Raad van Beroep-Runderbeestengeld
Raad van Beroep
Utrecht
-vanaf 1893 is mr. Cypriaan Gerard Berger van Hengst voorzitter van de Raad van Beroep voor de vermogensbelastingBRONNENliteratuurWie is dat, blz. 44 [1893]Raad van Financiën
Ook Raad van Finantie
leden
Mr Andries Sijbrand Abbema (1736-1802 ) is lid van de Raad van Finantie [Aa., Bio I, blz. 24; Kobus/Rivecourt1.5; Winkler Prins, Geïllustreerde 1884, blz. 83]Mr. Jean Henri Appelius wordt in 1803 lid van de Raad van Finantie (Aa, Bio I, blz. 335)BRONNENliteratuurAa, A.J. van der, Biographisch Woordenboek der Nederlanden, deel I, Haarlem 1852, blz. 24, 335Kobus, J.C./jkhr W, de Rivecourt, Biographisch Handwoordenboek van Nederland, Zutphen 1870, deel 1 [A t/m H], blz. 5Alexandre, Conseil, pp. 306-307 (16e e), 378-379 (id) Andreae/Downer, Plakkatenlijst, p. 125 (1805) Baelde, Collaterale (16e e) Baelde, Conseils, pp. 203-212 (1531-1794) Baelde, Domeingoederen, pp. 17-20 (16e e), 32e.v. (id), 57 (id) Baelde, Financiële (1530-60) Baelde, Onuitgegeven (1533-77) Blok, Geschiedenis I, p. 551 (1517) Boeles, Heerschappij, pp. 91-92 (16e e)Brauw, Departementen, pp. 70 (1801), 75 (1805), 80 (1806), 98 (1805), 107 e.v. (1801), 138 e.v. (id), 140-141(1805) Brink, Willem, p. 159(1818-19) B.G.O.G. II, pp. 89-90, 209, 234-235 Caan, Schets, pp. 36, 39 Coppejans-Desmedt, Oorlogsfinanciering, p. 325(1648) Craeybeckx, Moeizame, pp. 71-72 e.v. (1569-74) Defoort, Particularisme, p. 560 (1790) Formsma, Ommelander, p. 11 (1540) Henne, Histoire III, pp. 247-248 (1522); V, pp. 169-172(1531); X,p.255(1555) Kobus/de Rivecourt, Biographisch [A-H], blz. 5, 397, 414Andries Sijbrand Abbema (1736 Rhenen - 1802) was lid van de Raad (blz. 5).Paulus van Cronendaal wordt in 1604 raad der domeinen en financiën in Brussel (blz. 397)Joost Damhouder (1507 Brussel - 1581) werd in 1551 commissaris van den raad der vorstelijke geldmiddelen (blz. 414)Lanz, Correspondenz l, p. 278 (1528) Maasgouw 1879-1881, p. 214(1559) Meilink, Rapporten, pp. 2 (16e e), 5-7 (1515; 1530), 12(1535), 13-15(1536) Merkus, Schets, pp. 106 (1801), 109 (1805), 116(1806) Mulder, Honderd, p. 104 (1805)Muller, Staat, pp. 71 (1573), 259 (1581), 389 (1587) Muller, Stukken, pp. 76 e.v. (1574) Navorscher XV, p. 93 (16e e) Poel, Advocaat, p. 21 (19e e) Scheltema, Staatkundig I, p. 3 (18e-19e e) Schepper, Vorstelijke, p. 371 (16e e) Sickenga, Omwenteling, pp. 76, 88, 98 Smedt, Hilda de, De groothandel in de Zuidelijke Nederlanden in 1771, in: BGN deel 6 (1952), blz. 47Denis Benoit Joseph, baron de Cazier, was achtereenvolgens auditeur van de Rekenkamer (1743), raadsheer van de Raad van Financiën (1750), raadsheer van de Raad van State en lid van de Opperste Raad van de Nederlanden te Wenen (1754), voorzitter van de Rekenkamer (1757) en ten slotte tresorier generaal, van af 1759 tot 1787; zie over hem het art. v. Gachard in: Biogr. nat., d. lIl, kol. 395-397;
Baudier was raadsheer van de Raad van Financiën (1762-94) en lid van de Raad van State (1784-94);
Delplancq was achtereenvolgens directeur van het "bureau de la régie" (1765), raadsheer van de Raad van Financiën (1770-92), lid van de Raad van State (1784-92), hoofd van de "jointe des monnaies" (1784-89);
Paradis was raadsheer van de Raad van Financiën (1776 ?-84) en griffier van de vorsterij (1785-94); zie Almanach de la Cour de Bruxelles, Brussel, 1864, namen op de index.
Smidt/Rompaey, Chronologische III, p. 187 (1535)Venner, Inventaris, pp. 36 (1720), 106 (1668), 107 e.v. (1671-72), 112 (1698-99), 147 (1681), 148 (1697), 162 (1689), 181 (1736), 186(1660)Verhofstad, Regering, pp. 37 (1556), 46 (id), 93 (id), 105-106(1557), 150(1558)Versfelt, Omtrent (15e e)Wind, Mededeeling, p. 29 (1557)Zijp, Strijd, p. 44
Raad van Oorlog-van 1802 t/m 14 juni 1803 is Jan Frederik Abbema [1771-1820] klerk bij de Raad [Repertorium]
Raad van State1531-1578leden-Viglius van Aijtta van Zuichem[1507-1577] is lid van de Raad [Kobus/Rivecourt1.72]-Van 15 april 1555 tot 1574 is Jan van der Aa secretaris van de Raad van State. Hij is sinds 1568 niet meer in actieve dienst, maar legt wel op 3 juli 1571 de eed af [Repertorium Ambtsdragers]-in 1576 is......lid van de Raad, gevangengenomen in Brussel in 1576 [Kobus/Rivecourt1.65]-Olphert Barendsz is lid van de Raad [Kobus/Rivecourt1.97]
secretarieJan van der Aa is secretaris van 15 april 1555 tot 1574. In 1568 niet meer in actieve dienst [Baelde, Collaterale blz. 227]
1579-1812leden=de Raad van State, die de landvoogd bij zijn afwezen verving, was niet bij machte źich na het vertrek van Leicester te midden van de algemene verwarring te doen gelden [Fruin, Tien, blz. 29]=de Generale Staten, dus souverein geworden, vertrouwden het uitvoerend bewind aan de Raad van State toe, wiens instructie reeds veertien dagen na het bekend worden van Leicester's afstand was vastgesteld. Hij zou het opperhevel hebben van de oorlog. Hij zou de gemene zaken der Unie, onder toezicht der Staten-Generaal, besturen, de uiteenlopende belangen en begeerten der provinciën in overeenstemming brengen en doen samenwerken tot het algemene welzijn. Hij had dus in de Republiek ongeveer d plaatste vervullen, die in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika door den president bekleed wordt. Hij was het eenige college welksleden ‘hun eigene provinciën moesten afzweren, om voor de Generaliteit te zijn’. Een onmisbaar lichaam in een bondsstaat, maar dat krachtig in zichzelf moet wezen om te kunnen voortbestaan. En vooral in de Nederlandsche Republiek zou zulk een krachtige regering nodig zijn geweest, om de naar zelfstandigheid strevende gewesten, Holland in het bijzonder, aan de Unie ondergeschikt te houden. Maar van den beginne af waren de Staten huiverig een toereikende macht aan de Raad van State toe te vertrouwen. De verplichting aan Elisabeth gedoogde niet, dat de opperbevelhebber van haar troepen van de Raad werd uitgesloten: hij en nog twee Engelse leden, door de Koningin te benoemen, kregen zitting. Doch men mistrouwde hen, en betrok ze ongaarne in de aangelegenheden der republiek [Fruin, Tien, blz. 34]=Het machtige Holland kon er geen invloed oefenen geëvenredigd aan zijn gewicht in de Unie, aan zijn ijver voor de zaak der vrijheid, aan de bekwaamheid zijner staats- en krijgslieden, aan de som zijner bijdragen tot de gemeene oorlogskosten. Het betaalde meer dan de helft, en had maar een vierde der stemmen van den Raad. [...]. Al spoedig begint dus ook hij inbreuk te maken op de bevoegdheid van de Raad, en eigenmachtig plannen ten uitvoer te brengen, die hij eigenlijk eerst aan het oordeel van de Raad had moeten onderwerpen [Fruin, Tien, blz. 35]=Gerard Beelaerts [1710-1790] is lid van de Raad van State [NNBW 1911, blz. 272]=Christiaan Willem van Benthem [1694-1753] is lid van de Raad van State [NNBW 1911, blz. 294]=Andries Sijbrand Abbema wordt in 1795 lid van de Raad [Winkler Prins, Geïllustreerde 1884, blz. 83]=in 1795 wordt Andries Sijbrand Abbema lid van de Raad namens Utrecht[Kobus/Rivecourt1.5]=in 1804 wordt Jean Henri Appelius staatsraad [Kobus/Rivecourt1.50]
