bijdragen betrekkelijk den staat en de verbetering van het schoolwezen in het Bataafsch Gemeenebest, 1809, no 4, blz. 51]
Raad van State Gelderland bezet één plaatsGijsbert Tulleken  [Wissing, Stad, blz. 72]
Staten-GeneraalGelderland heeft een vertegenwoordiging: Arnhem één. de vier steden één en telkens na 6 jaar 3 jaar lang Arnhem éénGerard Umbgrove van 1726 tot 1739  [Wissing, Stad, blz. 72]Johan Theodorus van Eck in de periode 1744-1765  [Wissing, Stad, blz. 72]Gerard Brantsen van 1764-1788  [Wissing, Stad, blz. 72]In 1848 districtenstelsel; per 4500 inwoners een kamerzetel [Meurs, Gemeentebestuur, blz. 105]

Staten van Gelderland=In  augustus 1766 verschijnt Willem V in de Staten  [Wissing, Stad, blz. 70]=in 1815 zijn er 90 Statenleden [30 ridderschap, 30 steden en 30 platteland]. Van de 30 levert Arnhem er 5 [Meurs, Gemeentebestuur, blz. 105]
Verenigde Oostindische Compagnie Gelderland bezit twee plaatsen
Westindische CompagnieGelderland bezit twee plaatsen
burgemeester=Everhardt van Reidt [....-1602] was burgemeester [Navorscher 1851, blz. 285 met gebed]=In 1584 is het zo slecht met de stadskas gesteld dat Ommeren en Uchelen het burgemeesterschap niet willen aanvaarden. De schepenen beloven hen schadeloos te houden voor datgene waarvoor zij zich met gemeen consent verbinden [Hasselt, Kronijk , blz. 226]=In 1600 is Willem Huygens burgemeester [Navorscher 1851, blz 192]=Karel Bentinck [1580-1646] was in 1609, 1620, 1625, 1630, 1634, 1638 en 1643 burgemeester van Arnhem [NNBW 1911, blz. 300-301]=Rutger Huyghens [1592-1666] is burgemeester [Verwoert, Handwoordenboek I, blz. 337]=in 1629 is Dirk Dibbets burgemeester van Arnhem [Aa, Bio, deel 4, blz. 152]=Alexander Bentinck is burgemeester in 1649, 1657, 1663 en 1670 [NNBW 1911, blz. 296]=Uit de 12 schepenen worden vanaf 1 mei 1652 twee burgemeesters gekozen belast met het dagelijks bestuur. =Johan van Brienen [1661-1715] is burgemeester en kolonel van het Rijnstraatvendel [Wissing, Stad, blz. 58]=in 1703 wordt de 26-jarige jurist Willem Adriaan Bouwensch burgemeester=tot 1705 is dr Johan Brantsen burgemeester; vanaf 1705 zoon Hendrik Brantsen  [Wissing, Stad, blz. 66]=in juni 1707 is Steven Wilbrenninck president-burgemeester [Wissing, Stad, blz. 62]=Dirk Reinier van Bassen is in 1707 burgemeester en aanhanger van de Nieuwe Plooi. Op 15 februari 1708 levenslang uit de stad verbannen  [NNBW 1911, blz. 239]=W.A. Bouwensch is in 1707 burgemeester [NNBW 1911, blz. 239=Peter Eygel is burgemeester [Wissing, Stad, blz. 67]=Derk Tulleken is burgemeester [Wissing, Stad, blz. 67]=in 1708-1715 is Johan van Brienen burgemeester [Wissing, Stad, blz. 62]=Karel Bentink is burgemeester [Chalmot, Biographisch, deel 2, blz. 299]=Gosen Geurt Bentinck [1710-1786] was burgemeester van Arnhem in 1749, 1752, 1760, 1764, 1767, 1774, 1782 en 1786 [NNBW 1911, blz. 298]=rond 1720 hebben de Brantsens een overwegende invloed in het stadsbestuur. Vele afspraken met andere regenten [1707, 1710, 1735, 1742] zijn bedoeld om tweedracht en jalouzie te voorkomen  [Wissing, Stad, blz. 67]=vanaf 1722 is Derk de Vree burgemeester van  [Wissing, Stad, blz. 66]=Dirk Reinier van Bassen is burgemeester van Arnhem. Ook van Bassum [Chamot, Biographisch, deel 2 [Kobus/Rivecourt1.103]=Gerard Umbgrove is burgemeester  [Wissing, Stad, blz. 72]=Goossen Geurt Bentinck van Aller is burgemeester van 1748-1752   [Wissing, Stad, blz. 73] =Rond 1755 is Cornelis van der Hart burgemeester. Hij is zeepzieder en woont in het huidige pand Bovenbeekstraat 21  [Menno Potjer, Stedelijke, blz. 25] =in 1767 is Schimmelpenninck van der Oije burgemeester [Wissing, Stad, blz. 68]=Willem Reinier Brantsen is burgemeester  [Wissing, Stad, blz. 67]=In 1782 zijn burgemeester de heren  Arnold Anthony Gaymans en mr. Gerard Umbgrove  [Wissing, Stad, blz. 76]=In 1783 is van Hamel president-burgemeester [Wissing, Stad, blz. 76]=Gerard van Hasselt wordt in 1789 burgemeester (WP8.152)=Alexander Bentink is burgemeester en hoogschout van Arnhem [Chalmot, Biographisch, deel 2, blz. 281=In 1820 is D. Gaijmans burgemeester van Arnhem [Nieuwenhuis, Algemeen, A-B, blz. XIII] =Jakob Nicolaas van Eck [1752-....] is in 1808-1824 burgemeester [Meurs, Gemeentebestuur, blz. 93-94]=In 1816-1824 is tweede burgemeester mr. Roeland Jan Bouricius  [Meurs, Gemeentebestuur, blz. 95, 112]. In 1820 president burgemeester [Nieuwenhuis, Algemeen, A-B, blz. X=in de periode 5 maart 1824-1841 is mr. Johan Weerts burgemeester  [Vredenberg, Stedelijke, blz. 40; Meurs, Gemeentebestuur, blz. 95, 112]=van 1841-1871 is mr. Joan Jacob Adolph Alexander baron van Pallandt burgemeester [Meurs, Gemeentebestuur, blz. 97,112]=op 24 juli 1851 eerste openbare zitting van de 17 leden tellende raad. In die vergadering wordt besloten tot aankoop Musis Sacrum [Meurs, Gemeentebestuur, blz. 108= de burgemeester van Arnhem verdient f 1800 per jaar; een wethouder f 600 [Meurs, Gemeentebestuur, blz. 104] =in 1872-1884 is Frans Marinus Christiaan Pels Rijcken burgemeester [Meurs, Gemeentebestuur, blz. 107, 112]=in 1897 is Alexander Ver Huell burgemeester [Meurs, Gemeentebestuur, blz. 108=in 1899-1904 is Emil Claude baron Sweerts de Landas burgemeester [Meurs, Gemeentebestuur, blz. 114
gedeputeerde=Gerard Brantsen is in 1764 gedeputeerde   [Wissing, Stad, blz. 67]
gemeenslieden=In 1675 blijft het college van gemeenslieden bestaan. Ze worden voor het leven benoemd en opengevallen plaatsen worden door de stadhouder aangevuld.=Peter Eygel wordt van gemeenslied schepen [Wissing, Stad, blz. 67]
hoogschout=Alexander Bentink is in 1675 hoogschout van Arnhem [Chalmot, Biographisch, deel 2, blz. 281; NNBW 1911, blz. 296]]

magistraatover de periode 1431-1489 zijn de besluiten van de magistraat van Arnhem  in afschrift bewaard gebleven, de zgn Secreta Camerae [Gelders Archief 2000 Oud Archief Arnhem, 1. Stad Arnhem, inv. nr. 1.01.1., nr. 1]over de periode 1566-11680 zijn in het Raadssignaat  de resoluties van de opgenomen magistraat; van 1680-1808 in een afzonderlijk register, het Commissie- en Policieboek [Gelders Archief 2000 Oud Archief Arnhem, 1. Stad Arnhem, inv. nr. 1.01.1., nr. 2]Formulier van 11 juni 1586 van de eed door de staten van Gelderland en de magistraat van Arnhem te doen aan den graaf van Leicester. [Nijhoff, Inventaris, blz. 386]=vanaf oktober 1717 benoemen de Staten de magistraat niet voor 3 jaar maar voor het leven.=Gerard van Hasselt (1751-1825) wordt in 1786 schepen en raad van A. [WP8.152]=na het overlijden van Willem IV is weer sprake van vrije magistraatsbestelling  [Wissing, Stad, blz. 70]
raadsleden=In 1803 is mr. Cornelis Adrianus van Enschut  lid van de raad [Algemeene konst- en letterbode, voor het jaar 1803, no 3, 21-01-1803, blz. 40] =Martinus Hendrik Conrad [1798-...], zoon van Frederik Willem Conrad, is lid van de raad van Arnhem [Aa, Bio, deel 3, blz. 668]
rekenkamerIn 1802 is door het overlijden van de heer Nas een vacature voor onderwijzer in Groesbeek. De begeving van die functie is aan de Rekenkamer in Arnhem  [Bijdragen betrekkelijk den staat en de verbetering van het schoolwezen in het Bataafsch Gemeenebest, 1802, no 9, blz. 50]
rekenmeester=In 1803-1804, 1807-1808  is H. Brinkhoff stadsschrijf- en rekenmeester [Bijdragen betrekkelijk den staat en de verbetering van het schoolwezen in het Bataafsch Gemeenebest, 1803 [Bijlage] blz. V; idem, 1804 [Bijlage] blz. VIII; 1807 [Bijlage] blz. VI;  1808 [Bijlage], blz. VI]=Op 16 april 1807 wordt N. Callegoed in Arnhem schrijf- en rekenmeester. Hij bezit de eerste rang [Bijdragen betrekkelijk den staat en de verbetering van het schoolwezen in het Bataafsch Gemeenebest, 1807, no 6, blz. 38]
rentmeesterJohannes Coetier is rentmeester van Arnhem  en substituut-griffier. Hij is gehuwd met Elisabeth van der Roer [Aa, Bio 3, blz. 185, 599]Rond 1850 is J.J. van Braam rentmeester [Vredenberg, Stedelijke, blz. 47]
schepenenalgemeen=Veel voorkomende namen onder de schepenen zijn Bierwisch, Gruuthuus, Arnhem en Tengnagel. De 12 schepenen worden verkozen door de bevolking. Uit de 12 schepenen worden op 25 januari twee burgemeesters gekozen belast met het dagelijks bestuur. De overige schepenen verdelen het werk onder elkaar. Er zijn politiemeesters, opperweerdmeesters, twee oppermarktmeesters, twee put-, pomp- en straatmeesters, twee fortificatie- en werkmeesters, één heemraad in Overbetuwe en één opperbrandmeester. =In 1675 trekt de stadhouder de verkiezing en benoeming van de schepenen in het Regeringsreglement aan zich. Tot dan  spelen gemeenslieden, ook Gezworen Gemeente, een rol in het bestuur. De benoeming van een nieuwe schepen moet ter goedkeuring aan dit gremium worden voorgelegd. Na 1675 moet de keuze ter goedkeuring worden voorgelegd aan de stadhouder. Opengevallen plaatsen mogen niet meer zelf worden opgevuld [Wissing, Stad, blz. 59]=Een schepen moet een paard houden van minimaal 20 Rijns guldens. Als een "snoder" paard wordt gehouden krijgt de schepen geen "hoijgelt"  [Hasselt, Kronijk, blz. 18] functionarissen=In 1267 is Wilhelmus Tulleken schepen [Adel1925, blz. 223]=In 1457 en 1459 is Johan van Broeckhuisen schepen van Arnhem [ANF1888, blz. 68]=Wynandt van Sallandt is schepen in Arnhem [NNBW 1911, blz. 129]=Karel Bentinck [1580-1646] werd in 1608 schepen van Arnhem [NNBW 1911, blz. 300-301]=Alexander Bentinck is schepen in 1645 [NNBW 1911, blz. 296] =Sinds 1696 is landdrost Johan van Arnhem schepen  [Wissing, Stad, blz. 60]=Peter Eygel wordt van gemeenslied schepen [Wissing, Stad, blz. 67]=Derk Tulleken is schepen [Wissing, Stad, blz. 67]=Reinder van Brienen wordt in 1740 schepen   [Wissing, Stad, blz. 62]=Vanaf augustus 1701 is Johan van Arnhem, heer van Rosendael, schepen van Arnhem  [Wissing, Stad, blz. 65]=in 1748 berust de schepenkeuze weer bij de stadhouder  [Wissing, Stad, blz. 62]=in 1760-1788 is Gerard Brantsen schepen  [Wissing, Stad, blz. 68, 72]=Gerard Brantsen is schepen van Arnhem, van 6 mei 1760 tot 1761 [Aa, Bio, deel 2-2, blz. 1199; Wikipedia; Wissing, Stad, blz. 67]=Gerard Brantsen is schepen van  Arnhem van 1763 tot 1764  [Wikipedia]=Gerard Brantsen is schepen van Arnhem van 1766 tot 1771 [Wikipedia]=in 1763 wordt advocaat Hendrik Brantsen [1739-1823] schepen  [Wissing, Stad, blz. 66,68]=Gerard van Hasselt (1751-1825) wordt in 1786 schepen en raad van Arnhem [WP8.152]=Gerard Brantsen is schepen van Arnhem van 1773 tot 1777  [Wikipedia]=Gerard Brantsen is Schepen van Arnhem van 1779 tot 1788   [Wikipedia]=in 1788 wordt Johan Brantsen schepen [Wissing, Stad, blz. 68]=Willem Reinier Brantsen [1752-1820] is tot 1784 schepen [Wissing, Stad, blz. 68]=in 1802 wordt Willem Reinier Brantsen opnieuw schepen [Wissing, Stad, blz. 68]=Bouricius is in 1808 schepen van de stad Arnhem [Algemeene konst- en letter-bode, voor het jaar ..., 1808, no 46, 11-11-1808, blz. 313]=in 1811 wordt majoor Gerhard Brantsen schepen [Wissing, Stad, blz. 68]
