Elden in 1431-1450

Het jaar 1431

Ghegheven inden jaer ons heren dusent vierhondert een ende dertich des dynsdages nae sunte Johans dach toe middesomer. Bartolt van Zallant, richter in de Overbetuwe verklaart dat Willem Gheryts soen en zijn echtgenote Yde overdroegen aan Steven Muyss, ten behoeve van het convent van Monychusen, 5 morgen land gelegen in het kerspel van Elden, O naast het erf van het klooster, W naast de hertog van Gelre, met uitzondering van de dijk en de watering. Deze overdracht geschiedde in het kerspel van Driell. Gerechtslieden: Goedert vander Nevell en Aernt Sonewe. Gegeven int jair onss heren dusent vierhondert eenendertich des saterdaigs na sente Martens dach inden wynter. Winant Ridder en Herman van Wye, schepenen te Arnhem, verklaren dat Johan Stegeman, Gerit van Wyck en Gerit ter Alymoelen zich hoofdelijk borg stelden tegenover broeder Goesen Mullinck, procurator van het klooster Monichusen voor 7 morgen land gelegen in de Overbetuwe in Elderweyde die de kartuizers kochten van Jacob ter Inden

BRONNENinternethttp://www.cartusiana.org/files/StuCa%201%20offprint_Prosopografie%20Monichusen%20bij%20Arnhem.pdfoverige bronnenGoogle Search boeken; Google Search jaar en plaats


Het jaar 1432

In 1432 is er een strenge winter. Stukken betreffende de overdracht door Aleyt van Roekell en Jacop van der Lynden van 16 morgen land op de Praest in het kerspel Elden aan de Broederschap, 1432-1433. Bartolt van Zallant, richter in de Overbetuwe, oorkondt op 14 april 1432 dat Aleyt van Roekell en Jacop van der Lynden overgedragen hebben aan Gosen van den Berge en Gheryt van 't Soens ten behoeve van de Broederschap 16 morgen land op de Praest in het kerspel Elden in verschillende percelen, belast met 9 pond ten behoeve van Johan Mynschert. Gegeven int jaer onss heren dusent vierhondert twe ende dertich des saterdaigs post Conversionem sancti Pauli. Jacob ter Ynden en Hilberch zijn echtgenote verklaren voldaan te zijn door broeder Gosen, procurator van het klooster Monichusen, van de som van 430 oude Franse schilden en 4 kromstaarten, verschuldigd voor 7 morgen, 2 hont en 2 roeden land in Elderweyde in het kerspel van Elden gelegen die zij aan het convent verkocht hadden..

BRONNENinternethttp://www.cartusiana.org/files/StuCa%201%20offprint_Prosopografie%20Monichusen%20bij%20Arnhem.pdf; overige bronnenGoogle Search boeken; Google Search jaar en plaats

Het jaar 1433

Bartolt van Zallant, richter in de Overbetuwe, oorkondt op 8 maart 1433 dat Aleyt van Roekell en Jacop van der Lynden overgedragen hebben aan Gosen van den Berge en Gheryt van 't Soens ten behoeve van de Broederschap 16 morgen land op de Praest in het kerspel Elden in verschillende percelen, belast met 9 pond ten behoeve van Johan Mynschert

Wouter Passert stelt zich op 8 maart 1433 borg voor de overdracht door broeder Gosen van Roekel, regulier te Arnhem, aan de Broederschap van het land dat deze gekocht heeft van Aleyde van Roekel, de moeder van broeder Gosen, gelegen op de Praest

Bartolt van Zallant, richter in de Overbetuwe, oorkondt in 1433, dat Lijsbet van der Lawyc, weduwe van Henric van der Lawyc, overgedragen heeft aan Gheryt van Leyll ten behoeve van het gasthuis van St. Katherinen te Aernhem, 1 morgen land, gelegen in het kerspel Elden aan den bandijk. Ghegeven in den jaer onss Heren dusent vierhundert drie ende dertich des Manendaghes nae onss Heren hemellvaerts dach gheheiten ascensio Domini. Oorspr. (inv. no. 681), met het zegel van den oorkonder.