secretariein 1753 is mr. Joannes Vollenhove commies ter secretarie [Groot Charterboek deel 1 blz. 38]in 1753 is mr. J. Hop secretaris [Groot Charterboek deel 1 blz. 34]
1813-2023leden=in 1814 wordt Jean Henri Appelius raad voor de provincie Zeeland [AaBio1, blz. 335]=in 1826 is baron C.L.G.J. van Keversberg van Kessel lid van de raad [Gosselin, blz. XII]=in 1826 is baron J.H. Mollerus vice-president van de Raad [Gosselin, blz. XV]=Jean Chrétien baron Baud nam op 13 juni 1838 nam hij zitting in de Raad van State. Op 12 juni 1839 werd hij benoemd tot één van de commissarissen, tot regeling van de financiële aangelegenheden met België, die niet dan met moeite en na een tijdelijke schorsing ten uitvoer werd gebracht; 15 Aug. 1840 werd de commissie ontbonden [NNBW 1911, blz. 248-249]=Jacobus Catharinus Cornelis den Beer Poortugael wordt in 1892 lid [Wie38]=mr. Tobias Michael Carel Asser [1838] wordt in 1893 lid van de Raad [Wie25]
secretaris=in 1826 is mr. F.B. 's Jacob secretaris [Gosselin, blz. XII]
BRONNENliteratuurBachiene, Vaderlandsche, blz. 201-203 Baelde, Collaterale, pp. 52-53 (1576), 227 Baelde, Domeingoederen, pp. 56-57 (16e e) Baelde, Onuitgegeven (1533-77) Becht, Statistische, pp. 37-38 (Rep), 49 (1586), 123(1584) Brauw, Departementen, pp. 5 (18e e), 81 (1806) Deursen, Raad, p. 32 (1590; 1600) Dillen, Stukken, p. 85 (1680) Engels, Geschiedenis, p. 94 (1651)Gosselin, J.J., Alphabetische naamlijst der gemeenten en derzelver onderhoorigheden ...etc, Amsterdam 1826, blz. XII, XVGratema, Stadhouders, p. 7 (1601) Kobus, J.C./jkhr W, de Rivecourt, Biographisch Handwoordenboek van Nederland, Zutphen 1870, deel 1 [A t/m H], blz. 5, 50, 65, 72, 97Meilink, Rapporten, p. 13 (1536) Menalda, Behandeling, pp. 155-159, 166, 181 Merkus, Schets, pp. 53-63 (16e-18e e), 81, 84 Muller, Staat, pp. 71 (1573), 319 (1583), 332 e.v. (1584), 389 (1587), 480 (1588) Navorscher XIX, pp. 225 e.v. (1772) Pélerin, Beschrijvinge, p. 12 (1642) Poel, Advocaat, p. 3 Raad van State 450 jaar, Repertorium, Den Haag 1983, blz. 108Rootselaar, Rekening, p. 71 (1586) Venne, Belastingconflicten, p. 336 (1714) Verhofstad, Regering, pp. 29 (1557-58), 40-43(16e e),45(1556)Wie is dat , blz. 25 [1893], 38 [1892]
Rantsoengelden
Asch van Wijck, Driejarige, p. 126 (1481)
Baelde, Domeingoederen, p. 322 (1551)
Franquinet, Rantsoen (1579)
Fruin, Informacie, p. 255 (1514)
Goor, Beschrijving, pp. 31 (15e e), 155-156 (1590)
Hoefer, Vesting, pp. 109(1502), 130 (id)
Hommerich, Charactère, p. 67 (1371)
Muller, Middeleeuwsche (Gl.), p. 4
Nagge, Historie II, p. 31 T.S. Overijssel II, p. 66
Venner, Inventaris, p. 135 (1610)
Zuylen, Inventaris II, pp. 1985-1988, 1993-1995
Recht op haarpoeder
Poel, Sijmen, blz. 110
Recht van exue
Zie Exuerecht
Rechtszekerheid
Anoniem, Belastingen, p. 90
Rechtspraak
In de middeleeuwen verkrijgen stedelijke schepenbanken zelfstandige rechtsmacht. Eerst op civiel gebied, later ook in criminele zaken. Hoge en lage jurisdictie zijn dan verenigd in een rechtbank. In de kleine, veelal de niet stemmende, steden bestaat vaak nog onderscheid tussen hoge en lage rechtsmacht en functioneren er, zoals in Dordrecht, Muiden en Woerden, een drossaard en een schout [Ripperda, Politie20]. In het begin van de 18e eeuw werd de lage rechtsmacht van de tot het domein behorende ambachten door de Staten verkocht. Kleine steden werden er in meegetrokken en met het platteland gelijk gesteld. Regenten kochten de ambachtsheerlijkheden. In 1730 Beverwijk, in 1741 Winkel, Niedorp, Abbekerk, Sybekarspel en andere Westfriese plattelandssteden [Ripperda, Politie22]. Kleine steden bezaten soms het recht om enige leden van de schepenbank als schepenen-commissarissen te belasten met rechtspraak over landsbelastingen, het recht om van burgers bij verhuizing uit de stad exuegeld te heffen [Ripperda, Politie23]. De rechtsgebieden strekten zich veelal tot buiten de steden uit [Ripperda, Politie24]
Rechtvaardigheid
Poel, Sijmen, blz. 15
Recreatiebelasting
Dirks, Belasting (1674)
Recreatiegeld
Engels, Geschiedenis, pp. 140-141 (Rep)
W.D.B.I.U.A. 1874, 23 mei (17e- 19e e)
Redemptiegeld
Diederiks, Collecteurs, p. 486
Engels, Geschiedenis, pp. 130-132 (Rep), 144-145 (id), 147(1700)
Enklaar, Stukken, pp. 307 e.v. (16e e)
Franquinet, Recht, p. 118 (1748)
Haak, Plooierijen, pp. 112 (1703), 113 e.v. (1711), 117(1703), 158e.v.(1706)
Hardenberg, Maastrichtse, p. 46 (1206)
Heeren, Uit, p. 150(1636)
Kuile, Overijssel, p. 280 (Rep)
Maasgouw 1882-1885, p. 1057 (1633-1781); 1886-1887, p. 139 (17e-18e e); 1890-1891, pp. 49-50(1661)
Pélerin, Beschrijvinge, p. 40 (17e e)
Sloet, Toestand, p. 427 (1543)
T.S. Drenthe, p. 84 (Rep)
T.S. Overijssel II, p. 65 (17e e); III, p. 12 (Rep)
Reductie
Andreae/Downer, Plakkatenlijst, p. 51 (1575)
Blok, Holl. stad Bourg., p. 135
Engels, Geschiedenis, p. 157 (1640)
Houtzager, Hollands, pp. 5 (17e e), 26, 58-64, 73-83, 85, 116, 123,146-151, 154, 156, 164-170,174-179, 192-196
Verhofstad, Regering, pp. 56 (16e e), 118 (1557), 138-140(1558)
Zuylen, Inventaris I, pp. 61 (1502), 107 (1506), 116(1507), 191-192, 201, 207, 314; II, pp. 1432-1433,2088-2090
Reëel, Belasting op het
Postma, Oude, p. 120 (16e-18e e)
Reep- en ellemaat
Fruin, Informacie, blz. 7 (1514)
Reepaccijns
Fruin, Informacie, pp. 169(1514), 180 (id)
Referendaris
Navorscher XL, p. 187 (19e e)
Regalia
Akkerman, Koopmansgilde, pp. 450-451 (m.e.)