secretaris=De magistraat wordt ondersteund door één secretaris, later door drie stadssecretarissen, waarvan éen als raadssecretaris secretariële ondersteuning biedt aan de Landschap en het kwartier van Veluwe. Een van de resterende twee secretarissen ondersteunt de Lage Bank.=Van 1590-1608 is P. Verstegen stadssecretaris [Leppink/Wientjes, Het Sint Catharinae Gasthuis in Arnhem, blz. 151=In 1722 wordt Henrick Willem Brantsen secretaris van de stad, later in 1740 van het kwartier Veluwe. Hij brengt het kwartier, dat rond 1748 in een deerlijke financiële toestand verkeert, in een zodanige staat dat het kwartier financieel boven de andere kwartieren uitsteekt [Aa, Bio 2, blz. 369]=Derk Willem Brantsen [1740-1801] is secretaris [Wissing, Stad, blz. 68]=in 1766 is Hendrik W. Brantsen secretaris   [Wissing, Stad, blz. 70]=in 1786-1788 is Willem Reinier Brantsen secretaris  [Wissing, Stad, blz. 68]
economiealgemeenIn de 17e eeuw slibt de Rijn zodanig dicht, dat behoorlijk scheepvaartverkeer onmogelijk was. De gevolgen van de 80-jarige oorlog zijn economisch voelbaar.  Rond 1700 is een groot deel van de handel en exportnijverheid al verloren gegaan. Alleen de landbouw en veeteelt floreren. De prijzen voor graan en vlees stijgen. De boeren besteden daardoor meer op de markt en bij de ambachtslieden. De pachten gaan voor een belangrijk deel naar in de stad wonende grondeigenaren en de stad zelf. Na 1660 is er een omslag in de landbouw. Arnhem ontvangt nog wel uit Den Haag grote sommen voor de in de stad gelegerde garnizoenen en die garnizoenen leveren voor de plaatselijke bevolking werk en omzet op. Ook de vestiging van gewestelijke instellingen met de daarbij behorende staf en ambtenaren is economisch van belang. Geleidelijkaan is de eertijds omvangrijke groep van rijke kooplui overvleugeld door grondeigenaren en ambtenaren. Door hen wordt weinig in handel en nijverheid geïnvesteerd, meer in grond en huizen [Klep, Economische, blz. 117] Een stagnerende factor in de economie is voorts het bestaan van een staatsgodsdienst. Katholieken, joden en Lutheranen konden geen burgerrecht krijgen. Slechts 40% van de bevolking had dit recht. Er is in beginsel voor hen geen mogelijkheid ambachten uit te oefenen of ambten te bekleden. Voor hen bleven over de niet georganiseerde beroepen en ongeschoolde arbeid  [Klep, Economische, blz. 118]Aan de hand van de ontwikkeling van de roggeprijs acht Klep het mogelijk iets te zeggen over de periode 1700-1900 .  Duurtejaren zijn 1698, 1709 en 1740. Lage graanprijzen in de periode 1700-1750 in de landbouw leidt tot  armoede onder boeren en landarbeiders. Men zoekt een oplossing in het telen van tabak Pachtachterstallen treffen ook de grootgrondbezitters in de stad. Vermindering van de omvang van de garnizoenen draagt vooral bij aan de economische malaise in de jaren 1715-1730. Van 1750-1800 is er sprake van een doorlopende stijging van de roggeprijs. Boeren en burgers doen weer aankopen [woninginrichting, koloniale waren, textiel]; de ambachtelijke sector profiteert daar ook van. De ongeschoolden profiteren nauwelijks; een overschot aan arbeidskrachten verhindert loonstijgingen, de koopkracht daalt aanhoudend. Er is steeds meer armenzorg nodig. In de eerste decennia van de 19e eeuw is er veel import van granen uit het Zwarte Zeegebied. De boeren en de landarbeiders raken opnieuw in de problemen. Ongeschoolden profiteren van de lage prijzen. Het prijsherstel zet na 1830 in en zet fors door van 1840-1855 met als gevolg hongerjaren 1846-1847 en 1863-1855. In 1880-1900 dalen de prijzen door invoer vanuit Amerika en blijven dan langere tijd stabiel laag. De stad lijdt daar nu minder onder omdat de bouw- en transportsector zich sterk heeft  ontwikkeld en de koopkracht snel stijgt, waardoor ondernemers en middenstanders kansen hebben. De stedelijke grondbezitters worden door de voortdurende waardestijging van gronden en de toenemende pachtbedragen tussen 1750 en 1880 tot grote rijkdom gebracht. Tot 1870 zijn de lonen stabiel laag. Daarna is sprake van een lichte stijging. In 1900 ligt het loonpeil 80% hoger dan in 1855 vooral bij de geschoolde arbeiders. De koopkracht van o.m. deze groep “werd de belangrijkste steunpilaar van de Arnhemse economie. [Klep, Economische, blz. 119-122].Vooral de opening van de spoorverbinding Amsterdam-Arnhem op 14 mei 1845 heeft de groei van de stad bevorderd. Bij KB  30 april 1838, nr. 13 werd tot de aanleg besloten  [Vredenberg, Stedelijke, blz. 40]. De lijn naar Duitsland kwam op 1 februari 1865 klaar en in 1873 is de rijksfinanciering rond voor de lijn naar Nijmegen  [Vredenberg, Stedelijke, blz. 41]bedrijven=Op 13 oktober 1355 zijn op de Nijenmarckt (Korenmarkt) de hofsteden Gelre, de Schure, de Alde Kelre, de Nije Kelre, Sternenbergh, Nije Schouwenbergh, Olde Schouwenbergh, Robijnshuys, Jacobs Ketelholtshuys en de Hoyberg. Aan hen wordt het recht verleend dat gedurende de drie jaarmarkten nergens anders wijn getapt mag worden  [Nijhoff, Inventaris, blz. 27]=In 1604 krijgt Hieronymus Hassels toestemming om bij de Klingelbeek een kruidmolen op te richten [Hasselt, Kronijk, blz. 256]=In 1618 wordt door het Hof van Gelderland aan Albert Sweers in Nijmegen octrooi verleend voor het zetten van een houtzaagmolen aan de Nieuwe Grift tussen Nijmegen en Arnhem. Hij zou een nieuwe manier hebben uitgevonden om met een molen hout te zagen. =De magistraat geeft op 14 mei 1736 aan R.W. van Olden en C. van der Hart octrooi tot het oprichten van een zeepziederij binnen de stad boven de Beek waar het hof van Anholt gestaan heeft  [Nijhoff, Inventaris, blz. 451]=De magistraat geeft op 18 juli 1753 een verordening op de koornmaat, turfmaat, koolmaat, kalkmaat, zoutmaat en gewichten [Nijhoff, Inventaris, blz. 489]=De stad Arnhem geeft op 20 februari 1754 octrooi aan R.C. van Munster tot het oprichten van een stijfselfabriek  [Nijhoff, Inventaris, blz. 451]=De magistraat van Arnhem herroept op 3 februari 1762 alle vroegere besluiten omtrent de korenmarkt en bepaalt dat voortaan ieder zoowel burgers als vreemdelingen aldaar vrij zal mogen handel drijven  [Nijhoff, Inventaris, blz. 493]=De magistraat van Arnhem vergunt op 21 november 1762 aan P.J. Andres, J Reijers ea de erfpacht van het terrein van 's Heeren of St Joosten doelen die door Otto Beijers tot heden voor een steenzagerij gebruikt was alsmede de lage grond tussen de wal en den buitenmuur en de daarnaast gelegen hof alles tot oprichting van een fabriek van leertouwerij, lijmmakerij en zeemerij [Nijhoff, Inventaris, blz. 496-497]=De magistraat vergunt op 26 juni 1778 aan Teunis om aan de Zandberg bij het Jodenkerkhof een fabriek van aardewerk op te richten van aarde uit Munsterland meegebracht [Nijhoff, Inventaris, blz. 499]=in 1832 wordt een calicotfabriek opgericht; deze produceert een geweven stof voor boekbinderijen [Vredenberg, Stedelijke, blz. 37=In 1839 is de scheepvaart en doorvoerhandel van groot belang. Voorts de handel in granen. Er is een pottenbakkerij, een zeepziederij, oliemolens, runmolens, een wollen stoffenfabriek, een katoenfabriek, wolkammerijen, wolspinnerijen en wolververijen [Aa, Aard1, blz. 326-329; Aa, Aard7, blz. 1055]=Tuinders uit Lent voorzien in 1839 Arnhem van groenten  [Aa, Aard1, blz. 330]=in 1879 is er een Nijverheidstentoonstelling in de stad. Langs de singels waren allemaal paviljoens opgesteld. Voor die gelegenheid is de Arnhemsche Tentoonstellingsmarsch gecomponeerd door J.A. Kwast, de kapelmeester bij het 8e Regiment Infanterie [Buisman, Frank [hoofdred], Arnhem van 1700 tot 1900, Utrecht 2009, blz. 9] =In 1911 vestigt de ENKA zich in Arnhem [Keverling Buisman, Frank [hoofdred], Arnhem van 1700 tot 1900, Utrecht 2009, blz. 11] =Op de hellingen van Heijenoord stonden oliemolens en korenmolens. Aan de Westervoortsedijk was een houtzaagmolen. In het Broek waren steenovens, in 1866 komt er een gasfabriek. in 1871 de broodfabriek Ceres en in 1884-1885 een pompstation van het particuliere waterleidingbedrijfgildenDe gildemeesters van de afzonderlijke gilden hadden zeggenschap in de keuze van magistraatsleden [Wissing, Stad, blz. 57]=er is een chirurgijnsgilde (1582-1792)=er is een smedengilde (1584-1798), =er is een schippersgilde (1629-1794)=er is een bakkersgilde (1631-1797) =er is een brouwersgilde (1631-1797)=er is een kramergilde (1639-1811)=er is een timmerlieden-, metselaars-, steenhouwersgilde (1643-1806).=er is een schoenmakersgilde (1673-1799)=er is een tappersgilde (1675-1794)=er is een voerliedengilde [16...]. Zij doen het vrachtvervoer. De leiding berust bij de wagenschout. Het stadsbestuur had een stem in het kapittelGriftIn 1601 wordt het plan voor de Grift weer opgevat [Nijhoff, Inventaris, blz. 422]In 1609 zijn de vermoedelijke kosten voor de aanleg van de Grift bekend  [Nijhoff, Inventaris, blz. 422]Op 2 november 1611 wordt door de Heeren Staten het octrooi van de Grift tussen Nijmegen en Arnhem voor de twee steden, een en dertig jaren na dat van Koning Philips, vernieuwd [Hasselt, Kronijk, blz. 261] .Rekeningen van opbrengsten van de Grift in Overbetuwe over de jaren 1608-1610, Rekeningen van opbrengsten van de Grift in Overbetuwe over de jaren 1618-1639Regelmatig gehannes tussen de steden Arnhem en Nijmegen over de onderhoudskosten leidden tot verwaarlozing. In 1742 was de Grift zo verzand dat vervoer per trekschut niet meer mogelijk was [Menno Potjer, Stedelijke ruimte tot 1808, in:  Buisman, Frank [hoofdred], Arnhem van 1700 tot 1900, Utrecht 2009, blz. 33Hanze=In 1343 wordt de stad in de Hanze opgenomen. Van der Aa meent  dat Arnhem in de 14e eeuw "een aanzienlijke koopstad" moet zijn geweest om in de rij van Hanzesteden te worden geschaard  [Aa, Aard1, blz. 329]. =Arnhem behoort binnen de Hanze tot de Keulse klasse[Aa, Aard 1, Alg. Overzicht blz. 96]havenIn 1735 wordt de haven vergroot, kosten f 14.000 [Menno Potjer, Stedelijke ruimte tot 1808, in:  Buisman, Frank [hoofdred], Arnhem van 1700 tot 1900, Utrecht 2009, blz. 26] IJsselIn 1776 werd een nieuwe IJsselmond gegraven bij de Pleij. Daarmee werd het scheepvaartverkeer begunstigd en werden dijkdoorbraken en overstromingen in het Pruissische Huissen voorkomen  [Menno Potjer, Stedelijke ruimte tot 1808, in:  Buisman, Frank [hoofdred], Arnhem van 1700 tot 1900, Utrecht 2009, blz. 33] markten=Op 24 maart 1459 krijgt de stad van hertog Arnold het recht om jaarlijks op 17 oktober een veemarkt te houden [Nijhoff, Inventaris, blz. 114] =Op 18 oktober [Nijhoff, Inventaris, blz. 119]=Het hof geeft op 20 februari 1634 namens de staten van Gelderland aan de stad Arnhem octrooi tot het houden van twee leermarkten, één op Odulphi en de andere op 23 oktober  [Nijhoff, Inventaris, blz. 443]=In 1745 wordt de beestenmarkt verplaatst van de Jansplaats naar een terrein buiten de Janspoort [Menno Potjer, Stedelijke ruimte tot 1808, in:  Buisman, Frank [hoofdred], Arnhem van 1700 tot 1900, Utrecht 2009, blz. 24] =in 1839 is er een