Bartolt van Zallant, richter in de Overbetuwe, oorkondt in 1433, dat Willem van Brienen en diens vrouw Margriet alsmede Herman de Ridder Gerrits zoon en diens vrouw Golde overgedragen hebben aan Derck van Oye en diens vrouw Hemich een kamp land, groot 4½ morgen, gelegen in het kerspel Elden ten Westen van den Modenwegh (sic). Gegeven in den jaer ons Heeren duysent vierhondert drie ende dartich des Woensdages nae St. Jacobs daege apostoli. Afschrift in inv. no. 23, fol. 213.

Henrick de Cock en zijne vrouw Celie erkennen in 1433 verkocht te hebben aan Gerrit van Angeren en diens broeder Johan van Angeren al hunne rechten op een stuk land in het kerspel Elden in de Eldermate. Gegeven int jaer onss Heeren duysent vierhondert drieendartich des neesten Dinsdaeges nae Aller Heyligen dach. Afschrift in inv. no. 23, fol. 239.

De Holthuizerdijk (tot aan de Kleefse Wal) blijkt in 1433 over te gaan naar het ambt Overbetuwe. In een akte uit dat jaar bepalen (afzetten met palen) ambtman en heemraden van de Over-Betuwe de loop van de Holthuizerdijk en nemen het onderhoud voor rekening van het ambt Over-Betuwe. Ze geven Arndt van Holthuysen vergunning de dijk met wilgen te bepoten

In 1433 slaat de rivier gaten in de dijk bij Groot Holthuizen

De latere Karel de Stoute wordt op 10 november 1433 geboren

BRONNENliteratuurAlterra-rapport nr. 405overige bronnenGoogle Search boeken; Google Search jaar en plaats

Het jaar 1434

16 maart 1434: De oude tiende (1434: grof) en de smalle in (1434: het kerspel) Elden (1393: met toebehoren) zonder de gift van de kerk van Elden.[

De broeders van het convent en klooster der Regulieren van Vredendale bij Utrecht machtigen op 14 juni 1434 broeder Peter Gribber, hun prior, over te dragen ten behoeve van de Broederschap 16 morgen land in Elden en Oesterbeke, leenroerig aan Arnt van der Lawich Roloffssoen

Arnt van der Lawich Roloffsoen beleent 14 juni 1434, na overdracht door het convent van Vredendale bij Utrecht, Gherit Hagen ten behoeve van de Broederschap met 16 morgen land in Elden en Oesterbeke

Emelrick die Meyer erkent op 4 september 1434, dat hij gescheiden is van de prior van Vredendale van het versterf van zijn zuster Aleit des Walen, en geen recht meer te hebben op 16 morgen land in de kerspelen Elden en Oesterbeke, leenroerig aan Aernt van der Lawijck Roelofssoen, aangekocht door de Broederschap

Gerard van Arnhem zoals Wijnand, zijn vader, 1a fol. 131v.

BRONNENarchievenRepertorium op de lenen en tijnsen van de proosdij Ten Dom, 1174-1660overige bronnenGoogle Search boeken; Google Search jaar en plaats

Het jaar 1435

In 1435 is er sprake van een zeer strenge winter.

Derck van der Meynte en zijne vrouw Celye erkennen in 1435 in erfpacht te hebben gegeven aan Wynant Ridder en Wouter van Aller, huismeesters van het hospitaal van St. Peter Arnhem, ten behoeve van dit hospitaal, 4 morgen land, gelegen in het kerspel Elden in Eldermate, tegen 2 oude schilden 's jaars. Gegeven int jaer ons Heeren duysent vierhondert vijffendartich op St. Julianen dach der Heyliger jonfrouwen. Afschrift in inv. no. 23, fol. 217.

Johan van Sallant en Arnt Thomaes, schepenen te Arnhem, oorkonden in 1435, dat Derck van der Meynte en diens vrouw Celie overgedragen hebben aan Wynant Ridder en Wouter van Aller, huismeesters van het hospitaal van St. Peter Arnhem, ten behoeve van dit hospitaal, 4 morgen land, gelegen in het kerspel Elden in Eldermate. Gegeven int jaer ons Heeren duysent vierhondert vijffendartigh op St. Julianen dach der Heyliger jonfrouwen. Afschrift in inv. no. 23, fol. 218.