Alberts, Geschiedenis, p. 152 (m.e.)
Andreae, Oude
Avis, Directe, p. 49 (1364)
Blécourt, Begrip, pp. 20-21 (m.e.), 28-29 (id), 142-143 (id), 186 (id), 210-211 (id)
Blécourt, Bewijsstukken, pp. 39-40 (1158), 444(1340)
Blécourt, Heerlijkheden, pp. 62 (m.e.), 70 (id), 96-107 (id), 181-182(1227)
Blécourt, Opheffing, pp. 407 e.v. (m.e.)
Blok, Geschiedenis I, pp. 121 (m.e.), 201 (13e e)
Caan, Schets, p. 18
Deinse, Over, pp. 69 (m.e.), 83 (id), 88 (17e e), 89 (1454)
Engels, Geschiedenis, pp. 9-11
Gallé, Beveiligd, pp. 26, 31-32, 42-43, 54
Goede, Nederlandse II, pp. 99-105 (m.e.)
Gosses/Japikse, Handboek, pp. 31-32, 65
Heyden/Hermesdorf, Aantekeningen, pp. 135,139,146-147
Immink, Eigendom, pp. 47 (10e e), 58 (m.e.)
Kerckhoffs-de Hey, Grote, p. 26 (16e e)
Ketelaar, Oude, pp. 9 e.v. (m.e.), 321
Kieft, Gruit, p. 166 (m.e.)
Kuile, Heerlijkheid, p. 390 (12e-19e e)
Kuile, Ontstaan, p. 580 (m.e.)
Maris, Bespr. Droege, p. 139 (15e e)
Meester, Geschiedenis I, p. 8 (1158)
Merkus, Schets, pp. 5-6
Meyroos, Onze, p. 8
Moll, Rechten, pp. 18-19 (m.e.)
MontéVerloren, Hoofdlijnen, pp. 92, 103-126,128,133-134, 145
Pirenne, Constitutions, p. 9 (m.e.)
Pirenne, Invasions, p. 106 (1 Ie e)
Poel, Sijmen, blz. 24-25
Smidt/Rompaey, Chronologische III, p. 341 (1538)
T.S. Zeeland I, p. 111 (15e- 16e e) 78
Telders, Niet, pp. 206-207 (19e e)
Thorbecke, Staatsinrigting, pp. 57, 63-69
Vries, Enige, p. 61 (m.e.)
Water, Lijst, p. 75 (17e e)
Registratie en Domeinen
personeel
-In 1874 wordt Abraham Bouman [1851] benoemd tot surnumerair. BRONNENliteratuurWie is dat, blz. 73 [1874]Registratierecht
Hogendorp, Bijdragen, deel 9, p. 79-110
Poel, Sijmen, blz. 111
Regt op de successien
Zie Successierecht
Reizigersimpost
Zuylen, Inventaris II, p. 972
Rekening en verantwoording
Aerts, Inhoud, p. 168 (15e e)
Alberts, Rekening, pp. 149-151 (15e e)
Avis, Directe, pp. 58 (1433, 65 (1478), 137 (1509; 1514), 140e.v. (15e-16e e)
Baelde, Domeingoederen, pp. 17-20 (1551), 85 (id)
Becht, Statistische, pp. 128 e.v. (1597)
Beelaerts van Blokland, Gecommitteerden, p. 200
Beernink, Nijkerk, p. 223 (1703)
Bezemer/Blécourt, Rechtsbronnen, pp. 50-51(1422),91 (1515), 353-355
Blécourt/Japikse, Klein, pp. 3 (1428), 15 (1504), 23, 37
Blécourt/Meijers, Memorialen, pp. XI-XIII (15e e), 210-213 (1436), 236-237(1437)
Blink, Geschiedenis I, p. 169 (15e e)
Blok, Geschiedenis I, p. 293 (1314)
Boer, Kwarteeuw, p. 125 (17e e)
Boer, Rekeningen, p. XXVI (14e e)
Brauw, Departementen, p. 105 (19e e)
Caan, Schets, pp. 39, 98, 165, 180, 194
David, Geschiedenis, pp. 201-202 (1343)
Deursen, State, p. 52 (1649)
Diepeveen, Vervening, p. 53 (16e e)
Doorninck, Regesten, p. 7 1 (1530)
Doorninck/Uitterdijk, Bijdragen II, p. 8 (1787)
Elias, Bijdrage, p. 34 (18e e)
Formsma, Vormen, p. 29
Fruin, Informacie, pp. 617 (1516), 621 (1515)
Fruin, Oudste II, pp. 122(1452), 131(1455)
Fruin, Rechterlijke, p. 20 (1495)
Goede, Swannotsrecht I, p. 224 (15e e)
Goes, Register I, p. 33 (1525); III, p. 468 (1554); IV, pp. 49 e.v. (1555), 69 e.v. (id); V, pp. 5 (1557), 34 e.v. (id)
Goor, Beschrijving, pp. 109, 126, 134, 216, 356
Gratema, Stadhouders, p. 126 (1785)
Hazewinkel, Plan, pp. 253, 259
Henne, Histoire I, p. 318 (1513)
Houtzager, Hollands, pp. 26, 64
Jansen, Middeleeuwse, p. 121 (14e e)
Jansma, Raad (15e e)
Kronenberg, Inventaris, p. 18 (17e e)
Kruisheer, Oorkonden, pp. 360 (1285), 365 (1288)
Kuile, Verschijnselen, p. 152 (1687)
Lemmink, Staten, pp. 62 (1349-52), 151 (1544)
Linden, Recht, p. 26
Lyon/Verhulst, Medieval, pp. 27 e.v. (11e e), 31e.v.(12e-13e e), 36e.v.(id)
Meester, Geschiedenis I, pp. 101 (15e e), 106 (id), 111 (id), 115 e.v. (id)
Merkus, Schets, p. 17
Meyroos, Onze, pp. 15-17 (15e-16e e), 24 (1600)
Nagge, Historie I, p. 382
Nijhoff, Archief, p. 127(1641-1811)
Pirenne, Invasions, p. 11
Poel, Advocaat, p. 6 (1701)
Pols, Westfriesche II, pp. 91 (15e e), 95 (id), 211 (id), 249 (id), 297 (id)
Rees, Geschiedenis I, p. 115 (16e e)
Rootselaar, Rekening, p. 91 (1586)
Schaap, Philips, pp. 52-53 (1513-14), 127-128 (id)
Schevichaven, Memoriën, pp. 323 e.v. (1724)
Sickenga, Omwenteling, pp. 42 (1797), 59, 61-62,76,93
Smidt/Strubbe, Chronologische I, p. 16 (1470)
Stallaert, Glossarium, p. 132 (1545)
T.S. Overijssel II, p. 13 (1595-1672)
T.S. Stad en Lande XX, p. 342
T.S. Zeeland I,p. 76(1585)
Theissen, Regeering, pp. 162-169 (16e e)
Venne, Belastingconflicten, p. 336 (1714)