jaarlijkse vrijmarkt en  twee paardenmarkten, tien beestenmarkten en een wekelijkse markt op dinsdag en vrijdag [Aa, Aard1, blz. 332]ontginningenIn 1674 krijgt burgemeester Willem Muijs toestemming om 30 morgen land aan de Amsterdamseweg te ontginnen [de Sterrenberg], in 1686 wordt burgemeester Engelbert Engelen van Angerenstein vergund te ontginnen op de Geitenkamp en in 1701 kreeg burgemeester Willem Menthen het recht om te ontginnen op de Bakenberg, ook wel Menthenberg  [Menno Potjer, Stedelijke ruimte tot 1808, in:  Buisman, Frank [hoofdred], Arnhem van 1700 tot 1900, Utrecht 2009, blz. 28] RijnTot 1707 kwam het op warme zomerdagen wel voor dat de Rijn droog stond. Het overgrote deel van het Rijnwater stroomde toen naar de Waal. De stadskraan had dan niets te doen. De reden was verzanding van de Oude Rijn bij Lobith. De ervaring van 1672, toen de Fransen al te gemakkelijk de Rijn konden oversteken, leidde uiteindelijk tot de aanleg in 1707 van het Pannerdens kanaal  [Menno Potjer, Stedelijke ruimte tot 1808, in:  Buisman, Frank [hoofdred], Arnhem van 1700 tot 1900, Utrecht 2009, blz. 33] spijker Karel van Gelre beschikte over het Hertogs spijker, later het Dullertspijker. Het Gelders spijker lag op de hoek van de huidige Parkstraatspoor=Bij KB 30 april 1838 gelast de koning de spoorverbinding Amsterdam-Utrecht-Arnhem ter hand te nemen. Eerder was in de Tweede Kamer een dergelijk voorstel afgewezen. De exploitatie is in Engelse handen. De armen werden in  de feestvreugde betrokken. Er werden 700 broden en 100 pond kaas uitgedeeld [Meurs, Gemeentebestuur, blz. 98]In 1856 wordt het spoor uitgebreid naar Zevenaar; in 1865 volgt het traject naar Zutphen [Meurs, Gemeentebestuur, blz. 98]Op 12 juni 1879 wordt de lijn Arnhem-Nijmegen geopend [Meurs, Gemeentebestuur, blz. 98]In 1890 gaat de Rijnspoorweg voor 38 mijoen over in handen van de Maatschappij tot exploitatie van Staatsspoorwegen, voorloper van de NS [Meurs, Gemeentebestuur, blz. 98]veerOp 14 april 1287 verklaart Zuaneldis, weduwe van de Arnhemse veerman Ludolph, met haar vier dochters verschenen voor schout, schepenen en raden van Arnhem dat zij het veer in Arnhem hebben gepacht van deken en kapittel van Sint Pieter te Utrecht voor 10 pond 30 den. per jaar, te betalen in april en november. De pacht is onder de voorwaarde dat ze de pacht niet zullen overdragen aan iemand die niet keurmedig is aan de kerk van Sint Pieter. De keurmede bedraagt 20 sol. mon. Arnh. en moet telkens door alle opvolgende erfgenamen met 10 sol. worden verheergewaad [Nijhoff, Inventaris, blz. 5]=Burgemeesters schepenen en raad der stad Arnhem getuigen dat Winand van Arnhem van deken en kapittel der St Pieterskerk te Utrecht in eeuwige erfpacht genomen heeft het halve veer voor de stad Arnhem welk veer door het kapittel ten gevolge van verzuimde betaling weder aanvaard was  [Nijhoff, Inventaris, blz. 186]=Op 22 mei 1360 komen deken en kapittel van Sint Pieter in Utrecht en Winand van Arnhem overeen dat Winand voor zijn leenbezit van de helft van het veer de laatste 10 gouden oude scudati, munt van Vlaanderen, pro herwada, betalen zal [Nijhoff, Inventaris, blz. 30]=Op 11 april 1415 geeft het kapittel van de kerk van Sint Pieter aan Dirk Ploech in eeuwige erfpacht het overvaartveer in Arnhem voor 15 gouden schilden per jaar. Ploech dient het veer behoorlijk te onderhouden en de verpachters dienen kosteloos te worden overgezet naar Brokerhoff [Nijhoff, Inventaris, blz. 62]=Op 21 mei 1440 vidimeren en bezegelen burgemeesters, schepenen en raad van de stad Arnhem de brief van 3 mei 1438 waarbij deken en kapittel van de kerk van St Pieter te Utrecht de helft van hun veer voor Arnhem in eeuwige erfpacht uitdoen aan Winand van Arnhem en zijn erven voor tien oude schilden en vier groot 's jaars behoudens enige voorwaarden [Nijhoff, Inventaris, blz. 91]=Overeenkomst tussen hertog Arnold en de hoofdsteden s lands van Gelre betreffende het inwilligen van schatting en het verzekeren van vrij handelsverkeer [Nijhoff, Inventaris, blz. 79]=Briefwisseling van 31 maart 1592 tussen de stad Arnhem en het kapittel van St. Pieter in Utrecht over de voorgenomen verkoop van het veer aan de Praest en het leggen van een schipbrug [Nijhoff, Inventaris, blz. 402-403]=In 1603 koopt de stad van het kapittel van Sint Pieter in Utrecht het veer op de Praest. Er wordt een begin gemaaakt met een schipbrug, die nog in 1603 wordt voltooid. Over de brug is een accoord gesloten met de heer van Meinerswijk [Hasselt, Kronijk, blz. 255]=Stukken uit 1669-1733 m.b.t. de overdracht van het Oosterbeekse of Drielse veer door de kerk van Oosterbeek aan de stad Arnhem=Stukken uit 1761 over de verpachting van het veer te Westervoort door de stad Arnhem en overdracht van de opstal aldaar [Nijhoff, Inventaris, blz. 483]=Rond 1830 worden twee windmolens gebouwd op de heuvels bij de Utrechtseweg [Menno Potjer, Stedelijke ruimte tot 1808, in:  Keverling Buisman, Frank [hoofdred], Arnhem van 1700 tot 1900, Utrecht 2009, blz. 27]=De stad is in 1839 d.m.v. een schipbrug verbonden met de aan de overzijde van de Rijn gelegen Over-Betuwe. In de winter bij ijsgang is de schipbrug niet beschikbaar [Aa, Aard 7, blz. 1055] vrijgeleide=Op 13 november 1343 belooft de aartsbisschop van Keulen aan de kooplieden van Arnhem veiligheid en vrijgeleide [Nijhoff, Inventaris, blz. 21] =David van Bourgondië bisschop van Utrecht geeft vrijgeleide aan de Arnhemse kooplieden door zijn gebied [Nijhoff, Inventaris, blz. 154] =In 1441 betaalt de stad aan de Keurvorsten en Heren op de Rijn 12 Rijnsguldens opdat die van Arnhem dit jaar op de Rijn hun goederen veilig af en aan kunnen brengen  [Hasselt, Kronijk, blz. 23] vrijhandel=Op 23 februari 1281 verlenen rigters, schepenen en raden van Keulen aan Reinald en zijn Gelderse onderdanen vrijheid van handel in hun stad, tussen de twee torens [Nijhoff, Inventaris, blz. 4]
financiënalgemeen=Na het overlijden van Reinald II in 1343 treedt binnen het gewest een raad van edelen en steden op als bestuurder voor de dan 10-jarige Reinald III. De raad bekommert zich allereerst om het vereffenen van de aangetroffen schulden. Arnhem stelt voor dat doel 280 mark zilvers aan de raad ter beschikking, Wageningen 30 mark zilvers. Deze steden krijgen daarvoor een jaarlijkse rente van 10%, te voldoen uit de domeinen en de tienden [Nijhoff, Gedenk 2, blz. IX]=Deze inkomstenbron in 1353/1354 "pecunia sancti spiritus"  heeft waarschijnlijk te maken met een belofte door een Heilige Geest hospitaal aan de burgers, die aan het hospitaal huizen geschonken hadden, om de op de geschonken onroerende goederen drukkende stedelijke lasten, zowel persoonlijke als zakelijke, voor haar rekening te nemen [Alberts, Oudste, blz. 56]Deze inkomsten "pecunia Bartholomei" komen voor in de stadsrekening van 1353/1354=Johan II [1340-1380] neemt de stad in en belooft de stad schadeloos te houden wegens schuldbekentenissen, die t.b.v. de hertogen Reinald en Eduard bezegeld zijn. =In 1432 wordt 16 malder (rond 160 liter) haver aan de stadszwanen besteed [Hasselt, Kronijk, blz. 12] =In 1454 wordt voor de Sabelspoort een cijshuisje gebouwd   [Hasselt, Kronijk, blz. 29] =De magistraat van de stad Arnhem bepaalt op 22 juni 1584 dat de goederen en inkomsten der broederschappen als van de H Maagd St Anna St Eusebius ea voortaan zullen gebruikt worden ten behoeve van het nieuw opgerigte weeshuis dat onvermogend is terwijl het getal der weezen dagelijks vermeerdert  [Nijhoff, Inventaris, blz. 378]=In 1584 is het zo slecht met de stadskas gesteld dat Ommeren en Uchelen het burgemeesterschap niet willen anvaarden. De schepenen beloven hen schadeloos te houden voor datgene waarvoor zij zich met gemeen consent verbinden [Hasselt, Kronijk , blz. 226]=Stukken uit 1587-1774 betreffende het beheer van de stadswaard en daarop gevestigde steenbakkerij [Nijhoff, Inventaris, blz. 389]=Stukken uit 1600-1602 over een geschil tussen de magistraat der stad Arnhem en de leden van het hof en de rekenkamer van Gelderland betreffende de verplichting dezer laatsten tot het betrekken der burgerwacht, de inkwartiering, het bolwerken, ijsbreken en opbrengen gemeene schatting  [Nijhoff, Inventaris, blz. 413]=Johan van Golstijn is van 1594 tot 1607 rentmeester of ontvanger-generaal van de Veluwe. Hij wordt in 1607 aangesteld als rigter van Aarnhem en Veluwezoom en vervult die functie tot 1623 [Martens, J.L.A. Deductie van de regeering der stad Utrecht, in: BMHG 1877, blz. 361]=Afrekeningen uit de periode 1707-1785 tussen de stad Arnhem en de pachters van de schipbrug wegens de militie [Nijhoff, Inventaris, blz. 418]=Rekening van de stadspenningen ter secretarie berustende, van mei 1721 tot januari 1797=De stad verpacht rond 1730 het recht om vee op de wallen te laten grazen en plantte er bomen voor de houtverkoop [Menno Potjer, Stedelijke ruimte tot 1808, in:  Buisman, Frank [hoofdred], Arnhem van 1700 tot 1900, Utrecht 2009, blz. 19] 
ambtenarenrentmeester=In 1674 is Willem Muys stadsrentmeester van Arnhem. Hij wordt in dat jaar door de Fransen gegijzeld omdat hij de zeer aanzienlijke som geld die de Fransen eisen om brandstichting en plundering te voorkomen niet dadelijk kan betalen. Hij heeft overigens de stedelijke geldmiddelen aanmerkelijk verbeterd en ook aan de stad grote sommen geld voorgeschoten. De stad beloont hem in 1684 met 30 morgen ofwel 17 bunder 54 vierkante roeden heetveld dat grenst aan zijn bezit Aa, Aard 10, blz. 736]=De stadsrentmeester zal in 1434-1437 maandelijks de stadsrenten verantwoorden [Nijhoff, Inventaris, blz. 80]=Overeenkomst op 30 mei 1446 tussen burgemeesters, schepenen en raden van de stad Arnhem aangaande het afhoren van de maandelijkse rekening van de stadsrentmeester en het behoorlijk afsluiten van het boek  [Nijhoff, Inventaris, blz. 98]=In 1448 is Arend van Ghoir rentmeester [Nijhoff, Inventaris, blz. 101]stadsbouwmeesterin 1841 wordt Hendrik Jan Heuvelink [1806-1867] stadsbouwmeester in tijdelijke dienst; in 1849 wordt het dienstverband vast  [Vredenberg, Stedelijke, blz. 42]
beheerStukken in de zaak van L. Lenting van wandirectie in het beheer der stadsfinantiën, behandeld voor het officie fiscaal der stad Arnhem (samengesteld uit den vice rigter,de wethouders en de secretaris) in 1797 [Nijhoff, Inventaris, blz. 536] 
boetes Alle keuren en breuken 1434-1437 zijn half voor de burgemeesters en half voor de stad [Nijhoff, Inventaris, blz. 80]Averdragen des Donredaechs na Asselwoensdach 1434 dat van alle keuren en broecken De Burgermeesters de helft hebben sullen, ende de andere helffte de Stad, ende dat de helft de gemeijne Schepenen moegen verteren, off anders in der Stad orber keren. Ende dat dit gelt van de bruecken de Baden met hulp der Burgemeesters zullen inwinnen, ende dat an den Schrijveren brengen, de daer voert bewyss ende rekenschap van doen zullen. Ende geen bruecken te laeten scheiden, dan int openbaer voer der banck [Hasselt, Kronijk, blz. 14-15] 
