Fiscaal procesrecht in trefwoorden


Aangifte

Gebondenheid belastingplichtige

…dat het Besluit op de Vennootschapsbelasting 1942 niet kent een gebondenheid van een belastingplichtige aan een gedane aangifte en aan de daaraan ten grondslag liggende balans met betrekking tot een daarbij ingenomen standpunt in zake waardering van schulden als in het onderhavige geval, waarin van een bestaand systeem geen sprake is; dat mitsdien, zolang niet op bindende wijze omtrent de grootte van het belastbaar bedrag over enig belastingjaar is beslist, en het door een belastingplichtige in een vroeger jaar ingenomen standpunt geen onherroepelijke gevolgen heeft gehad voor de aanslagregeling in volgende jaren - van welk een en ander te dezen naar vaststaat, geen sprake is -, het een belastingplichtige vrijstaat op een waardering als voormeld terug te komen, gelijk ook de inspecteur tot zolang vrij is in het bepalen van zijn standpunt ter zake [B. 8775]

Gebondenheid inspecteur

RB...De inspecteur mag bij het vaststellen van een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen uitgaan van de juistheid van de gegevens die een belastingplichtige bij zijn aangifte heeft verstrekt. Tot een nader onderzoek is hij in beginsel niet gehouden. Wel is hij tot een nader onderzoek gehouden indien hij, na met een normale zorgvuldigheid kennis te hebben genomen van de inhoud van de aangifte, aan de juistheid van enig daarin opgenomen gegeven in redelijkheid behoort te twijfelen (Hoge Raad 9 januari 2009, nr. 07/10292, LJN: BG9068, r.o. 3.4) [BT2069, 15-12-2010].

Aanslag

Vaststellen

De inspecteur mag bij het vaststellen van een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen uitgaan van de juistheid van de gegevens die een belastingplichtige bij zijn aangifte heeft verstrekt. Tot een nader onderzoek is hij in beginsel niet gehouden. Wel is hij tot een nader onderzoek gehouden indien hij, na met een normale zorgvuldigheid kennis te hebben genomen van de inhoud van de aangifte, aan de juistheid van enig daarin opgenomen gegeven in redelijkheid behoort te twijfelen (Hoge Raad 9 januari 2009, nr. 07/10292, LJN: BG9068, r.o. 3.4) [BT2069, 15-12-2010].

Aanslagbiljet

RB...Een aanslagbiljet met een onjuiste tenaamstelling kan in het algemeen niet leiden tot het ontstaan van een betalingsverplichting. Die regel geldt echter niet als de tenaamstelling een zodanig geringe onvolkomenheid bevat, dat redelijkerwijs geen misverstand kan bestaan omtrent de identiteit van de belastingplichtige (Hoge Raad 31 augustus 1998, nr. 33569, BNB 1998/335) [BO9061, 28-12-2010].

Aanvraag

RB...Naar het oordeel van de rechtbank dient een verzoek om teruggaaf in de zin van artikel 33 van de Wet op de omzetbelasting 1968 te worden aangemerkt als een aanvraag in de zin van artikel 4:13 Awb. Hierop dient op grond van het tweede lid binnen een termijn van 8 weken te worden beslist [BO8093, 16-12-2010].

Algemeen nut beogende instelling

RB...Algemeen nut beogende instellingen zijn instellingen wier doelstelling een werkzaamheid betreft, welke op zichzelf rechtstreeks een algemeen belang raakt. Daartoe behoort niet een instelling die tot doel heeft een werkzaamheid die op zichzelf voorziet in een particulier belang waaraan een bepaalde kring van personen behoefte heeft. Dat wordt niet anders als de voorziening in dit belang indirect het algemene nut dient (zie onder meer Hoge Raad 12 oktober 1960, nr. 14 413, BNB 1960/296, LJN AY1355). Bij de vraag of een instelling een algemeen nut beogende instelling is, moet niet slechts worden gelet op de statutaire doelstelling maar ook op hetgeen zij werkelijk nastreeft (Hoge Raad 31 oktober 1979, nr. 19 464, BNB 1979/314, LJN AX2630). Daarenboven kan een instelling slechts worden aangemerkt als het algemeen nut beogend, indien komt vast te staan dat met de door haar verrichte werkzaamheden het algemeen belang ten minste in gelijke mate als het particulier belang wordt gediend (Hoge Raad 13 juli 1994, nr. 29 936, BNB 1994/280, LJN ZC5717). De bewijslast hiervoor rust op eiseres (Hoge Raad 9 juli 1999, nr. 33 741, BNB 1999/361, LJN AA2805) [BO8116, 16-12-2010; BO8137, 16-12-2010].

Algemene bekendheid

--jurisprudentie--

...dat het van algemene bekendheid is dat personenauto's in de eerste gebruiksjaren de grootste

waardevermindering ondergaan [Hof in BNB 1982/156]

...dat deze figuur zich in het maatschappelijk leven in allerlei varianten voordoet en b.v. gewezen kan worden op het bekende feit, dat de meeste advocaten en doktoren er, behoudens bijzondere omstandigheden, niet toe overgaan hun declaraties op clienten te executeren [B. 8821]

…dewijl het van algemene bekendheid is, dat op 1 Juli 1943 en op 1 Januari 1944 de kansen voor het bedrijfsleven op het hervatten van de onderneming, zeer onzeker en klein waren [B. 8801]

--literatuur--

Beekhuis, C.H., Algemeen bekende feiten, ervaringsregels en eigen wetenschap van de rechter, in: Verzekeringen van vriendschap (Dorhout Mees-bundel), 1974, blz. 21-36.

Boom, W.H. van/Tuil, M.L./Zalm, I. van der, Feiten van algemene bekendheid en ervaringsregels - virtuele werkelijkheid?, in: NTBR 2010/2, blz. 36-43

Drucker, H.L., Eigen wetenschap des rechters, in: RM 1914, blz. 58-70.

Empel, A.C. van, Algemene bekendheid en eigen wetenschap des rechters, in: WPNR 4694-4695.

Wesseling-van Gent, E.M., Eigen wetenschap van de rechter, in: NJB 1988, blz. 1118-1121.

Algemene opvattingen

...dat het beroep van dameskapper naar algemene opvattingen geenszins met een onbeperkt winststreven onverenigbaar wordt geacht [B. 8918]

Ambtshalve cassatie

B. 8784; B. 8809; B. 8815; B. 8820; B.8843; B. 8847; B. 8849; B. 8897; B. 8919; B. 8953; B. 8966

Ambtshalve teruggaaf

RB..dat de rechter in belastingzaken de inspecteur niet kan opdragen om gebruik te maken van zijn bevoegheid om in voorkomende gevallen ambtshalve tot teruggave over te gaan.. [BQ1535, 30-12-2010]

Avas

Eisers verwijzing naar zijn slechte psychische situatie begrijpt de rechtbank als een beroep op afwezigheid van alle schuld. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de persoonlijke problemen waarmee eiser zich ten tijde van de indiening van de aangiften geconfronteerd zag, heeft hij met hetgeen hij dienaangaande heeft aangevoerd niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van afwezigheid van alle schuld [BP3146, 22-12-2010].

Het beroep van belanghebbende op avas slaagt indien hij stelt en bij betwisting aannemelijk maakt dat hij alle in de gegeven omstandigheden van hem in redelijkheid te vergen zorg heeft betracht om te bewerkstelligen dat de aangifte tijdig zou worden ingediend (vgl. HR 15 juni 2007, nr. 42.687, BNB 2007/251) [Rb. Zeeland-West Brabant 31-01-2013, nr. 12/3535].

Bekendmaking beschikking

...dat een dergelijk goedvinden is een beschikking van een Overheidsorgaan, die in het algemeen niet reeds werkt als binnenkamers de beslissing is gevallen, doch eerst na de openbaarmaking daarvan, welke openbaarmaking in een geval als het onderhavige bestaat in mededeling van de genomen beschikking aan den werkgever; dat te dien aanzien niets is gesteld, immers hier niet anders is aangevoerd dan dat de Minister in een circulaire aan zijn ambtenaren heeft medegedeeld wat zijn wens op dit stuk was [B. 8818]

Beleidsregels

RB...De Rechtbank let echter terecht alleen op de wettelijke eisen en de daarbij behorende wetshistorie. Beleidsuitingen nadien van de Staatssecretaris binden immers alleen de Inspecteur [BQ0397, 17-12-2010].

RB...dat de rechtbank goedkeurend beleid restrictief moet uitleggen, waarbij de bedoeling van de staatsecretaris moet worden meegewogen, althans voor zover die bedoeling kenbaar is uit de tekst van het toepasselijke besluit

Benefit of the doubt

Mede gelet op hetgeen appellante en haar echtgenoot ter zitting hebben verklaard, ziet de Raad in de medische situatie van appellante zoals geschetst in haar in rubriek I vermelde brieven - thans - aanleiding appellante het voordeel van de twijfel te geven en de overschrijding van de hogerberoepstermijn verschoonbaar te achten [BO8871, 20-12-2010]

Beroep

Termijn indiening

RB...Ingevolge artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. Ingevolge artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) vangt in afwijking van artikel 6:8 van de Awb de termijn voor het instellen van beroep aan met ingang van de dag na die van dagtekening van de uitspraak van de inspecteur, tenzij de dag van dagtekening is gelegen voor de dag van bekendmaking [BO7914, 14-12-2010].

Belang

..dat de eerste grief geen behandeling behoeft, aangezien belanghebbende daarbij geen belang heeft [B. 8776]

...dat de inspecteur de onjuistheid van de onderhavige beschikking waartegen het beroep is gericht, heeft erkend en de betreffende aanslag geheel heeft vernietigd, zodat voor de Tariefcommissie geen andere mogelijkheid bestaat dan het door de appellant nochtans gehandhaafde beroep af te wijzen op grond dat de appellant ter zake geen belangen meer heeft, welker verdediging voor de Tariefcommissie hem nut zou kunnen opleveren [B. 8862]

CRvB...De Raad ziet zich in dit geding op de eerste plaats gesteld voor de vraag of appellant belang heeft bij het door hem ingestelde hoger beroep. De Raad stelt daarbij voorop dat sprake is van voldoende procesbelang indien het resultaat dat met het beroep wordt nagestreefd ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor de indiener feitelijk betekenis kan hebben [BO9039, 24-12-2010].

HOF...Aangezien de beroepstermijn van openbare orde is moet een buiten die termijn ingediend beroepschrift niet-ontvankelijk worden verklaard [BP3146, 22-12-2010]

Kracht van gewijsde

RB...Afschriften van de uitspraak zijn aan partijen gezonden en daarbij is partijen gewezen op de mogelijkheid tegen de uitspraak beroep in cassatie in te stellen. Geen der partijen heeft van die mogelijkheid gebruik gemaakt. Derhalve is de uitspraak in kracht van gewijsde gegaan en kan de Inspecteur niet nogmaals op dezelfde grond als in de verzetprocedure speelde de ontvankelijkheid van het beroep aan de orde stellen [BR6578, 21-12-2010].

Uitspraak bezwaar

Het beroep van eiseres strekt zich ook uit tot de navorderingsaanslag. Eiseres heeft tegen de navorderingsaanslag bezwaar gemaakt. Verweerder heeft nog geen uitspraak gedaan op dit bezwaar. Het instellen van beroep is slechts mogelijk tegen een uitspraak op bezwaar dan wel tegen het niet tijdig doen van een uitspraak op bezwaar. Van dit laatste is geen sprake. Eiseres kan dan ook niet in haar beroep worden ontvangen voor zover het beroep de navorderingsaanslag betreft [BR6588, 21-12-2010]

Ontvankelijkheid

Zie onder "Ontvankelijkheid beroep"

Rechtstaal

...dat art. 57 voormeld, bepalend dat het beroep geschiedt door indiening van een beroepschrift, daarbij enkel het oog kan hebben gehad op een beroepschrift in het Nederlands gesteld en niet in de Friese taal, welke, gesproken in een der provincien, in het algemeen onverstaanbaar is voor wie niet daaruit stamt [B. 8804].

Intrekking

CRVB...In het verzetschrift is er - terecht - op gewezen dat het hoger beroep bij faxbericht van 24 september 2010, en dus voorafgaand aan de uitspraak van de Raad van 30 november 2010, reeds was ingetrokken. In die omstandigheden dient het verzet gegrond te worden verklaard. Dit betekent dat de uitspraak van de Raad van 30 november 2010 vervalt. Nu het hoger beroep is ingetrokken, is voortzetting van het onderzoek niet aan de orde [BO8881, 21-12-2010]

Heffingsrente

RB...Ingevolge het arrest van de Hoge Raad van 27 november 2009, nr. 07/13621, NTFR 2009/2622 heeft het beroep tegen een uitspraak op bezwaar tegen een belastingaanslag ook te gelden als een beroep betreffende de op hetzelfde aanslagbiljet als de belastingaanslag vermelde beschikking heffingsrente, tenzij de belanghebbende die bevoegdheid ondubbelzinnig prijsgeeft. Eiseres heeft dat niet gedaan. Eiseres heeft echter geen afzonderlijke gronden aangevoerd tegen de beschikking heffingsrente. Het beroep dient daarom ook in zoverre ongegrond te worden verklaard [BO8086, 16-12-2010].

Bestuurlijke boete

Bevoegd orgaan

De bestuurlijke boete is aan eiseres opgelegd door de teammanager Uitvoering Dienst Regelingen en dus niet door één van de in het Mandaatbesluit genoemde personen. Aangezien de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State eerder heeft overwogen (uitspraak van 9 januari 2002, LJN AD8986) dat een aan het primaire besluit klevend bevoegdheidsgebrek geacht kan worden te zijn hersteld, indien de beslissing op bezwaar door het bevoegde orgaan is genomen, leidt dit niet tot gegrondheid van het beroep [BO8469, 15-12-2010].

Toetsing

Het opleggen van een bestuurlijke boete op grond van artikel 51 van de Meststoffenwet is een discretionaire bevoegdheid van verweerder maar het betreft tegelijkertijd een bestraffende sanctie. Dat betekent dat de rechter hierin niet terughoudend dient te toetsen [BO8469, 15-12-2010].

Vergrijpboete

Matiging

RB...Wel acht de rechtbank, in verband met het feit dat de hoogte van de naheffingsaanslag met omkering van de bewijslast is vastgesteld, een matiging van de vergrijpboete (van 50%) tot op 35% hier op zijn plaats [BP0101, 29-12-2010].

Hof...De Inspecteur heeft met het oog op het evenredigheidsbeginsel de boete gematigd tot € 16.000. De Rechtbank heeft – met instemming van de Inspecteur – de boete verder gematigd tot € 13.822. Deze matiging was voor de Rechtbank gelegen in de omstandigheid dat de Belastingdienst per saldo geen financieel nadeel heeft geleden.

RB: Eiseres heeft (..) aangevoerd dat de verzuimboete te hoog is en niet in verhouding staat tot de hoogte van het belastbaar bedrag. De rechtbank ziet hierin echter geen reden tot matiging van de boete. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de ratio van de onderhavige boete is gelegen in het onderhouden van de bereidheid om tijdig de aangifteverplichting na te komen en dat de wetgever en de besluitgever dienovereenkomstig geen onderscheid hebben willen maken naar gelang de hoogte van de winst van het desbetreffende jaar (Hof Amsterdam 6 september 2012, nr. 11/00924, V-N 2012/57.2) [ECLI:NL:RBHAA:2012:BY9775].

Grove schuld

Hof...Voor het handelen van belanghebbende – als ware sprake van een fiscale eenheid – bestaat naar het oordeel van het Hof geen deugdelijke rechtvaardiging. Het had, bij gebrek aan kennis, op de weg van belanghebbende gelegen zich omtrent de ten aanzien van de managementwerkzaamheden geldende omzetbelastingregels te laten adviseren door een deskundige. Door dit kennelijk na te laten en de aangiften te doen zoals zij zijn gedaan, is belanghebbende ernstig tekortgeschoten in haar verplichtingen jegens de Belastingdienst [BO7125, 07-12-2010]

Ne bis in idem

Hof...In zoverre belanghebbende met haar stelling dat twee boetes – in beide zaken één – zijn opgelegd voor dezelfde gedraging en dat zij betoogt dat te dezen sprake is van een – rechtens verboden – dubbele bestraffing van hetzelfde feit, faalt deze stelling, reeds omdat de boetes zijn opgelegd aan verschillende belastingplichtigen (te weten aan A Beheer B.V. en de fiscale eenheid A Beheer B.V. en A). [BO7125, 07-12-2010]

Verzuimboete

Karakter

RB...De verzuimboete heeft tot doel een gebod tot nakoming van fiscale verplichtingen in te scherpen. Voor het opleggen van een dergelijke boete is niet vereist dat er sprake is van opzet of grove schuld [BP0800, 29-12-2010; BQ1636, 13-12-2010].

Vervallen of matiging

Bijzondere omstandigheden of afwezigheid van alle schuld kunnen aanleiding zijn tot matiging of het achterwegen laten van de boete. Deze zijn echter niet gesteld of gebleken, zodat moet worden geoordeeld dat de boete passend en geboden is [BQ1636, 13-12-2010].

Incidenteel hoger beroep

HOF...Bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van het incidenteel hoger beroep, dient het Hof twee vragen te beantwoorden. De eerste vraag is, of de omstandigheid dat de Inspecteur geen hoger beroep heeft ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank op het punt van de boetebeschikking, belanghebbende belet op dat punt incidenteel hoger beroep in te stellen. Het hof beantwoordt deze vraag, onder verwijzing naar het arrest Hoge Raad 4 juni 2010, nr. 09/01362, ontkennend. Belanghebbende heeft dus de vrijheid om zijn incidenteel hoger beroep tegen de boete te richten [BQ1352, 23-12-2010].

HOF...De tweede vraag is of belanghebbendes incidentele hoger beroep tijdig is ingediend. Op grond van artikel 27m, lid 1, van de AWR kan de andere partij dan de partij die het principaal hoger beroep indient, bij haar verweerschrift incidenteel hoger beroep instellen. Anders dan belanghebbende betoogt, kan haar op 18 mei 2009 ingediende verweerschrift, naar vorm noch inhoud, aangemerkt worden als een incidenteel hoger beroep, nu uit dat verweerschrift niet volgt dat belanghebbende concludeert tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank [BQ1352, 23-12-2010].

Bewijs

Meest gerede partij

Belanghebbende, die als de meest gerede partij daartoe bij uitstek in staat is het feitenmateriaal aan te leveren, is daarin noch in bezwaar, noch in beroep, noch in hoger beroep verder gekomen dan een bloot feitelijke bewering [BP8120, 29-12-2010

Bewijsaanbod

...dat appellant, nadat hem hiervan mededeling is gedaan, vervolgens andere leveranties heeft genoemd, doch geheel in gebreke is gebleven hiervan enig bewijs over te leggen en het Scheidsgerecht dan ook geen aanleiding meer vindt om wederom ambtshalve nog een onderzoek in te stellen bij deze, ter elfder ure genoemde, leveranciers; dat hiervoor nog te minder reden is, omdat appellant in zijn beroepschrift heeft aangevoerd, dat zijn boekhouding in het ongerede zou zijn geraakt, doordat hij inwoning kreeg van derden, doch bij mondelinge behandeling deze bewering niet is gehandhaafd en de gemachtigde van appellant aldaar heeft verklaard, dat appellants administratie bestond uit een geheel verwaarloosd aantekenboekje [B. 8853]

HOF....Nog daargelaten dat belanghebbende niets in het vooruitzicht heeft gesteld waaromtrent (1) deze heren naast hun reeds afgelegde verklaringen nog aanvullend zouden kunnen verklaren, dan wel (2) het tonen van de bestanden en de bewerkingen nog aanvullende wetenschap zou kunnen verschaffen, geven de informatie in de uitvoerig gedocumenteerde gedingstukken, de uiteenzetting van belanghebbende ter zitting dat de beide heren, als zij als getuige worden gehoord, inhoudelijk slechts zullen herhalen en bevestigen wat zij eerder hebben verklaard, en het overige verhandelde ter zitting, geen aanleiding te veronderstellen dat het beeld dat deze informatie oproept door nadere verklaringen van beide heren of één van hen dan wel door het tonen van de bestanden en de bewerkingen, een ander beeld zal teweegbrengen, zodat het bewijsaanbod als onvoldoende gespecificeerd moet wordt afgewezen [BP8120, 29-12-2010].

HOF....Nu belanghebbende geen onderbouwing heeft gegeven voor welke stelling hij nader bewijs wil bijbrengen, passeert het Hof reeds hierom het bewijsaanbod van belanghebbende, omdat het gedane aanbod zonder nadere toelichting als te vaag moet worden aangemerkt [BW4721, 26-04-2012

Bewijskracht

...dat het den raad vrijstaat aan de erkenning van zeker feit door een der partijen bewijskracht toe te kennen ook al is aan die erkenning een beweerdelijk bevrijdende daadzaak toegevoegd, terwijl de raad niet behoeft te motiveren waarom hij die daadzaak niet bewezen heeft geoordeeld [B. 8972]

Bewijsmiddel

...dat deze bewezenverklaringen onder meer steunen op een ambtsedig procesverbaal van twee politieambtenaren zakelijk inhoudende...[B. 8920]

Bewijsnood

Hof...Voor zover belanghebbende zich erover beklaagt dat zij iets moet aantonen wat niet aan te tonen valt, te weten dat er minder omzet respectievelijk meer kosten zijn geweest, heeft belanghebbende dit - indien al juist - aan zichzelf te wijten door onvoldoende administratieve vastlegging van de kosten respectievelijk het niet bewaren van daarop betrekking hebbende bescheiden [BP8120, 29-12-2010].

Bewijsuitsluiting

Naar het oordeel van de rechtbank is niet aannemelijk geworden dat sprake is van een gebruik door de inspecteur van bewijsmateriaal dat verkregen is op een wijze die zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht, dat het gebruik van dat bewijsmateriaal, welke stukken het in deze procedure dan ook mogen betreffen, ontoelaatbaar moet worden geacht. Voor zover in hetgeen belanghebbende aanvoert de stelling ligt besloten dat informatie verkregen tijdens het woonplaatsonderzoek onrechtmatig is verkregen en daarom buiten beschouwing dient te blijven, faalt die stelling evenzeer [BP0118, 15-12-2010].

Bezwaar

Ambtshalve toetsing

HOF...Uit de stukken van het geding in eerste aanleg volgt dat de ontvankelijkheid van het bezwaarschrift tussen partijen in de procedure voor de rechtbank niet in geschil was. Het Hof gaat er daarom van uit dat de rechtbank de ontvankelijkheid, anders dan in de geschilomschrijving door de rechtbank wordt vermeld, als element van openbare orde ambtshalve heeft getoetst

Termijn indiening

HOF...De termijn voor indiening van een bezwaarschrift bedraagt zes weken. Een bezwaarschrift is tijdig ingediend, indien het vóór het einde van de termijn door de Inspecteur is ontvangen. Bij verzending per post is een bezwaarschrift ook tijdig ingediend, indien het vóór het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Nu het Hof geen reden heeft om aan te nemen dat de dag van dagtekening van de aanslag en van de beschikkingen is gelegen vóór de dag van de bekendmaking daarvan, is de termijn in dit geval aangevangen met ingang van de dag na die van de dagtekening van de aanslag, zodat de termijn voor het instellen van bezwaar eindigde met...[BO8844, 21-12-2010]

Herstel verzuim

CRvB...Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat in een geval als het onderhavige, waarin het Uwv van TNT Post geen bericht heeft ontvangen dat de brief van 6 mei 2008 niet kon worden bezorgd, dan wel niet is afgehaald, het niet op de weg van het Uwv ligt om aannemelijk te maken dat de brief van 6 mei 2008 is aangeboden aan appellante. Het ligt daarentegen op de weg van appellante om aannemelijk te maken dat de aangetekende zending niet op de gebruikelijke wijze door TNT Post is verwerkt. Daarin is appellante volgens de Raad niet geslaagd. Gelet hierop moet ervan uitgegaan worden dat appellante de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen, zodat het Uwv na het ongebruikt verstrijken van de daartoe gestelde termijn bevoegd was het bezwaar van appellante, zonder appellante daarover te horen, niet-ontvankelijk te verklaren met toepassing van artikel 7:3, aanhef en onder a, van de Awb [BO8897, 16-12-2010].

Onverschoonbare termijnoverschrijding

RB...Naar de rechtbank uit het bezwaarschrift begrijpt, heeft eiser gewacht met het indienen van een bezwaarschrift totdat de uitkomsten van een bij hem ingesteld boekenonderzoek bekend waren. Hiermee is evenwel geen verschoningsgrond voor de termijnoverschrijding gegeven. Eiser had immers in ieder geval tijdig bezwaar kunnen maken, zonodig op nader aan te voeren gronden [BP4318, 29-12-2010].`

Zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk

HOF...Ten overvloede overweegt het Hof over het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2002 het volgende. Deze aanslag is belanghebbende uiterlijk 23 april 2007 bekend gemaakt. Eerst op 2 augustus 2007 heeft belanghebbende zijn bezwaarschrift tegen deze aanslag ingediend. Alsdan heeft belanghebbende niet, zo snel als redelijkerwijs kan worden verwacht, alsnog zijn bezwaar ingediend, zodat reeds om die reden het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2002 terecht niet-ontvankelijk is verklaard [BO8517, 21-12-2010].