Vries, Geschapen, p. 344
Woltjer, Hervorming, pp 39 (1558), 252 (1577)
Zuylen, Inventaris I, pp. I-XXV, 560; II, pp. 1081,1089,1343-1344 Zijp, Strijd, pp. 42-47
Rekeningen
Alberts, Oudste, p. 149 (14e-15e e)
Alberts, Stadsrekening, p. 105 (13e-16e e)
Blok, Geschiedenis I, p. 319 (14e e)
Blok, Holl. stad Bourg., pp. 64-65 (1477)
Blok, Rekeningen, pp. VIII-IX (1526-27)
Doorninck, Regesten p. 113 (1530)
Engels, Geschiedenis, p. 28 (1334)
Fruin, Rechterlijke, p. 25 (1533; 1544)
Maddens, Hoe, pp. 405 (1538), 416
Nijhoff, Oud, p. 139(1420-1863)
Stallaert, Glossarium, p. 107 (1324)
Thielemans, Bourgogne, p. 17 (15e e)
W.D.B.I.U.A. 1872, februari Zuylen, Inventaris I, p. 686
Rekenkamer van Holland
Joris de Bije (Bie) werd voorzitter van de rekenkamer van Holland [Kobus306]De Instructie van 1593 voor deze Rekenkamer der Grafelijkheidsdomeinen bepaalde (art. 88) dat tot haar taak ook behoort het verpachten van officien doch dat zij hierin t.a.v. de schoutambten der besloten steden niet vrij zou zijn, zonder het adviesvan burgemeesters en regeerders [Ripperda, PolItie33]BRONNENliteratuurFruin, Informacie, blz. 1 (1514)Kobus/de Rivecourt, Biographisch, blz. 306
Rekenkamer, Nationale
Ook Generaliteitsrekenkamer.
leden
-Olphert Barendsz is lid [Kobus/Riveourt1.97]-Andries Sijbrand Abbema [1736-1802] wordt lid van de rekenkamer [Kobus/Rivecourt1.5; Winkler Prins, Geïllustreerde 1884, blz. 83]BRONNENliteratuurKobus, J.C./jkhr W, de Rivecourt, Biographisch Handwoordenboek van Nederland, Zutphen 1870, deel 1 [A t/m H], blz. 5, 97ANF 1883, 7 en 9 augustus, 25 september, 4 oktober, 13 december; 1884, 14 februari, 4 en 13 maart, 29 april, 24 en 31 mei; 1889, p. 115(1732)
B.G.O.G. III, p. 66
Becht, Statistische, pp. 52-53 (1619-1793), 133 e.v. (1602), 139(1622)
Blécourt/Meijers, Memorialen, p. 240 (1437)
Blockmans, Controle
Blok, Geschiedenis I, pp. 550-551 (13e-15e e)
Bornewasser, Ministeriële, p. 446 (1840-47)
Brauw, Departementen, pp. 199 (1832), 232 (1814-44), 246 (1830)
Caan, Schets, pp. 36, 84, 202
Dillen, Rijkdom, pp. 271, 280, 289
Doorninck/Uitterdijk, Bijdragen V, pp. 192 (17e e), 197 (id)
Engels, Geschiedenis, pp. 74 (1572), 80 (16e e), 228-229 (1815)
Fruin, Zeventien, p. 23 (1577)
Gilissen, Grote, p. 19
Gosses/Japikse, Handboek, pp. 267, 271
Haak, Plooierijen, pp. 72(1675), 74 (id)
Heyden/Hermesdorf, Aantekeningen, p. 172
Jansen, Middeleeuwse, pp. 215 (14e e), 227 (15e e), 229(1477)
Japikse, Staten-Generaal, p. 108
Kieft, Staten-Generaal, p. 13
Kobus/de Rivecourt, Biographisch [A-H], blz. 5, 96
Lasonder, Mededeeling, pp. 333-334 (16e-19e e)
Lennep, Vroege, p. 92 (18e e)
Merkus, Schets, pp. 30-33 (14e-15e e), 50 (16e-17e e), 70-72 (id), 88-89, 101-102,107, 114, 116 (1806), 120-121 (1809)
Moll, Honderd, p. 23 (1813)
Navorscher V, p. 199 (17e e); VII, p. 54 (1669); XV, p. 349 (18e e); XL, pp. 189 (19e e), 472 (id); XLVI, p. 4 (1724)
Ojen, Militair, pp. 216-218
Riemsdijk, Griffie, pp. 50 e.v. (1754)
Scheltema, Staatkundig I, pp. 3 (18e e), 60 (1623-30)
Schevichaven, Memoriën, p. 313 (1724)
Schöffer, Consolidatie, pp. 73, 77
Sickenga, Omwenteling, pp. 76, 88, 93
Smit, Ambtenaren, pp. 382-384 (17e e)
Smit, Prins, pp. 92 (1634), 102 (1631), 107 (1608)
Suttorp, Betekenis, pp. 91 e.v. (1849)
T.S. Drenthe, p. 73 (Rep)
T.S. Stad en Lande XXI, pp. 123, 274-276
T.S. Zeeland I,p. 69 (1708)
Thorbecke, Staatsinrigting, p. 47 (19e e)
Vries, Geschapen, pp. 331, 336 (1781), 343 (18e e)
Woertman, Korte, pp. 267 e.v. (1744), 269 (1746), 273 e.v. (id), 278 e.v. (id)
Zijp, Strijd, p. 45
Rekenkamer, Provinciale
Rekenkamer ter Auditie van Holland in het Zuiderkwartier [1590-1752]
=van 1 mei 1650 t/m 30 april 1653 is Daam Willemsz van Abbesteegh gecommitteerde in deze kamer [Repertorium]BRONNENliteratuurAlberts, Beide I, pp. 167 (1580), 176-178 (15e-16e e)Alexandre, Conseil, p. 379 (16e e)ANF 1883, 31 juli, 8 september, 2, 18 en 25 oktober, 24 november, 13 en 29 decem.ber; 1884, 9 februari, 29 april, 3 mei; 1885, pp. 12 (17e e), 156 (1576)Andreae/Downer, Plakkatenlijst, p. 17 (1578-1632)Anoniem, Overzicht (1795-1813)ARA, Rekeningen Rekenkamer HollandB.G.O.G. III, p. 66Baelde, Domeingoederen, pp. 79-80 (1551), 58-59 (16ee), 319 (16e e)Becht, Statistische, pp. 49 (1596), 134 (17e e)Beresteyn, Huis, p. 354 (18e e)Blécourt, Heerlijkheden, p. 81 (1642)Blécourt/Japikse, Klein, pp. 34, 37 (1531)Blok, Financiën, p. 47 (1494)Blok, Geschiedenis I, pp. 497 (1474-77), 550-551(15e-16e e) Blok, Holl. stad Bourg., pp. 22-24 (15e e), 63 (id), 70(1494) Boeles, Heerschappij, pp. 91-92 (16e e) Bolhuis, Hofbeer, p. 6 (1604) Bort, Alle III, par. 36-42 Bosch, Bestuur (16e-18e e) Braure, Etude, pp. 87 e.v. (1445-1449), 180 (1505), 191(1541) Brauw, Departementen, pp. 34 (1795), 249 (1818) B.M. Gelre X, pp. 243-244 (1792) Caan, Schets, p. 159 Commissie, Statistieke, pp. 34 (Rep), 365 (1729) David, Geschiedenis, p. 247 (14e e) Decavele, Dictatuur, p. 270 (1577-78) Dillen, Rijkdom, p. 271 Doorninck, Regesten, pp. 11 (1530), 27 (1540), 34 (1550) Doorninck/Uitterdijk, Bijdragen II, p. 196 (16e e); IV, pp. 89 e.v. (1581-1608); VI, p. 61(1569) Douxchamps-Lefèvre, Enquêtes, p. 276 (1511) Enklaar, Stukken, p. 309 (1552; 1562) Feith, Omwenteling, p. 66 (1795) Formsma, Ommelander, p. 11 (1540) Franquinet, Makelaardij, p. 127 (1570-80) Gabriëls, Edel, pp. 530 (1751), 542 (1788), 552(1758) Gachet, Rapport, pp. 71 e.v. (15e e) Gallé, Beveiligd, pp. 173, 189 (1615), 196-198 (18e e) Gelder, Gegevens II, p. 214 Goes, Register I, p. 126 (1527); V, p. 136 (1557) Goor, Beschrijving, p. 287 Haak, Plooierijen, p. 72(1675) Halma, Tooneel I, p. 13; II, p. 30 (15e e) Henne, Histoire II, p. 241 (1527); V, pp. 360-361 (16e e) Heringa, Tijnsen, pp. 29,44(1616), 81(1571) Heyden/Hermesdorf, Aantekeningen, p. 177 Houtzager, Hollands, pp. 26, 31, 81 Iterson, Confiscatie, p. 602 (17e e)Jansma, Raad (15e e)Kerckhoffs-de Hey, Grote (Bio), pp. 32 (16e e), 35 (1509), 64 (1488), 106 (15e e), 116 (id), 160(1501)Kobus/de Rivecourt, Biographisch [A-H], blz. 8, 279Hieronimus de Blau (1681 - 1753) was secretarie s van de Friese rekenkamerQuirijn de Blau (1726 Bergum - 1798) was lid van de Friese rekenkamerJohan de Brune (1589 Middelburg -1658)was raad en secretaris van de provinciale rekenkamer van Zeeland (blz. 279)Johan Marinus Chalmers (1720 - 1796) was in 1751 secretaris van de rekenkamer van Zeeland (blz. 344)Kronenberg, Inventaris, p. 6 (1590)Lambrecht, Centralisatie, p. 84 (1386)Lennep, Vroege, p. 90 (18e e)Maasgouw 1908, p. 61 (1757); 1909, pp. 93 e.v. (1613)Maes, Ambtenarij, p. 354Meerkamp van Embden, Goudsche, p. 126 (1527)Meester, Karel, p. 246 (14e- 15e e)Meilink, Rapporten, p. 10 (1530)Merkus, Schets, pp. 30-33, 77Moll, Gemeentearchieven, p. 140 (17e-18e e)Moll, Honderd, pp. 28 (1813), 41 (id)Mols, Beschouwingen, p. 206 (16e e)Mulder, Honderd, p. 108 (1803)Muller, Staat, p. 58 (1572)Navorscher IV, p. 329 (17e e); VI, p. 180 (16e e); VII, p. 54 (1596); VIII, p. 18 (1571); IX, pp. 76 (17e e), 216 (1574), 328 (1663); XII, pp. 185 (1472), 231 (1554); XIII, p. 3 (16e e); XV, pp. 89 (17e e), 215 (id); XVI, p. 43 (18e e), XVII, pp. 18 (1676), 87 (18e e), 192 (17e e), 377 (16e e); XVIII, pp. 59 (1627), 381 (18e e); XX, pp. 85-95 (16e e); XXI, p. 123 (17e e); XXII, pp. 385 e.v. (1516-51); XXIII, pp. 410 (1611), 633 (id); XXIV, pp. 121 (17e e), 187 (16e e); XL, pp. 308 (16e e), 557 (1634); XLI, pp. 281 e.v. (17e e), 360 (1689-1710), 453 (18e e); XLV, p. 27 (1607-10);XLVIII,p. 11(1557)Nijhoff, Inventaris, p. 40 (1605)Prevenier, Financiën, pp. 475 e.v. (14e-15e e)Rompaey, Compositierecht, pp. 65-68 (He-He e)Schepper, Grote, p. 187 (16e e)Schepper, Vorstelijke, pp. 362-364 (16e e), 371-373 (id)Schevichaven, Memoriën, pp. 321 e.v. (1724)Schevichaven, Organisatie, pp. 5 (1598), 95 e.v.Schrassert, Codex, p. 57 (1623)Sloet, Voorstellen (1500)Smidt/Rompaey, Chronologische III, p. 290(1537) Smidt/Strubbe, Chronologische I, pp. 16 (1470), 357 (1501) Smidt/Strubbe/Rompaey, Chronologische II, p.26 (1505) Smit, Bespr. Nelis, Rouleaux, pp. 71-72 (14e-15e e) Soly, Gilbert, p. 1168(1557) Taxandria III, p. 78 (1615); IV, p. 134 (18e e); XI, p. 89(1644) T.S. Stad en Lande XXI, pp. 123-124, 131, 271 T.S. Zeeland I, pp. 59 (1644), 63 (1630), 69 (1708), 83-88 (16e-18e e), 196 (18e e) Tervaert, Mepsche, pp. 56, 87-88, 93-96, 124-125 Trenard, Histoire, pp. 191-192 (15e e) Unger, Resolutiën, p. 5 (1596-1612) Venner, Inventaris, pp. 53 (17e e), 106 (1665-66), 124 (1598), 128 (1608), 132 (1679), 145 (1662), 161(17e e), 171(1723) Water, Lijst, p. 75 (17e e) Wedekind, Bijdrage, pp. 24-25 (14e e) Zuylen, Inventaris I, pp. 25 (1496), 206-207, 251,283, 286, 306, 337; II, pp. 1129, 1177, 1219 Zijp, Strijd, pp. 44-47 (1543 e.v.)