borgtocht=De stad heeft zich de hele geschiedenis door borg gesteld voor schulden van de landsheer, het gewest, andere steden, etc. Indien de onderliggende verplichting wordt nagekomen zijn aan het garant staan van de stad tegenover derden geen financiële gevolgen verbonden. Van enig rechtstreeks voordeel, bijvoorbeeld het ontvangen van een borgtochtvergoeding, blijkt niet. Wordt de onderliggende verplichting niet nagekomen dan moet de stad de hoofdsom met rente aan de crediteur betalen. =De graaf van Gelre, Reinald I, leent voor 800 pond kl. penningen bij de lombardier Johan van Halle. Enige Arnhemmers staan borg. Als de borgen worden aangesproken beloven schepenen en raden van Arnhem op 22 augustus 1323 aan die Arnhemmers hen schadeloos te zullen stellen [Nijhoff, Inventaris, blz. 12].=Reinald II belooft op 20 december 1336 de stad schadeloos te zullen stellen voor de 35.000 pond kl. penningen die aan de hertog van Brabant betaald moeten worden [Nijhoff, Inventaris, blz. 17]=Reinald II leent 1200 pond kl. penningen van de Arnhemse lombarden Robert en Bartholomeus Berthaut en hun gezellen. Hij verzoekt op 4 december 1338 de stad borg te staan en zegt toe de stad schadeloos te zullen houden [Nijhoff, Inventaris, blz. 17]. Van die borgstellingen zijn er vele te vinden, bij de lombarden, bij inwoners van Keulen. Vaak zonder dat duidelijk is hoe een en ander uiteindelijk afgelopen is.=Arnhem staat in 1344, naast anderen, borg voor 2530 pond voor een schuld aan Jan van Kuilenburg, heer van Woudenberg, en ook voor 34.000 gulden voor een schuld aan de broers Suderman uit Dortmund [Nijhoff, Gedenk 2, blz. X]=Op 20 september 1344 verzoeken Reinald III en zijn moeder aan Arnhem om borg te zijn bij burgers van Dortmund voor 34.000 kl. gulden [Nijhoff, Inventaris, blz. 17]=Burgemeesters, schepenen en raden der stad Arnhem beloven op 19 november 1459 dat ze 2000 guldens in twee termijnen zullen betalen aan Henrik heer van Gemen en Wevelikhoven die hertog Arnold hem te Buren verzegeld had [Nijhoff, Inventaris, blz. 116] =Henrik bevestigt op 4 december 1459 de 2000 overlandse Rijnse guldens te hebben ontvangen [Nijhoff, Inventaris, blz. 116]=Hertog Adolf en Katharina van Kleef en van der Mark zijne moeder beloven de tweeduizend overlandsche Rijnsche guldens voor welke de stad Arnhem bij Johan burger te Keulen borg gebleven was binnen drie jaren zullen teruggeven  [Nijhoff, Inventaris, blz. 125]
heerlijkheid Meinerswijk=Stukken van 14 oktober 1772 betreffende de aankoop voor f 100.000 van en het beheer over de heerlijkheid Meinerswijk door de stad Arnhem  [Nijhoff, Inventaris, blz. 498; Hasselt, Kronijk, blz. 311; Menno Potjer, Stedelijke, blz. 29]=Rekeningen van de heerlijkheid Meinerswijk voor zoover deze in 1772 door de stad is aangekocht over de jaren 1773-1809 In acht en dertig folio papieren omslagen benevens twee pakketten met kwitantiën en andere bijlagen [Nijhoff, Inventaris, blz. 524]=In 1825 door de stad verkocht [Menno Potjer, Stedelijke, blz. 29]
heerlijkheid Westervoort=Op 14 maart 1735 wordt de heerlijkheid Westervoort met het veer en de visserij door Frans Willem graaf van den Berg heer van 's Heerenberg aan de stad Arnhem verkocht voor f 25.000. Rekeningen van de heerlijkheid Westervoort in 1735 door de stad aangekocht over de jaren 1735 1779 1781 1787 1795 1808. Een belangrijke reden voor de aankoop was dat de weg door de Liemers naar Emmerich was opgeknapt  [Inventaris, blz. 524; Menno Potjer, Stedelijke ruimte tot 1808, in:Keverling Buisman, Frank [hoofdred], Arnhem van 1700 tot 1900, Utrecht 2009, blz. 29]=Op 22 februari 1736 wordt het erf en goed Hamerden in de heerlijkheid Westervoort, leenroerig aan Baar en Lathum, door Arnhem gekocht van de erven Holtius [Nijhoff, Inventaris, blz. 483]In 1755 worden plannen gemaakt voor vervanging van het veer door een schipbrug. In 1763 wordt voor een zachte prijs de schipbrug gekocht die de Franse troepen in Wezel hadden gelegd [Menno Potjer, Stedelijke ruimte tot 1808, in: Buisman, Frank [hoofdred], Arnhem van 1700 tot 1900, Utrecht 2009, blz.  32]=Rekening van de heerlijkheid Westervoort over het jaar 1764 benevens uittreksels uit de volgende rekeningen. Voorwaarden van verpachting van veer en brug te IJsseloord. Inventaris van de boeken en papieren behoorende tot het secretariaat van genoemde heerlijkheid enz. In een folio half lederen omslag [Nijhoff, Inventaris, blz. 524]=Arnhem laat bij Westervoort een brug over de IJssel leggen. De brug wordt in 1813 weer afgebroken en vervangen door een veer. Het tamelijk geïsoleerde Westervoort krijgt daardoor een  verbinding met Arnhem en zij niet alleen.  De voordien druk gebruikte route vanuit Duitsland via Aalten naar Arnhem verloor door deze nieuwe verbinding aan betekenis. Dit leverde onenigheid op tussen Arnhem en het kwartier van Zutphen (Aa, Aard 1, blz. 17;  Nijhoff, Inventaris, blz. 482)=In 1825 door de stad verkocht [Menno Potjer, Stedelijke ruimte tot 1808, in:Buisman, Frank [hoofdred], Arnhem van 1700 tot 1900, Utrecht 2009, blz. 29]
inauguraties =De komst van Willem V naar Arnhem in augustus 1766 kostte f 16.000  [Wissing, Stad, blz. 70]
leningen=Op 19 mei 1399 belooft Willem van Gulik de 1000 Gelderse guldens die de stad hem geleend had, te zullen inhouden van de eerste bede, die zijn onderzaten hem zullen inwilligen [Nijhoff, Inventaris, blz. 53]=Op 20 maart 1412 erkennen hertog Reinald en Willem zoon tot Arkel van de stad Arnhem te leen te hebben ontvangen 500 mud rogge (Arnhemse maat). Ze zullen terugbetalen met Pasen 1415 [Nijhoff, Inventaris, blz. 60-61]=Dirk van Herwen, door de hertog tot richter van Arnhem en Veluwenzoom aangesteld, bekent  op 14 mei 1442 van de stad Arnhem een som gelds te leen ontvangen te hebben om daarmee zijn voorganger Arend Gruter uit zijn ambt  te lossen en verpandt voor de terugbetaling van dit geld beide ambtsbrieven bij deken en kapittel van de St Walburgskerk [Nijhoff, Inventaris, blz. 93]=De gebroeders Gelis, Godert en Willem Ingen Nuwelant, Dirk van der Lawijck en Klaas van Aller van Stoutenborch bekennen op 25 februari 1450 schuldig te zijn aan de stad Arnhem 500 overlandsche Rìjnsche guldens met veertig guldens per jaar te verrenten. Bij gebreke daarvan zullen zij elk met een knecht en twee "reysigen" paarden te Arnhem komen leisten in een eerzame herberg [Nijhoff, Inventaris, blz. 102]=In 1797 leent het kwartier Veluwe aan de stad een bedrag van f 4.360
losgeld=Arend van der Lawijk, benevens Dirk en Willem zijne zonen, beloven aan de stad Arnhem te zullen betalen 2400 gulden voor hun loslating uit de gevangenschap aldaar en voorts die van Arnhem deswege nimmer te zullen archwilligen medebezegeld door Goossen van Bemmel en Jacob van Riemsdijk [Nijhoff, Inventaris, blz. 173]
losrenten en lijfrenten=Op 21 juli 1339 geeft Reinald II lijfrentebrieven uit, die mede bezegeld worden door enkele Gelderse steden waaronder Arnhem [Nijhoff, Inventaris, blz. 18]=Op 20 augustus 1339 belooft Reinald II de stad voor die medebezegeling schadeloos te zullen houden [Nijhoff, Inventaris, blz. 19]=Over de periode van 1428-1551 is er een register van schuldbrieven en rentebrieven, gevestigd op de goederen en inkomsten der stad Arnhem [Nijhoff, Inventaris, blz. 73]=Maximiliaan Roomsen koning en Filips als hertogen van Gelre en graven van Zutphen gelasten den tollenaar te Lobede zonder verwijl de achterstallige jaar renten aan de steden Nijmegen Zutphen en Arnhem te betalen [Nijhoff, Inventaris, blz. 148] =De stad Arnhem verzekert in 1608 aan het St Catharinagasthuis een rente van 200 Car gulden s jaars voor door haar geleende 3200 gulden tot het maken van grift in de Betuwe [Nijhoff, Inventaris, blz. 423]=Akten en andere stukken van 19 oktober 1726 betreffende de aflossing der zoogenaamde Rotkerker renten ten laste der stad Arnhem aan de drie kloosters te Keulen met 16000 gulden [Nijhoff, Inventaris, blz. 480]
loterij=Crijn Rogus wil in 1600 een loterij houden. Van de opbrengst gaat f 50 naar het Gasthuis, f 50 naar het Weeshuijs en f 50 naar de Diaconie. De predikanten zijn tegen. Crijn krijgt geen vergunning [Hasselt, Kronijk , blz. 250-251]=Rekening van de Arnhemse medaille loterij van 1695-1702  [Nijhoff, Inventaris, blz. 520]
muntrechtIn 1282 krijgt Reinald I een beperkt muntrecht van keizer Rudolf van Habsburg. Hij slaat zijn munten in Arnhem [Aa, Aard1, blz. 337; Aa, Aard 9, blz. 598]
noodvoorradenDe magistraat van Arnhem besluit op 27 november 1771 ter voorziening in de stijgende prijs van granen een korenmagazijn boven de stadswaag aan te leggen en te dien einde 40 last Revalsche rog ad 190 goudgulden het last te Amsterdam te doen aankopen [Nijhoff, Inventaris, blz. 498]
onroerend goed=Vanaf 1350 zijn er regelmatig opbrengsten van verkopingen van stukken grond door de stad aan burgers  [Nijhoff, Inventaris, blz. 35]=Onder de inkomsten komt in 1353/1354 ook de census voor. Het is volgens Alberts een vaste vergoeding voor het gebruik van aan de stad toebehorend onroerend goed [Alberts, Oudste, blz. 55]. Als de stad optreedt als verhuurder of een geringe vergoeding bedingt als recognitie gevraagd ter erkenning van haar eigendomsrechten is van een belasting geen sprake. Dit is wel het geval indien sprake is van een precariorecht. De juridische status van de census is vooralsnog onduidelijk. =Rond 1800 heeft de stad meer dan de helft van de totale oppervlakte in eigendom [Vredenberg, Stedelijke, blz. 35]In de 19e eeuw wordt veel grond verkocht voor de bouw van woningen, maar ook worden een aantal  belangrijke objecten verworven. In 1830 wordt de weg naar Apeldoorn geplaveid vanaf Valkenhuizen. In 1854 verdwijnen de laatste resten van de verdedigingswerken. In 1886 koopt de stad het landgoed Klarenbeek en in 1899 het landgoed Sonsbeek, groot 67 hectare [Vredenberg, Stedelijke, blz. 48] .
overige inkomsteninkoop turf voor de steenbakkerijen 1353/1354mirtum voor de bereiding van gruit voor de bierbrouwerijen  1353/1354 [Alberts, Oudste, blz. 58-59]Opbrengst verkoop stenen uit de stadssteenoven komt voor in de stadsrekening van 1353/1354Deze inkomsten komen voor in de stadsrekening van 1353/1354   [Alberts] Deze inkomsten, boetes (de defectibus) komen voor in de stadsrekening van 1353/1354.In 1353/1354 worden 1185 koeien gebrandmerkt. Inkomsten uit brandmerken van op de gemene weide grazende koeien. [Alberts, Oudste, blz. 56].De opbrengst van de verpachte stadsweerd komen voor in de stadsrekening van 1353/1354De lakenmaat of reep komt voor in de stadsrekening van 1353/1354 De waghe komt voor in de stadsrekening van 1353/1354De inkomstenpost "iudicium de Otterloe" komt voor in de stadsrekening van 1353/1354 (Alberts, Oudste, blz. 54; Van Hasselt, Arnhemsche Oudheden deel I blz. 172)
politieDe stad bestaat uit 12 wijken. Per 3 wijken een politiepost. In elke wijk is een wijkmeester Meurs, Gemeentebestuur, blz.  