BRONNENoverige bronnenGoogle Search boeken; Google Search jaar en plaats

Het jaar 1436

Gerrit van Wye, richter in Overbetuwe, oorkondt op 6 oktober 1436, dat Sander van Emelar en diens vrouw Marie overgedragen hebben aan Wynant Ridder ten behoeve van het gasthuis van St. Peter te Arnhem de helft van 28 morgen land gelegen in het kerspel Elden, nader omschreven in den brief d.d. 1384 Maart 31. Gegeven int jaer onses Heeren duysent vierhondert sesendartich des Saterdaeges nae St. Remigius' dach. Afschrift in inv. no. 23, fol. 210 verso.

Ricquin van den Brinck, richter te Scharpenzeel, oorkondt op 12 december 1436, dat Sander van Emeler en diens vrouw Marie overgedragen hebben aan Wynant Ridder ten behoeve van het gasthuis van St. Peter te Arnhem de helft van 28 morgen land in het kerspel Elden, nader omschreven in den brief d.d. 1384 Maart 31, waarvan het hospitaal de andere helft heeft, en welk land toebehoord heeft aan Marie's vader Johan van Steenbergen. Gegeven int jaer onses Heeren duysent vierhondert ende sesendartich op St. Lucien avondt. Afschrift in inv. no. 23, fol. 211 verso.

In 1436 wordt het in 1418 gesloten verbond tussen bannerheren , ridderschap en steden bekrachtigd door de hertog

BRONNENoverige bronnenGoogle Search boeken; Google Search jaar en plaats

Het jaar 1437

Willem van Elden erkent op 18 september 1437 verkocht te hebben aan Johan Kivit Kirstens zoon 4½ morgen land in het kerspel Elden in Elderwye, grenzende aan Elderzege. Gegeven int jaer onss Heeren duysent vierhondert soevenendartich des Woensdaegs nae St. Lamberts dach des Heyligen bisschops. Afschrift in inv. no. 23, fol. 245.

Willem Riperscheit en Gadert Brentinck, huismeester van de Broederschap, met de gemene broeders, en Gijsbert van Mekeren en Gelmer Memoltssoen verklaren op 9 april 1437 dat zij een wissel gedaan hebben van hun erven, waarbij de Broederschap verkrijgt 2 stukken land bij de Praesche hoff, in het westen begrensd door Hugen kampe en in het oosten door de Praesche hoffstede, tegen overdracht van de Bernacker.

Aernt van der Lawijc Roeloffssoen oorkondt op 1 juli 1437 dat Roeloff van Eymeren Aerntssoen en Gheryt Haghen, laatstgenoemde uit naam van de huismeesters en broeders van de Broederschap, een verdeling gemaakt hebben van het aan hem leenroerige goed c.a., waarbij de Broederschap ontvangt een kamp land, genaamd "die Ghrenencampe" onder Elden, groot 5 morgen, 4 hont, 35 roeden, 3 morgen, 1 hont en 5 roeden aldaar, genaamd "de Noert", en ½ morgen in Elderwey, 7 morgen 20 roeden op de Praest, genaamd "het Stompe Stuck", het huis en erf van Johan Kelreweert, 5 hont bij de Scherper rijt, 3½ hont op de Praest, en een rente van 26 schellingen en 6 hoenders 's jaars uit een huis en erf op de Praest

Laurentz van Elden beleent in 1437 Johan Kyvit Kerstens zoon met 4½ morgen land, gelegen in het kerspel Elden in de Elderweyde, grenzende aan Elderzege, na opdracht door zijn broeder Willem van Elden. Gegeven int jaer onss Heeren duysent vierhondert ende soevenendartig des Woensdaechs nae St. Lamberts dach des Heyligen bisschops. Afschrift in inv. no. 23, fol. 247.