RB...Een niet-tijdig ingediend bezwaarschrift is ingevolge artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat de indiener in verzuim is geweest. Hiertoe dient eiseres aannemelijk te maken dat zij het bezwaarschrift heeft ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs kon worden verlangd. (...). Eerst op 29 december 2006 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen voormelde beschikkingen. Gelet op het tijdsverloop tussen de datum waarop eiseres bekend raakte met de voor haar relevante informatie en de datum waarop zij bezwaar heeft gemaakt, ruim zeven maanden, is de rechtbank van oordeel dat eiseres haar bezwaarschrift niet zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk was, heeft ingediend [BO9338, 16-12-2010]

Heffingsrente

In het arrest Hoge Raad, 27 november 2009, nr. 07/13621, LJN: BJ7907, is beslist dat het bezwaar tegen een belastingaanslag tevens moet worden opgevat als bezwaar tegen een op hetzelfde aanslagbiljet vermelde beschikking inzake heffingsrente die met deze aanslag samenhangt [BQ0439, 23-12-2010]

Bijstand ter zitting

De rechtbank verwerpt de grief van eiser dat de rechtbank ten onrechte heeft toegelaten dat een FIOD-medewerker als bijstand van verweerder ter zitting is verschenen en daar het woord heeft kunnen voeren. Geen rechtsregel of rechtsbeginsel verhindert immers dat verweerder zich ter zitting laat bijstaan door een FIOD-medewerker en dat deze ter zitting zaken toelicht en vragen van de rechtbank beantwoordt. Dit geldt temeer nu de belastbare winst is behaald met de handel in goud en de FIOD een strafrechtelijk onderzoek heeft ingesteld naar de gedragingen van eiser met betrekking tot deze handel [Rb. Den Haag 31-01-2013, nr. 12/2901].

Billijkheid der wet

In zoverre belanghebbende betoogt dat de wet jegens haar onrechtvaardig is en dat haar daarom alsnog de gevraagde aftrek dient te worden verleend stuit dit betoog af op artikel 11 van de Wet houdende algemeene bepalingen der wetgeving van het Koningrijk (Stb 1822, 10 en Stb 1829, 28), dat luidt: "De regter moet volgens de wet regt spreken: hij mag in geen geval de innerlijke waarde of billijkheid der wet beoordelen." [BQ0393, 17-12-2010]

RB...Aangaande de stelling van [belanghebbende] dat dan cumulatie van omzetbelasting plaatsvindt overweegt de rechtbank - daargelaten dat het aan [belanghebbende] is om er voor te kiezen om auto's al dan niet onder toepassing van de margeregeling door te leveren - dat het de rechter ingevolge artikel 11 van de Wet algemene bepalingen niet is toegestaan de innerlijke waarde of billijkheid van de wet te beoordelen. Bovendien is de wet op dit punt in overeenstemming met de Zesde Richtlijn [BO8886, 17-12-2010].

Boete

Zie Bestuurlijke boete

Belasting van personenauto's en motorrijwielen [B.P.M.]

Bevoegdheid lidstaat

De bpm is een motorrijtuigenbelasting die binnen de Europese Unie niet is geharmoniseerd. Op dit gebied oefenen de lidstaten vrij hun fiscale bevoegdheid uit, mits zij daarbij het gemeenschapsrecht in acht nemen, aldus onder meer de arresten C-451/99, Cura Anlagen GmbH en Auto Service Leasing GmbH (ASL) en C-42/08, M. Ilhan [BW4726, 26-04-2012].

Registratie

In de jurisprudentie is eveneens aangenomen dat de fiscale controle niet goed mogelijk is, indien belastbare voertuigen niet zijn geregistreerd in de betrokken lidstaat (C-451/99). Registratie is derhalve het natuurlijke uitvloeisel van de uitoefening van de in 4.2 genoemde fiscale bevoegdheid; de registratie vergemakkelijkt de controles zowel voor de staat van registratie als voor de andere lidstaten, waarvoor de registratie in een lidstaat als bewijs geldt van de betaling van de belasting in die staat [BW4726, 26-04-2012] .

Evenredigheidsbeginsel

Het is voorts vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie dat een heffing als de bpm in strijd is met het EG-Verdrag, in het geval dat het evenredigheidsbeginsel niet in acht wordt genomen. Daarvan is bijvoorbeeld sprake in de situatie dat een in een lidstaat geregistreerde auto door een inwoner van die lidstaat wordt verhuurd aan een inwoner van een andere lidstaat en door deze aldaar voor een bepaalde tijd wordt gebruikt (G.M. van de Coevering, C-242/05 en C-42/08, M. Ilhan) [BW4726, 26-04-2012]

Karakter heffing

Het Hof is van oordeel dat, anders dan belanghebbende kennelijk meent, de bpm als belasting met betrekking tot personenauto’s, motorrijwielen en bestelauto’s niet het karakter heeft van een retributie. Enkel voor wat betreft het tijdstip van heffing van de bpm is in de Wet bpm aangesloten bij de registratie van het voertuig. Dit betekent niet dat de bpm daarmee haar karakter van belasting heeft verloren. Reeds hierom is er geen reden om te onderzoeken of het tarief van de bpm de kosten die met de registratie van de voertuigen in kentekenregister gepaard gaan overstijgt [BW4726, 26-04-2012].

Cassatiemiddel

...dat belanghebbende, zonder enig wetsvoorschrift als verkeerd toegepast of geschonden te vermelden, in cassatie als grief aanvoert, dat... [B. 8902]

...dat belanghebbende zonder enig wetsvoorschrift als geschonden of verkeerd toegepast te vermelden, in cassatie klaagt: dat de raad van beroep hem niet heeft opgeroepen ter vergadering van 19 April 1949 [B. 8910]

Civiel recht

RB...Het civiele recht wordt terecht gevolgd zonder afzonderlijke fiscale feitenduiding en zonder verdere veronderstellingen. Er is ook volgens het Hof geen reden van de werkelijkheid af te wijken zoals die is volgens civiel recht.

Via die weg bereikt de Rechtbank het helder gemotiveerde oordeel dat het beroep gegrond is en dat de woning behoort te worden belast volgens de regels van box 1.

Civiele rechter

.....dat zich ook het geval kan voordoen, dat door den werkgever meer loonbelasting is afgedragen dan door den werknemer verschuldigd is en op zijn loon is ingehouden, doch voor dat geval bij het meervermelde besluit geen voorziening is getroffen; dat den werkgever, wil hij zijn aanspraak op teruggaaf van hetgeen hij te veel aan loonbelasting heeft afgedragen in rechte geldend maken, alsdan, bij gebreke van een bijzonderen rechtsgang, slechts de weg van terugvordering van het volgens hem onverschuldigd betaalde door een procedure voor den gewonen burgerlijken rechter openstaat [B. 8900]

Delegatie wetgevende bevoegdheid

...dat het Besluit op de Ondernemingsbelasting 1942 wel in verschillende gevallen aan de Ministers van Binnenlandse Zaken en van Financiën samen of aan den Minister van Financiën alleen de bevoegdheid toekent tot het treffen van bepaalde regelingen, doch dat hier van zulk een regeling geen sprake is [B. 8771]

...dat men nu wel, mede met het oog op art. 31 LB, waar tussen aanvulling en uitvoering wordt onderscheiden, het bedoelde woordgebruik kan afkeuren, doch op grond daarvan nimmer met vrucht kan betogen, dat onder den term "uitvoeringsvoorschriften" in art. 1, lid 2, VH het voorschrift van art. 1 van de meergenoemde Zevende UvbLB niet is begrepen [B. 8941]

Deskundige

...dat de Raad omtrent laatstbedoelde huurwaarde een deskundige heeft geraadpleegd, die van zijn bevinding heeft uitgebracht een schriftelijk verslag, dat in originali bij de stukken is gevoegd en aan elk der partijen in afschrift is toegezonden

RB...dat het taxatierapport door [A] vanuit zijn specifieke deskundigheid als taxateur is opgesteld. De gemachtigde van eiser, [gemachtigde] – aan wie uitsluitend een volmacht is verleend – is geen taxateur en ontbeert derhalve die specifieke deskundigheid. In casu heeft eiser derhalve kosten gemaakt vanwege inschakeling van twee verschillende personen, die ieder beschikken over hun eigen specifieke expertise. De rechtbank is van oordeel dat [A] vanuit zijn professie het taxatierapport op een onafhankelijke wijze heeft opgesteld [BP1769, 28-12-2010].

Voor zover belanghebbende voor de werkzaamheden van zijn zoon kosten als deskundige vergoed wenst te zien, stuit dat af op het bepaalde in artikel 8:34 van de Awb, waarin is bepaald dat een deskundige zijn opdracht onpartijdig dient te vervullen. De zoon kan, gelet op de familierelatie, geen deskundige zijn als bedoeld in dat artikel (vgl. Hoge Raad 24 september 2010, 09/03034, LJN: BN8082) [BP0044, 21-12-2010].

Deskundigenrapport

Het in opdracht van eiser opgemaakte deskundigenrapport is pas na de conceptuitspraak op bezwaar overgelegd. Daarna heeft verweerder de definitieve uitspraak op bezwaar aan eiser toegezonden, met daarin dezelfde WOZ-waarde genoemd als in de conceptuitspraak op bezwaar. Eiser is vervolgens enkel tegen de toegekende proceskostenvergoeding in de uitspraak op bezwaar in beroep gegaan, en was het dus eens met de vastgestelde WOZ-waarde in zowel de conceptuitspraak als de definitieve uitspraak op bezwaar, naar achteraf kan worden geconstateerd. Op grond van vorengaande acht de rechtbank de door eiser gemaakte kosten wegens het inschakelen van een deskundige, geen redelijkerwijs gemaakte kosten die ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor vergoeding in aanmerking komen. [BY8100, 21-12-2012]

Devolutieve werking

RB...Voor zover belanghebbende nog bedoeld heeft te stellen dat de uitspraak op bezwaar niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd is, kan deze stelling hem eveneens niet baten. Volgens vaste jurisprudentie (o.a. Hoge Raad 7 oktober 1998, nr. 33 577, gepubliceerd in BNB 1999/33) brengt de loop van de procedure in belastingzaken mee dat schending van het motiveringsbeginsel, daargelaten of daarvan in het onderhavige geval al sprake zou zijn, alleen tot gevolg heeft dat de rechtbank, zo deze de uitspraak van de inspecteur bevestigt, verplicht is zelf de gronden daarvoor in zijn uitspraak op te nemen [BP0118, 15-12-2010].

Doelmatige belastingheffing

...dat een doelmatige belastingheffing met zich brengt, dat voor de indiening van bezwaarschriften termijnen worden gesteld, hetgeen dan ook pleegt te geschieden [B. 8900]

Doorbreking appelverbod

CRvB..Ingevolge artikel 18, tweede lid, aanhef en onder c, van de Beroepswet kan geen hoger beroep worden ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Awb. De aangevallen uitspraak betreft een dergelijke uitspraak en is daarom niet vatbaar voor hoger beroep (...). Voor kennisneming van een hoger beroep in weerwil van deze bepaling kan naar vaste rechtspraak (CRvB 5 juni 2006, LJN AX9004) echter grond bestaan, als sprake is van een evidente schending van eisen van een goede procesorde dan wel van fundamentele rechtsbeginselen, zodanig dat van een eerlijk proces geen sprake is [BP1547, 30-12-2010]

CBB...tegen een uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, Awb geen hoger beroep kan worden ingesteld. Van een hoger beroep tegen een dergelijke uitspraak kan het College niettemin kennis nemen, indien geoordeeld moet worden dat bij de totstandkoming van die uitspraak sprake is geweest van een zodanig ernstige schending van de eisen van een goede procesorde dan wel van fundamentele rechtsbeginselen dat niet gesproken kan worden van een eerlijk en onafhankelijk proces (...) Een eventuele onjuiste inhoudelijke beoordeling door de rechtbank van het onderliggende geschil acht het College echter onvoldoende voor doorbreking van het appelverbod. Dat zou immers neerkomen op een verkapt hoger beroep bij het College, hetgeen de wetgever juist uitdrukkelijk niet mogelijk heeft willen maken [BO8992, 21-12-2010].

Douane

Beoordelingskader tariefindeling

RB...Het is vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de EG (HvJ EG) dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in beginsel moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de posten van het gemeenschappelijk douanetarief en in de aantekeningen bij de afdelingen of hoofdstukken zijn omschreven (Hof van Justitie van de EG, 7 februari 2002, nr. C-276/00). Het is eveneens vaste rechtspraak dat bij de uitleg van het GDT, de toelichtingen bij de nomenclatuur van de Wereld Douane Organisatie, belangrijke hulpmiddelen vormen ter verzekering van een uniforme toepassing van het GDT in de hele gemeenschap [BO9329, 23-12-2010].

Eigen wetenschap

...daar er voor de Nederlandse eigenaar van onroerende goederen in Duitsland geen enkele wettelijke of feitelijke belemmering bestond om de goederen buiten Duitsland te verkopen en zulks, naar de Raad uit eigen wetenschap bekend is, ook regelmatig voorkwam [B. 8837]

...dat, naar het Scheidsgerecht uit eigen wetenschap bekend is, de HKP-garages reeds terstond door de bezetter werden aangewezen als exclusieve werkplaatsen voor het Duitse leger en/of Nationaal-Socialistische instanties [B. 8852]

....dat het echter, ook volgens de eigen wetenschap van den Raad, in Twenthe algemeen in den boerenstand gebruikelijk is [B. 8871]

...dat het de Raad uit eigen wetenschap en ervaring bekend is, dat destijds dooreengenomen 2/3 van de reizigers, die 12 1/2 cents-coupons kochten, daarop 2 1/2 cts fooi gaven, zodat uit dien hoofde belanghebbende aan fooien ontving f 286,53...dat het de Raad uit eigen wetenschap bekend is, dat zeker 1/3 van de passagiers bij het kopen van een knipkaart 5 of 10 cts fooi gaf. [B. 8879]

...dat het de Raad uit eigen wetenschap bekend is, dat voor warenhuizen, muurkassen en serres de residuwaarde, laag geschat, moet worden gesteld op 25 pCt. van de kostprijs..[B. 8946]

Ervaring

...dat de beslissing van den RvB, dat bij belanghebbende het oogmerk om winst te behalen aanwezig was, steunt en steunen kon op 's raads aan de ervaring ontleend oordeel [B. 8796]

...daar de ervaring leert, dat de langlopende vorderingen van banken het zuiver vermogen enige malen plegen te overtreffen. ......dat zij zich verenigt met de stellingen van de inspecteur omtrent hetgeen de ervaring leert aangaande de verhouding tussen de in art. 8, lid 2, Ond. B. bedoelde beleggingen en het zuiver vermogen bij kredietinstellingen [B.8827]

....dat het de Raad uit eigen wetenschap en ervaring bekend is, dat destijds dooreengenomen 2/3 van de reizigers, die 12 1/2 cents-coupons kochten, daarop 2 1/2 cts fooi gaven, zodat uit dien hoofde belanghebbende aan fooien ontving f 286,53 [B. 8879]

Literatuur

  • NTBR 2010/2, nr. 7, blz. 36-43, W.H. van Boom/M.L. Tuil/I. van der Zalm, Feiten van algemene bekendheid en ervaringsregels - virtuele werkelijkheid? in: http://repub.eur.nl/res/pub/18453/

  • Crommelin, R.W.J, Het aanvullen van de rechtsgronden. De betekenis van art. 8:69 AWB in het licht van art. 48 (oud) Rv., Kluwer Deventer 2007, blz. 141-151, 155-156, 397-400, 420 [google books]

  • Feteris, M.W.C, Fiscale bestuurlijke boetes en het recht op een behoorlijk proces, Fiscale Monografieën nr. 66, Kluwer Deventer, 2e druk 2002, blz. 243, 286, 369 [google books]

  • Feteris, M.W.C, Formeel belastingrecht, Fiscale Handboeken, Onderwijseditie, Kluwer Deventer, 2e druk 2007, blz. 448, 481 [google books]

  • Mierlo, A.I.M van/Nispen, C.J.J.C. van/Polak, M.V, Burgerlijke rechtsvordering, Tekst & Commentaar, Kluwer Deventer , 2e druk 2005, blz. 85, 298-299, 351 [google books]

  • Schuurmans, Y.E, Bewijslastverdeling in het bestuursrecht. Zorgvuldigheid en bewijsvoering bij beschikkingen, diss. VU Amsterdam 24 januari 2006, par. 2.4, par. 2.6.3, par. 2.6.4, par. 2.7, par. 3.6, par. 7.3 [google books]

  • Veegens, D.J/Korthals Altes, E., Cassatie in burgerlijke zaken, Asser Serie Procesrecht, Kluwer Deventer, 4e druk 2005, blz. 200, 202-203, 243-247, 287, 392 [google books]

Evenredigheidsbeginsel (Europees)

Het is voorts vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie dat een heffing als de bpm in strijd is met het EG-Verdrag, in het geval dat het evenredigheidsbeginsel niet in acht wordt genomen. Daarvan is bijvoorbeeld sprake in de situatie dat een in een lidstaat geregistreerde auto door een inwoner van die lidstaat wordt verhuurd aan een inwoner van een andere lidstaat en door deze aldaar voor een bepaalde tijd wordt gebruikt (G.M. van de Coevering, C-242/05 en C-42/08, M. Ilhan)

Feitelijk, niet onbegrijpelijk oordeel

...dat tegen de feitelijke vaststelling door den raad niet met vrucht in cassatie kan worden opgekomen [B. 8840]

...dat de raad van beroep op grond van de door hem vastgestelde feiten, waarbij hij aan geen enkel door belanghebbende in zijn oorspronkelijk beroepschrift gesteld feit is voorbijgegaan, kon en derhalve mocht beslissen, dat in deze sprake was niet van overgang van het bedrijf op belanghebbende doch van liquidatie daarvan, welke feitelijke beslissing in cassatie niet met vrucht kan worden bestreden [B. 8912]

...dat in het licht van deze feitelijke vaststelling, waartegen in cassatie niet met vrucht kan worden opgekomen... [B. 8943]

Feitelijke grondslag

…dat deze stelling feitelijken grondslag mist, daar… [B. 8805]

…dat belanghebbendes grief, dat de raad hetgeen belanghebbende omtrent de vaststelling van de zogenaamde constante had aangevoerd, niet heeft onderzocht, feitelijken grondslag mist [B. 8813]

…dat beide middelen feitelijken grondslag missen in zoverre zij er van uitgaan, dat…[B. 8817]

....dat uit de stukken, waarvan de Hoge Raad kennis neemt, niets blijkt van de in het middel gestelde feiten, zodat dit feitelijken grondslag mist en mitsdien niet tot cassatie kan leiden [B. 8839]

...dat de tweede grief niet tot cassatie kan leiden, reeds omdat zij feitelijken grondslag mist [B. 8841]

...dat de eerste grief ten dele feitelijken grondslag mist [B.8886]

...dat de derde grief niet tot cassatie kan leiden, aangezien zij feitelijken grondslag mist, nu uit de uitspraak niet blijkt, dat de door belanghebbenden vermelde feiten, die volgens hen de conclusie, dat het bedrijf van A werd geliquideerd, niet zouden wettigen, bij de behandeling dezer zaak voor den raad van beroep zijn komen vast te staan [B. 8909]

...dat uit de gedingstukken niet blijkt, dat de zitting van 29 November 1948 door den voorzitter overeenkomstig art. 14, laatste lid, RvB is verdaagd, zodat het middel in zover feitelijken grondslag mist [B. 8910]

...dat voorts uit niets blijkt dat de raad zich bij deze beslissing heeft laten leiden door de gedachte dat liquidatie van de vennootschap meebracht liquidatie van haar bedrijf, zodat het middel in zoverre feitelijken grondslag mist [B. 8912]

...dat het primaire middel feitelijken grondslag mist.. [B. 8947]

HOF...De rechtbank heeft belanghebbende voor de uitgebrachte bouwkundige rapportage een vergoeding toegekend, zodat de klacht van belanghebbend in zoverre feitelijke grondslag mist [BP3151, 29-12-2010].

Finale geschilbeslechting

Barkhuysen, Tom & Claessens, Machteld, Naar een "slagvaardiger" bestuursrecht met de Wet aanpassing bestuursprocesrecht, in: AAe 2012/83, blz. 83-93

Marseille, A.T. & Heide, R.R. van der, De onderbenutting van de mogelijkheden tot finale geschilbeslechting door de bestuursrechter, in JB Plus 2008/2, blz. 78-92

Fiscale soevereiniteit

HR...dat het vertoogschrift van den inspecteur, behalve de door den RvB in zijn uitspraak woordelijk weergegeven overweging, ook de overweging bevat, dat binnen het grondgebied van Nederland geen gebied bekend is ten aanzien waarvan een souvereiniteit bestaat, welke voor belanghebbende immuniteit op het stuk der belastingen zou teweegbrengen; dat de RvB door zijn beslissing te doen steunen op alle in het vertoogschrift opgenomen, en in de uitspraak ingevoegde, overwegingen van den inspecteur, zijn beslissing mede heeft gegrond op de laatstelijk weergegeven overweging; dat, waar die overweging op zichzelf reeds de beslissing kan dragen, door die beslissing art. 182 der Grondwet niet is geschonden of verkeerd toegepast [B. 8819]

Gebonden beschikking

RB...De rechtbank overweegt dat de aanslag waarbij precariobelasting van een belastingplichtige wordt geheven, een gebonden beschikking is waarbij het een bestuursorgaan niet vrijstaat om in het kader van een belangenafweging de verordening waarbij de heffing van precariobelasting wordt geregeld, buiten toepassing te laten [BQ1308, 23-12-2010]

Gedingstukken

HR...dat uit de gedingstukken, waarvan de Hoge Raad vermag kennis te nemen, niet blijkt, dat belanghebbende voor den raad van beroep heeft gesteld abnormaal arbeidsinkomen te hebben genoten... [B. 8831]

RB...Op grond van artikel 8:58, eerste lid, van de Awb kunnen partijen tot tien dagen vóór de zitting nadere stukken indienen. De stukken van de inspecteur zijn op 18 november 2010 bij de rechtbank binnengekomen, dus vóór de tiendagentermijn. Reeds hierom kan de rechtbank belanghebbende niet in zijn stelling volgen. Ook overigens is voor het buiten beschouwing laten van deze stukken geen aanleiding, gezien het feit dat belanghebbende daarop nog schriftelijk heeft gereageerd. In zoverre is belanghebbende niet in zijn procespositie geschaad [BP0118, 15-12-2010].

RB...De rechtbank acht de stelling van belanghebbende dat de inspecteur stukken heeft achtergehouden niet aannemelijk. Ter zitting heeft de inspecteur geloofwaardig verklaard dat belanghebbende over het gehele hem betreffende dossier in de onderhavige procedure beschikt. Daar waar belanghebbende meent dat stukken ontbreken, betreft het, naar de rechtbank hieruit begrijpt, stukken die niet bestaan, althans stukken waarover de inspecteur niet beschikt. Voorts heeft de inspecteur in zijn conclusie van dupliek onweersproken gesteld dat belanghebbende op 13 september 2010 inzage heeft gehad in het complete dossier [BP0118, 15-12-2010].

De rechtbank is van oordeel dat het 10-dagenstuk, inclusief het daartoe behorende strafvonnis tot de gedingstukken behoort. Eiser heeft de rechtbank verzocht verweerder op te dragen een ongeanonimiseerde versie van het strafvonnis met parketnummer x te overleggen alsmede inzage in het strafdossier te verlenen zodat hij kan bestuderen of het strafvonnis toepassing heeft in de onderhavige zaak. Dit vonnis betreft een andere persoon dan eiser. De rechtbank wijst dit verzoek af aangezien verweerder gebonden is aan het bepaalde in artikel 67, eerste lid, van de Awr [Rb. Den Haag 31-01-2013, nr. 12/2901] .

Geldlening

Het geval kan zich voordoen, dat partijen een overeenkomst van geldlening tot stand hebben willen brengen, maar dat voor de toepassing van het belastingrecht moet worden aangenomen, dat inbreng van kapitaal in een besloten vennootschap heeft plaatsgevonden, ondanks dat storting op aandelen niet heeft plaatsgevonden. Zoals blijkt uit het arrest van de Hoge Raad van 3 april 1957, 13 084, LJN: AY1604, doet zo een geval zich voor indien

a. een (rechts)persoon als houd(st)er van de aandelen in een vennootschap enkel op grond van die hoedanigheid aan deze een voordeel in geld of goederen doet toekomen, dat die persoon onder gelijke omstandigheden aan een onafhankelijke derde niet zou hebben verschaft;

b. dat door deze vennootschap een voordeel wordt genoten, dat zijn oorzaak uitsluitend in de interne verhouding tussen haar en haar aandeelhoudster vindt [BR4734, 21-12-2010].