postmeesterVanaf 1733 verdwijnt de gewestelijke postmeester en stelt iedere stad een eigen postmeester aan. Het levert geld op  [Menno Potjer, Stedelijke ruimte tot 1808, in: Buisman, Frank [hoofdred], Arnhem van 1700 tot 1900, Utrecht 2009, blz. 31] 
predikanten=Lotharius keurvorst van Trier bevestigt de handeling tussen de stad Arnhem en de staten des kwartiers volgens welke uit de Prumense goederen te Arnhem jaarlijks 550 gulden tot onderhoud der predikanten zullen afgezonderd worden [Nijhoff, Inventaris, blz. 426]=De magistraat van Arnhem besluit op 3 december 1586 met goedvinden van het hof om de inkomsten van de Prumense molen voortaan aan te wenden tot verhoging der predikantstraktementen [Nijhoff, Inventaris, blz. 389]=handelingen in 1588 tussen de raad der stad Arnhem en de heer van den Doorenweerd als pandhouder der Prumensche tienden over het verpachten dier tienden tot verhoging van het traktement der Arnhemse predikanten [Nijhoff, Inventaris, blz. 392]=Overeenkomst van 9 juni 1609 tussen de stad Arnhem en de keurvorst van Trier waarbij de laatste belooft voortaan 550 Car. guldens jaarlijks te betalen uit de Prumense goederen gelegen onder Arnhem tot onderhoud van een predikant in de St Eusebiuskerk in plaats van een pastoor en twee kapelanen [Nijhoff, Inventaris, blz. 392]rekeningenElke jaarrekening bevat inkomsten en uitgaven. Vanaf 1353 zijn die jaarlijks getotaliseerd. In het slot van verscheidene rekeningen is het batig of nadelig saldo van de jaarrekening berekend. Van het afhoren van de rekeningen blijkt niet. [Alberts, Oudste, blz 53]Rekeningen van de stad Arnhem over de jaren 1354-1481. In zeven bruin lederen banden met koperen sloten. Hieraan ontbreken die van 1397, 1406 en 1442 ("quae numquam fuit facta"). Daarentegen is in de tweede band de rekening van het St Catharina gasthuis over het jaar 1396-1397 [Nijhoff, Inventaris, blz. 518]Alberts merkt over de stadsrekeningen op dat de beide burgemeesters als rentmeesters optreden, o.m. bij de rekening over de periode 1354/1355. Elke rekening loopt over één jaar; het rekeningsjaar valt niet met het kalenderjaar samen, bovendien is de aanvangsdatum van het rekeningsjaar tot 1437 verschillend. De rekeningen worden gehouden in ponden van 20 solidi, elk van 12 denarii. [Alberts, Oudste, blz 52].Rekeningen over 1453-1862 In twee honderd zes en zestig perkamenten en papieren banden De jaren 1465, 1472, 1473, 1477, 1570, 1675, 1680, 1805 en 1821 ontbreken en die over 1573-1587 en 1765-1794 zijn dubbel.
recognitiesVanaf de 17e eeuw kunnen particulieren met toestemming van de stad en GS een stuk heetveld of heideveld ontginnen tegen een jaarlijks op Sint Maartensdag te betalen  recognitie. Zo ontstaan nieuwe landgoederen, zoals Waterberg, Warnsborn, Vijverberg, Bakenberg, Lichtenbeek, Sterrenberg, enz.     [Vredenberg, Stedelijke, blz. 49]
schatcedulenSchatcedulen van Overveluwe en Veluwenzoom over de jaren 1592-1627. In elf folio perkamenten omslagen [Nijhoff, Inventaris, blz. 530]Schatcedulen van Nederveluwe en Veluwenzoom over de jaren 1595, 1596, 1605, 1606, 1611, 1621, 1636 en 1637 [Nijhoff, Inventaris, blz. 530]  
tiendenOp 5 september 1372 verpandt Willem van Gulik aan de stad de tienden van het Arnhemsche broek, ter vergoeding van hetgeen de stad bij de plundering op 12 juni 1372 heeft geleden [Nijhoff, Inventaris, blz. 41]
veiligheidover de jaren 1584-1587 is  een lijst bewaard van "huerwekers" bewaard, door de stad betaalde wakers  [Gelders Archief 2000 Oud Archief Arnhem, 1. Stad Arnhem, inv. nr. 1.01.1., nr. 4]
verering=Bij gelegenheid van zijn verheffing tot de ridderstand ontvangt de zoon van Reinald een verering. Na de betaling geeft hij een ontvangstbewijs af [Nijhoff, Inventaris, blz. 12]=Op de landdag te Arnhem in december 1579 wordt besloten om de verering van 12.000 gulden voor graaf Johan over de drie kwartieren te verdelen  [Nijhoff, Inventaris, blz. 327]=De magistraat van Arnhem schenkt op 27 oktober 1585 aan Adolf graaf van Nieuwenaar en Meurs stadhouder een zilveren "adelaar off drinkgeschier met een toelast van vijf aam Rijnschen wijn, ter vereering" wegens de verovering der schans te IJsseloord  [Nijhoff, Inventaris, blz. 384]=De stad Arnhem bedankt op 7 februari 1589 Johan van Oldenbarneveld advokaat van Holland voor de goede diensten den lande en deze stad bewezen en zendt hem door tusschenkomst van Godert van Barneveld mederaadsverwant een zilver verguld drinkgeschier ter zijner verering als wesende hij een naturel van desen lande   [Nijhoff, Inventaris, blz. 395]=In 1597 wordt Oldenbarnevelt door de stad bedacht met een gouden kop. Men spreekt met hem over de ontvangst van fortificatiepenningen [Hasselt, Kronijk , blz. 248]=De stad schenkt in 1605 de stadhouder  een zilveren arend van tiendehalf pond gemaakt door de goudsmeden Geerlig van Lennep en Arend Bitter [Hasselt, Kronijk, blz. 257]=In november 1611 worden in Holland twee zilveren vergulde drinkgeschieren besteld, ter waarde van omtrent acht honderd gulden, om daar van een geschenk te doen aan Graaf Ernst van Nassau [Hasselt, Kronijk, blz. 261] .=De magistraat van Arnhem besluit op 1 april 1627 aan prins Frederik Henrik een verering te doen toekomen van veertien vergulde "fruijtschotelen" ter waarde van 3000 gulden [Nijhoff, Inventaris, blz. 437; Hasselt, Kronijk, blz. 269] 
verpachtingVoorwaarden van verpachting namens de magistraat van de stad Arnhem van de elf, later zestien blokken op de stadsweerd, de steenoven, de Rijnbrug, de kraan of het kraan- en schraatambt ea over de jaren 1617- 1844 [Nijhoff, Inventaris, blz. 523; Oud Archief nr. 1849; Menno Potjer, Stedelijke ruimte tot 1808, in: Buisman, Frank [hoofdred], Arnhem van 1700 tot 1900, Utrecht 2009, blz. 29]
visserij=De Gelderse rekenkamer verpacht aan de stad Arnhem de visserij boven en tegen de stad voor twaalf jaren tegen vijf gulden 's jaars voorzover de land vorstelijke hoogheid daartoe is berechtigd =Briefwisseling op 10 maart 1610 tussen Nijmegen en Arnhem over het verpachten van de visserij in de nieuwe grift. De opbrengst zal slechts 40 gulden zijn  [Nijhoff, Inventaris, blz. 425]
geestelijkheidIn de jaren 1580-1583 worden bijna alle geestelijke instellingen en stichtingen onteigend opgeheven of overgenomen. Het Burgerweeshuis, de Gasthuizen en de Sint Nicolai Broederschap werden niet opgenomen in het domein, maar bleven op zichzelf onder beheer van een rentmeester.  Pachten waren in financieel zware jaren moeilijk te innen en daarnaast  verstoorden oorlogen en overstromingen een regelmatige stroom van inkomsten [Klep, Economische, blz. 126]



gemeentebewoningIn 1650 vormt het aandeel van grootgrondbezitters in het onroerend goed in het schependom 12% [Klep, Economische, blz. 126]Rond 1700 telt de stad ongeveer 4500 inwoners, de gelegerde soldaten meegerekend 6000 inwoners [Menno Potjer, Stedelijke blz. 2].  Stad en schependom zijn verdeeld in 6 wijken met ieder een eigen burgerwacht, de zgn vendels. Het gaat om het Turfstraatvendel, het Rijnstraatvendel, het Oeverstraatvendel, het Bakkerstraatvendel, het Ketelstraatvendel en het Koningstraatvendel. Ieder vendel was verdeeld in rotten en had aan het hoofd twee schepenen  met de rang van kolonel, een hopman, een luitenant, een vaandrig of adelborst, vier sergeanten of rotmeesters danwel wachtboden en een tamboer. De vendels stelden de burgernachtwacht samen, lopen 's nachts wacht verschaffen onderdak aan in te kwartieren soldaten, informeren in voogdijzaken en over verlaten boedels, en ze moesten regelmatig  huis aan huis collecteren voor de diaconie, het weeshuis of voor slachtoffers van rampen. Wie zich drukte voor dit werk, moest 8 stuivers in de pot voor de verteringen doen. Het Koningstraatvendel 2½ keer en het Bakkerstraatvendel 1½  keer zoveel als de andere vier vendels  [Menno Potjer, Stedelijke, blz. 26-27; Wissing, Stad, blz. 57-58] In het schependom is in de periode 1700-1800 een verviervoudiging van de bevolking te zien, wellicht door de toenemende tabaksteelt en, na 1750, de aardappelteelt. De pachtinkomsten van de grondeigenaren liggen op een laag niveau, maar er treedt een verdubbeling op in de periode 1790-1800 [Klep, Economische, blz. 126]In 1720 zijn er 1316 huizen [Menno Potjer, Stedelijke, blz. 25] De niet-militaire bevolking bestond uit 4500 rond 1725 [Klep, Economische, blz. 124-125]Rond 1730 is het inkomen van  40-45% van de bevolking afkomstig uit militaire bronnen. Door de groei van de bevolking neemt tot 1750 het belang van het garnizoen af. Het gaat dan nog om ongeveer 20% en het daalt daarna tot een gering percentage rond 1795 [Klep, Economische, blz. 124-125]Rond 1740 zijn er ongeveer 1100-1200 woningen; in 1772, 1787 en 1796 worden opnieuw aantallen van 1200-1225 vermeld [Menno Potjer, Stedelijke, blz. 17] In 1749 zijn er 1437  huizen, waarvan 180 buiten de stad [Menno Potjer, Stedelijke, blz. 25] In 1795 is het aantal inwoners 9083 waarvan 7437 binnen de vesting [Menno Potjer, Stedelijke, blz. 18; Vredenberg, Stedelijke, blz. 35] De niet-militaire bevolking bestond uit 8400 in 1795 [Klep, Economische, blz. 124-125]In 1796 zijn er al 375  huizen buiten de stad [Menno Potjer, Stedelijke, blz. 25] en 1431 binnen [Vredenberg, Stedelijke, blz. 35]De niet-militaire bevolking bestond uit 9000 in de periode 1806-1810 [Klep, Economische, blz. 124-125]Er waren 10.365 inwoners in 1808 [Menno Potjer, Stedelijke, blz. 18; Vredenberg, Stedelijke, blz. 35]In 1814 zijn er 9438 inwoners. Het overgrote deel wonend in 1429 woningen in de stad en in 334 huizen  in het schependom [Vredenberg, Stedelijke, blz. 35; Meurs, Gemeentebestuur, blz. 95]In 1818 zijn er 9950 inwoners   [Vredenberg, Stedelijke, blz. 45]De niet-militaire bevolking bestond in 1820 uit 10.000 personen  [Klep, Economische, blz. 124-125]In 1829 zijn er 14509 inwoners en 672 stemmers = 4,63% [Meurs, Gemeentebestuur, blz. 103]In 1830 wordt het Duivelshuis ingericht als stadhuis  [Vredenberg, Stedelijke, blz. 39] Er zijn dan 13483 inwoners  [Vredenberg, Stedelijke, blz. 45] In 1830 is het aantal inwoners 14.500 [Klep, Economische, blz. 124-125]In 1832 vormt het aandeel van grootgrondbezitters in het onroerend goed in het schependom  31%, tweeënhalf keer zoveel als in 1650  [Klep, Economische, blz. 126]In 1839 telt de gemeente 14.500 inwoners. De gemeente omvat in die tijd, behalve de stad zelf, de buurschap Klingelbeek en de landgoederen Gelders-Spijker, Hulkestein, den Brink, Mariendaal, de Klingelbeek, Sterrenberg, Heijenoord, Lichtenbeek, Bakenberg, de Waterberg, Zijpendal, Sonsbeek, Presikhaaf, Klarenbeek, Angerenstein [Aa, Aard1, blz. 328]In 1839 zijn in de stad 1700 huizen met ruim 10.000 inwoners. Vlg van Meurs, Gemeentebestuur, blz. 103 zijn er 16758 inwoners en 994 stemmers = 5,93%  en 537 verkiesbaren = 3,2%In 1840 zijn er 16.290 inwoners  [Vredenberg, Stedelijke, blz. 45]In 1849 zijn er18049 inwoners in 3304 huizen [Vredenberg, Stedelijke, blz. 42, 45]In 1850 zijn er 19,000 inwoners [Klep, Economische, blz. 124-125]in 1853 > 20.000 inwoners  [Meurs, Gemeentebestuur, blz. 95]In 1858 zijn er 20926 inwoners met 752 stemmers = 3,59%  [Meurs, Gemeentebestuur, blz. 103]In 1860 telt Arnhem 24813 inwoners  [Vredenberg, Stedelijke, blz. 45]In 1870 telt Arnhem 31626 inwoners  [Vredenberg, Stedelijke, blz. 45]In 1880 telt Arnhem 40894 inwoners  [Vredenberg, Stedelijke, blz. 45]. In 1880 is het aantal inwoners toegenomen tot 41.000 [Klep, Economische, blz. 124-125]In 1890 telt Arnhem 49727 inwoners  [Vredenberg, Stedelijke, blz. 45]In 1900 zijn er bijna 59.000 inwoners  [Keverling Buisman, Frank [hoofdred], Arnhem van 1700 tot 1900, Utrecht 2009, blz. 9] Het waren er 56.812 vlg Vredenberg, Stedelijke, blz. 45.  