Rekenkamer, Stedelijke
Blécourt/Meijers, Memorialen, p. 157 (1435)
Blok, Holl. stad Bourg., pp. 105-106 (15e-16e e)
T.S. Stad en Lande XXI, p. 172
Zuylen, Inventaris I, p. 55
Rekenmeester
ANF 1884, 6 mei (16e e)
Baelde, Domeingoederen, p. 31 (1551)
Doorninck/Uitterdijk, Bijdragen III, pp. 155 e.v. (19e e)
Goor, Beschrijving, p. XXVIII
Kobus/de Rivecourt, Biographisch A-H, blz. 209, 214, 259
Jacob Boreel (1552 Middelburg - 1636) werd in 1620 raad en rekenmeester van Zeeland (blz. 209)
Hendrik van Borssele (15e e) behoorde tot de negen raden en rekenmeesters die over Holland, Zeeland en West-Friesland werden aangesteld (blz. 214)
Hendrik van Brienen (...- 1620) was heer van den Latmer (blz. 259)
Navorscher XV,p. 57(l735)
Rootselaar, Rekening, p. 72 (1586)
Zuylen, Inventaris II, pp. 1155, 1177, 1239, 1257,1309
Remissie
Altmeyer, Marguérite, p. 121 (16e e)
Brauw, Departementen, pp. 111 (19e e), 117 (id), 134(1798)
Engels, Geschiedenis, p. 126 (1626)
G.S. Gelderland, Kort, p. 11 (17e-18e e)
Gallé, Beveiligd, pp. 168, 187 (17e e)
Merkus, Schets, pp. 29, 62
Poel, Compositie, pp. 77-78 (16e-19e e), 80 (Rep)
Sickenga, Omwenteling, p. 122
Remplacementsgeld
Zuylen, Inventaris II, pp. 1349-1350, 1364-1365, 1384, 1407-1409, 1413, 1417, 1420, 1423, 1425, 1429, 1433, 1437, 1441, 1444, 1447, 1452, 1455, 1457, 1459, 1461-1462, 1464, 1466, 1468, 1471, 1473-1474, 1476, 1479, 1482, 1484, 1486, 1488, 1490, 1492, 1499-1500, 1512-1513, 1516, 1519, 1521-1522, 1526, 1528, 1532, 1535, 1537, 1539, 1541, 1543, 1545, 1547, 1549, 1552, 1556, 1559, 1562, 1564, 1567-1568, 1571, 1575, 1577, 1580, 1584, 1586, 1588-1590, 1593, 1643, 1660, 1713, 1879, 1904, 1953, 1977, 2001,2007-2008,2018-2019
Rentenbelasting
Anoniem, Belastingen, p. 115
B.G.O.G. IX, p. 121(1576)
Boudewijnse, Regeering, pp. 23 e.v. (1851; 1880)
Engels, Geschiedenis, pp. 155-157 (17e e)
Haak, Plooierijen, p. 112(1703)
Houtzager, Hollands, pp. 9-10, 44, 52-53, 93, 95-96, 122, 124-126, 128-129, 131, 151, 161, 163
Rengers, Schets I, pp. 69 e.v. (1851)
T.S. Zeeland I, p. 314 (1595; 1598)
Verhofstad, Regering, pp. 65-66 (1543)
Vissering, Brief, pp. 258-161 (1800)
RentmeesteralgemeenDe rentmeester, of ontvanger, van de exploten was een financiële ambtenaar die, net als de andere middeleeuwse rentmeesters in dienst van de vorst, jaarlijks een rekening moest maken met de verantwoording van al zijn inkomsten en uitgaven. Deze rekening werd vervolgens gecontroleerd door de ambtenaren in de Rekenkamer die, indien nodig, om aanvullingen of verbeteringen vroegen voordat de rekening werd gesloten. De meeste rentmeesters van de vorst, in dit geval de graaf van Holland, waren verantwoordelijk voor een bepaald gebied of domein. De rentmeesters hadden de taak om de inkomsten van de vorst te innen en een vast aantal uitgaven te doen. Boven deze rentmeesters stond in de vijftiende eeuw nog de rentmeester-generaal die de inkomsten uit de grafelijke domeinen, de grafelijke justitie en (meestal) de beden centraliseerde. In 1463 ontstond het ambt van rentmeester van de exploten als afsplitsing van het rentmeester-generaalambt. De rentmeester-generaal had volgens de Hollandse Rekenkamer geen bevredigende verklaring kunnen afleggen voor de inkomsten uit de boetes van de veroordelingen van het Hof van Holland. Om deze reden werd de voor Holland nieuwe functie geschapen, die in de Raad van Vlaanderen al sinds 1409 bestond. In 1469 werd het ambt van de rentmeester van de exploten, samen met dat van de rentmeester-generaal, weer opgeheven en gingen de taken over naar de rentmeester van Noord-Holland. In 1480 werd het ambt heropgericht, net als dat van de rentmeester-generaal, en was de rentmeester van Noord-Holland de eerste bekleder. De inkomsten van de rentmeesters van de exploten bestonden vooral uit boetes en de opbrengsten van in beslag genomen goederen van verbannen en geëxecuteerde personen. Zijn uitgaven bestonden voornamelijk uit reiskostenvergoedingen en andere kosten die gemaakt werden voor de rechtszaken van de vorst, zoals het onderhouden en executeren van gevangenen, wat vaak neerkwam op het betalen van de beul en de cipier. In de late vijftiende eeuw zien we dat hij ook regelmatig een derde deel van de wedden van de ambtenaren bij het Hof van Holland voor zijn rekening neemt. De rentmeester ondernam soms reizen voor het taxeren, in beslag nemen of verkopen van de inboedel van een ter dood veroordeelde. Als hij op reis ging moest hij een substituut in Den Haag achterlaten om alle gerechtskosten te betalen [Braake, Rentmeesters, blz 55-56]benaming
Zie ook beurzendragers, borsedraigherenNoord-HollandPieter Christiaansz. Bor (1559 Utrecht - 1635 Haarlem) was rentmeester van Noord-Holland [Kobus, Bio, blz.. 208]Den BoschHertog Jan III van Lotharingen, Brabant en Limburg verleent in het jaar 1336 op Sint Lambertsavond (10 September) aan zijn stad 's Hertogenbosch een privilegie waarbij onder anderen wordt bepaald dat de hertog en zijn nakomelingen hertogen of hertoginnen van Brabant bij rade of op voordragt van de stadsregering alle jaren in 's Hertogenbosch zouden aanstellen twee "borzedraigheren" (rentmeesters) die jaarlijks rekening zouden doen [blz. I].Een privilege van 1387 over de eisen gesteld aan, de verkiezing en de beëdiging van en de wijze van ambtsuitoefening van de twee rentmeesters [blz. III]Bij privilege van 13 februari 1398 worden een aantal voorschriften gegeven voor de rentmeesters over de uitgaven