Gelijkheidsbeginsel

HOF...geen sprake (...) van schending door de Inspecteur van de zogeheten meerderheidsregel of van het door de Inspecteur ten nadele van belanghebbende afwijken van een door hem ten aanzien van andere leveranciers van dergelijke accessoires bewust gevoerd begunstigend beleid of toegepast oogmerk tot begunstiging [BQ1380, 23-12-2010].

RB...Eiseres neemt verder het standpunt in dat art. 10d Wet VPB 1969 in strijd is met art. 26 IVBPR en art. art. 14 EVRM. Eiseres heeft daarbij met name het oog op het verschil in uitkomst tussen de met die van belanghebbende overeenkomende situatie van een houdster-financieringsmaatschappij uit het gestileerde voorbeeld vermeld in de onder 5.2.2. eerst vermelde passage uit de parlementaire behandeling (niet aftrekbare rente 100) en de overigens gelijke situatie van een houdstermaatschappij die voor een bedrag van 2000 gelden heeft ingeleend en geen gelden heeft uitgeleend aan verbonden lichamen (niet aftrekbare rente 50). Uit het arrest van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens van 22 juni 1999, Della Ciaja/Italië, nr. 46757/99, BNB 2002/398, volgt onder meer dat de wetgever een 'wide margin of appreciation' heeft bij de beoordeling of voor de toepassing van het (verdragsrechtelijke) gelijkheidsbeginsel sprake is van een ongelijke behandeling van gelijke gevallen alsmede of en in welke mate voor een ongelijke behandeling van gelijke gevallen een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat. Naar het oordeel van de rechtbank is de wetgever met betrekking tot het door eiseres gestelde verschil in behandeling binnen deze marge gebleven [BR6588, 21-12-2010].

Gemeentelijke belastingen

Limiet leges

HOF...Indien een belanghebbende aan de orde stelt of de in artikel 229b van de Gemeentewet bedoelde geraamde baten de in dat artikel bedoelde geraamde 'lasten ter zake' hebben overschreden, dient de heffingsambtenaar inzicht te verschaffen in de desbetreffende ramingen. Indien de belanghebbende ten aanzien van één of meer posten in de raming in twijfel trekt of de post kan worden aangemerkt als een 'last ter zake', dient de heffingsambtenaar nadere inlichtingen over deze post(en) te verstrekken, teneinde - naar vermogen - deze twijfel weg te nemen. Indien de belanghebbende niet stelt dat de in deze inlichtingen begrepen feitelijke gegevens onjuist zijn, heeft de rechter slechts de rechtsvraag te beantwoorden of, uitgaande van die feiten, de desbetreffende post kan worden aangemerkt als een 'last ter zake'. Bij ontkennende beantwoording van die vraag dient hij te beoordelen of daardoor de opbrengstlimiet is overschreden (HR 24 april 2009, BNB 2009/159) [BQ0392, 17-12-2010

Gerechtssecretaris

Praagman, Silke & Doornbos, Nienke, De "vierde macht" binnen de gerechten, in: Trema 2012/2, blz. 42-46

Geschil

RB...Het bepalen van de omvang van het geding behoort tot de taak en bevoegdheid van de rechter en brengt geen schijn van vooringenomenheid mee [BO8453, 14-12-2010].

Getuige

Afstand

De Inspecteur heeft ter zitting uitdrukkelijk afstand gedaan van zijn aanbod F, eveneens werkzaam bij de DLG, of genoemde E als getuige te horen [BO7504, 07-12-2010.

Partij

RB...De rechtbank heeft verklaard de weigering van [E] om als getuige te worden gehoord, te respecteren. Hierbij overweegt de rechtbank nog dat er, naar de Hoge Raad heeft beslist in zijn arrest van 17 juni 1992, nr. 27 048, BNB 1992/295, geen aanleiding bestaat om, zonder daartoe strekkende wettelijke bepaling, aan te nemen dat een partij in fiscaalbestuursrechtelijke zaken als getuige kan worden gehoord [BP3111, 22-12-2010].

Weigering aanbod door rechter

RB...Uit het vorenoverwogene volgt dat, zo eiseres al in staat is het door haar aangeboden getuigenbewijs te leveren, zij dit niet binnen een redelijke termijn kan doen, zodat het inwilligen van het verzoek om de tweede mondelinge behandeling pas te houden nadat eiseres alle door haar genoemde en nog te noemen getuigen zou hebben gehoord, tot een onaanvaardbare vertraging van de procedure zou hebben geleid (vergelijk het arrest van de Hoge Raad van 17 april 1991, nr. 26 676, BNB 1991/161) [BP3111, 22-12-2010].

Goede procesorde

RB...Allereerst overweegt de rechtbank dat het enkele feit dat verweerder geen verweerschrift heeft ingediend, hoe ongewenst ook geen strijd oplevert met de goede procesorde. Het daartoe strekkende betoog van eisers treft derhalve geen doel [BO8513, 23-12-2010].

G.J.M.E. de Bont, Oratie 19 maart 2010

Goede rechtspleging

De eisen van een goede rechtspleging brengen mee dat in geval een eiser of zijn gemachtigde tijdig en onder aanvoering van gewichtige redenen waarom hij niet op de voor de behandeling van de zaak vastgestelde zittingsdag aanwezig kan zijn of zich op de behandeling kan voorbereiden, verzoekt die behandeling op een nader te bepalen latere dag te doen plaatsvinden, de rechter dat verzoek inwilligt tenzij hij oordeelt dat zwaarder wegende bij de behandeling van de zaak betrokken belangen aan zodanig uitstel in de weg staan (Hoge Raad 4 mei 2007, nr. 41.429, BNB 2007/203) [BP3111, 22-12-2010].

Grammaticale interpretatie

Duidelijke tekst

RB...Naar het oordeel van de rechtbank is de tekst van de Zvw dermate duidelijk en eenduidig dat deze niet voor tweeërlei uitleg vatbaar is [BP1586, 29-12-2010].

RB...Naar het oordeel van de rechtbank biedt de tekst van de wet voldoende ruimte om daar de betekenis aan toe te kennen welke de wetgever tijdens de parlementaire behandeling daaraan heeft gegeven [BR6588, 21-12-2010]

RB...Noch de tekst van artikel 5.3, derde lid, Wet noch de wetsgeschiedenis van deze bepaling IB 2001 wijst erop dat de wetgever heeft bedoeld een dergelijke alimentatieverplichting uit te sluiten van het begrip schuld. De wettekst zelf sluit verplichtingen als de onderhavige niet uit, terwijl in het derde lid wel andere schulden expliciet worden uitgesloten. In de memorie van toelichting bij artikel 5.3 Wet IB 2001 (Kamerstukken II, 1998/1999, 26 727, nr. 3, blz. 227, 228) heeft de wetgever voor wat betreft de bezittingen (tweede lid) opgemerkt dat het begrip vermogensrecht zoals dat in de Wet IB 2001 wordt gehanteerd, ruimer is dan zoals dat begrip in het Burgerlijk Wetboek wordt gehanteerd [BO7511, 16-12-2010].

HR...De tekst noch de totstandkomingsgeschiedenis van de wettelijke bepalingen (tekst tot 1 januari 2000) waaraan de in de Tabel gebruikte begrippen zijn ontleend, geven uitsluitsel over wat moet worden verstaan onder het in de Tabel gehanteerde begrip 'gebruikt water' (zie onderdelen 4.12 tot en met 4.14 van de conclusie van de Advocaat-Generaal) [BP1499, 06-12-2010]

...aangezien de door den raad van beroep gestelde beperking van den aftrek van premien voor lijfrenten tot de zodanige, welke verschuldigd zijn door den begunstigde, in den tekst van art. 16 niet valt te lezen, en ook niet voortvloeit uit den grond waarop die aftrek berust, te weten dat termijnen en afkoopsommen van lijfrenten ten volle worden belast [B. 8887]

…dat echter de bewoordingen van den aanhef van voormeld derde lid (art. 6, lid 3, VAB) tot die opvatting niet dwingen en deze, bij beschouwing van dat derde lid in zijn geheel, ook niet juist kan worden geacht [B. 8820]

…dat de Raad in de tekst van art. 9 VAB niet anders kan lezen dan de door de inspecteur verdedigde opvatting [B. 8794]

…dat dit voorschrift onmiskenbaar doet uitkomen dat … [B. 8769]

Duidelijke tekst <> rationele uitleg

..reeds krachtens hun benaming beschouwd moeten worden als …. gelijk haar naam aanduidt (...) dat uit het eerste lid van art. 4 (…) wel zou kunnen worden afgeleid, dat aftrek …, doch niet dat (...) dat verder door te wijzen op de woordenkeus van voornoemd art. 4 en door daaruit te doen volgen, dat de (…) , men tot willekeurige en irrationele uitkomsten zou geraken (…) dat dus ook het beroep door den RvB gedaan op de bewoordingen der wet tegenover de hierboven aanvaarde rationele opvatting van voornoemd art. 4, lid 3, niet als juist kan worden aanvaard [B. 8772]

…dat voor laatstgenoemde opvatting pleit, dat daarin het tijdstip van de heffing der belasting over reeds vorderbaar en inbaar loon niet van de willekeur van de betrokkenen afhankelijk is, en dat daarin de ongerijmdheid, waarop de Minister in zijn toelichting tot het middel wijst en ter vermijding waarvan hij de geheel op den duidelijken tekst van genoemd art. 15 steunende beslissing van den raad van beroep verwerpt, zich niet voordoet [B. 8789]

Onduidelijke tekst

....dat de Raad met de inspecteur van oordeel is, dat, wanneer, zoals in casu met enig recht zou kunnen worden beweerd, de woorden van de wet op een bepaald punt niet geheel duidelijk zijn, ook in fiscale wetten, de normale interpretatieregels kunnen worden gebezigd en dat in dit geval een teruggrijpen op de geschiedenis van de totstandkoming van de onderhavige wet de meest voor de hand liggende interpretatiemethode lijkt [B. 8964].

Griffierecht

Betalingsonmacht

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 20 juli 2020 in de gelegenheid gesteld de daarbij gevoegde verklaring omtrent afwezigheid van vermogen binnen twee weken na dagtekening van die brief, volledig ingevuld en ondertekend aan de Hoge Raad terug te zenden. Deze brief is volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt [ECLI:NL:HR:2020:1977]

Gronden beroep

…gelijk ook de RvB zijn uitspraak nopens de door partijen aangevoerde feiten kan baseren op de hem juist voorkomende juridische gronden, zonder daarbij, in het algemeen, gebonden te zijn aan de op dit terrein door partijen zelve gevolgde motivering [B. 8771

Gronden primair besluit

...dat het de inspecteur eveneens vrijstaat ter verdediging van het op handhaving van de aanslag gerichte betoog, andere motieven aan te voeren dan in de bestreden uitspraak opgenomen of deze motieven aan te vullen [B. 8771]

...dat het den inspecteur toch vrijstaat ingeval tegen een aanslag bezwaar wordt gemaakt, den grondslag van dien aanslag te verbeteren met gebruikmaking van de hem dan ten dienste staande gegevens, met deze beperking slechts, dat de aanslag niet mag worden vastgesteld op een hoger bedrag dan het oorspronkelijke, hetgeen in het onderhavige geval niet is geschied [B. 8785

Gronden verweer

…gelijk ook de RvB zijn uitspraak nopens de door partijen aangevoerde feiten kan baseren op de hem juist voorkomende juridische gronden, zonder daarbij, in het algemeen, gebonden te zijn aan de op dit terrein door partijen zelve gevolgde motivering [B. 8771

Hardheidsclausule

...dat noch de vraag, of de Minister van de hem verleende bevoegdheid gebruik behoort te maken, noch de wijze waarop van die bevoegdheid eventueel een gebruik gemaakt wordt, ter beoordeling van de rechter staat; dat noch het hier een discretionaire bevoegdheid van de Minister van Financien betreft om ter wille van de belastingplichtigen onbillijkheden van overwegende aard, welke bij de toepassing van de wet zonder meer zich zouden kunnen voordoen, uit de weg te nemen [B. 8826]

....dat het evenmin ter beoordeling van den rechter staat, of een inspecteur de krachtens een bevoegdheid als bovenbedoeld door de Minister gegeven richtlijnen al dan niet juist heeft nageleefd [B. 8826]

....dat voor belanghebbende in ieder geval heeft opengestaan en thans nog open staat de mogelijkheid om zich te wenden tot de Minister van Financien, die krachtens het bepaalde in art. 56, sub c, VAB bevoegd is voor bepaalde gevallen of groepen van gevallen tegemoet te komen aan onbillijkheden van overwegende aard, welke zich bij de toepassing van deze wet mochten voordoen [B. 8973]

Heffingsrente

Karakter

RB...Het in rekening brengen van heffingsrente vloeit voort uit de wet en wel uit artikel 30f van de Awr. De heffingsrente, zowel het in rekening brengen als het vergoeden, is bedoeld ter compensatie van niet genoten rente door de belastingplichtige dan wel de Schatkist. Het in rekening brengen is uitdrukkelijk niet bedoeld als een sanctie. Wanneer heffingsrente in rekening wordt gebracht, heeft de belastingplichtige gedurende de periode waarover de heffingsrente wordt berekend de mogelijkheid gehad om over dat geld rente te ontvangen bij een bank. Gedurende die periode behoorde het belastingbedrag eigenlijk toe aan de Schatkist en heeft de Schatkist daarom gedurende die periode geen rente over dat bedrag kunnen ontvangen. Ter compensatie wordt heffingsrente in rekening gebracht aan de belastingplichtige [BQ1318, 13-12-2010].

Beroep

RB...Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen dient het beroep tegen de aanslag ongegrond te worden verklaard. Het beroep wordt geacht zich ook tegen de in rekening gebrachte heffingsrente te richten. Nu daartegen geen afzonderlijke grieven naar voren zijn gebracht, dient het beroep ook met betrekking tot de heffingsrente ongegrond te worden verklaard [BR5314, 28-12-2010].

HOF...Aangezien artikel 6 EVRM niet van toepassing is op de procedure met betrekking tot de heffingsrente, rust op belanghebbende de last om feiten en omstandigheden aan te voeren en bij betwisting door de Inspecteur aannemelijk te maken, waaruit kan worden geconcludeerd dat het beroepschrift tijdig is ingediend respectievelijk dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat hij in verzuim is geweest (vergelijk HR 25 april 2008, nr. 43871, LJN: BD0469) [BP3146, 22-12-2010].

Bezwaar

HOF...In het arrest Hoge Raad, 27 november 2009, nr. 07/13621, LJN: BJ7907, is beslist dat het bezwaar tegen een belastingaanslag tevens moet worden opgevat als bezwaar tegen een op hetzelfde aanslagbiljet vermelde beschikking inzake heffingsrente die met deze aanslag samenhangt [BQ0439, 23-12-2010]

Beperking bedrag

HR...De inspecteur is echter niet in alle gevallen bevoegd de heffingsrente die volgens de wet verschuldigd is, volledig in rekening te brengen. Het zorgvuldigheidsbeginsel kan hieraan onder omstandigheden in de weg staan (vgl. HR 28 maart 2001, nr. 35968, LJN AB0764, BNB 2001/297).

HR...Zo dient de heffingsrente op grond van het zorgvuldigheidsbeginsel te worden beperkt indien de inspecteur zich bij belastingen die bij wege van aanslag worden geheven niet houdt aan de beleidsregel op grond waarvan hij ter voorkoming van het oplopen van heffingsrente in beginsel binnen een termijn van drie maanden na het indienen van de aangifte een (voorlopige) aanslag dient vast te stellen (HR 25 september 2009, nr. 07/13362, LJN BJ8524, BNB 2009/295). (...) Onderdeel 2.3.1 van het Besluit heffingsrente van 7 maart 2008, V-N 2008/17.9 (...) verwijst naar de mogelijkheid van beperking van heffingsrente indien de inspecteur zo weinig voortvarend te werk is gegaan dat hij door heffingsrente in rekening te brengen in strijd zou handelen met enig beginsel van behoorlijk bestuur [BM7365, 24-12-2010].

Herhaalde aanvraag

Uit het ne-bis-in-idembeginsel en bestendige jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling, zie onder meer de uitspraak van 6 maart 2008 in zaak nr. 200706839/1) vloeit voort dat, indien na een eerder afwijzend besluit een besluit van gelijke strekking wordt genomen, door het instellen van beroep tegen het laatste besluit niet kan worden bereikt dat de bestuursrechter dat besluit toetst, als ware het een eerste afwijzing. Slechts indien en voor zover in de bestuurlijke fase nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn aangevoerd, dan wel uit het aldus aangevoerde kan worden afgeleid dat zich een relevante wijziging van het recht heeft voorgedaan, kunnen dat besluit, de motivering ervan en de wijze waarop het tot stand is gekomen door de bestuursrechter worden getoetst [BO7876, 15-12-2010]

Herkwalificatie

Het kan zich voordoen dat een lening in schijn bestaat, omdat partijen in werkelijkheid geen overeenkomst van geldlening tot stand hebben willen brengen. De lening is dan gefingeerd en vormt in wezen een winstuitdeling door de vennootschap ten behoeve van de aandeelhouder, op het moment dat de vennootschap de gelden aan de aandeelhouder ter beschikking stelt. De vraag of de als lening aangeduide verhouding gefingeerd is, moet op grond van de feiten en omstandigheden worden beantwoord. Uit het arrest van de Hoge Raad van 24 juni 1964, nr. 15 225, BNB 1964/196 blijkt dat de lening als gefingeerd kan worden aangemerkt indien is voldaan aan een van de volgende voorwaarden:

a. indien en voor zover bij de geldverstrekking niet de bedoeling bestaat dat de geldnemer het opgenomen bedrag aan het lichaam schuldig zal worden. Het ontbreken van deze bedoeling moet worden afgeleid uit het niet bedingen van aflossingen, al dan niet in combinatie met het niet bedingen van rente. Het vermoeden dat partijen geen echte schuld in het leven hebben willen roepen kan worden versterkt indien de geldnemer geen enkele zekerheid ter nakoming van zijn aflossingsverplichtingen of rentebetalingen heeft gesteld. Voorts dient de aandeelhouder zich bewust te zijn geweest, dan wel redelijkerwijs bewust heeft moeten zijn dat deze geldverstrekking geen echte schuldverhouding in het leven heeft geroepen;

b. indien bij de geldverstrekking het de bedoeling van partijen is een schuldverhouding in het leven te roepen, maar op het moment van de geldverstrekking reeds duidelijk is dat de opgenomen gelden niet kunnen worden terugbetaald of verrekend. Een op zichzelf reële lening aan een volstrekt insolvabele debiteur houdt dus in wezen het creëren van een schijnlening in [BR4734, 21-12-2010].

Herziening

Karakter

CRVB...Volgens vaste rechtspraak van de Raad is het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet gegeven om, anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als hiervoor bedoeld, een hernieuwde discussie over de betrokken uitspraak te openen [BO7715, 23-12-2010].

Feiten en omstandigheden

In lijn met het arrest van de Hoge Raad van 23 oktober 2009, LJN BK0895 en AB 2010, 20, overweegt de Raad dat de enkele omstandigheid dat genoemde stukken dateren van na 1997 niet uitsluit dat zij betrekking hebben op feiten en omstandigheden die hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak, en aldus dienst kunnen doen ter vaststelling van een feit in de zin van artikel 8:88, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb. Naar het oordeel van de Raad is daarvan ten aanzien van enkele van die stukken sprake, zoals hierna wordt overwogen [BO7715, 23-12-2010].

Hoger beroep

Ontvankelijkheid

Belang

CRvB...De Raad ziet zich, ambtshalve, gesteld voor de vraag of CAK voldoende procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak. Uit vaste jurisprudentie van de Raad, bijvoorbeeld de uitspraken van 31 augustus 2006, LJN AY8271 en 9 juni 2009, LJN BJ0878, vloeit voort dat eerst sprake is van (voldoende) processueel belang indien het resultaat, dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang [BO7872, 15-12-2010].

Toelaatbaar verweer

Hof...Partijen gingen tot aan de procedure in hoger beroep eenparig ervan uit dat belanghebbende en B in het onderhavige tijdvak geen fiscale eenheid vormden als bedoeld in artikel 7, vierde lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet). In hoger beroep heeft belanghebbende zich evenwel op het standpunt gesteld dat in het onderhavige tijdvak tussen haar en B wel sprake was van een fiscale eenheid. Nu niet kan worden gezegd dat belanghebbende deze stelling bij de Rechtbank uitdrukkelijk en ondubbelzinnig heeft prijsgegeven, is belanghebbende gerechtigd deze stelling in hoger beroep alsnog in te nemen. Daarbij zij opgemerkt dat door de Inspecteur niet is gesteld dat hij in dit verband in zijn procesbelang is geschaad [BO7125, 07-12-2010].

Zie ook Doorbreking appelverbod

Hoor en wederhoor

De rechtbank is van oordeel dat verweerder het beginsel van hoor en wederhoor niet heeft geschonden. Eiseres heeft voorafgaand aan de hoorzitting op 25 januari 2012 inzage gehad in de op de zaak betrekking hebbende stukken, zodat eiseres tijdig op de hoogte was van de feitelijke grondslag voor de onderhavige aansprakelijkstelling. De processen-verbaal van de Fiod, welke verweerder eind februari 2012 aan eiseres heeft toegezonden, bevestigen de door verweerder gehanteerde feitelijke grondslag. Van nieuwe feiten die voor verweerder aanleiding hadden moeten zijn om eiseres daarover te horen is de rechtbank niet gebleken [Rb. Oost Nederland 31-01-2013, nr. 12/1653].

Horen

CRvB...De Raad verwerpt in dit verband de eerst in hoger beroep opgeworpen grond dat aan het verslag van de hoorzitting bewijsrechtelijk gezien geen enkele waarde kan worden toegekend, nu dit niet op ambtseed is opgemaakt. De Raad wijst er op dat aan het verslag van het horen geen bijzondere eisen worden gesteld. De Raad gaat er dan ook van uit dat hetgeen de ambtenaar van de gemeente Amsterdam in het verslag van de hoorzitting van 23 juni 2009 heeft opgenomen, een juiste weergave betreft van hetgeen appellante heeft verklaard. Van belang is voorts dat de verklaring van appellante, in aanwezigheid van haar raadsman afgelegd, duidelijk in het verslag is weergegeven en dat hierover geen misverstand kan bestaan [BO9875, 04-01-2011].

RB...Belanghebbende heeft aangevoerd dat hij ten onrechte niet is gehoord maar dat hij om proceseconomische redenen geen behoefte heeft aan terugwijzing van het geschil naar de inspecteur. De rechtbank maakt hieruit op dat belanghebbende afziet van zijn recht gehoord te worden en volgt belanghebbende in zijn verzoek om zelf in de zaak voorzien [BP2618, 31-12-2010].

RB...Naar vaste rechtspraak vormt het horen een essentieel onderdeel van de bezwaarschriftenprocedure en kan daarvan slechts met toepassing van artikel 7:3, aanhef en onder b Awb worden afgezien, indien er, naar objectieve maatstaven bezien, op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit. Bij een volledige heroverweging van de bezwaren van eiseres op de voet van artikel 7:11 Awb had het bestuursorgaan tot de conclusie kunnen komen dat de bestuurlijke boete onbevoegd dan wel onterecht was gegeven. (...). De strekking van het horen in geval van een criminal charge is dat de betrokkene zijn standpunt over hetgeen hem wordt verweten en over zijn vervolging naar voren kan brengen. Die mogelijkheid heeft eiseres niet gehad en zulks klemt des te meer nu zij evenmin is gehoord voorafgaand aan het nemen van het primaire besluit. (...). Gezien vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het niet horen van eiseres in bezwaar in strijd is met artikel 7:2 van de Awb. (...). Aangezien eiseres in de loop van de procedure voldoende in de gelegenheid is gesteld om haar grieven tegen het boetebesluit naar voren te brengen en gelet op de wijze van toetsing in geval van een punitieve sanctie, zal de rechtbank met het oog op de proceseconomie en gelet op het verzoek van eiseres, onderzoeken of er grond is de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand te laten [BO8469, 15-12-2010].

RB...De rechtbank stelt voorop dat het de inspecteur vrijstaat om op een hem uitkomend moment binnen de wettelijke beslistermijn belanghebbenden in de gelegenheid te stellen te worden gehoord. Uit het vermelde in 2.14.3 leidt de rechtbank af dat de inspecteur hieraan echter niet tijdig gevolg heeft gegeven en dat hij aan het horen uiteindelijk de voorwaarde heeft verbonden dat hem een langere begunstigingstermijn zou worden gegund. Onder die omstandigheden heeft de inspecteur naar het oordeel van de rechtbank niet voldaan aan hetgeen in artikel 7:2 Awb en in artikel 25, lid 4 van de AWR is bepaald. De rechtbank constateert dan ook dat de inspecteur de hoorplicht heeft geschonden. Nu belanghebbende evenwel de rechtbank heeft verzocht om de zaak niet terug te wijzen naar de inspecteur, zal de rechtbank zelf in de zaak voorzien [.