In 1900 is er sprake van 57.000 inwoners [Klep, Economische, blz. 124-125]De ontwikkeling van het inwonertal in de 19e eeuw is vooral te danken aan de werkgelegenheid in de bouw, de handel en de dienstensector [Vredenberg, Stedelijke, blz. 45]  Er waren vaak grote vestigingsoverschotten, in de periode 1830-1880 boven de 50%, vooral van bouwvakkers [Vredenberg, Stedelijke, blz. 46]Er is een kaart met 38 landgoederen en buitenplaatsen met datering [Vredenberg, Stedelijke, blz. 50In 1910 is het aantal inwoners rond 64.000 [Vredenberg, Stedelijke, blz. 53=op 1 januari 1936 zijn er 84.994 inwoners [Lijst KNAG]=in 1968 zijn er in de gemeente 135.000 inwoners. De gemeente omvat Deelen, Malburgen, Meinerswijk en Schaarsbergen [Baert, Goor, blz. 27]=In 2014 is Arnhem deel van de gemeente Arnhem, postcodes 6800-6845. Op 1 januari 2014 zijn er 150.823 op 97,96 km2 [metatopos]
gezondheidszorg=Op 25 december 1800 wordt gemeld dat de praktiserende geneesheren, de Ruuk en Van der Noot, de inenting met koepokstof, in Arnhem met het beste gevolg, zijn begonnen. Ook dr. van Galen, en andere kundige artsen hebben hen daarin gevolgd [Algemeene Konst- en Letterbode 1801, blz. 2] =In 1880 wordt een gemeentelijke gezondheidsdienst opgericht [Meurs, Gemeentebestuur, blz. 101]
infrastructuur=In 1426 wordt een nieuwe muur gebouwd tussen de Rijnpoort en de Sint Janspoort. Daarvoor zijn nodig 108.000 oude stenen die uit de gracht zijn opgevist en nog 263.000 nieuwe stenen [Hasselt, Kronijk, blz. 8-9]=In 1607 worden 80.000 stenen gebruikt voor de opbouw van de Velperpoort. In 1609 is de port klaar [Hasselt, Kronijk, blz. 259]=Stukken uit de jaren 1655-1658 betreffende het proces van de stad Nijmegen met de stad Arnhem over de verrekening van de onkosten tot het maken van de grift door de Overbetuwe [Nijhoff, Inventaris, blz. 451]=In 1692 wordt de straatverlichting ingevoerd. Het vindt plaats door het gebruik van olielampen. Burgers konden subsidie krijgen voor het aanschaffen van zo'n lamp [Menno Potjer, Stedelijke ruimte tot 1808, in: Buisman, Frank [hoofdred], Arnhem van 1700 tot 1900, Utrecht 2009, blz. 26] =Stukken van 25 februari 1760 betreffende de maatregelen om de stad Arnhem op eenparige voet te bestraten. De kosten zullen bedragen 14.000 gulden en het jaarlijks onderhoud 400 gulden [Nijhoff, Inventaris, blz. 492]=In 1760 wordt besloten om de straten en stegen te bestraten. De markten en belangrijke straten zijn reeds met kinderhoofdjes geplaveid. Net buiten de stad worden ten gerieve van ruiters en voetgangers klinkerpaden gemaakt [Menno Potjer, Stedelijke, blz. 26] =Notitie der huizen, schuren, stallen en tuinen binnen de stad Arnhem met hun aandeel in het onderhoud van de straten benevens twee getekende en gekleurde plattegronden van het Oosterkwartier en Westerkwartier alles opgemaakt in 1762-1764 door Frederik Beijerinck [Nijhoff, Inventaris, blz. 521]=Stukken van september 1773 betreffende de aankoop door de stad Arnhem van een weide genaamd het Steertje onder Oosterbeek bij de veerweg naar het Drielse veer  [Nijhoff, Inventaris, blz. 498]=Net buiten de stad worden ten gerieve van ruiters en voetgangers klinkerpaden gemaakt. Het eerste pad is in 1778 aangelegd aan het Onderlangs [Menno Potjer, Stedelijke, blz. 26] =In 1781 werd voor het eerst riolering aangelegd  [Menno Potjer, Stedelijke, blz. 26] =Begin 19e eeuw worden wegen aangelegd. In 1820 de Utrechtse straatweg. In 1820-1821 de Velperweg [Zutphense straatweg] en in 1821-1825 de Apeldoornse straatweg. De Amsterdamse straatweg naar Ede werd deells in 1820, deels in 1830 aangelegd  [Vredenberg, Stedelijke, blz. 37]=Onder burgemeester Weerts worden de poorten afgebroken en grachten gedempt. In 1828 wordt het Duivelshuis gekocht  [Meurs, Gemeentebestuur, blz. 95]Op 23 maart 1843 sluit de stad een contract met W.H. de Heus om de stad te voorzien van kolengasverlichting. Op 31 januari 1865 wordt een rioleringsplan in de raad besproken. Het plan haalt het niet vanwege de hoge kosten, f 550.000 [Meurs, Gemeentebestuur, blz. 97] Eertijds had Arnhem vijf poorten: ten westen de Sint Janspoort en de Rijnpoort, ten noorden de Velperpoort, ten oosten de Sabelspoort of Sint Eusebiuspoort of Sebispoort en ten zuiden de Nieuwe Waterpoort [Aa, Aard1, blz. 330]In 1803 wordt de Stadhoudershof afgebroken, in 1805 de Broerenkerk, in 1806 het Nassaus weduwenhuis in de Kerkstraat en in 1809 een toren van de Janskerk en in 1825 de Janspoort [Menno Potjer, Stedelijke, blz. 17, 19] In 1830 wordt het Duivelshuis door de stad aangekocht [Aa, Aard1, blz. 331]In 1903 wordt gemeld dat de gemeente Arnhem een blok huizen aan de walburgstraat heeft aangekocht, waardoor -aldus de bron- een prachtige gelegenheid wordt geboden om aldaar een Stedelijk Museum te stichten [Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond, deel V, 1903-1904, blz. 231]

maatschappelijke hulpverlening=De laatmiddeleeuwse mens gaat relaxt om met bedelaars en armen en er bestaat een sterk gevoel voor caritas. Rond 1700 worden bedelaars vervolgd en ondersteunde armen gedwongen te werken. Men moet zelfredzaam zijn [Klep, economische, blz. 117]=In 1700 is de sociale zorg erg versnipperd.  De gereformeerde overheid heeft de controle verworven over de fondsen van sociale instellingen. Het grootste deel van de sociale zorg gaat naar gereformeerde burgers. In 1700 is het Burgerweeshuis door overschotten schatrijk, terwijl het fondsen voor de arme niet-burgers aan geld ontbreekt [Klep, Economische, blz. 118] =In 1853 geeft koning Willem III opdracht aan het Koninklijk Instituut van ingenieurs de toestand van de Nederlandse arbeiderswoningen te onderzoeken. Het is 1855 uitgebrachte rapport constateert ernstige wantoestanden. In 1853 wordt in Arnhem opgericht de “Vereeniging tot het verschaffen van geschikte woningen aan arbeiders”. Vanaf 1870 ziet de stad hier een rol voor zichzelf. Woningbouwverenigingen worden gesteund en de invloed van  progressief ingestelde directeuren van Gemeentewerken is merkbaar, bijvoorbeeld J.W.C. Tellegen, directeur van 1891 tot 1901. In die periode wordt de wijk Klarendal gesaneerd [Vredenberg, Stedelijke, blz. 52]=Op 12 juni 1879 wordt de lijn Arnhem-Nijmegen geopend [Meurs, Gemeentebestuur, blz. 98]In de 19e eeuw werd door de gemeente niet aan armenzorg gedaan. Dit bleef bijna volledig het domein van de kerken, instellingen en particulieren. Er was een armenkas maar die werd niet gevuld door de stad. Incidenteel neemt de stad actie. Besloten wordt de opbrengst van de kersttombola f 66.522 te gebruiken voor de aankoop van spek, vlees en kolen voor de behoeftigen  [Meurs, Gemeentebestuur, blz. 100]
nutsvoorzieningengas=In 1844 wordt de gasfabriek aan het Roermondsplein gebouwd in handen van de particulier W.H. de Heus uit Utrecht. Met hem wordt een contract gesloten voor de verlichting van openbare gebouwen. In 1870 bij de bouw van de gasfabriek aan de Westervoortsedijk neemt de gemeente de exploitatie over [Meurs, Gemeentebestuur, blz. 101]. licht....reinigingsdienst=aanvankelijk aan particulieren verpacht maar vanaf 1874 een gemeentetaak  [Meurs, Gemeentebestuur, blz. 101]riolering=na 1898 worden de open goten geleidelijk aan vervangen door gesloten riolen [Meurs, Gemeentebestuur, blz. 101]telefoonIn augustus 1882 krijgt Hotel Bellevue een telefoonaansluiting via een partiulier bedrijf. De gemeente neemt in 1897 het telefoonnet over, geëxploiteerd door de dienst Gemeentewerken [Meurs, Gemeentebestuur, blz. 101]water=op 30 september 1882 besluit de raad met 14 tegen 13 stemmen over te gaan tot de aanleg van een waterleiding onder particuliere exploitatie [Meurs, Gemeentebestuur, blz. 101]

onderwijs


=In 1802 is door het overlijden van de heer Nas een vacature voor onderwijzer in Groesbeek. De begeving van die functie is aan de Rekenkamer in Arnhem  [Bijdragen betrekkelijk den staat en de verbetering van het schoolwezen in het Bataafsch Gemeenebest, 1802, no 9, blz. 50]
=In december 1802 is N. Callegoed geëxamineerd. Hij is daarna schoolonderwijzer in Arnhem geworden [Bijdragen betrekkelijk den staat en de verbetering van het schoolwezen in het Bataafsch Gemeenebest, 1807, no 3, blz. 36]. Later wordt hij schrijf- en rekenmeester in Arnhem
=In 1804-1808 is L. van den Borr schoolhouder in Arnhem [Bijdragen betrekkelijk den staat en de verbetering van het schoolwezen in het Bataafsch Gemeenebest, 1804 [Bijlage], blz. VII; 1805 [Bijlage], blz. VII; 1806 [Bijlage], blz. V; 1807 [Bijlage], blz. VI;  1808 [Bijlage], blz. VI; 1808 [Bijlage], blz. V]
=Op 16 april 1807 wordt N. Callegoed in Arnhem schoolonderwijzer van de eerste rang [Bijdragen betrekkelijk den staat en de verbetering van het schoolwezen in het Bataafsch Gemeenebest, 1807, no 6, blz. 38]. In 1809 is hij huisonderwijzer [idem, 1809, nr. 1, blz. ] en in 1810 openbaar schoolonderwijzer [idem, 1810 [Bijlage], blz. III]
=Op 14 oktober 1807 is R. van Hoek geëxamineerd om schoolhouderes te worden. Ze is dan nog ondermademoisel in de school van mejuffrouw Aalbers in Arnhem [Bijdragen betrekkelijk den staat en de verbetering van het schoolwezen in het Bataafsch Gemeenebest, 1807, no 11, blz. 45]
=In de kostschool van rector van Rhede te Arnhem wordt o.m. onderwezen in de Franse en Duitse taal [Bijdragen betrekkelijk den staat en de verbetering van het schoolwezen in het Bataafsch Gemeenebest, 1807, no 11, blz. 51]
=Door het overlijden van de stadstaalmeester John Brown is die functie waaraan een tractement van f 315 is verbonden, vacant. Hij moet onderwijs kunnen geven in het Nederlands, Duits, Frans en Engels. Benoemd wordt J.L Rapin de Thoyras, eerder rector der Latijnse scholen en Frans kostschoolhouder te Hattem [Bijdragen betrekkelijk den staat en de verbetering van het schoolwezen in het Bataafsch Gemeenebest, 1808, no 7, blz. 63; idem, 1809, nr. 6, blz. 64]