Gegeven int jaer onss heren dusent vierhondert ende soevenendedertich op sente Cecilien dach der heiliger Jonfrouwen. Johan van Sallant en Arnt Thomaes, schepenen van Aernhem, verklaren dat Wouter Nacht testamentair aan Willem Riperscheit, kerkmeester der Moederkircken te Aernhem 13 lb. jaarlijkse erfrente opdroeg waarmee erfpacht in de Overbetue mag worden betaald. Hiervan komen 11 lb. uit 4 morgen in Eldermate, gelegen boven aan de weduwe van Johan van Brienen en haar kinderen, beneden aan de Arnhemse strate en 2 lb. uit een hofstede te Elden palend met het ene eind aan het vorige stuk en met het andere eind aan de Arnhemse strate. Na het overlijden van Wouter Nacht zal de kerkmeester jaarlijks aan de 3 broederschappen (H. Sacrament, Onze-Lieve-Vrouw, de Ziel bruederschap) 1 lb. paym. geven op St. Petersdach ad Cathedram. De kerkmeester mag deze 3 lb. echter ten allen tijde lossen met 14 lb.

BRONNENinternethttp://www.cartusiana.org/files/StuCa%201%20offprint_Prosopografie%20Monichusen%20bij%20Arnhem.pdfoverige bronnenGoogle Search boeken; Google Search jaar en plaats

Het jaar 1438

Op 25 januari 1438 vindt tussen de broers Arnold van Gelre en Willem van Egmondt een verdeling plaats van het Guliks goed dat "der herlicheyt van Gelre in voirtyden tobehoerende sijn geweest". Daaronder bevindt zich goed in Elden

Gadert Brentinck als tynsheer namens de Broederschap, oorkondt op 12 maart 1438 dat Henric Bolle en zijn vrouw Griete, en Hille des Veren overgedragen hebben ten behoeve van Steven ten Westenenge, voor de Broederschap, het Praestkempken in het Praestsche veld, begrensd door de Aernhemsche Strate, de Wetering en het land van Sint-Jan, en een stuk land onder Elden, begrensd door het land van Lauwerens van Elden, van de nonnen van Bethaniën, door de Aernhemsche Strate en "die costerien lande van Elden"

Henric Bolle en zijn vrouw Griete en Hille des Veren erkennen op 13 maart 1438 overgedragen te hebben aan Willem Riperscheid ten behoeve van de Broederschap een kampje land, genaamd "Hennenkempken", en 1 morgen land in het Praestsche veld, begrensd door de landerijen van de Broederschap en de dijk, beide voor de helft toebehorende aan Jutte des Groten.

3 mei 1438: De oude tiende (1434: grof) en de smalle in (1434: het kerspel) Elden (1393: met toebehoren) zonder de gift van de kerk van Elden

Deken en kapittel van St. Peter tUtrecht erkennen op 3 mei 1438 in eeuwigdurende erfpacht gegeven te hebben aan Wynant van Arnhem de helft van het veer te Arnhem tegen 10 oude schilden en 4 oude tournoysen 's jaars op voorwaarden, die op dezelfde wijze omschreven zijn in den brief d.d. 11 april 1415

Op 13 december 1438 verklaren Ghiisbert van Elden en zijn vrouw Jutte verkocht te hebben aan Oede, weduwe van Johan van G(....), een rente van 1 oud schild 's jaars, gaande uit hun land, huis en hof, groot 1½ morgen, gelegen in het kerspel Elden bij de kerk, uit welk land de pitanciën van St. Johannes te Arnhem reeds een rente van 1 schild en 6 pond 's jaars ontvangen.

Gegeven in den jair onss heren dusent vyerhondert achtendertich opten mey avondt. Henrick then Hage verklaart dat hij aan Henrick vanden Molen een huis en hofstede met een stuk land, samen 10 hont groot verkocht heeft gelegen in het kerspel van Elden op Elder Weyde, N met een eind aan de bandijk, O en W het convent van Monickhuysen, Z het erf van Henrick then Hage. Waarborgen: Laurens van Elden en Wyllem van Elden, gebroeders.