HOF...Belanghebbende heeft van de Inspecteur verlangd dat deze, voorafgaand aan het hoorgesprek, inhoudelijk zou ingaan op de argumenten van belanghebbende genoemd in het bezwaarschrift. Daaruit kan evenwel niet, zonder twijfel, de conclusie worden getrokken dat belanghebbende niet gehoord wilde worden, indien niet aan zijn eis zou worden voldaan. Immers, niet uitgesloten is dat belanghebbende na de afwijzing van zijn klacht, op welk moment hem duidelijk moet zijn geworden dat hij de Inspecteur op dit punt niet van gedachten kon laten veranderen, toch prijs stelde op een hoorgesprek zonder dat aan zijn eis werd voldaan. Gelet op het voorgaande moet worden geoordeeld dat de Inspecteur niet heeft voldaan aan de op hem rustende verplichting om belanghebbende te horen als bedoeld in de artikelen 7:2 en 7:3 van de Awb [BP7301, 10-12-2010]

Immateriële schade

In procespositie geschaad

Nu vaststaat dat eiser van de aan hem met de uitspraak op bezwaar toegezonden processen-verbaal heeft kunnen kennis nemen, zich daarover heeft kunnen uitlaten en dit ook daadwerkelijk heeft gedaan, is eiser hiermee niet in zijn procespositie geschaad [BP0101, 29-12-2010]

HOF...Vooropgesteld moet worden dat, overeenkomstig hetgeen het Hof reeds overwoog in zijn uitspraak van 21 juni 2007, nummer 06/00346, LJN: BB 1905, daar waar noch de heffingsambtenaar noch belanghebbende er in slagen de door hen verdedigde waarde van een onroerende zaak in beroep voldoende aannemelijk te maken, de rechter zelf - desgeraden na inwinning van een deskundigenbericht of na gebruikmaking van overige onderzoeksbevoegdheden - moet komen tot een vaststelling van de waarde (HR 6 oktober 2006, nr. 41.037, BNB 2007/28). Terugwijzing van de zaak naar de heffingsambtenaar behoort in beginsel niet plaats te vinden, tenzij de belanghebbende in zijn processuele belangen zou worden geschaad als de rechter zelf in de zaak voorziet [BQ1366, 23-12-2010].

HOF...Ter zitting heeft belanghebbende diverse stukken willen overleggen. Het Hof heeft overlegging van die stukken geweigerd, omdat belanghebbende deze niet binnen tien dagen voor de zitting heeft ingediend en zij daar wel op is gewezen in de uitnodiging voor de zitting en voorts omdat de Inspecteur ter zitting, na korte bestudering van de stukken, heeft verklaard in haar procespositie te zijn geschaad indien de stukken tot de gedingstukken zouden worden gerekend [BQ0393, 17-12-2010].

RB...Als belanghebbende zou menen dat hij in zijn processuele positie wordt benadeeld doordat de inspecteur bepaalde stukken uit dat dossier voor de rechtbank heeft achtergehouden, was hij in staat afschriften van die stukken zelf in het geding te brengen [BP0118, 15-12-2010].

In verdediging geschaad

HOF...Tijdens het onderzoek ter zitting heeft het Hof alsnog een afschrift van de onder 1.4 bedoelde nadere stukken aan de Inspecteur verstrekt, waarna het Hof het onderzoek ter zitting heeft geschorst teneinde de Inspecteur in staat te stellen van de inhoud van deze stukken kennis te nemen. Na hervatting van de zitting heeft het Hof de Inspecteur de gelegenheid gegeven op deze stukken te reageren, hetgeen de Inspecteur vervolgens ook heeft gedaan. De Inspecteur heeft uitdrukkelijk verklaard door vorenvermelde gang van zaken niet in zijn verdediging te zijn geschaad [BQ1380, 23-12-2010]

De rechtbank is voorts van oordeel dat eiser met de toezending van het 10-dagenstuk niet in zijn verdediging is geschaad nu eiser, mede gelet op de inhoud en de omvang van dat stuk, voldoende tijd heeft gehad om te reageren [Rb. Den Haag 31-01-2013. nr. 12/2901].

Incidenteel hoger beroep

Ontvankelijkheid

HOF...Bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van het incidenteel hoger beroep, dient het Hof twee vragen te beantwoorden. De eerste vraag is, of de omstandigheid dat de Inspecteur geen hoger beroep heeft ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank op het punt van de boetebeschikking, belanghebbende belet op dat punt incidenteel hoger beroep in te stellen. Het hof beantwoordt deze vraag, onder verwijzing naar het arrest Hoge Raad 4 juni 2010, nr. 09/01362, ontkennend. Belanghebbende heeft dus de vrijheid om zijn incidenteel hoger beroep tegen de boete te richten [BQ1352, 23-12-2010].

HOF...Uit de hiervoor genoemde brief van 7 april 2010 blijkt voor het eerst dat belanghebbende de uitspraak van de Rechtbank wenst te bestrijden, zodat deze brief wèl als incidenteel hoger beroepschrift kan worden aangemerkt. Dit incidenteel hoger beroepschrift is echter, zo volgt uit artikel 27m, lid 1, AWR, te laat ingediend en mitsdien niet-ontvankelijk. Belanghebbende heeft geen feiten of omstandigheden gesteld, noch zijn die gebleken, die nopen tot het oordeel dat sprake is van een verschoonbaar verzuim [BQ1352, 23-12-2010].

literatuur

Bolt, K.F., Incidenteel (hoger) beroep in het bestuursrecht, in: NTB 2008/7, blz. 213-220

Inkomstenbelasting

Huuranalogie

Huuranalogie is in beginsel mogelijk bij een gebruiksrecht, zoals een erfpachtrecht. Het recht van opstal is echter geen gebruiksrecht, maar het recht om op andermans grond een opstal in eigendom te hebben. Het recht van eigendom is niet vatbaar voor huur, een zelf in eigendom bezeten opstal ook niet. Huuranalogie is derhalve met betrekking tot een opstalrecht niet wel mogelijk. De omstandigheid dat het te dezen niet gaat om een zelfstandig opstalrecht, maar om een van een erfpachtrecht afhankelijk opstalrecht, maakt het vorenstaande niet anders [BQ0397, 17-12-2010].

Interne compensatie

HOF...Naar ’s Hofs oordeel kan de Inspecteur tot een bedrag van € 788 zich beroepen op zogenoemde interne compensatie, dat wil zeggen dat de aan belanghebbende te verlenen extra aftrek wegens terugbetaalde uitkering wegvalt tegen de door de Inspecteur ten onrechte verleende lijfrentepremieaftrek [BP4317, 29-12-2010].

Interpretatie grieven

dat de Hoge Raad de onder B aangevoerde grief aldus meent te moeten verstaan [B. 8769]

Inzagerecht belastingplichtigen

RB...Voor zover belanghebbende meent dat de inspecteur hem te laat inzage heeft verstrekt in de brief als bedoeld in 2.9 verwerpt de rechtbank dit betoog. Ten tijde van de verleende inzage was immers de bezwaarfase nog niet aangevangen. Evenmin was belanghebbende op dat moment reeds geïnformeerd over het voornemen tot boeteoplegging. Een wettelijk inzagerecht is derhalve niet van toepassing. De rechtbank ziet evenmin grond voor het oordeel dat de inspecteur heeft gehandeld in strijd met één van de beginselen van behoorlijk bestuur. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur een juiste afweging gemaakt tussen het belang van belanghebbende bij kennisname van voormelde brief en het belang van de Belastingdienst bij een effectieve controle en controlestrategie [BP0118, 15-12-2010]

Irrelevante grieven

…dat uit het voorgaande volgt, dat de in het middel vervatte grief niet ter zake dienende is [B. 8792]

...en mitsdien datgene, wat belanghebbende in cassatie aanvoert tegen 's raads verdere overwegingen, hem niet kan baten [B. 8822]

Juiste beslissing

…dat dan ook de RvB door te beslissen (…), een juiste beslissing heeft gegeven, waardoor geen der in de cassatiemiddelen vermelde wettelijke bepalingen is geschonden of verkeerd toegepast [B. 8795]

…dat de Hoge Raad zich geheel verenigt met de beslissing van den raad van beroep en de daarvoor gegeven gronden [B. 8810]

... dat een juiste toepassing van art. 10 IB '41 medebrengt, dat de waarde van een overgenomen bedrijf in de beginbalans wordt gesteld op het bedrag der overnemingssom... [B. 8947]

HR...Aldus opgevat geeft het oordeel van het Hof geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Voor het overige kan dat oordeel, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, in cassatie niet op juistheid worden getoetst. Het is ook niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd [BM6686, 24-12-2010]

Juiste beslissing, wat er zij..

…dat alzo de raad - wat er zij van de door hem gebezigde argumenten - een juiste uitspraak heeft gedaan en het beroep faalt [B. 8808][B. 8811]

...dat derhalve - wat er zij van de door den raad van beroep aangevoerde gronden - juist is diens beslissing [B.8823]

... dat de vijfde grief evenzeer vruchteloos is voorgedragen, wijl het duidelijk is, dat de raad van beroep met den term "overgangswinst" niet anders heeft bedoeld dan "winst bij liquidatie van het bedrijf behaald", en de motivering van zijn uitspraak door het bezigen van dien door belanghebbenden gewraakten term niet aan deugdelijkheid heeft ingeboet [ B. 8909]

Jurisprudentie

literatuur

Buruma, Ybo, Over het lezen en vergeten van arresten, in: NJB 2012/1361

Keuzerechten

…dat, waar de methode van belanghebbende niet kon worden aanvaard en niet blijkt dat belanghebbende alsnog een wel aanvaardbare methode heeft voorgesteld, de RvB niet verplicht was, alvorens de methode van den inspecteur te volgen, belanghebbende in de gelegenheid te stellen alsnog een andere methode te kiezen [B. 8802]

Knevelarij

HR...Bij de beoordeling van deze klachten moet worden vooropgesteld dat het onderhavige bevoegdheidsgebrek, dat eruit bestaat dat de belasting in rekening is gebracht door een niet tot heffing bevoegd bestuursorgaan, niet voortvloeit uit schending van een vormvoorschrift. Daarom kan dit gebrek niet met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) worden gepasseerd. (...) Dat hoeft echter niet zonder meer te leiden tot vernietiging van het besluit dat door het verkeerde bestuursorgaan is genomen. In het onderhavige geval heeft het bevoegde orgaan, de heffingsambtenaar, het bestreden besluit op de voet van artikel 7:11 Awb aan een inhoudelijke beoordeling onderworpen en uitspraak op het bezwaar gedaan. Daarmee is het onderhavige bevoegdheidsgebrek hersteld [BO0396, 24-12-2010]

Kostenvergoeding bezwaarfase

HOF...Het Hof stelt voorop dat, nu de (aangiften en) afdrachten van kapitaalsbelasting dateren van vóór 12 maart 2002, de (beperkende) regeling in het Besluit (KB van 25 februari 2002, Stb. 2002, 113) niet aan dit verzoek van belanghebbende in de weg staat.

Indien de inspecteur - een bestuursorgaan van de Staat - een uitspraak op bezwaar doet die naderhand door de rechter wordt vernietigd wegens een onjuiste uitleg van het recht, begaat de Staat daarmee een onrechtmatige daad jegens de belastingplichtige. Ook indien de inspecteur geen verwijt treft, moet worden aangenomen dat deze onrechtmatige daad aan de Staat moet worden toegerekend. Het Hof is van oordeel dat de inspecteur door de bestreden uitspraken vast te stellen zoals hij heeft gedaan en daarmee niet tegemoet te komen aan de door belanghebbende ingediende verzoeken tot teruggaaf van de door haar afgedragen kapitaalsbelasting, een onrechtmatige daad jegens belanghebbende heeft begaan die aan de Staat moet worden toegerekend. Naar het oordeel van het Hof is het inroepen van de rechtsbijstand in de bezwaarfase door belanghebbende in redelijkheid geschied. Het Hof acht mitsdien termen aanwezig voor een veroordeling van de inspecteur in de kosten van rechts-bijstand in de bezwaarfase. Ter voorbereiding van een nadere uitspraak als bedoeld in artikel 8:73, tweede lid, van de Awb, zal het Hof het onderzoek heropenen, opdat belanghebbende in de gelegenheid wordt gesteld haar verzoek nader te onderbouwen, waarna de inspecteur de mogelijkheid krijgt hierop te reageren [BQ7225, 06-01-2011].

Een vergoeding van de kosten van het bezwaar kan op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Awb, enkel aan de orde zijn indien het primaire besluit wordt herroepen, wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. De schending van de hoorplicht leidt er op zichzelf dan ook niet toe dat om die reden de kosten van het bezwaar dienen te worden vergoed [BO8469, 15-12-2010].

Kracht van gewijsde

...dat daarmede de raad evenwel zijn taak heeft miskend, wijl geen wettelijk voorschrift hem verbood dit geschilpunt te onderzoeken en, in voorkomend geval, te beslissen in een anderen zin dan hij in een andere zaak, zij het ten opzichte van dezelfde belanghebbende, had gedaan [B. 8914]

Leemte in de wet

…dat voor die figuur geen uitdrukkelijke regeling is getroffen voor het geval de genoten prestatie bestaat in een aan den werknemer of diens echtgenote geschonken aanspraak op een toekomstige uitkering; dat echter aannemelijk is, dat voor die figuur (…) ter beantwoording van de vraag, wanneer en door wie de bate genoten wordt, dezelfde beginselen moeten gelden als voor het loon zijn neergelegd in art. 26 [B. 8805]

Legaliteitsbeginsel

Uit kracht van een wet

HOF...Belanghebbendes hoger beroep is in ieder geval in zoverre gegrond dat de door de Rechtbank gegeven motivering zijn beslissing niet kan dragen. Ingevolge artikel 104 van de Grondwet worden belastingen, waaronder ook de omzetbelasting, geheven uit kracht van een wet, terwijl de Rechtbank zijn beslissing heeft doen steunen op twee door de staatssecretaris van Financiën in zijn hoedanigheid van uitvoerder van de wet - en niet in zijn hoedanigheid van medewetgever- gegeven besluiten [BQ1380, 23-12-2010]

Bevoegd orgaan

RB...Gelet op het legaliteitsbeginsel dat van openbare orde is, toetst de bestuursrechter ambtshalve of het bestuursorgaan bevoegd is het (primaire) besluit te nemen [BO8469, 15-12-2010].

Leges

Dienst

Op grond van bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad (onder andere het arrest van 17 april 2009, LJN: BI1253) kunnen door of vanwege het gemeentebestuur verrichte werkzaamheden slechts als diensten worden aangemerkt indien het gaat om werkzaamheden die liggen buiten het gebied van de publieke taakuitoefening en rechtstreeks en in overheersende mate verband houden met dienstverlening ten behoeve van een individualiseerbaar belang. (...). De rechtbank is in het onderhavige geval van oordeel dat de werkzaamheden niet kunnen worden aangemerkt als diensten in voormelde zin [BP0235, 22-12-2010]

Lex specialis

HOF...Gelet op onderdelen 6 en 16 van de considerans van het LGO-Besluit 2001 kunnen de bepalingen daarvan zelf - indien dit besluit met betrekking tot de verhouding van de LGO jegens de EU wordt gezien als lex specialis ten opzichte van het EG-Verdrag - evenmin tot een ander oordeel leiden [BP0298, 16-12-2010].

Misbruik van bevoegdheid

RB...misbruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid door de omkering van de bewijslast in te roepen, faalt dit. De regeling van de omkering van de bewijslast die enerzijds een verschuiving van de bewijslast naar de belastingplichtige inhoudt, en anderzijds een verzwaring van die bewijslast, is van openbare orde. Indien vaststaat dat de belastingplichtige in gebreke is gebleven om aan zijn fiscale verplichtingen als vermeld in artikel 25, derde lid, van de Awr te voldoen, dan moet verweerder de processuele sanctie van omkering van de bewijslast toepassen [BP0101, 29-12-2010].

Misbruik van procesrecht

CRvB...Zoals in een groot aantal eerdere rechterlijke uitspraken in soortgelijke gedingen tussen partijen als thans aan de orde, is het standpunt van de korpsbeheerder dat op bedoeld bezwaar is beslist bij beslissing op bezwaar van 18 oktober 2000, juist geacht. Eveneens is telkens terecht overwogen dat appellant onder die omstandigheden geen beroep meer kan instellen tegen het niet tijdig nemen van dat besluit. De Raad volstaat met verwijzing naar zijn uitspraken van 22 januari 2004, 02/1524 AW en van 15 mei 2008, 07/731 AW. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. (...). Voorts is de Raad van oordeel dat bij de aangevallen uitspraak op goede gronden is overwogen dat appellant misbruik maakt van procesrecht [BO9060, 16-12-2010]

Motiveringsbeginsel

Motivering rechtsoordeel

…dat een beslissing van den raad aangaande een zuivere rechtsvraag in cassatie wel kan worden bestreden met de stelling, dat zij onjuist is, doch niet hiermee, dat zij niet voldoende met redenen is omkleed [B. 8770]

Motivering uitspraak bezwaar

RB.. .Voor zover belanghebbende nog bedoeld heeft te stellen dat de uitspraak op bezwaar niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd is, kan deze stelling hem eveneens niet baten. Volgens vaste jurisprudentie (o.a. Hoge Raad 7 oktober 1998, nr. 33 577, gepubliceerd in BNB 1999/33) brengt de loop van de procedure in belastingzaken mee dat schending van het motiveringsbeginsel, daargelaten of daarvan in het onderhavige geval al sprake zou zijn, alleen tot gevolg heeft dat de rechtbank, zo deze de uitspraak van de inspecteur bevestigt, verplicht is zelf de gronden daarvoor in zijn uitspraak op te nemen [BP0118, 15-12-2010].

Motiveringsgebrek

.......de raad van beroep, deze klacht ter zijde latende, heeft zijn uitspraak niet met redenen omkleed.. [B. 8954]

....dat voorts bij toepasselijkheid van deze voorschriften de raad van beroep in zijn uitspraak behoort te doen blijken, dat zij zijn nageleefd; dat, nu de bestreden uitspraak te dier zake niets inhoudt, zij niet geacht kan worden naar den eis der wet met redenen te zijn omkleed en derhalve niet in stand kan blijven [B. 8910]

...dat de in de uitspraak genoemde vroegere beslissing van den raad ten aanzien van de dividend- en tantiemebelasting niet in de thans bestreden uitspraak is opgenomen noch behoort tot de stukken van het geding, zodat daarin de gronden, waarop de aangevallen uitspraak berust, niet kunnen worden gevonden; dat de uitspraak van den raad als niet behoorlijk met redenen omkleed [B. 8843]

…dat het, in het licht van de in de uitspraak vervatte overwegingen niet duidelijk is waarop berust de vaststelling door den RvB - in de op twee na laatste zin snede dier overwegingen - van belanghebbendes beginvermogen op f 83.800 en van zijn vermogensaanwas op f 11.627, en evenmin op welken grond de raad in zijn dictum heeft verstaan, dat de belastbare som nader zal worden geregeld met inachtneming van een vermogensaanwas van f 11.127 [B. 8820]

...dat de voorschriften van de artt. 15 en 15 ter voornoemd ook bij een mondeling verzoek in acht genomen dienen te worden;

… dat de RvB dit verweer had moeten onderzoeken en het resultaat daarvan in de uitspraak had moeten vermelden [B. 8792]

…dat onder deze omstandigheden de RvB niet zonder nadere redengeving op grond van den inhoud der stukken en van het ter vergadering verhandelde als tussen partijen onbetwist kon vermelden dat belanghebbende het bedrag van f 4.940 aan de echtgenote uitkeerde voor levensonderhoud van haar en de kinderen [B. 8778]

Nader geschrift

HR...dat belanghebbende ter aanvulling van zijn beroepschrift aan den Hogen Raad een schriftuur heeft toegezonden, doch op den inhoud daarvan geen acht kan worden geslagen, vermits deze schriftuur is gedagtekend 6 Mei 1950, terwijl het afschrift van de bestreden uitspraak, blijkens de daarop gestelde verklaring van den secretaris van den raad van beroep, op 27 Februari 1950 aangetekend per post is verzonden, zijnde derhalve op 28 Maart 1950 de termijn tot het instellen van beroep in cassatie, omschreven in art. 19 RvB, verstreken [B. 8839]

Novum

...dat dit betoog belanghebbende echter niet baten kan, aangezien daarin, met een beroep op feiten die ten dele niet in cassatie vaststaan, wordt opgekomen tegen een feitelijke beslissing van den RvB [B.8771]

...dat niet blijkt dat belanghebbenden er zich bij den RvB op hebben beroepen, dat bij de waardering dier aandelen rekening moest worden gehouden met bij vervreemding daarvan verschuldigd wordende inkomstenbelasting, en zulks niet met vrucht voor het eerst in cassatie kan geschieden [B. 8801]

....dat voorts belanghebbende niet met vrucht voor het eerst in cassatie kan stellen, dat het betrokken perceelsgedeelte, in den tijd dat het niet was verhuurd, niet bij hem of zijn gezin in gebruik was [B. 8822]

...dat hetgeen belanghebbende voorts aanvoert ten betoge dat in het bijzonder de twee door den Raad vermelde vergelijkingspercelen niet onder normale omstandigheden zijn verhuurd, gegrond is op feiten, waarvan het vaststaan niet blijkt uit de stukken van welke de Hoge Raad vermag kennis te nemen, zodat een beroep daarop in cassatie niet mogelijk is [B. 8908]

Omzetbelasting

Aftrek voorbelasting

Fraude

In HvJ EG 6 juli 2006, C-439/04 (Kittel) en C-440-04 (Recolta), LJN AZ6272 is voor recht verklaard dat het aan de nationale rechter staat het recht op aftrek te weigeren indien aan de hand van objectieve elementen wordt vastgesteld dat de belastingplichtige wist of had moeten weten dat hij door zijn aankoop deelnam aan een transactie die onderdeel is van BTW-fraude. Aangaande de vraag of eiseres wist of behoorde te weten dat zij door haar aankopen deelnam aan transacties die onderdeel zijn van een fraudeketen, dient in de eerste plaats te worden vastgesteld dat sprake is van een fraudeketen [BP0086, 21-12-2010; BO7914, 14-12-2010]

Privégebruik

RB...Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (hierna: HvJ EG) van 12 februari 2009, nr. C-515/07 (VNLTO), V-N 2009/9.27, dat voorbelasting ter zake van de verwerving van een (in casu onroerende) zaak die voor de omzetbelasting volledig tot het bedrijfsvermogen is gerekend niet kan worden afgetrokken voor zover die zaak wordt gebezigd voor privédoeleinden (...). In punt 36 van het VNLTO-arrest is overwogen dat niet-economische activiteiten buiten de werkingssfeer van de richtlijn vallen en dat de bij de richtlijn ingevoerde aftrekregeling ziet op alle economische activiteiten van een belastingplichtige, ongeacht het oogmerk of het resultaat ervan, mits deze activiteiten in beginsel zelf aan de heffing van BTW zijn onderworpen. Onder punt 37 van het VNLTO-arrest is overwogen dat geen recht op aftrek van de voorbelasting over de door een belastingplichtige gemaakte kosten bestaat wanneer deze belasting betrekking heeft op activiteiten die wegens de niet-economische aard ervan buiten de werkingssfeer van de richtlijn vallen en dat, wanneer een belastingplichtige zowel economische - belaste of vrijgestelde - activiteiten verricht als niet-economische activiteiten, die buiten de werkingssfeer van de richtlijn vallen, de BTW over de kosten in eerdere stadia slechts aftrekbaar is voor zover deze kosten in een later stadium kunnen worden toegerekend aan de economische activiteiten van de belastingplichtige [BR6766, 20-12-2010].

Onjuist feitelijk oordeel

…dat echter de voormelde feiten de daaraan gehechte gevolgtrekking niet wettigen [B. 8806]

…dat de Hoge Raad uit de door den RvB vastgestelde feiten niet met stelligheid vermag af te leiden, welke van de beide hierboven behandelde figuren in de verhouding van belanghebbende tot de n.v. NN aanwezig was, daar de gebezigde woordenkeus nu eens aan de een dan weer aan de andere figuur zou kunnen doen denken; dat onder die omstandigheid's raads uitspraak niet naar den eis van art. 16 RvB met redenen is omkleed en derhalve niet in stand kan blijven [B. 8809]

Onjuiste lezing uitspraak

....dat aldus de uitspraak van den raad van beroep niet juist wordt gelezen [B. 8837]

Onredelijke en willekeurige belastingheffing

RB...De rechtbank stelt voorop dat, zoals partijen terecht als uitgangspunt nemen, gemeenten binnen de grenzen van de wet een autonome bevoegdheid hebben ten aanzien van de invoering en heffing van precariobelasting als bedoeld in artikel 228 van de Gemeentewet. Die bevoegdheid strekt zich tevens uit tot de tarieven. De te hanteren tarieven mogen echter niet leiden tot een onredelijke en willekeurige belastingheffing [BQ1359, 23-12-2010].