die zij mogen doen. Het beheer van de stadsfinancien bleef tot 1494 in hun handen. Ze werden burgemeesters of straatmeesters genoemd [blz. IV].In 1494 stuurt Philips, aartshertog van Oostenrijk, een commissie naar de stad om "verandering in de regering te brengen". Naar voorbeeld van Leuven wordt op 20 december 1494 een nieuwe stadsregering gevormd. De rentmeesters verliezen hun taak [blz. V-VI].BRONNENliteratuurANF 1883, 5 en 26 juli, 16 augustus, 8 sep.tember, 2 oktoberBlink, Geschiedenis I, pp. 169-170 (i4e-16e e),238 (m.e.)Blok, Holl. stad Bourg., p. 42 (1428)Boeles, Heerschappij, pp. 91-93 (16e e) Braake, Serge ter, “Zwaeren arbeyden ende cleen proffyten”. De rentmeesters van de exploten bij het Hof van Holland, in: Tijdschrift voor sociale en economische geschiedenis 3 [2006] nr. 1, pp. 51-72Coopmans, Meierij, p. 85 (15e-16e e) Doorninck, Tijdrekenkundig V, p. 2 (1496) Engels, Geschiedenis, p. 29 (m.e.) Formsma, Ommelander, pp. 17-18 (16e e) Fruin, Rechterlijke, pp. 68-69 (1500) Gachet, Rapport, pp. 71 e.v. (15e e) Goes, Register I, pp. 276-277 (1530) Goor, Beschrijving, pp. XXVII-XXVIII, 27, 203,209 Gosses, Organisatie, p. 244 (12e-16e e) Halma, Tooneel II, p. 246 Harkema, Betrekkingen, pp. 41 (1553), 100 e.v.(15e e), 134-135 (1408-1574) Heringa, Tijnsen, p. 70 (m.e.) Kobus/de Rivecourt, Biographisch A-H, blz. 208Lemmink, Staten, p. 98 (15e e) Meerkamp van Embden, Goudsche, p. 347 (1557) Merkus, Schets, pp. 30-33 Navorscher V, pp. 116 (1540), 340 (1553); VI, pp. 182 (16e e), 185 (1410), 284 (id); VII,p.304(17e e); X, p.278 (16e e) Nip, Bengaert, p. 65 (15e e) Schevichaven, Rijkstol, p. 38 (16e e)Smidt/Strubbe/Rompaey, Chronologische II, p. 258(1521) Stallaert, Glossarium, p. 272 (1336) Stratingh, Afkomst, p. 40 (16e e) T.S. Overijssel II, pp. 82 e.v. (16e e), 110 e.v. (1707) Theissen, Regeering, p. 236 (1515-18) Verhofstad, Regering, p. 56 (16e e) Zuijlen Jr, R.A. van, Inventaris der archieven van de stad 's Hertogenbosch, chronologisch opgemaakt en de voornaamste gebeurtenissen bevattende, 1e deel (1399-1568), W.C. van Heusden, 's-Hertogenbosch 1863. blz. I -V, XII-XXV, 560, 645; II, pp. 875, 1160, 1376
Rentmeester- generaal
ANF 1883, 9 augustus, 1 september; 1884, 21 februari; 1889, pp. 63 (1753), 64 (1793)
B.G.O.G. II, p. 238
Blécourt/Meijers, Memorialen, p. LIV(1469-1500)
Blink, Geschiedenis I, pp. 169-170 (14e-16e e)
Blok, Financiën, p. 42 (15e e)
Blok, Holl. stad Bourg., pp. 32-33 (15e e), 42(1428)
Bolhuis, Hofbeer,p. 16(1529)
Coopmans, Meierij, p. 85 (16e e)
Doorninck/Uitterdijk, Bijdragen II, p. 192 (1609)
Ernsting, Voorgeschiedenis, p. 37 (1493)
Fock/Brucken/Hoeufft, Autobiographische, p.304(1776)
Fruin, Oudste I, p. 189 (1574-75)
Haak, Plooierijen, p. 160 (1706)
Halma, Tooneel, p. 260 (1472)
Hasselt, Geslacht, p. 363 (1534)
Heeren, Uit, p. 172(1776)
Jansen, Middeleeuwse, p. 100 (13e e)
Jansma, Raad (15e e)
Kerckhoffs-de Hey, Grote (Bio), p. 69 (16e e)
Kingmans, Vroon, p. 288 (1591-92)
Kobus/de Rivecourt, Biographische A-H, blz. 149, 150, 215, 366-367, 379
Willem de Beveren (1556 Dordrecht - 1631) werd in 1584 Raad en rentmeester-generaal van Zuid-Holland (blz. 149)
Willem de Beveren (1624 Dordrecht - 1672) was raad en rentmeester-generaal van Zuid-Holland (blz. 150)
Filip Jacob van Borssele van der Hooge (1656 Middelburg - 1735) was raad en rentmeester-generaal der domeinen van Brabant (blz. 215)
Aert Coebel wordt in 1546 rentmeester-generaal van Holland. Hij bekleedde die tot aan zijn dood in 1568, wordende zijne goederen aangeslagen en verkocht in 1576, wijl in de twee laatste jaren zijner bediening 's lands middelen niet behoorlijk waren ingevorderd geworden (blz. 366-367).
Johan van der Meerschen was r-g van Zeeland (blz. 379)
Lemmink, Staten, p. 98 (1432)
Lennep, Vroege, p. 95 (18e e)
Maasgouw 1879-1881, p. 215(1577)
Meester, Geschiedenis I, pp. 118 e.v. (1519)
Moll, Honderd, p. 45 (1813)
Navorscher III, pp. 15 (1614), 98 (m.e.); V, pp. 170 (16e e), 209 (17e e); VI, pp. 185 (1429), 284 (id); VII, p. 176 (17e e); XIII, pp. 379 (1408), 380 (1436); XIV, pp. 179 (1429), 181 (15e e); XV, pp. 93 (1555), 313 (1588); XVII, pp. 59 (17e e); 350 (17e-18e e); XLI, p. 615 (1408); XLV, p. 476 (1320-33), 479 (1498)
Nip, Bengaert, p. 70(1441)
Sloet, Toestand, p. 396 (1545)
Smidt/Rompaey, Chronologische III, p. 7 (1531)
Smidt/Strubbe, Chronologische I, pp. 219 (1486), 238 (1491), 257 (1492), 264 (1493), 285 (1495), 293 (id), 326 (1498), 356 (1501), 435 (1490-92), 437 (1492)
Smidt/Strubbe/Rompaey, Chronologische II, pp. 7(1504), 175(1516)
Taxandria IV, p. 36 (1755); VI, pp. 164 e.v. (1626), 192(1588-95)
Theissen, Centraal, p. 36 (1501; 1504)
Veen, Ambt, p. 218 (17e e)
Verloren van Themaat, Geschiedenis, p. 211 (19e e)
Zuylen, Inventaris II, pp. 1567, 1586, 1606, 1613,1689, 1726
Rentmeester- generaal Beoosten/Bewesten Schelde
ARA 1919, p. 29
Baelde, Domeingoederen, pp. 297-301 (1551)
Bezemer/Blécourt, Rechtsbronnen, pp. 37-38 (1393), 39-40 (1400)
Fruin, Rechterlijke, pp. 26, 54-55, 87
Gelder, Gegevens I, p. 397
Gelder, Nederlandsche, p. 14 (16e e)
Goes, Register I, pp. 50-51 (1526)
Haak, Plooierijen, p. 82 (18e e)
Halma, Tooneel, pp. 126-127
Henne, Histoire IV, p. 366 (16e e)
Kerckhoffs-de Hey, Grote (Bio), p. 116 (1441-45)
Kobus/de Rivecourt, Biographisch A-H, blz 215
Pieter Jansz. van Borssele van der Hooge is heer van der Hooge en Kleverskerke. Hij wordt in 1589 aangesteld tot rentmeester-generaal van Bewester-Schelde.