Gegeven inden jairen unss heren dusent vier hondert acht end dertich dess neisten sonnendages na sent victoris dach. Gysbert van Randwyck, richter van Overbetue, verklaart dat Henrick vanden Hagen verkocht heeft aan Gadert Schoenzwaen 2 oude schilden erfelijke losrente op sente Mertens misse uit vijftenhalve morgen land gelegen in het ambt van Overbetue in het kerspel van Elden, palend met beide zijden aan de kartuizers van Monyckhusen en met beide einden aan Henrick vander Molen en de kartuizers. Indien de 2 schilden niet betaald worden, dan mag Gadert Schoenzwaen het goed splijten en verkopen. Gerechtslieden: Henrick de Ruter en Steven Muys.

Gegeven int jair onss heren dusent vierhondert ende achtendertich des saterdaiges na sente Williborts dach des heiligen Bisschops. Christian De Backer Wouter van Aller en Heinrich van Lienen, schepenen te Arnhem verklaren dat Wilhem Riperscheit en meester Heinrich van Alphen, kerkmeester van de Moderkircken te Arnhem aan broeder Heinrich van Orsoy, prior van Monichusen ten behoeve van het convent 13 lb. paym. jaarlijkse rente opdragen die de Moederkerk jaarlijks trekt uit de Overbetuwe in het kerspel van Elden en waarvan 11 lb. op Sente Petersdach ad Cathedram gaan uit 4 morgen land gelegen in Eldermate, boven palend aan het land van de weduwe van Johan van Brienen en haar kinderen, beneden aan de Arnhemsche strate en 2 lb. uit een hofdstede te Eldenpalend met een eind aan het eerstgenoemde stuk land en met het andere aan de Arnhemsche strate.

BRONNENarchieven-Gelders Archief Oud Archief toegangsnr. 2000, nr. 3.1. Regesten, nr. 800; -Repertorium op de lenen en tijnsen van de proosdij Ten Dom, 1174-1660 Wijnand van Arnhem voor Wijnand van Arnhem Gerardsz., 1b fol. 3v; -Gelders Archief 0214 Huis Bergh, Supplement nr. 2.2.32 De Guliksche goederen in de Overbetuweinternethttp://www.cartusiana.org/files/StuCa%201%20offprint_Prosopografie%20Monichusen%20bij%20Arnhem.pdfoverige bronnenGoogle Search boeken; Google Search jaar en plaats

Het jaar 1439

Gegeven inden jair unss heren dusent vierhondert ende negen ende dertich dess neisten gudistaegess na sente Mathys daiges. Ghysbert van Randwyck, richter inder Overbetue, verklaart dat Heinrick Uyten Hage aan Steven Muyss ten behoeve van het convent Monickhusen verkocht heeft 7 morgen land gelegen in het kerspel van Elden met beide zijden palend aan Elder Weye en met beide einden aan de kartuizers en Henrick vander Molen. Gerechtslieden: Bernd die Hoge en Gerit die Voss.

Gegeven inden jair onss heren dusent vyerhondert negen ende dertich des saterdages post dominicam Reminiscere. Henrick ten Haghe verklaart te hebben verkocht aan broeder Johan, procurator te Monickhuysen, een stuk land van 1 morgen, 1 hont en sestenhalven roeden groot gelegen in het kerspel van Elden. Als borgen stellen zich Jorden vander Lawyck en Johan Kyvit die zich bereid verklaren, indien de kartuizers in hun rechten worden aangevallen, in leisting te gaan in een herberg te Aernhem.

BRONNENinternethttp://www.cartusiana.org/files/StuCa%201%20offprint_Prosopografie%20Monichusen%20bij%20Arnhem.pdf; overige bronnenGoogle Search boeken; Google Search jaar en plaats

Het jaar 1440

Gadert van den Gruuthuus en Geryt van den Gruuthuus, gebroeders, erkennen op 25 februari 1440 verkocht te hebben aan Gadert Brentinck, huismeester, ten behoeve van de Broederschap, de helft van 20 morgen land in Eldermate, gelegen tussen de Elder Sege en de openbare weg, waarvan de Broederschap de andere helft bezit

Mechtelt, weduwe van Elys van Amerongen, als tynsvrouwe, oorkondt op 3 maart 1440 dat de gebroeders Gadert en Geryt van den Gruythuus overgedragen hebben aan Gadert Brentinck, huismeester van de Broederschap, de helft van 20 morgen land in Eldenremate, waarvan de andere helft aan de Broederschap behoort, tevoren toebehorende aan Jutte van Ravenswade.