Ontvankelijkheid beroep

Bekendmaking uitspraak bezwaar

…dat de omstandigheid dat het afschrift van des inspecteurs beschikking, hetwelk op juiste wijze aan belanghebbende is toegezonden, niet tijdig te zijner kennis is gekomen, niet verhindert dat de in 's raads uitspraak bedoelde termijn begint te lopen, terwijl bezwaren die daaruit kunnen voortvloeien, worden ondervangen door de wet van 28 Juni 1926 (Stbl. no. 227); dat derhalve de raad van beroep terecht belanghebbende in zijn beroep niet ontvankelijk heeft verklaard [B. 8783]

Karakter uitspraak bezwaar

dat, nu de inspecteur - ook al was het ten onrechte - het bij hem op 4 Februari 1948 ingekomen geschrift beschouwde als een bezwaarschrift en dienovereenkomstig daarop een beschikking gaf, belanghebbende gerechtigd was daar tegen in beroep te komen bij den RvB; dat immers, waar de wet het rechtsmiddel aanwijst, dat tegen een beschikking van den inspecteur kan worden aangevoerd en de vormen en termijnen bepaalt, die bij het aanwenden van dat rechtsmiddel moeten worden in acht genomen, hiermede niet verenigbaar is dat zodanige beschikking, zolang zij bestaat, op grond van strijd met de wet als van rechtswege nietig zou worden aangemerkt en haar uit dien hoofde rechtsgevolg zou worden ontzegd [B. 8784]

Openbare orde

Oproep zitting

....dat het wettelijk voorschrift van art. 13 ter, lid 2, betreffende oproep voor en mededeling van de behandeling van zo wezenlijk belang is, dat een uitspraak gedaan zonder dat het bij de behandeling van een beroep is nageleefd, niet in stand kan blijven [B. 8894]

Bevoegd orgaan

RB...Gelet op het legaliteitsbeginsel dat van openbare orde is, toetst de bestuursrechter ambtshalve of het bestuursorgaan bevoegd is het (primaire) besluit te nemen [BO8469, 15-12-2010].

Overweging ten overvloede

Overwegende ten overvloede, dat de Raad niet deelt de stelling van de inspecteur, dat de ratio van art. 9, lid 1, is een eenvoudig systeem van waardebepaling te hebben voor zaken, "waaraan een sterfterisico is verbonden" [B. 8996]

HOF...doch het Hof zal deze vraag, zij het ten overvloede, toch beantwoorden en wel in negatieve zin..[BQ1380, 23-12-2010]

HOF...Reeds daarom is aftrek van deze door hem gestelde uitgaven uitgesloten. Ten overvloede overweegt het Hof met betrekking tot de uitgaven voor levensonderhoud nog het volgende... [BP3152, 22-12-2010]

RB...Met betrekking tot de door de Inspecteur bepleite huuranalogie merkt het Hof, wellicht ten overvloede, nog het volgende op [BQ0397, 17-12-2010].

Ook indien, dan nog...

RB...Hierbij overweegt de rechtbank ten overvloede dat, zelfs al zou artikel 23 van de BRK van toepassing zijn, dit artikel op grond van artikel 35a van de BRK niet aan de toepassing van artikel 10a, tweede lid, onderdeel c, van de Vpb in de weg hoeft te staan [BP4315, 22-12-2010].

RB...Ten overvloede wordt opgemerkt dat als het verklaarde wel waar zou zijn, dit op zichzelf beschouwd onvoldoende is om te komen tot het oordeel dat eiser in België woonde [BO8159, 14-12-2010].

Extra grond

RB...De rechtbank overweegt ten overvloede dat eiseres evenmin aannemelijk heeft gemaakt dat op het tijdstip dat het pand voor bedrijfsdoeleinden werd gebezigd een groter deel van het pand bestemd was voor (aftrekgerechtigde) economische activiteiten te worden gebruikt (vgl. artikel 15, vierde lid, tweede volzin, van de Wet) [BR6766, 20-10-2010].

HOF...Ten overvloede overweegt het Hof over het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2002 het volgende. Deze aanslag is belanghebbende uiterlijk 23 april 2007 bekend gemaakt. Eerst op 2 augustus 2007 heeft belanghebbende zijn bezwaarschrift tegen deze aanslag ingediend. Alsdan heeft belanghebbende niet, zo snel als redelijkerwijs kan worden verwacht, alsnog zijn bezwaar ingediend, zodat reeds om die reden het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2002 terecht niet-ontvankelijk is verklaard [BO8517, 21-12-2010].

Niet-ontvankelijk, maar...

CRvB...Ten overvloede overweegt de Raad nog dat in hetgeen appellant in het verzetschrift heeft aangevoerd, geen grond is gelegen voor het oordeel dat het niet betalen van het griffierecht redelijkerwijs niet aan (de gemachtigde van) appellant kan worden verweten. De uitspraak van de Raad van 24 augustus 2010 is daarom juist [BO8864, 20-12-2010].

Precedent

...dat daarmede de raad evenwel zijn taak heeft miskend, wijl geen wettelijk voorschrift hem verbood dit geschilpunt te onderzoeken en, in voorkomend geval, te beslissen in een anderen zin dan hij in een andere zaak, zij het ten opzichte van dezelfde belanghebbende, had gedaan [B. 8914]

Privilege

dat hij als onderdaan van het graafschap Geleen, moge al die landshoogheid onder de Rijkshoogheid van Nederland staan, in dit land niet belastingplichtig is; dat de RvB echter de beschikking van den inspecteur heeft gehandhaafd, onder overneming met instemming van de overwegingen, op grond waarvan de inspecteur bij zijn vertoogschrift het beroep heeft bestreden, van welke overwegingen de raad bepaaldelijk deze noemt, dat ingevolge art. 182 der Grondwet in het Koninkrijk der Nederlanden geen privilegien in het stuk van belastingen kunnen worden verleend [B. 8819]

Proceseconomie

RB...Belanghebbende heeft aangevoerd dat hij ten onrechte niet is gehoord maar dat hij om proceseconomische redenen geen behoefte heeft aan terugwijzing van het geschil naar de inspecteur. De rechtbank maakt hieruit op dat belanghebbende afziet van zijn recht gehoord te worden en volgt belanghebbende in zijn verzoek om zelf in de zaak voorzien [BP2618, 31-12-2010].

HOF...Het Hof zal echter, nu de bedragen aan te verrekenen dividendbelasting tussen partijen niet in geschil zijn, uit overwegingen van proceseconomie met toepassing van artikel 8:72, lid 4, slotzin, van de Algemene wet bestuursrecht, de beschikking van de Inspecteur van 14 april 2008 aanvullen [BQ1535, 30-12-2010]

HOF...Het Hof gaat om redenen van proceseconomie voorbij aan het door de heffingsambtenaar achterwege laten van de toepassing van artikel 30, tweede lid, Wet WOZ, nu het bepaalde in artikel 18a van de AWR waarborgt dat de aanslag onroerende-zaakbelastingen moet worden verminderd indien een lagere waarde voor de WOZ onherroepelijk komt vast te staan [BQ1366, 23-12-2010]

Proceskostenveroordeling

Schade

na invoering art. 8:73a

Zie onder Schadevergoeding.

Schade

vóór invoering art 8:73a

RB..dat art 8.75 Awb ....een exclusieve regeling geeft voor de vergoeding van de in bezwaar- en beroepsfase gemaakte proceskosten. Proceskosten, waaronder de kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, kunnen dan ook niet als schade in de zin van artikel 8:73 van de Awb worden vergoed, ook niet als die kosten op grond van artikel 8:75 van de Awb niet worden vergoed of die vergoeding te boven gaan (vgl. Centrale Raad van Beroep van 17 juni 1999, nr. 96/7651 AW-S, AB 1999, 348) [BP0101, 29-12-2010].

Hogere of integrale vergoeding

Eiser verzoekt om vergoeding van de werkelijk gemaakte proceskosten voor juridische bijstand in bezwaar en beroep. Ingevolge artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) kan op grond van bijzondere omstandigheden van de hiervoor gegeven berekening van de te vergoeden proceskosten worden afgeweken. Voor een toekenning van een proceskostenvergoeding in afwijking van de forfaitaire bedragen van het Besluit is blijkens jurisprudentie grond indien het bestuursorgaan het verwijt treft dat het een beschikking of uitspraak geeft respectievelijk doet of in rechte handhaaft, terwijl op dat moment duidelijk is dat die beschikking of uitspraak in een (de) daartegen ingestelde procedure geen stand zal houden (vergelijk Hoge Raad 13 april 2007, nr. 41 235, BNB 2007/260). Ook in andere gevallen kan aanleiding bestaan om, alle (bijzondere) omstandigheden van het geval in aanmerking nemend, af te wijken van de forfaitaire bedragen van het Besluit, bijvoorbeeld omdat de inspecteur bij het opleggen van de navorderingsaanslag in vergaande mate onzorgvuldig heeft gehandeld (vergelijk Hoge Raad, 4 februari 2011, nr. 09/02123, BNB 2011/103. [ECLI:NL:RBHAA:2012:BY9775]

HOF...Voor een afwijking van artikel 2, eerste lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht in de door belanghebbende bepleite zin acht het Hof geen termen aanwezig om reden dat belanghebbende er voor een groot deel zelf oorzaak van is dat zij deze kosten heeft belopen en ook overigens niet aannemelijk is geworden dat sprake is van omstandigheden als bedoeld in het derde lid van die bepaling BO8848, 21-12-2010].

RB...Eiser heeft primair verzocht om toekenning van de integrale proceskosten met de stelling dat het standpunt van verweerder inhoudende dat de alimentatieschuld een waarde heeft van nihil tegen beter weten in wordt ingenomen. De rechtbank volgt eiser daarin niet omdat geen sprake is van een bijzondere omstandigheid in de zin van artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit). Het onderhavige geschilpunt wordt momenteel veelvuldig bediscussieerd in de literatuur en recent heeft Advocaat-Generaal Niessen een uitgebreide conclusie genomen. De Hoge Raad heeft evenwel nog geen uitspraak gedaan. Dit betekent dat niet kan worden gezegd dat verweerder met het door hem ingenomen standpunt ernstig onzorgvuldig of tegen beter weten in heeft gehandeld [BO7511, 16-12-2010].

RB...De rechtbank is van oordeel dat de werkwijze van verweerder waarbij door hem – in plaats van na te heffen – eigenhandig het in de aangifte van eiser genoemde bedrag aan BPM is verhoogd zo zeer in strijd is met het wettelijke systeem van heffing door middel van voldoening op aangifte dat sprake is van een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid, waarbij op het moment van correctie duidelijk moet zijn geweest dat die handelwijze in rechte geen stand zou houden (in gelijke zin Hof Arnhem 14 september 2010, nr. 10/00009, LJN: BN8819) [BO8146, 16-12-2010].

Derde

HOF...Het Hof kan de Ambtenaar niet volgen in diens stelling dat de zoon op grond van diens familierelatie met belanghebbende niet als ‘een derde’ kan worden aangemerkt in de zin van artikel 1, aanhef en onder a, van het Besluit. Bijstand door een familielid die beroepsmatig wordt verleend sluit niet bij voorbaat een proceskostenvergoeding uit (vgl. Hoge Raad, 4 oktober 1995, nr. 30.628, LJN: AA3107, BNB 1995/321 en Hoge Raad, 24 september 2010, nr. 09/03034, LJN: BN8082) [BP0044, 21-12-2010].

Deskundige

Voor zover belanghebbende voor de werkzaamheden van zijn zoon kosten als deskundige vergoed wenst te zien, stuit dat af op het bepaalde in artikel 8:34 van de Awb, waarin is bepaald dat een deskundige zijn opdracht onpartijdig dient te vervullen. De zoon kan, gelet op de familierelatie, geen deskundige zijn als bedoeld in dat artikel (vgl. Hoge Raad 24 september 2010, 09/03034, LJN: BN8082).

Raadsheer-commissaris

HOF...Op 7 januari 2010 heeft een regiezitting plaatsgevonden te 's-Hertogenbosch. Op voorspraak van het Hof zijn partijen niet verschenen, met bericht daarvan aan het Hof. Tijdens het onderzoek ter zitting heeft het Hof mr. J.G. Verseput aangewezen als raadsheer-commissaris in de zin van artikel 8:12 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in combinatie met artikel 27 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR, tekst 2004). Aan hem is opgedragen (een gedeelte van) het vooronderzoek te verrichten. Het Hof heeft vervolgens ingevolge het bepaalde in artikel 8:64 van de Awb het onderzoek ter zitting geschorst en bepaald dat het vooronderzoek door de raadsheer-commissaris zal worden hervat [BP7301, 10-12-2010].

Rechten van de verdediging

Uit dit arrest volgt dat de eerbiediging van de rechten van de verdediging een algemeen beginsel van gemeenschapsrecht vormt dat van toepassing is wanneer de administratie voornemens is een bezwarend besluit ten opzichte van een bepaalde persoon vast te stellen. Dit beginsel vereist dat de adressaten van besluiten die hun belangen aanmerkelijk raken, in staat worden gesteld naar behoren hun standpunt kenbaar te maken over de elementen waarop de administratie haar besluit wil baseren. Zij dienen daartoe over een toereikende termijn te beschikken. Deze verplichting rust op de administratieve overheden van de lidstaten wanneer zij besluiten nemen die binnen de werkingssfeer van het gemeenschapsrecht vallen, ook al voorziet de toepasselijke communautaire wetgeving niet uitdrukkelijk in een dergelijke formaliteit [Rb Oost Nederland 31-01-2013, nr. 12/1653].

Rechtsbronnen

Besluit

HOF...De rechtbank is tevens van oordeel dat het erg ver gaat om een besluit van een nationale uitvoeringsinstantie (Besluit van 2 juli 2007, CPP2007/584M, BNB 2007/226) aan te merken als ‘wetgeving’ die er toe kan leiden dat een niet-inwoner van een land onder de sociale verzekeringswetgeving valt terwijl hij daar volgens de nationale wetgeving niet onder valt...Hoewel gerede twijfel over het begrip ‘wetgeving’ in de Verordening mogelijk is, biedt artikel 1, onderdeel j, van de Verordening naar het oordeel van de rechtbank voldoende aanknopingspunten om dit Besluit als zodanig aan te merken [BP5074, 29-12-2010]

HOF...Belanghebbendes hoger beroep is in ieder geval in zoverre gegrond dat de door de Rechtbank gegeven motivering zijn beslissing niet kan dragen. Ingevolge artikel 104 van de Grondwet worden belastingen, waaronder ook de omzetbelasting, geheven uit kracht van een wet, terwijl de Rechtbank zijn beslissing heeft doen steunen op twee door de staatssecretaris van Financiën in zijn hoedanigheid van uitvoerder van de wet -en niet in zijn hoedanigheid van mede-wetgever- gegeven besluiten [BQ1380, 23-12-2010]

Resoluties

…dat de taak van den RvB is, den aanslag te toetsen aan de wettelijke voorschriften, waartoe die resoluties niet behoren, aangezien daarbij uitsluitend de mening van den Minister over een bepaald punt van wetsuitlegging ter kennis van den belastingdienst is gebracht [B. 8771]

...dat met name de RvB niet kan treden in een beoordeling in hoever - in ambtelijken zin - de inspecteur zich in de motivering van zijn standpunt naar de inhoud ener ministeriele resolutie heeft te gedragen; dat de RvB het betoog van appellante, hierop betrekking hebbende, dan ook in zijn beslissing buiten beschouwing laat [B. 8771].

...dat de in het middel bedoelde resolutie, welke niet in het Staatsblad noch in de Staatscourant is gepubliceerd, niets anders is dan een door den Minister van Financien aan de ambtenaren gerichte aanwijzing, doch niet vormt een bindend wettelijk voorschrift, waarvan met vrucht van den rechter in belastingzaken de toepassing kan worden gevorderd.

Toelichting

...De door de Minister van Financiën gegeven toelichting op deze post, waarin is bepaald, dat de post buiten toepassing dient te blijven ten aanzien van aktentassen, portemonnaies en andere tassen en tasjes voor het bergen van geld, vermag hieraan niet af te doen, aangezien deze toelichting geen wettelijke kracht heeft en derhalve niet kan praevaleren boven een duidelijken tekst, welke wel kracht van wet bezit [B. 8864].

Rechtsmiddelverwijzing

Damen, L.J.A., Rechtseenheid door (informele) harmonisatie: altijd goed voor de burger?, in: AAe 2012/130, blz. 130-135

Rechtstaal

....dat art. 57 voormeld, bepalend dat het beroep geschiedt door indiening van een beroepschrift, daarbij enkel het oog kan hebben gehad op een beroepschrift in het Nederlands gesteld en niet in de Friese taal, welke, gesproken in een der provincien, in het algemeen onverstaanbaar is voor wie niet daaruit stamt [B. 8804]

Redelijke bewijslastverdeling

RB...Nu vaststaat dat eiseres in ieder geval tot 14 december 2001 feitelijk in Nederland werd geleid en eiseres het standpunt inneemt dat haar feitelijke leiding in 2002 en 2003 elders, te weten in de Nederlandse Antillen, was gevestigd, brengt een redelijke verdeling van de bewijslast mee dat eiseres feiten stelt en bij betwisting door verweerder aannemelijk maakt, die haar standpunt kunnen dragen [BP3111, 22-12-2010].

HOF...Indien belanghebbende in aanmerking wenst te komen voor een proceskostenvergoeding wegens kosten ter zake van aan hem beroepsmatig verleende rechtsbijstand, brengt een redelijke verdeling van de bewijslast mee dat hij niet alleen aannemelijk maakt dat de aan hem verleende rechtsbijstand beroepsmatig is verleend, maar moet hij bovendien aannemelijk maken dat ter zake van de onderhavige procedure kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand op hem drukken of hebben gedrukt [BP0044, 21-12-2010].

Nu belanghebbende ter zake van de door hem gestelde werkzaamheid een verlies claimt van € 1.333.750, brengt een redelijke verdeling van de bewijslast naar het oordeel van de rechtbank mee dat op belanghebbende de last rust om feiten en omstandigheden aannemelijk te maken ter ondersteuning van de stelling dat sprake is van een werkzaamheid zoals hiervoor bedoeld [Rb Zeeland-West Brabant 31-01-2013, nr. 12/89]

Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt met zich dat verweerder aannemelijk dient te maken dat de leningen onder zodanige voorwaarden en omstandigheden zijn verstrekt, dat eiseres daardoor een debiteurenrisico heeft gelopen dat een onafhankelijke derde niet zou hebben genomen [Rb Oost Nederland 31-01-2013, nrs. 12/1730, 12/1733 en 12/1734].

Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt mee dat, nu het gaat om een aftrekpost, het aan eiseres is om de feiten en omstandigheden aannemelijk te maken die tot het oordeel kunnen leiden dat [P] en [a] personeel van [M] zijn [Rb Oost Nederland 31-01-2013, nr. 11/3787].

Redelijke termijn

Termijn

CRvB....de redelijke termijn voor een procedure in drie instanties in zaken zoals deze (is) in beginsel niet overschreden als die procedure in haar geheel niet langer dan vier jaar in beslag heeft genomen. (...) dat de behandeling van het bezwaar ten hoogste een half jaar, de behandeling van het beroep ten hoogste anderhalf jaar en de behandeling van het hoger beroep ten hoogste twee jaar mag duren, terwijl doorgaans geen sprake zal zijn van een te lange behandelingsduur in de rechterlijke fase in haar geheel als deze niet meer dan drie en een half jaar heeft geduurd [BP0852, 31-12-2010; BO8109, 17-12-2010; BO7230, 08-12-2010]

RVS...Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie onder meer haar uitspraak van 3 juni 2009, LJN: BI6092) volgt dat in zaken zoals deze, die tot aan deze uitspraak uit een bezwaarschriftprocedure en een rechterlijke instantie heeft bestaan, in beginsel een totale lengte van de procedure van ten hoogste drie jaar redelijk is. Daarbij mag de behandeling van het bezwaar ten hoogste één jaar en de behandeling van het beroep ten hoogste twee jaar duren, en kan een vertraging bij één van beide behandelingen worden gecompenseerd door voortvarendheid bij de andere behandeling [BO8513, 23-12-2010].

RB...De rechtbank overweegt dat voor de berechting van een zaak in eerste aanleg waarbij een fiscale boete in het geding is als uitgangspunt heeft te gelden dat deze niet binnen een redelijke termijn, als bedoeld in onder meer artikel 6, eerste lid, Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, geschiedt indien de rechtbank niet binnen twee jaar nadat die termijn is aangevangen uitspraak doet. Wordt de zaak niet binnen een redelijke termijn berecht, dan behoort dit tot gevolg te hebben dat de boete wordt verminderd (vgl. HR 19 december 2008, nr. 42 763, LJN: BD0191) [BP3146, 22-12-2010].

HOF...De rechtbank heeft de boetes, gelet op de verstreken periode beginnende met de aankondiging van de boeten op 2 januari 2006 en eindigende op 3 november 2009 met de uitspraak van de rechtbank, verminderd. De hoger beroepsfase die eindigt met de datum waarop het Hof uitspraak doet, namelijk 22 december 2010, duurt, gemeten vanaf de uitspraakdatum van de rechtbank, minder dan twee jaren zodat overschrijding van de redelijke termijn voor die fase niet aan de orde is [BP3146, 22-12-2010].

Begin termijn

RB...De redelijke termijn vangt in beginsel aan op het moment dat het bestuursorgaan het bezwaarschrift ontvangt. Er bestaat geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken [BO8513, 23-12-2010].

RB...Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege het betrokken bestuursorgaan jegens de belastingplichtige een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat aan hem een boete zal worden opgelegd, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden [BP3146, 22-12-2010].

Einde termijn

CRvB...Ten aanzien van het einde van de redelijke termijn tekent de Raad (...) aan dat een schadeprocedure als deze, waarin uitsluitend de schade in verband met de redelijke termijn aan de orde is, niet langer in aanmerking dient te worden genomen bij de vaststelling van de schadevergoeding in verband met overschrijding van de redelijke termijn [BP0852, 31-12-2010]

Overschrijding

CRvB....De vraag of de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM is overschreden, moet worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval. Daarbij zijn van betekenis de ingewikkeldheid van de zaak, de wijze waarop de zaak door het bestuursorgaan en de rechter is behandeld, het processuele gedrag van appellant gedurende de hele procesgang en de aard van de maatregel en het daardoor getroffen belang van appellant [BP0852, 31-12-2010; idem RB, BO8513, 23-12-2010; BO8109, 17-12-2010; BO7230, 08-12-2010]

Schadevergoeding

Ontvankelijkheid verzoek

CRVB...Bij deze uitspraak, waarin betrokkene is aangeduid als appellante, heeft de Raad ingaande op de stelling van betrokkene dat de rechtbank haar verzoek om schadevergoeding ten onrechte buiten behandeling heeft gelaten, het volgende overwogen: “Het door appellante bij brief van 29 april 2009 ingediende verzoek om schadevergoeding, stellende dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM is overschreden, is, zoals de rechtbank heeft overwogen, bij de rechtbank ingekomen na de sluiting van het onderzoek op 20 februari 2009. Echter, gegeven dat het beroepschrift bij de rechtbank is ingekomen op 28 februari 2007, dat de rechtbank na ontvangst op 23 juni 2008 van ook de toestemming van appellante voor het doen van uitspraak zonder verdere behandeling ter zitting nog tot 20 februari 2009 heeft gewacht met het sluiten van het onderzoek en dat de rechtbank op het moment van ontvangst (op 29 april 2009) van het verzoek van appellante om schadevergoeding nog steeds geen uitspraak had gedaan, had het op de weg van de rechtbank gelegen om het onderzoek te heropenen en dat verzoek alsnog in behandeling te nemen. Van degene die beroep heeft ingesteld kan niet in redelijkheid worden verlangd dat hij/zij - voor het geval de rechtbank na de sluiting van het onderzoek talmt met het doen van uitspraak - voor alle zekerheid reeds voor de sluiting van het onderzoek, op een moment waarop (mogelijke) overschrijding van de redelijke termijn nog niet aan de orde of in zicht is, een beroep doet op artikel 6, eerste lid, van het EVRM. Deze handelwijze van de rechtbank staat op gespannen voet met artikel 8:68, eerste lid, van de Awb.” In verband met deze overweging heeft de Raad, doende wat de rechtbank had moeten doen, het onderzoek heropend opdat kan worden beoordeeld of er aanleiding bestaat tot vergoeding door de Staat aan betrokkene van de (gestelde) overschrijding door de rechtbank van de redelijke termijn [BO8109, 17-12-2010].