=Op 1 december 1808 wordt gemeld dat in Arnhem zal worden opgericht een stadskostschool, in welke jongelingen van 12-18 jaren, zullen worden onderwezen in de Nederduitse en Hoogduitse, de Franse en Engelse taal, de Geschiedkunde, Aardrijkskunde, Rekenkunde en Wiskunst, en het Italiaans Boekhouden [Bijdragen betrekkelijk den staat en de verbetering van het schoolwezen in het Bataafsch Gemeenebest, 1808, no 13, blz. 19] 
=Door het overlijden van de Heer de Vries, is in 1809 de post van openbaar onderwijzer en voorzanger in Arnhem vacant geworden. Het vaste tractement is ƒ 50 ; de schoolgelden kunnen van. ƒ 130 tot ƒ 150 opbrengen. Er wordt een onderwijzer vereist van de derde rang. In de provisionele waarneming van de schooldienst is voorzien. De aanstelling geschiedt door de Rigter van Veluwenzoom, mr. J. Brantsen, te Arnhem.[Bijdragen betrekkelijk den staat en de verbetering van het schoolwezen in het Bataafsch Gemeenebest, 1809, no 4, blz. 51]
In 1810 wordt J.M. Plate geëxamineerd. Hij is tot dan huisonderwijzer in Arnhem. Ook de 15-jarige N. Vermeulen wordt geëxamineerd. Hij is dan al ondermeester in Arnhem [Bijdragen ter bevordering van het onderwijs en de opvoeding, voornamelijk met betrekking tot de lagere scholen in Holland, 1810, no 6, blz. 131; idem, 1810, nr. 12, blz. 408]
=Er is een bewaarschool met drie onderwijzeressen  [Meurs, Gemeentebestuur, blz. 100]
=Eind 19e eeuw zijn er in Arnhem 17 openbare lagere scholen. Financiering geschiedt door Rijk en gemeente. Bijzonder onderwijs wordt niet door de gemeente  financieel ondersteund [Meurs, Gemeentebestuur, blz. 101]
oorlog=Reinald II is hertog van Gelre van 1339 tot 1343. De status die hij als hertog heeft op te houden drukt financieel zwaar. Bovendien houdt hij voor zijn zwager, de koning van Engeland, een leger op de been. Er ontstaan opnieuw schulden. =In 1372 nemen de Heekerens onder aanvoering van de graaf van Blois Arnhem in [Aa, Aard1, blz. 337]=In 1505 wordt de stad belegerd door Filips de Schone [Aa, Aard1, blz. 341]. Een groot deel van het bos dat Arnhem dan omringt wordt gekapt [Vredenberg, Stedelijke, blz. 49] .=rond 1600 wordt bij Arnhem gevochten tussen de prins van Parma en Maurits van Nassau [zie DDB]=begin mei 1629 is de prins van Oranje in Arnhem [Courante uyt Italien, Duytslandt, &c 5 mei 1629, blz. 1]. =in 1629 weet burgemeester Dibbets met een 30-tal burgers bij de schans van IJsseloord de Spanjaarden te ontmoedigen om tot de aanval over te gaan [Aa, Bio, deel 4, blz. 152]=in augustus 1629 worden troepen in de stad gebracht [Courante uyt Italien, Duytslandt, &c 11 augustus 1629, blz. 1]=Op 16 juni 1672 trekken de Fransen onder Louvois de stad binnen [Aa, Aard1, blz. 338]=In mei 1674 vertrekken de Fransen na twee jaar afpersingen en geweld [Aa, Aard1, blz. 338].=Tussen 1700 en 1900 is vrede regel. Wat blijft zijn de kosten voor de garnizoenen en de vestingwerken [Klep, Economische, blz. 119]=In 1702 brengt Coehoorn aan de westzijde van de stad een wal van  vier aarden lunetten aan. Twee fortificatiemeesters zijn verantwoordelijk voor het onderhoud. In 1720 maken de wallen een vervallen indruk.  Ondanks herhaalde verboden werd aarde uit de wallen gehaald, werden bomen op de wallen gekapt, aardappels ingekuild, vee geweid. Kinderen speelden er.  In 1727 vond enig herstelwerk plaats.  [Menno Potjer, Stedelijke ruimte tot 1808, in: Buisman, Frank [hoofdred], Arnhem van 1700 tot 1900, Utrecht 2009, blz. 19] =In augustus 1704 richt burgemeester Bouwensch, een duidelijke exponent van de Nieuwe Plooi, een vaste vrijwillige compagnie op  en wordt daarvan zelf de commandant. Secretaris Johan Swaen, broer van Velanus, wordt kapitein. Hij trekt er regelmatig op uit om in het kwartier zijn wil op te leggen. Van de weeromstuit werven de ridders ook troepen. Arnhem richtte daarop een tweede korps op onder leiding van Joost Ruger en Derk Reinier van Bassenn. De steden klagen bij de Staten van Holland over de stap van de ridders. De Hollanders weten half december 1704 een compromis te bereiken. De Nieuwe Plooi profiteren daarvan maximaal. Tussen de burgemeesters Bouwensch en Johan van Brienen ontstaat wrijving. Van Brienen wil de compagnieën opheffen en vervangen door burgermilitie en wil Oude Plooiers in de raad opnemen. Bouwensch wil dat alle magistraten hem trouw blijven en beperking van de invloed van de Oranjes. Op 14 juni 1705 komt het tot een treffen tussen de burgermilitie en de vrijwilligers. Op 17 juni 1705 wordt van Brienen met anderen uit de raad gezet en verbannen uit stad en schependom. Ook 16 gemeenslieden moeten begeleid door rellend volk verdwijnen, waaronder Wouter Zimmers [Wissing, Stad, blz. 60-61]=kwartiersvergadering van juni 1707 wordt behandeld een voordracht van Swaen tot raadsheer in het Hof. Wageningen is daar heftig tegen. Volgens verdrag dienen de steden elkaar militaire hulp te verlenen indien gevraagd. Bouwens en Van Bassenn trekken na overleg met Wilbrenninck met de compagnieën naar Wageningen, zetten vier raadsleden gevangen en daarna vernietigt de Landdag de besluiten van het kwartier. Gedeputeerde Staten roepen dan de hulp in van de SG. Eind november 1707 kondigen de Gelderse Staten aan troepen naar Nijmegen en Arnhem te zullen zenden. Arnhem dankt de compagnieën af. Half december 1707 komen de troepen de stad binnen en de rust herstelt. Zeven Nieuwe Plooiers worden afgezet en de magistraat vaardigt een nieuw Regeringsreglement uit. Daarin worden gilden en gemeenslieden weer betrokken bij de regering. Bij een vacature mogen ze twee kandidaten nomineren waaruit de magistraat kiest. Bouwensch wordt bij verstek ter dood veroordeeld; Van Bassenn krijgt levenslang. In 1711 probeert Velanus Swaen met enkele tientallen Arnhemmers zich en zijn aanhangers weer in de magistraat te krijgen, maar soldaten overmeesteren de opstandelingen. Ze worden zwaar gestraft [Wissing, Stad, blz. 62]=In november 1746 moet Arnhem drie Hessische regimenten infanterie en een compagnie huzaren en artillerie met het krijgscommissariaat onderdak verschaffen. Op 7 november doet het stadsbestuur een oproep aan hen die bereid zijn een soldaat of ruiter te huisvesten zich te melden. Een week daarvoor was het Arnhems garnizoen, twee compagnieën van elk 100 onder van Randwijck en een paar regimenten onder de graaf Van IJssenburg uit Maastricht teruggekeerd. Bij elkaar zo’n 2000 man. De Hessen legeren zich buiten de Sint Janspoort . Op 11 november legden de buitenlandse commandanten de eed af dat ze de wetten van de stad zouden eerbiedigen. De bakkers zorgden voor brood; het kwartier van Veluwe voor stro en turf. Prins Frederik van Hessen verblijft in het Prinsenhof. De zes burgervendels hadden slechts 400 plekken voor inlegering gevonden. In de stal bij de Janspoort worden 70 huzaren ondergebracht. De logementen in de stad waren vrijwel geheel bezet door de 200 man van Van Randwijck. Zes compagnieën nemen hun intrek in de Broerenkerk en in de Latijnse school en het regiment van prins Frederik in het Sint Catharinagasthuis. Tenslotte 7 compagnieën in de bovenbarakken op de wal achter het gasthuis. In de onderbarakken lag het reguliere garnizoen van Caspar Graf von Schlippenbach. Nog bleven er daklozen. Het stadsbestuur besloot over te gaan tot gedwongen inkwartiering, de zgn biljettering. De mensen in kleine behuizingen werden ontzien en een groot aantal ambtenaren en leden van de elite. Brouwerijen en grote herbergen kregen er elk 9, neringdoenden 6, de overige inwoners 3. Bij onvoldoende bedden gold de regel 3 in één bed, een soldatenechtpaar mocht gezamenlijk. De logiesgevers kregen een vergoeding, het zgn. serviesgeld [7 stuivers per soldaat per week voor een bed] en 6 stuivers voor slapen op stro. Wie weigerde kreeg een boete. De Hessen vertrokken op 5 maart 1747; de mannen van Van Randwijck op 11 mei 1747  [Menno Potjer, Stedelijke ruimte tot 1808, in: Buisman, Frank [hoofdred], Arnhem van 1700 tot 1900, Utrecht 2009, blz. 30] Plannen uit 1751 en 1771 om de wallen en poorten opnieuw te herstellen werden niet uitgevoerd [Menno Potjer, Stedelijke ruimte tot 1808, in: Buisman, Frank [hoofdred], Arnhem van 1700 tot 1900, Utrecht 2009, blz. 19] =De magistraat besluit op 13 augustus 1794 om de Westervoortse brug aan het rijk te leen te geven teneinde voor Grave over de Maas troepen en ammunitie te vervoeren  [Nijhoff, Inventaris, blz. 506]=Op 16 januari 1795 sloot men nadat de Fransen een paar granaten hadden gegooid de dag erna een verdrag [Aa, Aard1, blz. 339]Het op 6 mei 1795 aangetreden bestuur had als eerste belangrijke taak het onderhoud van de Franse troepen. Zeer kostbare inkwartieringen van 8000-10.000 man [Wissing, Stad blz. 82; Klep, Economische, blz. 122=In 1808 geeft de koning op verzoek van de stad toestemming tot sloop van de buitenvestingwerken. Men wil de grond gaan gebruiken als weiden en akkers. Lodewijk Napoleon stelt als voorwaarde dat wandelwegen en plantsoenen worden aangelegd [Vredenberg, Stedelijke, blz. 35]=Op 30 november 1813 overmeesteren geallieerde troepen de stad, maar door de manschappen van Bulow is dit van korte duur. =Op 2 december 1813 laat generaal Von Bulow in Arnhem een commandant achter, Carl Friedrich von Wylich und Lottum met 1000 man [Meurs, Gemeentebestuur, blz. 93]=Op 13 januari 1817 krijgt de stad toestemming van Willem I om de vestingwerken verder te slechten.  De aanleg van de groenvoorzieningen en wandelpaden moet worden betaald uit de opbrengst van de verkoop van bouwgrond [Vredenberg, Stedelijke, blz. 36]=De oorlogskosten worden deels bij KB 31 december 1827 vereffend, de stad draait op voor een flink deel. Om het geld daarvoor te vinden wordt o.a. de heerlijkheid Meinerswijk verkocht  [Meurs, Gemeentebestuur, blz. 96]=In 1836 wordt de Willemskazerne gebouwd bij de Looierstraat. Inkwartiering is dan niet langer nodig. De gemeente betaalt de bouw f 172.500. Het Rijk subsidieert met f 60.000. Bedoeld voor de infanterie, maar in 1855 tevens geschikt gemaakt voor de cavalerie. Er komen paardenstallen bij en een manege. De totale investeringen in beide bedragen dan f 260.000. De minister van oorlog wil in 1860 de kazerne zonder betaling overnemen. Het onderhoud zou dan door het ministerie worden gedaan. De raad wil echter een jaarlijkse huur. De minister dreigt het garnizoen weg te halen, de burgemeester geeft toe, de raad mort. Met 9 tegen 8 stemmen gaat men akkoord [Meurs, Gemeentebestuur, blz. 102]