Goesen van den Gruuthuys en Wolter Gruter, schepenen te Arnhem, oorkonden op 4 april 1440 dat Jutte van Ravenswade overgedragen heeft aan de Broederschap 13 morgen land in het kerspel Elden.

In Europa begint een periode van welvaart die rond 30 jaar zal aanhouden

Op 21 mei 1440 oorkonden burgemeesters, schepenen en raad van Arnhem dat Wynant van Arnhem verklaart in erfpacht ontvangen te hebben van deken en kapittel van St. Peter tUtrecht de helft van het veer (te Arnhem) op de voorwaarden, vermeld in den brief d.d. 3 mei 1438.

In november 1440 kan een vergadering gepland in Arnhem tussen de hertog van Gelre en Gulich, de graaf van Zutphen daar niet plaatsvinden wegens hoge waterstand.

BRONNENarchievenErfgoedcentrum Achterhoek en Liemers Toegang 0214 Inv.nr. 120overige bronnenGoogle Search boeken; Google Search jaar en plaats

Het jaar 1441

BRONNENoverige bronnenGoogle Search boeken; Google Search jaar en plaats

Het jaar 1442

BRONNENoverige bronnenGoogle Search boeken; Google Search jaar en plaats

Het jaar 1443

Baers Wijlen Ottenzoon verkrijgt in 1443 goederen in Elden terwijl hij onmondig is

Wynant Ridder en Roeloff Momme, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Johan Kyvit en diens vrouw Gertruyt verkocht hebben aan het gasthuis van St. Peter Arnhem 4½ morgen land, gelegen in het kerspel Elden in Elderweyde, grenzende aan Elderzege. Gegeven int jaer ons Heeren dusent vierhondert drieënveertig des Saterdaeges nae den Sonnendach in der vasten als men singt Letare Jherusalem. Afschrift in inv. no. 23, fol. 248.

BRONNENinternethttp://members.chello.nl/j.zwart13/Aller.htmoverige bronnenGoogle Search boeken; Google Search jaar en plaats

Het jaar 1444

Ludeken Swederssoen en zijn vrouw Margariet erkennen op 12 januari 1444 verkocht te hebben aan Wyllem Ryperscheid, ten behoeve van de Broederschap, hun recht op 1½ morgen in het Praestsche velt, genaamd "de Molenberch", naast het Stompstuck.

Jan Wiggert en zijn vrouw Belye erkennen op 16 januari 1444 dat ze verkocht hebben aan Jan Coster, ten behoeve van de Broederschap, hun recht op 1½ morgen land in het Praestsche velt, genaamd "de Molenberch", naast het Stompstuck

Winant Ridder en Stheven Ploich, schepenen te Arnhem, oorkonden op 26 januari 1444 dat Johan Wiggert beloofd heeft aan Johan Coster, huismeester van de Broederschap, de verkoop, genoemd in de akte van 16 januari 1444, te zullen garanderen.

Wijnant Ridder en Johan Menschart, schepenen te Arnhem, oorkonden op 18 juni 1444 dat Heilwich Blanckarts heeft overgedragen aan Willem Ryperscheit, ten behoeve van de Broederschap, de helft van 8 hont land op de Praest, gelegen tussen de openbare weg en het land van Steven van Westenenge

Derck van Brienen en zijn broeder Johan van Brienen erkennen verkocht te hebben aan het godshuis van St. Peter Arnhem 10 hond en 24 roeden land, gelegen in het kerspel Elden opt Griet, tusschen de Malburgse wetering en de dijk tElden, welk land een tynsgoed is van Steven Ploich. Gegeven in den jaer ons Heeren dusent vierhondert ende vierenveertig des Sonnendaeges nae den Heyligen Kersdach. Afschrift in inv. no. 23, fol. 250.