Schade

CRVB...Voorts volgt uit de jurisprudentie dat bij overschrijding van de redelijke termijn, behoudens bijzondere omstandigheden, spanning en frustratie als grond voor vergoeding van immateriële schade wordt verondersteld [BO8513, 23-12-2010].

CRVB...sprake geweest van spanning en frustratie die als immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt...[BP0852, 31-12-2010]

Gedeelde smart

RB...Daarbij is de rechtbank ervan uitgegaan - zoals ook tot uitdrukking komt in het arrest van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens van 15 februari 2008 (LJN: BC8757) - dat het feit dat eisers de procedure gezamenlijk voeren, een matigende invloed heeft op de mate van spanning en frustratie die door hen is ondervonden [BO8513, 23-12-2010].

Bedrag en mate overschrijding

drie maanden € 500 [BP0852, 31-12-2010]

twaalf maanden € 16.726 [5.25%] [BP0101, 29-12-2010]

veertien maanden € 1.500 [BO8513, 23-12-2010]

vijf maanden € 500 [5%] [BP6147, 23-12-2010]

elf maanden € 1.000 [BO8109, 17-12-2010]

Tarief

De rechtbank zal, uitgaande van een tarief van € 500 per half jaar dat de redelijke termijn is overschreden, waarbij het totaal van de overschrijding naar boven wordt afgerond, verweerder, met toepassing van artikel 8:73, eerste lid, van de Awb, veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1500 aan eisers als vergoeding voor de door hen geleden immateriële schade [BO8513, 23-12-2010]

Zie ook Zelfstandig schadebesluit

Redelijke wetstoepassing

…evenzeer een redelijke toepassing op grond van het vorenbedoelde verband eist alsdan met de premie, welke heeft gestrekt tot verkrijging van genoemde uitkering, rekening te houden door deze op haar beurt in mindering te brengen van die uitkering [B. 8786]

dat de Wet op de vermogensaanwasbelasting geen duidelijke en scherpe richtlijn aangeeft…; dat daarom gezocht moet worden naar een antwoord op de vraag, wat in een geval als het onderhavige tot een redelijke wetstoepassing leidt [B. 8790]

…nu een redelijke toepassing van dat voorschrift zich daartegen verzet [B. 8820]

...dat toch vooreerst een redelijke opvatting van de in art. 9 BN voorkomende woorden "en voor zover" medebrengt, dat de verdubbeling niet wordt toegepast op dat gedeelte van de over enig jaar nagevorderde belasting, dat geheven is over inkomen, waarvan moet worden aangenomen dat de belastingplichtige dit bij buitengewone aangifte naar beste weten niet had kunnen vermelden, en zulks onverschillig of hij al dan niet een buitengewone aangifte deed [B. 8849]

...dat zo dit laatste zou moeten worden aanvaard, een redelijke toepassing van art. 39, aanhef en onder 1 o., letter d, IB '41, in verband met art. 2, eerste lid, aanhef en onder b, LB, zou medebrengen [B. 8893]

...dat een redelijke wetstoepassing veeleer meebrengt, dat, zoals dit voor beroepschriften in de tweede zinsnede van het tweede lid van art. 11 RvB uitdrukkelijk wordt voorgeschreven, ook voor bezwaarschriften in het overeenkomstige geval wordt aangenomen, dat de dag, waarop het oorspronkelijke bezwaarschrift bij den inspecteur is binnengekomen, geldt als de dag waarop het bezwaarschrift is ingediend [B. 8916]

...dat een redelijke wetstoepassing, die aan het winstbegrip van art. 8, lid 1, niet tekort wil doen, met zich brengt, dat...dat een op de redelijkheid gebaseerde toepassing van de artt. 8, 9 en 10 niet een onredelijk gevolg mag hebben [B. 8965]

...dat een redelijke wetstoepassing meebrengt om, indien, zoals hier, het afschrift reeds voor die dag verzonden is, de beroepstermijn op de vroegste dag, waarop art. 77 geacht moet worden het oog te hebben - dit is de dag waarop de uitspraak werd gedaan - te doen aanvangen [B. 8986]

Redelijkheid

...dat het integendeel redelijk is, dat bij de schatting, welke een gegeven oplevert voor de draagkracht van den belastingplichtige, de werkelijke toestand op genoemd tijdstip als grondslag strekt, zodat een raad van beroep, geroepen om in een geschil over de geldswaarde van een vordering uitspraak te doen, rekening mag en moet houden met alle hem gebleken feiten en omstandigheden, die voor de schatting van de geldswaarde naar bedoelden toestand van belang zijn [HR, B. 8821]

.....kredietinstellingen in het algemeen een groot deel van hun schulden behoren bij te tellen bij de bepaling van hun bedrijfskapitaal; dat dit ook redelijk is, daar de langlopende schulden van kredietinstellingen over het algemeen een "ijzeren kern" bevatten, die hun werkkapitaal vergroot [B. 8827]

...omdat de redelijke zin en strekking van genoemd artikel geen andere kan zijn dan de op 1 Januari 1946 in Nederland wonende personen onder deze wet te doen vallen en aldus de wet bij haar invoering in 1947 met terugwerkende kracht op al degenen die op 1 Januari 1946 aan het bij art. 2 gestelde vereisten voldeden, toepasselijk te verklaren [B. 8904]

...dat, nu het tijdstip van genot dezer inkomensbestanddelen in het besluit op de inkomstenbelasting niet wordt aangewezen, dit naar redelijkheid moet worden vastgesteld...naar redelijkheid moet worden aangenomen, dat dit inkomen wordt genoten ten tijde van de toekenning der aanspraak en niet bij elke uitbetaling van een termijn [B. 8943]

...dat hiertegenover de redelijkheid gebiedt om, wanneer het bedrijfsvermogen in een volgend jaar een vermeerdering ondergaat als gevolg van de restitutie van dergelijke uitgaven, onderscheidenlijk het tenietgaan van zodanige schulden, ook met deze vermogensvermeerdering bij de winstbepaling geen rekening te houden [B. 8965]

Hof...uit de gekozen formulering (in de overeenkomsten), zoals die redelijkerwijs moet worden begrepen, moet worden afgeleid dat de optiehouder afziet van het uitoefenen van zijn optierechten... [BQ1532, 30-12-2010] http://www.rechtspraak.nl/ljn.asp?ljn=BQ1532

HOF...Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat het in strijd is met de redelijkheid - en derhalve niet is toegestaan - om een recht op schadevergoeding dat tot het ondernemingsvermogen behoort en waarvan niet alleen de omvang, maar ook het bestaan geheel onzeker is, ten tijde van de staking van de onderneming over te brengen naar het privé-vermogen (vgl. HR 28 oktober 1959, nr. 14 047, BNB 1959/374 en HR 9 november 1960, nr. 14 347, BNB 1961/37) [BP3144, 22-12-2010].

Reformatio in peius

OF...Door de inspecteur is ter zitting, naar aanleiding van vragen van het Hof, verklaard dat abusievelijk bij de uitspraak op bezwaar (tegen de navorderingsaanslag) een lager verlies uit aanmerkelijk belang is vastgesteld. Dit is in strijd met het verbod van reformatio in peius. Tussen partijen is niet in geschil dat het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang bij de uitspraak op bezwaar op -/- € 780.640 gehandhaafd had moeten worden [BP3296, 16-12-2010].

Relativiteitsregel

Barkhuysen, Tom & Claessens, Machteld, Naar een "slagvaardiger" bestuursrecht met de Wet aanpassing bestuursprocesrecht, in: AAe 2012/83, blz. 83-93

Schueler, B.J., Een relativiteitsleer in wording, in: NTB 2011/9, blz. 265-271

Reparatie overwegingen van lagere rechter

HR...dat de RvB, den …prijs … noemende opbrengst van bedrijf en beslissende dat deze prijs als inkomen … moet worden beschouwd, daarmede heeft willen te kennen geven, dat de prijs gerekend moet worden tot de in art. 8 IB 1941 bedoelde voordelen die verkregen worden uit bedrijf [B. 8769].

HR…dat de RvB in de overweging, waarop hij zijn beslissing tot handhaving van de toegepaste verhoging heeft doen steunen, kennelijk tot uitdrukking heeft willen brengen, dat …. [B. 8797]

...dat de raad van beroep in de bestreden overweging kennelijk tot uitdrukking heeft willen brengen [B. 8949]

...dat uit deze overweging moet worden afgeleid

...dat de raad van beroep de stellingen van belanghebbende aannemelijk heeft geacht..[B. 8953]

HR...Met een en ander heeft het Hof kennelijk tot uitdrukking willen brengen dat het in geval van geschil op de weg van de belastingplichtige ligt om bewijs te leveren van feiten en/of omstandigheden waaruit volgt dat inhouding heeft plaatsgevonden

...De gedingstukken laten geen andere conclusie toe dan dat belanghebbende de voordelen waarop de naheffingsaanslag betrekking heeft niet heeft genoten, dat de naheffingsaanslag niet is betaald en dat de nageheven loonheffing niet op belanghebbende is verhaald. Daaruit volgt dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat geen plaats is voor verrekening van de nageheven loonheffing met de onderhavige aanslag, wat er zij van de daartoe door het Hof gebezigde gronden [BM6686, 24-12-2010].

Retributie

Het Hof is van oordeel dat, anders dan belanghebbende kennelijk meent, de bpm als belasting met betrekking tot personenauto’s, motorrijwielen en bestelauto’s niet het karakter heeft van een retributie. Enkel voor wat betreft het tijdstip van heffing van de bpm is in de Wet bpm aangesloten bij de registratie van het voertuig. Dit betekent niet dat de bpm daarmee haar karakter van belasting heeft verloren. Reeds hierom is er geen reden om te onderzoeken of het tarief van de bpm de kosten die met de registratie van de voertuigen in kentekenregister gepaard gaan overstijgt [BW4726, 26-04-2012].

Schadevergoeding art. 8:73 AWB

Schade

RB...dat art. 8:75 Awb....een exclusieve regeling geeft voor de vergoeding van de in bezwaar- en beroepsfase gemaakte proceskosten. Proceskosten, waaronder de kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, kunnen dan ook niet als schade in de zin van artikel 8:73 van de Awb worden vergoed, ook niet als die kosten op grond van artikel 8:75 van de Awb niet worden vergoed of die vergoeding te boven gaan (vgl. Centrale Raad van Beroep van 17 juni 1999, nr. 96/7651 AW-S, AB 1999, 348) [BP0101, 29-12-2010].

Stelplicht

HOF...Belanghebbende heeft verzocht om vergoeding van schade op grond van artikel 8:73 van de Awb. Feiten en omstandigheden op grond waarvan aan belanghebbende schade zou moeten worden vergoed zijn gesteld noch gebleken. Mitsdien wijst het Hof het verzoek af [BQ1359, 23-12-2010].

Schending vormvoorschrift

HR...Bij de beoordeling van deze klachten moet worden vooropgesteld dat het onderhavige bevoegdheidsgebrek, dat eruit bestaat dat de belasting in rekening is gebracht door een niet tot heffing bevoegd bestuursorgaan, niet voortvloeit uit schending van een vormvoorschrift. Daarom kan dit gebrek niet met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) worden gepasseerd. (...) Dat hoeft echter niet zonder meer te leiden tot vernietiging van het besluit dat door het verkeerde bestuursorgaan is genomen. In het onderhavige geval heeft het bevoegde orgaan, de heffingsambtenaar, het bestreden besluit op de voet van artikel 7:11 Awb aan een inhoudelijke beoordeling onderworpen en uitspraak op het bezwaar gedaan. Daarmee is het onderhavige bevoegdheidsgebrek hersteld [BO0396, 24-12-2010]

Schijn en wezen

Het kan zich voordoen dat een lening in schijn bestaat, omdat partijen in werkelijkheid geen overeenkomst van geldlening tot stand hebben willen brengen. De lening is dan gefingeerd en vormt in wezen een winstuitdeling door de vennootschap ten behoeve van de aandeelhouder, op het moment dat de vennootschap de gelden aan de aandeelhouder ter beschikking stelt. De vraag of de als lening aangeduide verhouding gefingeerd is, moet op grond van de feiten en omstandigheden worden beantwoord. Uit het arrest van de Hoge Raad van 24 juni 1964, nr. 15 225, BNB 1964/196 blijkt dat de lening als gefingeerd kan worden aangemerkt indien is voldaan aan een van de volgende voorwaarden:

a. indien en voor zover bij de geldverstrekking niet de bedoeling bestaat dat de geldnemer het opgenomen bedrag aan het lichaam schuldig zal worden. Het ontbreken van deze bedoeling moet worden afgeleid uit het niet bedingen van aflossingen, al dan niet in combinatie met het niet bedingen van rente. Het vermoeden dat partijen geen echte schuld in het leven hebben willen roepen kan worden versterkt indien de geldnemer geen enkele zekerheid ter nakoming van zijn aflossingsverplichtingen of rentebetalingen heeft gesteld. Voorts dient de aandeelhouder zich bewust te zijn geweest, dan wel redelijkerwijs bewust heeft moeten zijn dat deze geldverstrekking geen echte schuldverhouding in het leven heeft geroepen;

b. indien bij de geldverstrekking het de bedoeling van partijen is een schuldverhouding in het leven te roepen, maar op het moment van de geldverstrekking reeds duidelijk is dat de opgenomen gelden niet kunnen worden terugbetaald of verrekend. Een op zichzelf reële lening aan een volstrekt insolvabele debiteur houdt dus in wezen het creëren van een schijnlening in [BR6578, 21-12-2010].

Spraakgebruik

.....dat deze uitlegging in overeenstemming is met het spraakgebruik en strookt met de bedoeling van de wetgever [B. 8885]

.....dat art. 24, lid 1, IB '41 geen omschrijving geeft van het daar bedoelde "zelfstandig uitgeoefende beroep"; dat de Raad van oordeel is, dat onder dit begrip niet mag worden gerangschikt ieder beroep - buiten dienstbetrekking uitgeoefend - dat geen bedrijf is in de zin van het spraakgebruik, zoals bijvoorbeeld dat van thuiswerker [B. 8918]

...dat het spraakgebruik de werkzaamheid van belanghebbende, bestaande in het, gelijk hij in het beroepschrift aan den raad van beroep stelt, dameskappen, permanenten, haarverven en pedicuren, allicht als bedrijf zal aanduiden [B. 8918

Standpunten partijen

Nadere onderbouwing

RB...Immers het staat verweerder vrij om zijn standpunt in de beroepsfase nader met bewijsstukken te onderbouwen [BP0101, 29-12-2010].

Nieuwe of door rechtbank verworpen verweren

HOF...het belanghebbende vrij staat om verweer met alle argumenten te voeren, ook met argumenten die door de Rechtbank zijn verworpen of die welke hij nog niet eerder heeft ingenomen, aldus Hoge Raad 4 december 2009, nr. 08/0225. Naar het oordeel van het Hof geldt deze vrijheid slechts voor de elementen van de uitspraak van de Rechtbank die door het instellen van (incidenteel) hoger beroep onderdeel van het geschil zijn geworden. Onder "element van de uitspraak" dient niet te worden verstaan een door de Rechtbank gebruikte motivering of argument. Deze kunnen immers ook zonder het instellen van (incidenteel) hoger beroep bij wijze van verweer bestreden worden. Het gaat om de elementen die resulteren in het te betalen bedrag aan belasting, dan wel de boete. Het element van de uitspraak dat thans door het hoger beroep van de Inspecteur in geschil is gebracht, betreft de omvang van de naheffingsaanslag, niet de omvang van de boete. Belanghebbende kan derhalve dat eerste element met alle weren, ook nieuwe, bestrijden, het laatste niet [BQ1352, 23-12-2010].

HR...Verder staat het een partij, en dus ook de inspecteur, vrij om zich in hoger beroep te verweren met alle gronden die hij dienstig acht. Dit is slechts anders voor zover het desbetreffende standpunt onderscheidenlijk verweer ondubbelzinnig zou zijn prijsgegeven, dan wel wordt aangevoerd onder zodanige omstandigheden, dat behandeling ervan zou leiden tot een inbreuk op een goede procesorde (vgl. HR 24 mei 2002, nr. 37 220, LJN AE3172, BNB 2002/320, en HR 4 december 2009, nr. 08/02258, LJN BG7213, BNB 2010/65). Deze opvatting sluit aan bij de parlementaire geschiedenis op de Wet belastingrechtspraak in twee feitelijke instanties, waarin is opgemerkt dat in het belastingrecht in hoger beroep de herkansingsfunctie voorop staat, en dat daarom als regel nieuwe beroepsgronden, argumenten en bewijsmiddelen in hoger beroep kunnen worden aangevoerd, tenzij een goede procesorde zich daartegen verzet (Kamerstukken II 2003/04, 29 251, nr. 3, blz. 9) [BO6786, 10-12-2010]

HOF...In hoger beroep heeft belanghebbende zich evenwel op het standpunt gesteld dat in het onderhavige tijdvak tussen haar en B wel sprake was van een fiscale eenheid. Nu niet kan worden gezegd dat belanghebbende deze stelling bij de Rechtbank uitdrukkelijk en ondubbelzinnig heeft prijsgegeven, is belanghebbende gerechtigd deze stelling in hoger beroep alsnog in te nemen. Daarbij zij opgemerkt dat door de Inspecteur niet is gesteld dat hij in dit verband in zijn procesbelang is geschaad [BO7125, 07-12-2010].

Wijziging standpunt

HOF...Voor zover belanghebbende bedoelt te stellen dat de inspecteur, doordat hij zijn standpunt in hoger beroep heeft gewijzigd, in strijd heeft gehandeld met algemene beginselen van behoorlijk bestuur moet dit standpunt worden verworpen. Het staat de inspecteur vrij in hoger beroep een ander standpunt in te nemen [BO9338, 16-12-2010]

HR...Het staat de inspecteur in beginsel vrij in de procedure voor de rechtbank ter ondersteuning van de door hem opgelegde aanslag zoals die na de uitspraak op bezwaar luidt, een ander standpunt in te nemen dan hij in de bezwaarfase heeft ingenomen [BO6786, 10-12-2010].

Stelplicht

... dat echter, nu belanghebbende bij den raad van beroep niets heeft gesteld omtrent inkomsten uit arbeid, die hij zich gedurende het belastingtijdvak zou hebben kunnen verwerven indien geen toestand van oorlogsgevaar zou hebben bestaan en de oorlogstoestand niet zou zijn ingetreden, de raad niet verplicht was een onderzoek in te stellen, als door belanghebbende in zijn grief is bedoeld [B. 8917]

HOF.. niet meer dan een bloot feitelijke stelling zonder enige ondersteuning in de feiten... [BP8120, 29-12-2010]

RB...Nu verweerder deze stelling heeft weersproken, dient eiseres feiten te stellen en aannemelijk te maken die haar stelling kunnen dragen [BP3111, 22-12-2010]

HOF...Het is aan belanghebbende om aannemelijk te maken dat hij vertrouwen heeft ontleend aan informatie die op de website van de Belastingdienst is te lezen. Belanghebbende heeft echter geen stukken overgelegd, waaruit blijkt aan welke passage op de website van de Belastingdienst hij het vermeende vertrouwen heeft ontleend, zodat het Hof zich hierover geen oordeel kan vormen [BP3152, 22-12-2010]

Stukken van het geding.

Zie Gedingstukken

Taak beroepsrechter

...dat de Tariefcommissie tot taak heeft uitspraak te doen omtrent de juistheid van beschikkingen van inspecteurs [B. 8862]

...dat in het licht van deze feitelijke vaststelling, (...), de hierbovengenoemde stelling van belanghebbende derhalve geen uitdrukkelijke weerlegging behoefde.. [B. 8943]

Teleologische interpretatie

...dat in § 5 van de Memorie van Toelichting tot het ontwerp van wet wel het opnemen van de voormelde bepalingen is verdedigd met het oog op de wenselijkheid conflicten omtrent waardering naar een reeds lang verstreken datum te voorkomen, doch uit niets blijkt, dat een beperking van de werking dier bepaling tot dergelijke conflicten is beoogd; dat integendeel die Memorie reeds zinspeelde op art. 3 BN als veiligheidsklep tegen onbillijkheden, terwijl in § 5 van de Memorie van Antwoord in dit verband met name werd gewezen op de gevallen van hen, die hun vermogen op 1 Mei 1940 door dwaling of andere oorzaken te laag hadden opgegeven [B. 8770].

…dat het door belanghebbende voorgestane systeem leidt tot willekeurigheden, daar het bij iemand, die tweeërlei inkomsten tot zijn beschikking heeft, van het toeval afhankelijk zou zijn of hij al dan niet voor een besparingsvrijstelling in aanmerking komt, n.l. van de toevallige omstandigheid of hij zijn levensonderhoud betaald heeft uit de beurs, waarin zijn vermogensopbrengsten vloeiden of uit die, waarin zijn inkomsten uit arbeid kwamen; dat dit niet de bedoeling van den wetgever kan zijn geweest [B. 8790]

....dat, indien men bij de belastingheffing voor dit verschijnsel de ogen zou willen sluiten, de belasting niet - gelijk de bedoeling der wet is - geheven zou worden naar het werkelijk vermogen en de werkelijke draagkracht der belastingplichtigen [B. 8821]

...dat van deze uitlegging kan worden aangenomen dat zij strookt met de bedoeling van den wetgever, welke zal zijn geweest onder de toepassing van de loonbelasting te brengen praestatien van derden die den werknemer bereiken door tussenkomst van den werkgever, welke tussenkomst het voor dezen laatsten mogelijk maakt de loonbelasting in te houden [B. 8824]

...dat het standpunt in strijd is met de bedoeling van de vervaardiger van het Besluit op de Ondernemingsbelasting 1942 [B. 8827]

...dat de rechter, bij de interpretatie van het geldende tarief van invoerrechten de bedoeling van de wetgever naspeurende, met vrucht gebruik kan maken van de Franse tekst van het tarief, met name indien deze niet afwijkt van de zogenaamde nomenclatuur van Geneve, het in 1937 to stand gekomen ontwerp van de Volkenbond, hetwelk aan het thans ten onzent geldende tarief tot grondslag heeft gestrekt [B. 8857]

...dat de Leidraad Omzetbelasting 1941, bij gebreke aan een parlementaire geschiedenis, middel is om de bedoeling van de wetgever te onderkennen [B. 8863]

...dat deze uitlegging in overeenstemming is met het spraakgebruik en strookt met de bedoeling van de wetgever [B. 8885]

...aan zijn beslissing een onjuiste opvatting betreffende de strekking van genoemde wetsbepaling ten grondslag heeft gelegd [B. 8897]

...dat de bedoeling van den wetgever de subjectieve belastingplicht te dezen aldus uitsluitend naar den toestand bij den aanvang van 1946 vast te stellen, ook duidelijk blijkt uit de bepalingen, vervat in art. 4, aanhef en onder b en c der wet [B. 8904]

...dat derhalve de strekking van het Buitengewoon Navorderingsbesluit zich naar 's Raads oordeel niet verzet tegen toepassing van dit besluit op navordering van inkomstenbelasting over het jaar 1945 (...) dat de wetgever daarbij gedacht heeft aan gevallen, waarin de werknemer naast de contante beloning voor zich of zijn nabestaanden mede aanspraken verwerft om op een toekomstig tijdstip - in het algemeen bepaald door de beeindiging der dienstbetrekking - al dan niet onder bepaalde voorwaarden in het genot te worden gesteld van een of meer uitkeringen [B. 8943]

....dat bij deze bepaling niet is beoogd met betrekking tot de verkrijging van de bedoelde zaken enig ander vereiste te stellen, dan dat die verkrijging heeft plaats gehad krachtens een overeenkomst onder bezwarenden titel, en bepaaldelijk niet ook het vereiste, dat die verkrijging het gevolg is geweest van levering ingevolge een door den vervreemder verworven recht op die levering [B. 8944]

...nu de wetgever, dien het kwalijk kan zijn ontgaan dat in inrichtingen als de onderwerpelijke inwonend personeel dikwerf noodzakelijk is, desniettemin vrijstelling ven belasting voor dat gedeelte van het perceel, dat voor woning van dat personeel dient, niet heeft gewild [B. 8948]

...dat in verband hiermede de raad bij de uitlegging van die bepaling terecht heeft acht geslagen op de bedoeling van den wetgever, welke bij het tot stand komen van die bepaling heeft voorgezeten [B. 8964]

...dat de wetgever, door dividendschuld niet in mindering van de winst (in fiscale zin) toe te laten, kennelijk is uitgegaan van de gedachte, dat zodanige schuld in economische zin geen schuld is (...) dat de wetgever zich door een overeenkomstigen gedachtengang liet leiden [B. 8965]

...uit de bewoordingen van het derde lid van art. 6 voormeld duidelijk blijkende bedoeling van den wetgever [B. 8973]

RB...Indien het de bedoeling van de wetgever was geweest om het begrip inhoudingsplichtige uit de Zvw niet strikt te beperken tot het begrip inhoudingsplichtige uit de Wet LB, had de wetgever dit expliciet in de wettekst moeten opnemen [BP1586, 29-12-2010].

