Elden in de 18e eeuw

18e eeuw

algemeen

Het is niet zo verwonderlijk dat er na de dood van koning-stadhouder Willem III in 1702 een reactie komt op diens beleid. De Gelderse Staten besluiten geen nieuwe stadhouder te benoemen. Van de kant van de bevolking komt er een veel heftiger reactie, die bekend staat als de Plooierijen. In de steden zetten de aanhangers van de zogenaamde Nieuwe Plooi de vertrouwelingen van Willem III, de Oude Plooi, aan de kant. Met name in de Kwartieren van Nijmegen en de Veluwe gaat het er hevig aan toe; boeren weigeren nog langer belasting te betalen en in enkele steden volgen zelfs executies. De beweging verliest echter al snel aan kracht en in 1718 zitten de regenten weer stevig in het zadel. Niet lang daarna, in 1722, besluiten de Staten een zeer beperkt stadhouderschap op te dragen aan Willem IV. Het verlangen niet langer afhankelijk te zijn van Hollandse inmenging in geval van interne tegenstellingen, speelt hierbij een belangrijker rol dan genegenheid voor de stadhouderlijke zaak. Ondanks alle onrust slaagt Gelderland erin samen met Overijssel en Utrecht in de jaren 1705-1707 een belangrijk project uit te voeren: de aanleg van het Pannerdens Kanaal. Overstromingen in het begin van de 16de eeuw hebben de waterverdeling in de rivieren Rijn, Waal en IJssel drastisch veranderd. Hierdoor stroomt er slechts weinig water door Nederrijn en IJssel, terwijl de Waal het merendeel te verwerken krijgt. Met de aanleg van het Pannerdens Kanaal wordt hierin verbetering gebracht. Op politiek gebied wordt het in 1747 weer onrustig. De Franse inval in Staats-Vlaanderen leidt tot hevige onlusten, wat Willem IV als eerste algeheel stadhouder in de Republiek aan de macht brengt. In Gelderland verdwijnt het beperkte stadhouderschap en wordt het regeringsreglement hersteld en zelfs nog uitgebreid. Willem IV en later Willem V bezitten dus aanzienlijk meer macht dan Willem III, maar hebben niet de persoonlijkheid deze ten volle te benutten. Via een uitgebreid patronagestelsel trachten de beide erfstadhouders greep te krijgen en te houden op de bestuurlijke gang van zaken. Dit leidt vanaf de jaren zeventig tot de opkomst van de patriotten die de uitwassen van het stadhouderlijk bewind aan de kaak stellen. In Gelderland weet deze beweging niet de overhand te krijgen, terwijl dit o.m. in Holland en Overijssel wel gebeurt. Elburg en Hattem zijn de enige echte patriottenbolwerken en die worden in 1786 door Willem V met geweld tot de orde geroepen. Elders wordt Willem V een jaar later door een Pruisische militaire interventie weer in zijn vroegere machtspositie hersteld. De dagen van de Republiek zijn echter geteld; in de winter van 1794-1795 wordt zij door de Franse revolutionaire legers onder de voet gelopen. Het nieuwe revolutionaire bewind voert in 1795 direct belangrijke veranderingen door. Zo raken adel en patriciaat hun standsgebonden privileges kwijt, worden zij als representanten van het oude bewind uit hun bestuursfuncties ontslagen en worden standscolleges, zoals de drie kwartierlijke ridderschappen, opgeheven. Ook de protestantse kerk raakt de bevoorrechte positie kwijt en de repressie van andere godsdiensten wordt gestaakt. Aan de gewestelijke autonomie komt een einde na de staatsgreep van 1798 en de daaruit voortvloeiende staatsregeling. De Bataafse Republiek is voortaan een eenheidsstaat, bestaande uit acht departementen waarvan de grenzen dwars door de oude gewesten getrokken zijn. Gelderland is verdeeld in drie departementen, namelijk die van de Rijn, de Oude IJssel en de Dommel.

[Stenvert e.a., De monumenten in Nederland Gelderland, blz. 17-18]

Ten westen van de oude dorpskern van Elden ontstond in de achttiende eeuw het landgoed Westerveld. Oorspronkelijk zou in deze omgeving een hofstede met een herbergfunctie hebben gestaan, die bij de dijkdoorbraak van 1740 werd verwoest. Westerveld werd in de vroege negentiende eeuw bewoond door Joannes Joseph Debets, gehuwd met Catharina Cornelia Walenson. Hun dochter Barbara Catharina Josephina, geboren in 1818 huwde in 1835 te Elst met Eduwardus Ludovicus baron Van Voorst tot Voorst. Het jonge paar verstigde zich op Westerveld. In 1882 huwde Valentina Josephina van Voorst tot Voorst (1853-1926), dochter van de 'oude baron' met Ignatius Wolterus Josephus Vos de Wael (1840-1904), bouwheer van huize Oosterveld. Verschilldende graven van de families Van Voorst tot Voorst en Vos de Wael vindt men nog op de kerkhoven bij de St. Lucaskerk en de Bonifatiuskerk. In de eerste helft van de twintigste eeuw ging het bergafwaarts met Westerveld. Op het einde van de Eerste Wereldoorlog leed de familie groot verlies door het torpederen van een koopvaardijschip, waarbij hun kostbare lading koffie verloren ging. De jonge Baron Walter die in 1922 hoofdbewoner werd had een zeer kostbare liefhebberij. Het houden van renpaarden. In 1931 ging Walter failliet en liet de bank beslag leggen op al zijn bezittingen. De Arnhemse groothandelaar in kruidenierswaren Vellegersdijk werd de nieuwe eigenaar. Sindsdien is op het goed ondermeer een tuinderij gevestigd geweest. De Amsterdamsche Bouw Maatschappij was bij de herontwikkeling van het terrein betrokken. Deze maatschappij heeft de Westerveldsestraat laten aanleggen en bouwde hier enkele huizen. Tijdens de oorlogsjaren werd het huis gevorderd door de Duitsers en was er de staf van het legerkorps gehuisvest. Uiteindelijk werd het in 1944 in brand geschoten en niet meer herbouwd. Met het puin werd een gedeelte van de Elderhofseweg verhard. [Gelders Archief 3108 Elden, 1900-1910, 1501-04-3108]

De Grift begint in deze eeuw te verzanden.