De vraag is of het tijnsgoed in het kerspel Elden opt Griet tussen Malburgen Wetering en de dijk van Elden van Steven Ploech in 1444 samenhangt met het bezit in Hollanderbroek

BRONNENliteratuurVerkerk, Coulissen, blz. 144overige bronnenGoogle Search boeken; Google Search jaar en plaats

Het jaar 1445

Na de natte zomer van 1445 is een groot deel van de herfst en de winter erg nat. De grote rivieren zijn bij voortduring hoog. Op 2 december gaat het water de Betuwe in en blijft een groot deel van de winter staan

In de Praets wordt de Claerbank gevestigd. Daar kan men in hoger beroep van vonnissen van de gerichten Bemmel en Elst.

BRONNENinternethttp://maurikonderzoek.weebly.com/barre-tijden-in-de-betuwe.htmloverige bronnenGoogle Search boeken; Google Search jaar en plaats

Het jaar 1446

Willem van Goor tuchtigt sijn huysfrou Bele van Obbendorp an den weerdt tot Elden tegen die Praefst gelegen anno 1446

BRONNENliteratuurVan Gent, Register, blz. 182overige bronnenGoogle Search boeken; Google Search jaar en plaats

Het jaar 1447

Op 7 mei 1447 valt er in de Overbetuwe en de Nederbetuwe zoveel regen dat het uitgezaaide graan voor een groot deel onder water komt te staan en verloren gaat. De zomer is zeer warm; de droogte, die al vroeg in dat jaar is begonnen, houdt ook nog in de herfst aan. Dit jaar is er hongersnood.

Derick Roesennouwe, bastaard, richter te Huessen en Malborch, oorkondt op 17 maart 1747 dat Conraet Henrichssoen en zijn vrouw Jutte overgedragen hebben aan Gerit Brouwer, huismeester van de Broederschap, 2 morgen land in de Praest, in het westen begrensd door de Weteringhe, in het oosten door de Rijn, in het noorden door het land van de erven Bylant, en een erf, begrensd door het land van Ceelman Wychman, de "gemeynt", het land van Johan van der Mess en het land dat vroeger van Henrick Coepman was, gelegen in kerspel Malborch.

Geryt van Meynerswijck en zijn zuster Wendell bevestigen de verkoop door Coenraet Henrichssoen en diens vrouw Jutte, vermeld in de akte van 17 maart 1447

Steven van Daernick als leenheer oorkondt op 16 juli 1447 dat Henrick van der Weyen ten behoeve van de Broederschap ontvangen heeft een stuk land in Eldenremaet, groot 13 morgen, na de dood van de sterfman Goedert Brentinck

BRONNENinternethttp://maurikonderzoek.weebly.com/barre-tijden-in-de-betuwe.htmloverige bronnenGoogle Search boeken; Google Search jaar en plaats

Het jaar 1448

De zomer is in 1448 droog, ook de herfst is droog. De bode van Arnhem krijgt in dit jaar een ongemakkentoeslag vanwege de door ijsgang op de Rijn moeizame tocht naar Huissen

BRONNENliteratuurAlterra-rapport deel 5, blz 40overige bronnenGoogle Search boeken; Google Search jaar en plaats

Het jaar 1449

26 april 1449. De oude tiende (1434: grof) en de smalle tiende in (1434: het kerspel) Elden (1393: met toebehoren) zonder de gift van de kerk van Elden. In leen bij Wijnand van Arnhem

BRONNENliteratuurRepertorium op de lenen en tijnsen van de proosdij Ten Dom, 1174-1660, Wijnand van Arnhem Gerardsz., 1b fol. 35vverige bronnenGoogle Search boeken; Google Search jaar en plaats

Het jaar 1450

In jubeljaar 1450 worden in Arnhem en omgeving aflaten verkocht. De opbrengst wordt gebruikt voor de bouw van de Eusebiuskerk.

In 1450 wordt onder verantwoordelijkheid van de hertog voor het eerst op de Praets de klaring gehouden, voor of in een herberg met die zelfde naam, die naast de weide staat

BRONNENoverige bronnenGoogle Search boeken; Google Search jaar en plaats