RB...Omdat de geciteerde wettelijke bepaling op verschillende wijzen kan worden uitgelegd, kent de rechtbank betekenis toe aan de bedoeling van de wetgever op dit punt. In de Tweede Nota van Wijzigingen, Kamerstukken II 1999/2000, 26, nr. 26 727, nr. 19, pagina 28 is het volgende opgenomen [BP3144, 22-12-2010]

RB...Naar het oordeel van de rechtbank biedt de tekst van de wet voldoende ruimte om daar de betekenis aan toe te kennen welke de wetgever tijdens de parlementaire behandeling daaraan heeft gegeven (...) De onder 5.2.2. laatst vermelde passage uit de parlementaire behandeling laat zien dat een werking van de regeling zoals door eiseres wordt bepleit, niet anders dan door middel van een aanpassing van de wet is te realiseren. Uit dezelfde passage blijkt dat de wetgever hiertoe geen reden heeft gezien, zich daarbij beroepend op de strekking van de regeling [BR6588, 21-12-2010].

HOF...Uit de Memorie van Toelichting op de Wet van 27 april 1989, Stb. 1989/123, Kamerstukken II 1988/89, wetsontwerp 20.873, no. 3, p. 26-27, blijkt dat de wetgever heeft bedoeld de energiekosten (verwarming, electriciteit) aan te merken als met de werkruimte verband houdende kosten en lasten welke van aftrek zijn uitgesloten [BQ0393, 17-12-2010].

Terugwerkende kracht

..dat, nu aan voormelde wet geen terugwerkende kracht is verleend, op de dag der inwerkingtreding reeds overleden personen niet meer als belastingplichtig kunnen worden beschouwd...dat de wet alleen verbindt voor het toekomende en geen terugwerkende kracht heeft; dat de wetgever daarvan wel kan afwijken, maar dit dan uitdrukkelijk in de wet moet bepalen; dat echter in de Wet op de vermogensheffing ineens zulk een bepaling niet voorkomt ...dat de terugwerkende kracht van een wet niet uitdrukkelijk in de wet behoeft te zijn bepaald, maar ook uit haar bepalingen kan volgen, als zijnde daarin opgesloten; dat de terugwerkende kracht van de Wet op de vermogensheffing ineens aangenomen moet worden op grond van art. 2 dier wet [B. 8904].

Terugwijzen

Niet horen

RB..Belanghebbende heeft aangevoerd dat hij ten onrechte niet is gehoord maar dat hij om proceseconomische redenen geen behoefte heeft aan terugwijzing van het geschil naar de inspecteur. De rechtbank maakt hieruit op dat belanghebbende afziet van zijn recht gehoord te worden en volgt belanghebbende in zijn verzoek om zelf in de zaak voorzien [BP2618, 31-12-2010].

HOF...Met betrekking tot haar grieven, inhoudende dat zij in de bezwaarfase ten onrechte niet is gehoord en dat in de uitspraak op bezwaar niet voldoende op haar argumenten is ingegaan, heeft belanghebbende ter zitting desgevraagd verklaard dat een en ander niet de consequentie behoeft te hebben dat de zaak wordt teruggewezen, maar dat het Hof de zaak afdoet. Nu overigens geen reden bestaat om aan te nemen dat belanghebbende in haar procesbelangen is geschaad, zal het Hof belanghebbende in haar voorgestelde aanpak volgen [BO8886, 17-12-2010].

RB...De rechtbank constateert dan ook dat de inspecteur de hoorplicht heeft geschonden. Nu belanghebbende evenwel de rechtbank heeft verzocht om de zaak niet terug te wijzen naar de inspecteur, zal de rechtbank zelf in de zaak voorzien [BP0118, 15-12-2010].

WOZ

HOF...Vooropgesteld moet worden dat, overeenkomstig hetgeen het Hof reeds overwoog in zijn uitspraak van 21 juni 2007, nummer 06/00346, LJN: BB 1905, daar waar noch de heffingsambtenaar noch belanghebbende er in slagen de door hen verdedigde waarde van een onroerende zaak in beroep voldoende aannemelijk te maken, de rechter zelf - desgeraden na inwinning van een deskundigenbericht of na gebruikmaking van overige onderzoeksbevoegdheden - moet komen tot een vaststelling van de waarde (HR 6 oktober 2006, nr. 41.037, BNB 2007/28). Terugwijzing van de zaak naar de heffingsambtenaar behoort in beginsel niet plaats te vinden, tenzij de belanghebbende in zijn processuele belangen zou worden geschaad als de rechter zelf in de zaak voorziet [BQ1366, 23-12-2010].


Inzage stukken

HOF...Voor terugwijzing van de zaak naar de Inspecteur ziet het Hof geen aanleiding nu dit zou leiden tot een herhaling van zetten aangezien belanghebbende bij voortduring heeft geweigerd om te voldoen aan de verzoeken van de Inspecteur en het Hof om inzage in de onderliggende stukken. Beslist dient te worden als volgt [BP0122].


Ontbreken kostenvergoeding

RB...Nu op grond van het vorenstaande de uitspraak op bezwaar onjuist is, is het beroep gegrond. Voor dat geval heeft belanghebbende niet verzocht de zaak terug te wijzen. De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende niet is geschaad in zijn belang indien de rechtbank zelf in de zaak voorziet en zal dat derhalve doen [BP2621, 10-12-2010].


Beroep alsnog ontvankelijk

Nu het beroepschrift tijdig is ingediend is belanghebbende ontvankelijk in zijn beroep. In de omstandigheid dat de rechtbank belanghebbende ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn beroep en niet aan een inhoudelijke beoordeling is toegekomen, vindt het Hof aanleiding de zaak op voet van artikel 8:115, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Awb terug te wijzen naar de rechtbank voor een nieuwe behandeling in volle omvang [Hof Amsterdam 31-01-2013, nr. 11/00284].

Toegang tot de rechter

CRvB...Met betrekking tot de boetenota’s over de jaren 2003 tot en met 2005 heeft appellante met een beroep op artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) aangevoerd dat zij in de gelegenheid moet worden gesteld haar bezwaren tegen de boetes aan een onafhankelijke rechter voor te leggen. De Raad merkt hierover op dat appellante, door tijdige indiening van een bezwaarschrift, die rechtsgang op juiste wijze heeft ingezet. Door daarbij te kiezen om niet onmiddellijk te voldoen aan de eisen die gesteld zijn bij wet aan een ontvankelijk bezwaarschrift, maar uitstel van gronden te vragen, heeft appellante een zeker risico genomen, welk risico geheel voor haar rekening komt. Hieraan doet de door appellante vermeende strekking van artikel 6 van het EVRM niet af, omdat deze bepaling de toepassing van regels van procesrecht, zoals hier aan de orde, in een geval als het onderhavige niet ter zijde stelt [BO8897, 16-12-2010].

Toerekening

Toerekening aan een van de twee

Met verwerping van 's Ministers betoog besliste de Hoge Raad, dat de meerdere uitdeling tot haar volle bedrag in aftrek mocht worden gebracht [B. 1988]

...dat de door den belastingplichtige betaalde premien voor een ouderdomsverzekering geacht moesten worden te zijn voortgevloeid uit het uit arbeid genoten inkomen en niet uit andere bronnen [B. 8673]

Toerekening naar verhouding

dat de inspecteur naar het oordeel van den Raad de wet op redelijke wijze heeft toegepast door aan te nemen, dat besparing heeft plaats gevonden naar verhouding van arbeidsinkomen en andere inkomsten en de belastbare som aldus op juiste wijze heeft vastgesteld [B. 8790]

Uitlegging overeenkomst

HOF...uit de gekozen formulering (in de overeenkomsten), zoals die redelijkerwijs moet worden begrepen, moet worden afgeleid dat de optiehouder afziet van het uitoefenen van zijn optierechten... [BQ1532, 30-12-2010]

Uitspraak

Zekerstellen belangen belastingplichtige

HOF...Het Hof tekent hierbij aan dat, naar hij begrijpt, de Inspecteur voor het jaar 2000 ambtshalve een verliesbeschikking zal nemen waarbij het verlies van dat jaar wordt vastgesteld op € 107.620. Het staat het Hof niet vrij hiermee bij de onderhavige uitspraak, anders dan bij de beslissing omtrent de proceskosten en het griffierecht, reeds rekening te houden [BO8848, 21-12-2010]

Vaststaande feiten

…dat door de erkentenis van partijen vaststaat, dat… [B. 8791]

…dat door de inspecteur is gesteld en door de gemachtigde van appellante ter zitting van de RvB niet is weersproken [B. 8795]

…op grond van door den inspecteur gestelde en bij gebreke van tegenspraak vaststaande feiten [B. 8797]

Verklaring voor recht

...dat er geen vorm bestaat waarin de Tariefcommissie aan de appellant de door hem verlangde "algehele rehabilitatie" kan verlenen [B. 8862]

Vermoeden

RB...De rechtbank heeft ter zitting van 10 november 2009, nadat zij had aangegeven dat naar haar voorlopig oordeel aan hetgeen door partijen over en weer is aangevoerd en overgelegd, het vermoeden kan worden ontleend dat eiseres in de jaren 2002 en 2003 in Nederland gevestigd was, eiseres in de gelegenheid gesteld dit vermoeden te ontzenuwen door het leveren van bewijs door middel van getuigenverklaringen of van ander bewijs [BP3111, 22-12-2010]

RB...De rechtbank is van oordeel dat de volgende omstandigheden een vermoeden opleveren dat eiser op 23 maart 2009 in Nederland woonde: (...). Het is gelet op dit vermoeden aan eiser om tegenbewijs te leveren en het vermoeden te ontzenuwen. Hij heeft hiervoor na de zitting van 17 juni 2010 de gelegenheid gekregen [BO8159, 14-12-2010].

RB...Eiser heeft ter zitting gesteld dat in 1985 landelijk bekend was dat tussen zakelijk handelende derden voor melkquota werd betaald. Die stelling is door de Inspecteur niet bestreden. Gelet hierop en op de familierelatie tussen de contractanten en de geloofwaardige verklaring van de gemachtigde van eiser ter zitting dat de vader van eiser toentertijd al jaren melkveehouder was en bovendien actief was in verschillende landbouworganisaties en eiser met het wel en wee van het melkveehouderijbedrijf is opgegroeid, is het door verweerder niet weerlegde vermoeden gerechtvaardigd dat de overdracht van het melkquotum om niet berust op een niet-zakelijke bevoordeling van eiser door zijn vader en dat beiden zich van die bevoordeling bewust zijn geweest [BR6574, 07-12-2010]

....dat dit het vermoeden wettigt, dat het bij de n.v. P niet anders was, zodat zij geen schulden had bij te tellen, welk vermoeden niet is ontzenuwd, nu belanghebbende dienaangaande geen feiten heeft gesteld [B. 8821]

…art. 3, eerste lid, BN, uit de bewoordingen van de in dat lid opgenomen bepalingen duidelijk blijkt, dat de daarin vervatte wettelijke vermoedens door de belastingplichtigen slechts kunnen worden ontzenuwd door aan den inspecteur of den RvB de overtuiging bij te brengen, dat die vermoedens onjuist zijn [B. 8797]

… dat duidelijk is, dat de RvB hieruit het vermoeden heeft geput - hetgeen hij kon en mocht doen - dat belanghebbende op dit punt haar buitengewoon aangiftebiljet niet naar waarheid heeft ingevuld of doen invullen, welk vermoeden zijn kracht slechts zou verliezen, indien zou moeten worden aangenomen, dat de eerder vermelde mededeling, hoewel onjuist, toch door belanghebbende naar haar beste weten is gedaan, hetgeen echter niet aannemelijk is gemaakt, en zelfs niet gesteld [B. 8797]

…dat het vermoeden neergelegd in art. 3, eerste lid, onder b, BN, vatbaar is voor tegenbewijs [B. 8792]

…het vermoeden gewettigd is, dat … dat dit vermoeden niet is ontzenuwd [B. 8788]

…dat het vermoeden gewettigd is, dat de nieuwe waardering geschiedde volgens goed koopmansgebruik… [B. 8775]

...voor tegenbewijs vatbaar vermoeden.. [B. 8770]

Vernietiging; zelf afdoen

...dat mitsdien het middel gegrond is en de uitspraak niet in stand kan blijven, terwijl de Hoge Raad ten principale recht kan doen, nu het geschil is beperkt tot de al dan niet toelaatbaarheid van den aftrek als kosten van verwerving van de bedoelde uitgaven [B. 8803]

Verordening

Verbindendheid

Niet gebleken is dat deze degressie in tariefstelling leidt tot een willekeurige of onredelijke belastingheffing die de wetgever niet op het oog kan hebben gehad. Ook overigens is het Hof niet gebleken dat de Verordening leidt tot een willekeurige of onredelijke belastingheffing zodat ook belanghebbendes subsidiaire grief moet worden verworpen [BQ0392, 17-12-2010].

Vertegenwoordiging

De Raad overweegt dat, zoals ter zitting ook aan appellante is kenbaar gemaakt, volgens vaste rechtspraak het handelen of nalaten van een gemachtigde in beginsel wordt toegerekend aan degene die deze heeft gevraagd zijn of haar belangen te behartigen. Daarbij is niet van belang - en de Raad laat dat in dit geval ook uitdrukkelijk in het midden - of al dan niet sprake is van fouten of nalatigheden van de gemachtigde [BO8865, 09-12-2010].

Vertrouwensbeginsel

Resoluties/Aanschrijvingen/Besluiten

…dat de RvB deze mening niet kan delen, immers de administratie ten aanzien van nieuwe aanslagen vrij is een van haar vroegere afwijkende interpretatie der wettelijke regeling toe te passen en de Raad in deze tot taak heeft deze interpretatie, los van resoluties, die de RvB niet binden, aan de regelen van het besluit op de ondernemingsbelasting te toetsen [B. 8771]

Toezegging

HOF...Voor het wekken van vertrouwen op basis van een toezegging is vereist dat de belastingdienst kennis heeft genomen van alle bijzonderheden van het geval en dat over de toepasselijkheid of de toepassing van wettelijke regels twijfel is gerezen (HR 26 september 1979, nr. 19 250, BNB 1979/311). Een schriftelijke vastlegging van het gesprek van belanghebbende met de belastingtelefoon, ontbreekt. Het Hof kan belanghebbende dan ook niet volgen in zijn stelling, daarin weersproken door de inspecteur, dat in het telefoongesprek met de belastingtelefoon door hem alle bijzonderheden van zijn geval zoals het tot een te hoog bedrag in aanmerking nemen van de te verrekenen loonheffing, in voldoende mate naar voren zijn gebracht. De enkele verklaring van belanghebbende over het verloop van het gesprek, is daartoe niet voldoende. Er kan daarom niet worden gesproken van een toezegging waarmee in rechte te beschermen vertrouwen is gewekt [BO9133, 16-12-2010].

Inlichtingen

Belanghebbende heeft (subsidiair) gesteld, met een beroep op het arrest van de Hoge Raad van 3 januari 1990, nr. 26 325, BNB 1990/148, dat de belastingdienst is gebonden aan de verstrekte inlichtingen omdat hij de onjuistheid van de ingewonnen inlichtingen niet had hoeven te beseffen en tevens wordt geconfronteerd met het feit dat hij niet alleen de wettelijke verschuldigde belasting moet betalen maar daarenboven schade lijdt doordat hij, afgaande op de onjuiste inlichtingen, enige handeling heeft verricht of nagelaten. Ook deze stelling kan naar het oordeel van het Hof niet slagen. Uit hetgeen hiervoor in 4.4. is overwogen, volgt dat belanghebbende had moeten beseffen dat de ingewonnen inlichtingen niet juist konden zijn. Verder is de aanschaf van een geiser niet aan te merken als schade als bedoeld in het hiervoor genoemde arrest nu belanghebbende ter zitting, desgevraagd, heeft verklaard dat vervanging van de geiser (vanwege brand) noodzakelijk was en dat het saldo van zijn bankrekening (ook zonder de onderhavige teruggave) voldoende was om de aanschaf te doen [BO9133, 16-12-2010].

Bewuste standpuntbepaling

RB...Dit beroep van eiser op het vertrouwensbeginsel faalt. De enkele omstandigheid dat een periode van ongeveer vijf jaren en acht maanden is verstreken tussen de verkrijging en de dagtekening van de ter zake van die verkrijging opgelegde naheffingsaanslag overdrachtbelasting is onvoldoende om tot het oordeel te komen dat verweerder in strijd met het vertrouwensbeginsel heeft gehandeld door de naheffingsaanslag op te leggen. Van een bewuste standpuntbepaling van de zijde van verweerder is geen sprake. Het enkele tijdsverloop op zichzelf is daartoe onvoldoende [BQ1318, 13-12-2010].

Hof ...Door een bij B – een andere belastingplichtige – gehouden boekenonderzoek kan bij belanghebbende immers redelijkerwijs niet de indruk zijn ontstaan, althans niet een indruk die rechtens zou moeten worden beschermd, dat de Inspecteur de onderhavige kwestie inzake de omzetbelastingtechnische aspecten van de managementfees op zijn merites had beoordeeld en akkoord heeft bevonden. [BO7125, 07-12-2010]

Voor zover belanghebbende zich beroept op de door haar ingediende aangifte vennootschapsbelasting, waarin de ontvangen managementfees waren vermeld, kan dat beroep belanghebbende evenmin baten. De enkele omstandigheid dat de Inspecteur een aangifte vennootschapsbelasting van belanghebbende heeft gevolgd, brengt niet mee dat belanghebbende daaraan het vertrouwen kan ontlenen dat haar handelwijze met betrekking tot de managementfees in het kader van de omzetbelasting akkoord was bevonden. [BO7125, 07-12-2010]

Duidelijk i.s.m. juiste wetstoepassing

HOF...Het Hof voegt daar aan toe dat, zo er al sprake is van een toezegging, belanghebbende in redelijkheid niet op nakoming kon rekenen. Immers, belanghebbende heeft op basis van zijn eigen aangifte kunnen vaststellen dat na verrekening van € 1.074 aan loonheffing een te ontvangen bedrag van € 244 resteert. Uit de voorlopige aanslag blijkt dat een twee maal zo hoog bedrag aan te verrekenen loonheffing is gehanteerd. Het verschil met de eigen (uitdraai van de) aangifte is zo opvallend, dat het belanghebbende ertoe heeft gebracht om contact op te nemen met de belastingdienst. Het verrekenen van een substantieel te hoog bedrag aan loonheffing is zo duidelijk in strijd met een juiste wetstoepassing dat belanghebbende in redelijkheid, zo er al sprake is van een toezegging, niet op nakoming hiervan mocht rekenen [BO9133, 16-12-2010].

Opzegging

HOF...Indien – zoals in casu het geval is – sprake is van een in beginsel ook voor de (verdere) toekomst geldend gewekt vertrouwen, dan kan dit vertrouwen door de inspecteur worden beëindigd of opgeheven, zij het dat daarbij – zoals ook volgt uit de verwijzingsarresten – in het bijzonder de zorgvuldigheid in acht dient te worden genomen. Zulk een beëindiging of opheffing dient derhalve te geschieden met eerbiediging van hetgeen de belastingplichtige in verband met het bij hem gewekte vertrouwen tot het moment waarop dat vertrouwen wordt beëindigd, heeft gedaan of nagelaten [BQ7225, 05-01-2011].

Verweerschrift

RB...Voor zover eiseres met het door haar gestelde bedoelt te betogen dat het niet indienen van de op de zaak betrekking hebbende stukken dan wel het niet voeren van schriftelijk verweer door verweerder dient te leiden tot gegrondverklaring van het beroep, is deze stelling onjuist [BQ1308, 23-12-2010].

Verwijzing

Verwijzing naar lagere rechter

...dat de Hoge Raad uit de hem ten dienste staande gegevens het juiste bedrag waarnaar de aanslag moet worden geregeld, niet kan bepalen, en mitsdien nog verwijzing moet volgen. [B. 8829]

...dat mitsdien de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, en, waar blijkens het vertoogschrift van den inspecteur tussen partijen geen eenstemmigheid bestaat ten aanzien van het bedrag der in het geding zijnde belastingschulden, alsnog verwijzing moet volgen [8844]

...dat aangezien de beslissing van de hoofdzaak afhangt van feiten, welke door den raad van beroep nog niet zijn onderzocht, het geding naar dien raad zal moeten worden teruggewezen [B. 8916]

...dat echter een klacht, die reeds eenmaal door den Hogen Raad is onderzocht en verworpen, na verwijzing van het geding niet nogmaals in behandeling kan komen [B. 8954]

Verwijzing naar meervoudige kamer

RB...Op 29 juni 2010 heeft de rechtbank besloten het onderzoek te heropenen en te verwijzen naar de meervoudige belastingkamer [BO8137, 16-12-2010].

Verzet

RB...Afschriften van de uitspraak zijn aan partijen gezonden en daarbij is partijen gewezen op de mogelijkheid tegen de uitspraak beroep in cassatie in te stellen. Geen der partijen heeft van die mogelijkheid gebruik gemaakt. Derhalve is de uitspraak in kracht van gewijsde gegaan en kan de Inspecteur niet nogmaals op dezelfde grond als in de verzetprocedure speelde de ontvankelijkheid van het beroep aan de orde stellen [BR6578, 21-12-2010].

Voor beroep vatbaar besluit

RB...dient artikel 59, derde lid, van de Wfsv naar het oordeel van de rechtbank in samenhang met de parlementaire geschiedenis aldus te worden gelezen dat ook een ambtshalve genomen besluit van de inspecteur over het verzekerd zijn op grond van de werknemersverzekeringen een voor bezwaar vatbare beschikking in de zin van artikel 26 van de AWR is [BP2004, 27-12-2010]

Vrijheid van kapitaalverkeer

Landen en gebieden overzee

HOF...Bij de toetsing aan de intracommunautaire vrijheid van kapitaalverkeer, zoals die is vastgelegd in artikel 56 EG, dient dan te worden vooropgesteld dat deze verdragsvrijheid niet in algemene zin van toepassing is op de landen en gebieden overzee (vergelijk - met betrekking tot artikel 52 EG-Verdrag - het arrest van de Hoge Raad van 13 juli 2001, nr. 35.333, BNB 2001/323, rechtsoverweging 3.4, zoals bevestigd in het arrest van 24 oktober 2003, nr. 37.565, BNB 2004/257, rechtsoverweging 3.4). Zo bepaalt ook onderdeel 16 van de considerans van het LGO-Besluit 2001 dat “[d]e algemene bepalingen van het Verdrag en daarvan afgeleide wetgeving (…) niet automatisch van toepassing (zijn) op de LGO, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald” (Besluit van de Raad van 27 november 2001 betreffende de associatie van de LGO met de Europese Gemeenschap, 2001/822/EG) [BP0972, 17-12-2010]

Waarde economisch verkeer

RB...Volgens vaste jurisprudentie dient onder de waarde in het economische verkeer immers te worden verstaan de prijs die bij aanbieding ten verkoop op de meest geschikte wijze en na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde zou zijn besteed [BQ1318, 13-12-2010]

Wetgeving

Ieder wordt geacht de wet te kennen

RB...Voor zover eiseres subsidiair heeft betoogd dat haar geen verwijt treft aangezien zij niet op de hoogte was van de betreffende regelgeving, overweegt de rechtbank dat zij als landbouwer op de hoogte had dienen te zijn van de toepasselijke wet-en regelgeving voor landbouwers, zoals de regelgeving omtrent dierlijke meststoffen. Deze beroepsgrond slaagt evenmin [BO8469, 15-12-2010].

RB...De rechtbank moet gezien de tekst van de goedkeuring beoordelen of eiser uit hoofde van de door hem ontplooide activiteiten bekend was of bekend behoorde te zijn met de toepassing van de Wet BPM. Dit betekent dat niet doorslaggevend is of eiser autohandelaar genoemd kan worden, maar dat het gaat om de vraag of eiser als gevolg van de door hem ontplooide activiteiten bekend behoorde te zijn met de BPM-regels. (...). Van iemand die zich vanuit Nederland in de (internationale) autohandel wil begeven, mag naar het oordeel van de rechtbank worden verwacht dat hij zich laat informeren over de BPM-regels [BO8159, 14-12-2010].