opstanden=In 1702, bij het overlijden van Willem III vinden in veel Gelderse steden ongeregeldheden plaats. De Oude Plooi [stadhoudersgezinden] en de Nieuwe Plooi [beweging voor meer invloed van het volk] botsen  [Wissing, Stad, blz. 59]=De spanning loopt op tussen patriotten en prinsgezinden. De gemeenslieden richten onder leiding van Robert Jasper van der Capellen  van de Marsch een compagnie op voor het geval de magistraat het garnizoen zou inzetten. De burgers van de schutterij beginnen dan ook weer te oefenen. Op 21 juli 1783 houden ze op de Korenmarkt een plechtige “afvuring” Van der Capellen vormt een burgercomité met leden die rechtstreeks gekozen zijn door de burgerij. Schievelberg Bekking overlegt tevergeefs met burgemeester en college om de gemoederen tot bedaren te brengen. Voorjaar 1785 maakt van der Capellen een nationaal rekest waarin veranderingen in het Regeringsreglement worden bepleit. Het rekest wordt gesteund door gemeenslieden, de burgerkrijgsraad, de gildeboekhouders en enkele honderden andere Arnhemmers  De prinsgezinden maken een tegenrekest, getekend door 33 personen [Wissing, Stad blz. 75]=In juni 1787 wordt het huis van Schievelberg Bekking in brand gestoken en de muren geslecht. Op 29 juni 1787 wordt na uitdagend gedrag van garnizoenssoldaten en Torck van Rosendael geschoten. Op 13 september 1787 herstellen Pruisische troepen de rust. Maar maandenlang blijft het onrustig, afpersingen, vernederingen, scheldpartijen, baldadigheden.  [Wissing, Stad blz. 80]
rechtspraak=In 1543 wordt het Hof van Gelderland in Arnhem gevestigd [Aa, Aard1, blz. 337]=Johan Golsteyn wordt in 't jaar 1607 tot rigter van Arnhem en Veluwezoom aangesteld,welk aanzienlijk ambt hij tot het jaar 1623 bekleed heeft [BMHG 1877, blz. 361]=Jan Glimmer of Glummer is raadsheer [Verwoert, Handwoordenboek I, blz. 236]=In 1711 wordt het tuchthuis gebouwd [Menno Potjer, Stedelijke, blz. 24] =Gosen Geurt Bentinck [1710-1786] werd in 1774 richter van Arnhem en Veluwezoom [NNBW 1911, blz. 298]=mr Johan Weerts wordt in 1802 raadsheer bij het Hof van Gelderland [Meurs, Gemeentebestuur, blz. 96]=in 1804 is mr. J.P. Kleijn raadsheer. Hij overlijdt op 20 februari 1805, slechts 40 jaar oud. In 1784 is hij getrouwd met Antoinette Okkerse. Hij is naast zijn raadsheerschap een  dichter met een omvangrijk oeuvre.  In 1797 schrijft hij “Vrijmoedige gedachten over den pligt eens regters” [Algemeene konst- en letterbode, voor het jaar 1804, no 3, 20-01-1804, blz. 37; 1806, no 10, 07-03-1806, blz. 147-149] =In 1820 is J. van Leeuwen vice-president van de rechtbank in  Eerste Aanleg te Arnhem [Nieuwenhuis, Algemeen, A-B, blz. XIX]=In 1820 is F.G. Meijbaum lid van de rechtbank van Eersten Aanleg te Arnhem [Nieuwenhuis, Algemeen, A-B, blz. XX=In 1828 vestigt Christiaan Petrus Eliza Robidé van der Aa zich op de Hemelse Berg in Arnhem waar hij een rechterlijke betrekking bekleedde, in juni 1838 werd hij rechter-plaatsvervanger werd en in september 1838 rechter [Winkler Prins, Geïllustreerde, 1884, blz. 2; Aa, Bio 1, blz.. 5]=Johannes Dijckmeester [....-1850]  is advocaat-generaal bij het Provinciaal Gerechtshof te Arnhem [Aa, Bio, deel 4, blz. 457]=op 28 juli 1882 werd Pieter van Bemmelen raadsheer in het hof [NNBW 1911, blz. 283]
waterstaatIn 1709, 1727 en 1740-1741 zijn er ernstige watersnoden. Een samenwerkingsverband tussen Gelderland, Utrecht en Zuid-Holland leidt in 1705 tot de instelling van het College ter Beneficiëring van Nederrijn en IJssel. Dit College legde kribben aan,  het Pannerdens kanaal [1705-1708], doorgraving van de Bijlandse Waard en de Nieuwe IJssel [1785]. Doorbraken bleven er in 1799, 1809, 1820, 1855 en 1861. De plattelandsbevolking leed daardoor schade en verarmde, hetgeen op de stedelijke economie terugsloeg [Klep, Economische, blz. 123] 
BRONNENgeraadpleegde bronnenBaert, Goor; Lijst KNAGinternetliteratuurAa, A.J. van der, Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden, Gorcum 1839, deel I, blz. XIX, 17, 64, 326-341; 1840, deel 2, blz, 354; 1843, deel 4, blz. 498, 536; 1846, deel 7, blz. 1055-1056; 1846, deel 8, blz. 198; 1847, deel 9, blz. 598; 1847, deel 10, blz. 736; 1848, deel 11, blz. 173; 1849, deel 12, blz. 55; 1851, deel 13 nr. 1, blz. 579; nr. 2, blz. 580Aa, A.J. van der, Biographisch Woordenboek der Nederlanden, Haarlem 1855, deel 2, blz. 369, 523; 1858, deel 3, blz. 4, 185; 1859, deel 4, blz. E 43; 1867, deel 6, blz. 94, 96, 107; 1862, deel 7, blz. K 15-16, K 37; 1869, deel 8, blz. L 214; M 197; 1872, deel 9, blz. N 70Algemeen Nederlandsch Familieblad 1884, 29 mei en 5 juni  Alberts, Bijdrage (14e- 15e e)Alberts, Geschiedenis, pp. 119 (1473), 151 (893) Alberts, W. Jappe, De oudste stadsrekeningen van Arnhem, in: BGN 1955, blz. 49-61 (1353-1500) Alberts, W. Jappe, De oudste stadsrekeningen van Arnhem, Fontes minores medii aevi 111, Groningen/Djakarta 1955  integrale editie van de Arnhemse rekeningen van 1353/4 en 1354/5Alberts, Rekening(1447-48) Alberts, Verslag Arnhems handboekje, of Naamregister van de heeren regenten [...] binnen het Quartier van Veluwen [....] voor het jaar 1792Bachiene, Vaderlandsche, blz. 355-359Baert, A.G.C. Van Goor’s Aardrijkskundig Woordenboek van Nederland, 3e druk, Van Goor Zonen 1968, Den Haag Brussel, blz. 27Baron Sloet, L.A.J.W., Bijdragen tot de kennis  van Gelderland, Arnhem 1852-1855Becht, Statistische, pp. 38 (1581-82), 115 (id), 117 (id), 123(1586), 140 (1581) Bergh, Handboek, p. 109 (12e e), 143 (1222) Blink, Geschiedenis I, p. 154(1281) Blok, Geschiedenis I, p. 182(1222) Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond, deel V, 1903-1904, blz. 231 [zie DDB]Cappelle, H.H. van, De plaatselijke directe belasting naar het inkomen voor de gemeente Arnhem, eene belastingstudie, Arnhem 1878Commissie, Statistieke, pp. 32 (Rep), 480 (1203) Doorman, Brouwerij, pp. 17 (1315), 19 (1412), 24 (1512), 75-76 (1315-25), 79 (1345), 80(1361), 85(1470) Driessen, H.L., De retroacta van de BuEngels, Geschiedenis, blz. 20 (1223; 1410), 139 (Rep)Entrop, P.J., Geografische beschryving van de provintievan Gelderland 1772Erven Dorens, A. van, Oud-Arnhem, in: Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond, jaargang 8, 2e serie, 1915, blz. 77-116 [zie DDB]Evers, Arnhem (16e e) Evers, Bijdragen (13e-18e e) Brieven tusschen Nymegen en Arnhem, in 1587 gewisseld Evers, CatalogusEvers, Kroniek (1789-1868) Evers, Van (1233-1789) Haak, Plooierijen, pp. 98 (1488), 100 Rep), 113  (1656), 120 (1703), 139 (1705), 185 e.v. (id) Hasselt, Gerard van,  Brieven , gewisseld tusschen Nijmegen met hare Spaansche bezetting en Arnhem  in 1587, Arnhem 1805Hasselt, Gerard van, Geldersche Oudheden, deel 1, Arnhem 1805Hasselt,  Gerard van, Arnhemsche Oudheden, deel 1,  Arnhem 1803. delen 2, 3 en 4, Arnhem 1804Hasselt, Gerard van, Kronijk van Arnhem, Arnhem 1790, blz. 1-312 [zie DDB]Heringa, Tijnsen, pp. 35 (14e e), 61 (1451) Hoefer, Groote, p. 56 (1635) Hoefer, Uittreksel, pp. 271-277 (1474-76) Keverling Buisman, Frank [hoofdred], Arnhem van 1700 tot 1900, Utrecht 2009, blz. 1-400Klep, Paul M.M., Economische en sociale ontwikkeling, in: Keverling Buisman, Frank [hoofdred], Arnhem van 1700 tot 1900, Utrecht 2009, blz. 117-171KobusMaasgouw 1879-1881, p. 458 (1548) Meester, Geschiedenis I, pp. 9 (1223), 28 (1340), 30 (m.e.), 83 (1441) Meurs, Martin van, Gemeentebestuur in de negentiende eeuw, in: Keverling Buisman, Frank [hoofdred], Arnhem van 1700 tot 1900, Utrecht 2009, blz. 93-115Meyroos, Onze, p. 8 (1353) Mieris, van, Deel I, blz. 181 anno 1223 Fridericus secundus Romanorum inhibuit Gerardo juniori Comiti Geldriae ne teloneum statuerit in ditione sua.... Quod nullum teloneum apud Arnhem vel Oesterbeke seu Lobede etc en Heda, blz. 195 en 269. Lobeke (Lobith) Theloneum hodie het Tolhuis prope Schenkianam arcem nunc in Clivia anno 1410Navorscher 1851, blz. 192; 1852, blz. 237;  IX, p. 75 (16e e); XXII, p. 637 (16e e); XXIV, p. 289 (1446); XL, pp. 118 (19e e), 195 (1449) Nieuwenhuis, G., Algemeen woordenboek van kunsten en wetenschappen A-B, Thieme, Zutphen 1820. blz. X, XIII, XV, XIX, XX, XXIV, XXVIIINijenhuis, Bibliographie, p. 31.Nijhoff, P., Inventaris van het oud archief der gemeente Arnhem: Opgemaakt volgens besluit van heeren gedeputeerde staten der provincie Gelderland van 20 juli 1860, Arnhem 1864, blz. 1-559 [ zie DDB]Nijhoff. Oud, pp. 45 (1452), 60 (1501), 133 (1617) Nijhoff, Is. An., Gedenkwaardigheden uit de Geschiedenis van Gelderland door onuitgegevene oorkonden opgehelderd en bevestigd, deel 1 (Verzameling van Oorkonden), Arnhem 1830, blz. 1-451Nijhoff, Is. An., Gedenkwaardigheden uit de Geschiedenis van Gelderland door onuitgegevene oorkonden opgehelderd en bevestigd, deel 2 (Reinald III en Eduard, hertogen van Gelre), Arnhem 1833, blz. 1-314Nijhoff, Is. An., Gedenkwaardigheden uit de Geschiedenis van Gelderland door onuitgegevene oorkonden opgehelderd en bevestigd, deel 3 (Willem en Reinald IV), Arnhem 1839, blz. 1-385Nijhoff, Is. An., Gedenkwaardigheden uit de Geschiedenis van Gelderland door onuitgegevene oorkonden opgehelderd en bevestigd, deel 4 (Arnold van Egmond, hertog van Gelre), Arnhem 1847, blz. 1-489Nijhoff, Is. An., Gedenkwaardigheden uit de Geschiedenis van Gelderland door onuitgegevene oorkonden opgehelderd en bevestigd, deel 5 (De Bourgondische heerschappij), Arnhem 1851, blz. 1-206Nijhoff, P., Registers op het Archief afkomstig van het voormalig Hof des vorstendoms Gelre en graafschaps Zutphen, Arnhem 1856Nijhoff, P. Inventaris van het Oud Archief der gemeente Arnhem, Arnhem 1864 [DDB]Nijhoff, Paulus, Wandelingen in een gedeelte van Gelderland - Arnhem 1821Potjer, Menno, Stedelijke ruimte tot 1808, in: Keverling Buisman, Frank [hoofdred], Arnhem van 1700 tot 1900, Utrecht 2009, blz. 17-33Rees, Geschiedenis I, p. 124 (18e e) Registers der Stucken begrepen in alle delen des Groot Gelderschen  Placaet-Boecks, Arnhem 1740 [DDB]Reglement over de regeeringe van de stadt Arnhem, Arnhem 1705Schevichaven, Krijgstoerustingen, p. 185 (1542) Schevichaven, Nijmegen, p. 51 (1537) Schevichaven, Rijk, p. 49 (14e e) Schevichaven, Rijkstol, pp. 2 (1222), 3 (1803), 34(1813) Schrassert, Codex, p. 23 (1732) Sloet J.J.S. baron, Beschryving van Arnhem, in: BMGelre 1911, jrSnijder van Wissenkerke, Privilegiën, pp. 105-107(1864) Spaen la Lecq, Wiilem A. van, Verhandeling over de crimineele ordonnantie van Koning Philips in Gelderland: voorgelezen in 't gezelschap Prodesse Conamur te Arnhem den 10 December 1793, Arnhem 1794, 76 blz.  [zie DDB]Staats Evers, J.W., Beschrijving van Arnhem, Arnhem 1868 [DDB]T.S. Overijssel I, p. 9 (1696) T.S. Zeeland I,p. 217 (16e e) Veen, Ambt, pp. 220 e.v. (1661), 222 e.v. (1761) Venner, Inventaris, p. 17 (15e e), 195 (1197)Verwoert, Hermanus, Handwoordenboek der vaderlandsche geschiedenis volgens de nieuwste en beste bronnen bewerkt, deel 1 [A-K], Nijmegen 1851, blz. 23-24Vredenberg, Jan, Stedelijke ruimte in de negentiende eeuw, in: Keverling Buisman, Frank [hoofdred], Arnhem van 1700 tot 1900, Utrecht 2009, blz. 35-53Vries, Economische (Graf.), p. 10 (1698-1795) Vries, Ontduiking, p. 351 (1725) W.D.B.I.U.A. 1873, 3 mei, p. 3; 5 juli, p. 4 Wekker, Gemeente, p. 42 (Rep) Wijnpersse, Statistiek, pp. 381 (1854), 395 (1853) Winkler Prins, A. Geïllustreerde Encyclopedie (H-IYNX), deel 8, Amsterdam 1876, blz. 22, 152Wissing, Pieter van, Stad op drift: politiek tussen 1700 en 1815, in: Keverling Buisman, Frank [hoofdred], Arnhem van 1700 tot 1900, Utrecht 2009, blz. 55-91Zijp, Strijd, p. 43 (1543) overige bronnenDDB [tekeningen]