Navorscher VII, p. 358 (Rep); IX, p. 29 (1358); XI, p. 52 (17e e); XII, pp. 44 (16e e), 45 (17e e), 83 (1627-44); XIV, p. 281 (1469); XV, p. 57 (17e e); XVI, pp. 284 (16e e), 377 (1659); XVII, p. 217 (1544); XVIII, p. 78 (14e e); XXI, p. 61 (18e e); XXIV, p. 268; XLV, pp. 428 (17e e), 430 (id)
Smidt/Rompaey, Chronologische III, pp. 14 (1531), 145 (1534), 302 (1537), 327 (1538), 338 (id), 378 (1539), 461 (1540)
Smidt/Strubbe, Chronologische I, pp. 19 (1470), 23 (1471), 158 (1479), 209 (1484), 221-222 (1488), 260 (1492), 263 (1493), 285 (1495), 405(1471)
Smidt/Strubbe/Rompaey, Chronologische II, pp. 59 (1508), 63 (id), 117 (1512), 224 (1519), 308 (1523), 314 (1524), 364 (1525),
464 (1528), 522 (1530), 537 (1531)
Taxandria XI,p. 88(1604)
T.S. Zeeland I, pp. 94-112 (9e-18e e)
Unger, Inschrijvingsregister, p. 33 (16e e)
Water, Lijst, pp. 53 e.v. (1564), 56 e.v. (15e e), 74(17e e)
Repartitie
Bachiene, Vaderlandsche, blz. 286
Caan, Schets, p. 183
Dierickx, Hertog, p. 182
Goor, Beschrijving, pp. 355 e.v.
Mellink, Notulen, p. 272
Menalda, Behandeling, p. 6
Merkus, Schets, p. 55
Schöfler, Consolidatie, pp. 72-73, 92
Sickenga, Omwenteling, pp. 102-103
Requisitie
Sickenga, Omwenteling, blz. 10 [1795], 19
Het bestuur van Zeeland doet een rekwisitie van zijnentwege voor de Fransche troepen, te leveren in granen in natura, door de graanbouwers en graanhandelaars
Restantlijsten
Zuylen, Inventaris I, pp. 793-794
Retributie
Anoniem, Belastingen, pp. 81 -82
Boasson, Rechter, pp. 48-50, 91-95 (20e e)
Brink, Willem, pp. 162 (19e e), 172 (id)
Poel, Sijmen, blz. 29
Stallaert, Glossarium, p. 42
Riddertol
Baelde, Domeingoederen, pp. 84, 94
Goes, Register I, p. 69 (1527)
Henne, Histoire II, pp. 183-184 (1517), 213 (1518); III, p. 12(1521)
Moll, Rechten, pp. 120-125 (14e-16e e)
Stallaert, Glossarium, p. 269 (8e-18e e)
Riemtale
Blécourt, Heerlijkheden, pp. 89 (m.e.), 513 (1800)
Blécourt, Welgeborenen, pp. 322 e.v. (m.e.)
Blink, Geschiedenis I, p. 241 (m.e.)
Blok, Financiën, pp. 79 e.v. (14e- 15e e)
Blok, Holl. stad Bourg., p. 40
Diepeveen, Vervening, p. 79 (1401)
Engels, Geschiedenis, p. 27
Goede, Swannotsrecht I, pp. 34-35 (1347), 43(1357)
Goede, Westfriesche, p. 641 (1400)
Gosses, Welgeborenen, pp. 53 e.v. (m.e.), 71 e.v. (id)
Gosses/Japikse, Handboek, p. 151
Linden, Recht, pp. 39, 43
Poel, Sijmen, blz. 51
Telders, Niet, p. 193 (Rep)
Rijksadvocaat
ARA 1919, p. 32
Nypels, Rijksfiscaal, pp. 136-137
Poel, Advocaat (19e e)
Stokvis, Behoort
W.D.B.I.U.A. 1872, 8 april, 29 juni
Rijnse gulden
Racer, Gedenkstukken, deel 2, p. 53
In een resolutie van de stad Utrecht uit 1478 is de Rijnse gulden bepaald op 26 stuivers. In het Register der Resolutien van Ridderschap en Steden van Overijssel van 22 april 1611 is de Rijnse gulden geschat op 49 stuivers
Rijtuigenheffing
Sickenga, Omwenteling, p. 55
Rijwielbelasting
Boudewijnse, Regeering, p. 69 (1894-95)
Ripaticum
Alberts/Jansen, Welvaart, p. 212
Roertol
Enklaar, Stukken, p. 308 (16e e)
Gottschalk, Verval, p. 18 (16e e)
Halma, Tooneel II, p. 201
Obreen, Stukken, pp. 140 (13e-14e e), 143 e.v. (14e e), 147 e.v. (1336)
Stratingh, Geschil, p. 115 (1544)
Rogge-impost
Voorthuysen, Mercantilisme, p. 110(1572)
Ronde maat
Ankum, Bijdrage, pp. 238 (1769-71), 250 (1800)
Caan, Schets, p. 194
Diederiks, Collecteurs, pp. 487, 492, 494
Dillen, Rijkdom, pp. 273, 509-510
Dillen, Stukken, pp. 86 (1680), 99 (1681)
Dobbelaar, Statistische, p. 135 (18e e)
Engels, Geschiedenis, pp. 112-114 (Rep), 137 (1650), 147 (1700), 168 (Rep), 190 (1806), 198 (1805), 207 (1807-08), 213 (1811), 216 (1813), 330-331 (19e e)
Oldewelt, Faillissementen, pp. 429-430
Poel, Advocaat, p. 9
RA Steenbergen, nr. 906
0031 Stukken betreffende proces voor de Raad van State tussen Dirck Pieterss Visser te Oud-Beyerland en Gillis Schets, pachter van de ronde maat, 1664
Sickenga, Omwenteling, pp. 69, 100, 104, 113,135-136
Vries, Economische (Graf.), p. 6 (1690-1805)
Zuylen, Inventaris II, pp. 1391, 1987, 2135
Roupambacht
Meyroos, Onze, p. 11
Ruiltheorieën
Scailteur, Contribuable, pp. 31 e.v.
Ruitergeld
Blok, Geschiedenis I, pp. 624-625 (15e e)
Blok, Holl. stad Bourg., pp. 43 (1482-92), 49 (1480), 88-89(1491), 127 (16e e)
Engels, Geschiedenis, p. 64 (1492)
Fruin, Informacie, pp. 21 (1514-15), 29 (id), 34 (id), 60 (id), 63-64 (id), 67 (id), 147 (id), 209 (id), 219 (id), 252 (id), 266 (id), 296 (id), 311 (id), 415 (id), 434 (id), 439 (id), 582 (id), 598 (id), 678
Gosses/Japikse, Handboek, p. 292
Halma, Tooneel II, pp. 2-3
Jansen, Middeleeuwse, p. 234
Meester, Geschiedenis I, p. 111 (15e e)
Poel, Sijmen, blz. 53
Scheltema, Staatkundig, p. 146 (1491)
Smidt/Strubbe, Chronologische I, p. 371 (1502)
Zuylen, Inventaris I, pp. 81, 95, 117, 126, 138-139
Ruiterpenningen
Ook ruyterpenninghen.
Fruin, Informacie, blz. 60 (1514), 64 (id), 67 (id)
Ruminghe
Alberts/Jansen, Welvaart, p. 107
Blécourt, Begrip, p. 215 (m.e.)
Blécourt, Bewijsstukken, pp. 239-240 (1365), 248-249(1312)
Blécourt, Welgeborenen, p. 317 (1250)
Blink, Geschiedenis I, pp. 255 e.v. (16e e)
Engelen van der Veen, Iets
Goede, Swannotsrecht I, p. 256 (m.e.)
Heringa, Tijnsen, pp. 127-139 (m.e.)
Muller, MiddeleeuwscheUnl.), pp. 11 (1220), 266 (m.e.)
Navorscher IV, pp. 278-279 (1543-44)
Runaccijns
Fruin, Informacie, p. 678 (1515)
Runderbeestengeld
Engels, Geschiedenis, pp. 187-188 (1806), 201 (id), 207 (1807-08)
Fruin, Informacie, pp. 169 (1514), 179 (id), 237 (id), 243 (id)