Wetshistorische interpretatie

Memorie van Toelichting .. Memorie van Antwoord… [B. 8770]

…en de geschiedenis dier bepaling blijkens de uitvoerige daaromtrent door de inspecteur in zijn vertoogschrift verstrekte gegevens, eveneens duidelijk in deze richting wijst … dat ook de toelichting van een amendement, door den afgevaardigde Teulings en anderen op art. 9 voorgesteld, aantoont dat de voorstellers het artikel lazen als bevattende een onderscheiding der maxima op den voet van art. 16 genoemd; [B. 8794]

......dat deze opvatting evenmin steun vindt in de door den RvB aangehaalde Memorie van Toelichting [B. 8814]

......dat de Raad van oordeel is, dat de geschiedenis van de totstandkoming der wet grond geeft,... [B. 8831]

...dat deze conclusie wordt bevestigd door bovenbedoelde Memorie van Toelichting [B. 8942]

...dat de Raad met de inspecteur van oordeel is, dat, wanneer, zoals in casu met enig recht zou kunnen worden beweerd, de woorden van de wet op een bepaald punt niet geheel duidelijk zijn, ook in fiscale wetten, de normale interpretatieregels kunnen worden gebezigd en dat in dit geval een teruggrijpen op de geschiedenis van de totstandkoming van de onderhavige wet de meest voor de hand liggende interpretatiemethode lijkt; dat nu uit het Voorlopig Verslag van de Tweede Kamer der Staten-Generaal op art. 28 VAB en de Memorie van Antwoord daarop blijkt, dat de Minister zich uitdrukkelijk heeft verzet tegen een uitbreiding van bedoelde bepaling tot besparingen uit pensioenen, terwijl niet blijkt, dat daartegen verder uit de Kamer nog enig verzet is gerezen [B. 8964]

...dat met name het in ruime bewoordingen gestelde gedeelte van die Memorie van Toelichting, waarop de gemachtigde van belanghebbende zich beroepen heeft, geen steun kan bieden aan de door die gemachtigde verdedigde opvatting [B. 8973]

..dat, aangezien noch uit de schriftelijke, noch uit de mondelinge parlementaire behandeling van meergenoemd art. 53 blijkt, dat de wetgever aan het begrip "onvoorziene rampen" een ruimer strekking heeft willen geven dan daaraan voordien werd toegekend, hieruit valt af te leiden, dat art. 53 slechts het oog heeft op natuurrampen [B. 8983]

RB...Volgens de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 52 van de Awr zijn de in dat artikel neergelegde fiscale administratieverplichting en de bewaarplicht rechtens beperkt tot hetgeen in het eerste lid wordt aangeduid als 'object' [BP0101, 29-12-2010]

RB...dient artikel 59, derde lid, van de Wfsv naar het oordeel van de rechtbank in samenhang met de parlementaire geschiedenis aldus te worden gelezen dat ook een ambtshalve genomen besluit van de inspecteur over het verzekerd zijn op grond van de werknemersverzekeringen een voor bezwaar vatbare beschikking in de zin van artikel 26 van de AWR is [BP2004, 27-12-2010]

HOF...In de Memorie van Toelichting, opgenomen in de Kamerstukken II 1998/99, 26 727, nr. 3, pagina 144-147 betreffende het wetsvoorstel voor artikel 3.111 van de Wet IB 2001 wordt opgemerkt: (...) [BQ0397, 17-12-2010]

RB...Noch de tekst van artikel 5.3, derde lid, Wet IB 2001 noch de wetsgeschiedenis van deze bepaling wijst erop dat de wetgever heeft bedoeld een dergelijke alimentatieverplichting uit te sluiten van het begrip schuld. De wettekst zelf sluit verplichtingen als de onderhavige niet uit, terwijl in het derde lid wel andere schulden expliciet worden uitgesloten. In de memorie van toelichting bij artikel 5.3 Wet IB 2001 (Kamerstukken II, 1998/1999, 26 727, nr. 3, blz. 227, 228) heeft de wetgever voor wat betreft de bezittingen (tweede lid) opgemerkt dat het begrip vermogensrecht zoals dat in de Wet IB 2001 wordt gehanteerd, ruimer is dan zoals dat begrip in het Burgerlijk Wetboek wordt gehanteerd [BO7511, 16-12-2010].

RB...Uit de wetsgeschiedenis bij voornoemde artikelen blijkt dat met de wijziging van de regelgeving met betrekking tot ANBI’s per 1 januari 2008 geen wijziging van de inhoud van het ANBI-begrip is beoogd. Voor de beoordeling of sprake is van een ANBI blijft derhalve de bestaande jurisprudentie ter zake van toepassing [BO8116, 16-12-2010].

RB...Uit de hiervoor aangehaalde parlementaire geschiedenis blijkt dat de wetgever dit ook heeft onderkend en om die reden met ingang van 1 januari 2010 artikel 10b van de Wet BPM heeft ingevoerd [BO8146, 16-12-2010].

HOF...Voorts blijkt uit de parlementaire geschiedenis dat de definitie van het begrip attractieparken ruim is bedoeld. Wel geldt dat de recreatieve doelstelling centraal dient te staan. Niet alleen de grote bekende Nederlandse attractieparken vallen onder de definitie, maar ook speeltuinen, siertuinen en de vele andere kleine attractieparken en dergelijke in grote verscheidenheid voorkomende dagrecreatievoorzieningen vallen onder de post. (MvT, Kamerstukken II 1997/98, 25 688, nr. 3, blz. 26) [BO7291, 16-12-2010].

HOF...Uit de memorie van toelichting bij artikel 8:15 van de Awb (PG Awb II, p. 410) blijkt dat de ratio van het instituut wraking is gelegen in het waken tegen inbreuken op de rechterlijke onpartijdigheid en tegen de schijn van rechterlijke partijdigheid. Een wrakingsgrond moet zijn gelegen in feiten of omstandigheden die betrekking hebben op de (persoon van de) rechter die de zaak behandelt [BO8453, 14-12-2010].

Wetsontduiking

HOF...Van wetsontduiking is sprake indien het samenstel van rechtshandelingen is ingegeven door belastingverijdelende motieven, en aftrek van rente in strijd met doel en strekking van de wet zou komen. De omstandigheid dat de wetgever de onderhavige materie, uitholling van de grondslag door renteaftrek, in detail in artikel 10a van de Wet heeft geregeld met het doel om door hem niet wenselijk geachte rechtshandelingen tegen te gaan, roept de vraag op of en in hoeverre aan de rechter nog ruimte toekomt om renteaftrek te beperken met een beroep op het leerstuk van de wetsontduiking. (...). Toepassing van het leerstuk van de wetsontduiking kan naar het oordeel van het Hof aan de orde komen indien de doorslaggevende beweegreden van het samenstel van de (rechts)handelingen was gelegen in de verijdeling van de toepassing van artikel 10a van de Wet (HR 11 juli 2008, nr. 43 376, BNB 2008/266). De bewijslast daarvan rust op de Inspecteur. (...). Ook bij afwezigheid van een motief om de toepassing van artikel 10a van de Wet te verijdelen, kan sprake zijn van een samenstel van rechtshandelingen dat is ingegeven door belastingverijdelende motieven, en kan renteaftrek in strijd komen met doel en strekking van de wet. Dat is evenwel niet het geval indien de wetgever geacht moet worden de desbetreffende ontgaansmogelijkheid te hebben voorzien en impliciet of expliciet te hebben aanvaard. (...). Bij de beoordeling van de vraag of renteaftrek in dit geval in strijd is met doel en strekking van de Wet is het volgende van belang. Indien een direct belang in onroerende zaken wordt omgezet in een indirect belang en een schuldverhouding, wordt in beginsel een eventuele meerwaarde van de onroerende zaak ten opzichte van de boekwaarde gerealiseerd. Bij een zodanige belaste realisatie is een herfinanciering van dit vermogen gerechtvaardigd en is renteaftrek in beginsel niet in strijd met doel en strekking van de wet. Dit is evenwel anders in de onderhavige zaak, waarbij de overdracht heeft plaatsgevonden binnen een fiscale eenheid in de zin van artikel 15 van de Wet en derhalve niet heeft geleid tot afrekening over de meerwaarde van de onroerende zaken. [BP4315, 22-12-2010].

Wetssystematische interpretatie

…dat de vraag, naar welk tijdstip het in art. 16 bepaalde maximum moet worden beoordeeld, haar antwoord vindt in het bovengenoemde tweede lid van art. 9 [B. 8794]

..dat echter de bewoordingen van den aanhef van voormeld derde lid tot die opvatting niet dwingen en deze, bij beschouwing van dat derde lid in zijn geheel, ook niet juist kan worden geacht [B. 8820]

...dat uit het verband tussen de verschillende bepalingen van art. II Ond. B. volgt... [B. 8827]

....aangezien de door den raad van beroep gestelde beperking van den aftrek van premien voor lijfrenten tot de zodanige, welke verschuldigd zijn door den begunstigde, in den tekst van art. 16 niet valt te lezen, en ook niet voortvloeit uit den grond waarop die aftrek berust, te weten dat termijnen en afkoopsommen van lijfrenten ten volle worden belast [B. 8887]

WOZ

Driestappenplan

RB...Nu (1) verweerder niet aan de op hem rustende bewijslast heeft voldaan, komt de vraag aan de orde of (2) eiser de door hem verdedigde waarde aannemelijk heeft gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank dient deze vraag ontkennend te worden beantwoord. Eiser heeft geen stukken, bijvoorbeeld een taxatierapport, ingebracht die als onderbouwing kunnen dienen en ook anderszins kan uit hetgeen door eiser naar voren is gebracht niet een door hem voorgestane waarde worden afgeleid. (...). Nu geen van beide partijen naar het oordeel van de rechtbank er in is geslaagd het van haar gevraagde bewijs te leveren, (3) bepaalt de rechtbank, alle feiten en omstandigheden in aanmerking nemende, in het bijzonder de waardedrukkende invloed die uitgaat van de geluidshinder ten gevolge van de RandstadRail, de waarde van de woning op de waardepeildatum in goede justitie op € ...... [BP3155, 29-12-2010]. Zie ook BP3151, 29-12-2010; BQ1366, 23-12-2010;

RB...Nu verweerder noch eiser de door hen voorgestane waarde aannemelijk heeft gemaakt, zal de rechtbank de waarde in goede justitie bepalen. [BO8416, 16-12-2010].

Zelf afdoen

HOF...Vooropgesteld moet worden dat, overeenkomstig hetgeen het Hof reeds overwoog in zijn uitspraak van 21 juni 2007, nummer 06/00346, LJN: BB 1905, daar waar noch de heffingsambtenaar noch belanghebbende er in slagen de door hen verdedigde waarde van een onroerende zaak in beroep voldoende aannemelijk te maken, de rechter zelf - desgeraden na inwinning van een deskundigenbericht of na gebruikmaking van overige onderzoeksbevoegdheden - moet komen tot een vaststelling van de waarde (HR 6 oktober 2006, nr. 41.037, BNB 2007/28). Terugwijzing van de zaak naar de heffingsambtenaar behoort in beginsel niet plaats te vinden, tenzij de belanghebbende in zijn processuele belangen zou worden geschaad als de rechter zelf in de zaak voorziet [BQ1366, 23-12-2010].

Wraking

Niet-ontvankelijk

RB...De rechtbank zal verzoekers niet-ontvankelijk verklaren in hun verzoek. De wet voorziet niet in de mogelijkheid om, wanneer de behandeling van een zaak is geëindigd door het wijzen van een mondelinge dan wel schriftelijke einduitspraak, wraking te verzoeken van de rechters die deze uitspraak hebben gedaan. Op 22 december 2010 heeft de wrakingskamer op het wrakingsverzoek van verzoekers gericht tegen mr. [rechter4] een mondelinge einduitspraak gedaan. Het nu aan de orde zijnde wrakingsverzoek is ingediend op 23 december 2010, na de einduitspraak, en kan dus niet in behandeling worden genomen [BO9510, 23-12-2010].

Rb...Op grond van hetgeen is bepaald in artikel 8.16 van de Algemene Wet Bestuursrecht dient het verzoek tot wraking gedaan te worden zodra de feiten of omstandigheden aan verzoeker bekend zijn geworden. Het verzoek tot wraking is gegrond op de uitspraak die de rechter op 14 oktober 2010 heeft gedaan. Het verzoek tot wraking is eerst op 11 november 2010 ter zitting gedaan. Nu de rechtbank het punt van de ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek op de zitting niet aan de orde heeft gesteld, en verzoeker zich hierover niet heeft kunnen uitlaten, zal de rechtbank de vraag naar de ontvankelijkheid van het verzoek evenwel in het midden laten [BO9884, 06-12-2010]

Rb...Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden gezegd dat het verzoek tot wraking is ingediend zodra de feiten en omstandigheden, waarop de wraking is gegrond, aan verzoeker bekend zijn geworden. De omstandigheid dat uit het schrijven van de advocaat van 18 oktober 2010 opgemaakt kan worden dat hij zich na bestudering van het proces-verbaal van de zitting van 14 oktober 2010 mogelijk zou willen aansluiten bij de verzoeken tot wraking, die door de raadslieden van de in deze zaak betrokken medeverdachten zijn gedaan, maakt dat niet anders, evenmin als de omstandigheid dat het proces-verbaal van de terechtzitting van 14 oktober 2010 (eerst) op 8 november 2010 door de raadsman is ontvangen. Immers, de feiten of omstandigheden waarop het verzoek tot wraking berust, zijn op de terechtzitting van 14 oktober 2010 aan verzoeker bekend geworden. Verzoeker werd op dat moment bijgestaan door een raadsman, mr. J.J. Lieftink, en was aldus in de gelegenheid om met hem overleg te plegen over de noodzaak tot het indienen van een verzoek tot wraking. Dat mr. Lieftink niet de vaste raadsman was van verzoeker maakt daarbij geen verschil [BO9908, 06-12-2010]

Tijdige motivering

Rb...De wrakingskamer gaat voorbij aan eerst ter zitting van de wrakingskamer ter onderbouwing van het verzoek voorgedragen gronden, omdat die gronden niet onverwijld zijn ingediend en de rechter daarop niet heeft kunnen reageren [BO9859, 06-12-2010].

Beoordelingskader

CRvB...Bij de beoordeling van een wrakingsverzoek dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter ten aanzien van een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (zie onder meer het arrest van de Hoge Raad van 23 mei 2008, LJN BD2361) [BO8561, 20-12-2010; BO8453, 14-12-2010]

RB...Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing van de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn [BP1792, 13-12-2010].

Misbruik

CRvB...Verzoekers wrakingsgronden zien bovendien veeleer op procedurele aangelegenheden. Gelet hierop en met inachtneming van het gegeven dat de opeenvolgende verzoeken om wraking hebben geleid tot het onnodig verlengen van de procedure, is de Raad van oordeel dat verzoeker het instrument van wraking heeft misbruikt. De Raad zal dan ook, gebruikmakend van de hem in artikel 8:18, vierde lid, van de Awb gegeven bevoegdheid, bepalen dat een volgend verzoek om wraking van één of meer van de behandelende rechters in deze hoger beroepszaak van verzoeker niet in behandeling wordt genomen [BO8561, 20-12-2010].

Processuele beslissing

Rb...De rechters wezen het verzoek om nader onderzoek naar de van de DEA afkomstige (start)informatie af. Voorop staat dat een dergelijke processuele beslissing in beginsel geen grond vormt voor een wraking van de rechters die de beslissing hebben gegeven. Alleen indien die beslissing dermate onbegrijpelijk is dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechters jegens verzoeker vooringenomenheid koesteren, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees voor een dergelijke vooringenomenheid naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is, kan dit tot een ander oordeel leiden. Een dergelijke situatie doet zich hier niet voor. Het ontbreken van een expliciete motivering op een bepaald punt levert niet een zwaaarwegende aanwijzing als hiervoor bedoeld op [BO9901, 06-12-2010].

Casuïstiek

CRvB...De enkele omstandigheid dat de behandelende rechters niet alsnog het College hebben opgeroepen om ter zitting te verschijnen, geen zwaarwegende aanwijzing voor het oordeel dat de behandelende rechters met betrekking tot de beoordeling van het hoger beroep jegens verzoeker vooringenomen zijn dan wel dat verzoekers vrees voor vooringenomenheid objectief is gerechtvaardigd [BO8561, 20-12-2010].

RB...Het bepalen van de omvang van het geding behoort tot de taak en bevoegdheid van de rechter en brengt geen schijn van vooringenomenheid mee [BO8453, 14-12-2010].

RB...Met betrekking tot het mondelinge wrakingsverzoek tijdens de zitting van 8 november 2010 overweegt de rechtbank dat de beslissingen:

- om een zaak ter zitting te gaan behandelen,

- ter zake van een eventuele verdaging van de zitting,

- en tot het sluiten van het onderzoek en het bepalen van een datum voor de uitspraak

tot de bevoegdheid behoren van de (belasting)rechter. Een in de ogen van verzoekster genomen onjuiste processuele beslissing kan op zichzelf niet leiden tot het oordeel dat de rechters partijdig zijn of de schijn van partijdigheid hebben opgeroepen. (...). De rechtbank overweegt dat (...) het voorgaande evenzeer geldt voor de beslissingen ter zake van de competentie van de rechtbank, het al dan niet horen van een getuige en het al dan niet accepteren van een overgelegde akte. Het feit dat de rechters tijdens de zitting op 10 november 2009 een voorlopig oordeel hebben gegeven kan niet anders worden uitgelegd dan dat daarmee beoogd is om duidelijkheid te creëren omtrent de positie van partijen, hetgeen een middel is in het kader van de regie in de betreffende procedure [BP1792, 13-12-2010]

Rb...Niet toelaten dat de betrokkene een pleitnota (volledig) voorleest [BO9522, 06-12-2010]

Zelfstandig schadebesluit

CRvB...Bij brief van 27 augustus 2008 heeft appellant het UWV verzocht aan hem schadevergoeding toe te kennen ter hoogte van € 2000,00 wegens overschrijding van de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), in de bestuurlijke fase. Dit verzoek is bij besluit van 8 oktober 2008 afgewezen. Bij besluit van 12 mei 2009 is het bezwaar tegen het besluit van 8 oktober 2008 gegrond verklaard en is een schadevergoeding van € 500,00 toegekend. Voor wat betreft de overschrijding van de redelijke termijn in de rechterlijke fase heeft het UWV appellant verwezen naar de civiele rechter. (...). Hiertoe is overwogen dat er sprake is van een zelfstandig schadebesluit dat ziet op het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM enkel door het UWV. De artikelen 8:26 en 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht zijn niet van toepassing [BO8885, 17-12-2010]

Zitting

Overleggen stukken

HOF...Tijdens het onderzoek ter zitting heeft het Hof alsnog een afschrift van de onder 1.4 bedoelde nadere stukken aan de Inspecteur verstrekt, waarna het Hof het onderzoek ter zitting heeft geschorst teneinde de Inspecteur in staat te stellen van de inhoud van deze stukken kennis te nemen. Na hervatting van de zitting heeft het Hof de Inspecteur de gelegenheid gegeven op deze stukken te reageren, hetgeen de Inspecteur vervolgens ook heeft gedaan. De Inspecteur heeft uitdrukkelijk verklaard door vorenvermelde gang van zaken niet in zijn verdediging te zijn geschaad [BQ1380, 23-12-2010]

HOF...Ter zitting heeft belanghebbende diverse stukken willen overleggen. Het Hof heeft overlegging van die stukken geweigerd, omdat belanghebbende deze niet binnen tien dagen voor de zitting heeft ingediend en zij daar wel op is gewezen in de uitnodiging voor de zitting en voorts omdat de Inspecteur ter zitting, na korte bestudering van de stukken, heeft verklaard in haar procespositie te zijn geschaad indien de stukken tot de gedingstukken zouden worden gerekend [BQ0393, 17-12-2010].

Schorsing onderzoek

HOF...Het onderzoek ter zitting is geschorst en partijen zijn in de gelegenheid gesteld nadere stukken te overleggen en over en weer op elkaars schrifturen te reageren. Een nadere mondelinge behandeling heeft plaatsgehad ter zitting van...[BO8848, 21-12-2010]

Verstek belanghebbende

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 oktober 2010. Namens verweerder is verschenen mr. [A]. Eiseres, die door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 1 september 2010, onder vermelding van plaats, datum en tijdstip is uitgenodigd om op de zitting te verschijnen, heeft schriftelijk bericht niet ter zitting aanwezig te zullen zijn en heeft daarbij niet om uitstel van de zitting verzocht [BR6582, 07-12-2010]

Verzoek uitstel

De eisen van een goede rechtspleging brengen mee dat in geval een eiser of zijn gemachtigde tijdig en onder aanvoering van gewichtige redenen waarom hij niet op de voor de behandeling van de zaak vastgestelde zittingsdag aanwezig kan zijn of zich op de behandeling kan voorbereiden, verzoekt die behandeling op een nader te bepalen latere dag te doen plaatsvinden, de rechter dat verzoek inwilligt tenzij hij oordeelt dat zwaarder wegende bij de behandeling van de zaak betrokken belangen aan zodanig uitstel in de weg staan (Hoge Raad 4 mei 2007, nr. 41.429, BNB 2007/203) [BP3111, 22-12-2010].

Regie ter zitting

De regie over de gang van zaken op de zitting berust bij de rechter. Daartoe behoort ook de bevoegdheid van de rechter om te bepalen wat hij relevant acht voor de beoordeling van de zaak waarover hij een oordeel moet geven en in verband daarmee de betrokkene te beletten een betoog te houden dat naar zijn oordeel geen betrekking heeft op de aan zijn oordeel onderworpen zaak of voor de beoordeling ervan niet van belang is. Dat verzoeker door de kantonrechter niet in de gelegenheid is gesteld om zijn pleitnota voor te lezen, moet in dit kader worden geplaatst en rechtvaardigt op zichzelf niet de conclusie dat ten aanzien van de kantonrechter sprake is van (een schijn van) partijdigheid of vooringenomenheid.

Zorgvuldige belangenafweging

RB...De rechtbank overweegt dat de aanslag waarbij precariobelasting van een belastingplichtige wordt geheven, een gebonden beschikking is waarbij het een bestuursorgaan niet vrijstaat om in het kader van een belangenafweging de verordening waarbij de heffing van precariobelasting wordt geregeld, buiten toepassing te laten [BQ1308, 23-12-2010]

Zorgvuldigheidsbeginsel

Formeel zorgvuldigheidsbeginsel

RB...Voor zover eiseres betoogt dat een onzorgvuldige vaststelling van een aanslag onder omstandigheden tot nietigheid dient te leiden, oordeelt de rechtbank dat dit standpunt niet als juist kan worden aanvaard, aangezien de mogelijk uit die onzorgvuldigheid voortvloeiende onjuistheden in bezwaar en in beroep kunnen worden hersteld (HR 28 oktober 1992, nr. 27958, BNB 1993/36). [BQ1293, 23-12-2010; BP0118, 15-12-2010]

HOF...Indien – zoals in casu het geval is – sprake is van een in beginsel ook voor de (verdere) toekomst geldend gewekt vertrouwen, dan kan dit vertrouwen door de inspecteur worden beëindigd of opgeheven, zij het dat daarbij – zoals ook volgt uit de verwijzingsarresten – in het bijzonder de zorgvuldigheid in acht dient te worden genomen. Zulk een beëindiging of opheffing dient derhalve te geschieden met eerbiediging van hetgeen de belastingplichtige in verband met het bij hem gewekte vertrouwen tot het moment waarop dat vertrouwen wordt beëindigd, heeft gedaan of nagelaten [BQ7225, 05-01-2011].

Materieel zorgvuldigheidsbeginsel

Zie Evenredigheidsbeginsel

Literatuur

  • Arjen van Driel Kluit, De relativiteit van het formele zorgvuldigheidsbeginsel, Leiden 2008 http://media.leidenuniv.nl/legacy/bachscriptie.pdf

  • Nicolle Jansen, Het zorgvuldigheidsbeginsel en de heffingsrente, Tilburg 2001, http://arno.uvt.nl/show.cgi?fid=107531

  • P. de Haan/Th. G. Drupsteen/R. Fernhout, Bestuursrecht in de sociale rechtsstaat, 5e druk, Deventer 2001, blz. 103-110, 117-120, 131-136, 153-158 [google books]

  • Th. A. J. Toonen, Schikken en plooien: de stroperige staat bij nader inzien, Assen 1998, blz. 82-86 [google books]

  • H.F.T. Pennarts, Beginselen van behoorlijk bestuur, Antwerpen/Apeldoorn 2008, blz. 29-50 [google books]

  • Jan Henry van Kreveld/Gerrit Adriaan van der Veen, Systeem en algemene begrippen van de Algemene wet bestuursrecht, 2e druk, Deventer 2005, blz. 63, 66, 204 [google books]

  • A.M.M.M. Bots, Het zorgvuldigheidsbeginsel en advisering, in: Raymond Schlössels [red.], In beginsel: over aard, inhoud en samenhang van rechtsbeginselen in het bestuursrecht, Deventer 2004, blz. 141-165

  • J.H. Jans, De reflexwerking van het Europees recht op het formele zorgvuldigheidsbeginsel, in: Alles in één keer goed, RU Groningen 2005, blz.

  • 155-169

Opmerkingen

Het materiële zorgvuldigheidsbeginsel (evenwichtige belangenafweging) wordt door De Haan c.s. gelijkgesteld aan het evenredigheidsbeginsel. Zij behandelen apart het formele zorgvuldigheidsbeginsel (zorgvuldige voorbereiding en besluitneming).

B. 8769 t/m B. 9001

06-12-2010 t/m 04-01-2011 21-12-2012 t/m 31-12-2012

http://www.rechtspraak.nl/ljn.asp?ljn=