15 t/m 17 april 2016, vrijdag t/m zondag, vakantiepark Roompot Weerterbergen bij Weert.
Waarom ver weg als het dichtbij ook leuk kan zijn? We gaan met de familie een weekendje weg, een heel dozijn van jong tot oud. Mijn schoonvader is 82 jaar en wil niet meer zo ver rijden. Daarom deze keer niet zoals vroeger naar Duitsland, België of de Nederlandse kust op plus minus 200 km rijden. In het begin lijkt het niet aanlokkelijk, Weerterbergen. Het park ligt net over de grens van Brabant en Limburg. Al ken ik de streek niet zo goed, bergen zijn daar niet. Het is wél 25 minuten rijden. We overwegen een pauze onderweg, maar laten deze achterwege, ook al zijn we een P tegengekomen. Vijf minuten voor drie staan we in de rij voor de slagboom, het blijkt een verkeerde ingang. Een zijingang leidt ons naar een grote parkeerplaats. Iedereen wacht daar op drie uur, dan mag men naar binnen. Een stoet van auto’s gaat dan als mieren zigzaggend in colonne naar de laatste slagboom. Eindelijk zijn we binnen en zoeken we onze weg over het grote terrein naar onze huisnummers. We hebben voor ons allen drie zespersoons huizen gehuurd.
Weerterbergen is een mooi park. Het ligt in bosrijk gebied, meren en grachten doorkruisen het terrein. Er zijn veel activiteiten voor volwassenen en kinderen: zwemmen, roeien, vissen, speeltuinen, spel- en sportvelden voor tennis, basketbal, midgetgolf en veel meer.
Het park grenst aan een militair domein, een natuurgebied van bos en hei dat toegankelijk is, mits je op de paden blijft. Aangrenzend is er nog een urnenveld, een archeologisch overblijfsel herkenbaar aan de vele heuvels waar in prehistorische tijden de doden verbrand werden.
Een theorie van hoe verder weg hoe leuker blijkt niet te kloppen. Integendeel, een lange vermoeide autorit blijft ons bespaard en in de omgeving is nog genoeg te ontdekken. We krijgen hier voldoende lichaamsbeweging. De auto’s mogen niet bij de huizen staan en een wandeling naar de parkeerplaats, winkels en receptie duurt zeker 10 minuten. In het begin is het lastig de ingewikkelde wegenstructuur met allerlei bruggen en grachten te onthouden, maar al doende leren we ons te oriënteren.
De vrijdag blijft beperkt tot wandelingen op het park. Voor het eten gaan de mannen een Belgisch biertje proeven, Lupulus die erg goed smaakt. Na het eten gaan we het park beter verkennen en lopen een keer rond het meer. Daarmee is er ruimte in de buik vrijgemaakt voor wijn en snacks.
De volgende dag hebben de kinderen plezier in de speeltuin en op de springkussens. Er zijn volop activiteiten. Er ligt een vlot op het water waar men zich met behulp van een touw naar de overkant kan trekken. Dat doet natuurlijk iedereen, jong en oud. Verderop aan het meer is de brandweer met een demonstratie bezig, de kinderen mogen met de brandslang spuiten.
Zaterdagmiddag gaan er enkele van ons met de auto naar Thorn. Het is nog rustig in deze periode. Zodra het warmer wordt zullen de toeristen binnenstromen. Het is een prachtig, nostalgisch dorp. Kenmerkend zijn de witte huizen. Het verleden is hier nog voelbaar in het fraaie straatbeeld: de klinkers, de stadsmuren, de oude huizen, de imposante abdijkerk. De Limburgse vriendelijkheid, gemoedelijk, de Maas vlakbij, het landelijk karakter. Hier voel ik me thuis. Ik zou hier wel willen wonen. Er zijn voorouders van mij die hier vandaan komen, misschien daarom dat het me aantrekt. De moeder van mijn overgrootvader F. van Hoof is geboren in Thorn. Ze heette Craemers. Op de begraafplaats bij de kerk zien we een graf met de naam Craemers, en ook een met de naam Sniekers, ook in mijn stamboom, de moeder van Craemers die ook in Thorn geboren is. Waarschijnlijk zijn de grafzerken van verre verwanten.
We raken in gesprek met een man die bij de kerk staat, de koster. Hij praat gezellig en verkoopt ons een plattegrond voor een rondwandeling langs de mooie stekjes. Hij heeft ook nog kortingsbonnen voor het pannenkoekenhuis, maar die hoeven we niet. Ik zeg dat hier nog voorouders van me geleefd hebben. ‘Ja’, zegt hij, ‘Craemers is hier een bekende naam. Ik ken er verschillende. Nu je het zegt, je lijkt wel op Henk Craemers en ook op Zus Craemers.’ Van Hoof zegt hem niets, maar ik vertel hem ook dat ze al lang geleden naar Weert zijn verhuisd.
Dan zegt de koster: ‘Heb je gisterenmiddag de maan gezien?.’ Ja, die is me toevallig opgevallen, denk ik. Daar heb ik nog naar staan kijken, dat ie zo duidelijk zichtbaar afstak in de blauwe lucht. Maar voordat ik kan antwoorden, zegt hij: ‘Vanmorgen sprak ik een man die onlangs naar Thorn is verhuisd. Ik vroeg hem hetzelfde: Heb je gisterenmiddag de lucht gezien? Was dat nu de zon of de maan die aan de hemel stond? “Oh”, zegt die man, “ja, dat heb ik gezien, maar welke het was dat weet ik niet. Ik woon ook nog maar één week hier!”
De koster blijft maar gezellig doorkletsen. De gezellige Limburger, het is ook niet ver naar België. ‘Weet je wat Belg betekent?’ vraagt hij.”‘Ben Eerst Limburger Geweest”. Hij praat de tijd rond. Als hij weer is aangekomen bij de kortingsbonnen voor het Pannenkoekenhuis is het tijd om verder te gaan.
In het centrum spreken we nog de moeder van een collega die daar een winkel met wollen zelfgemaakte weefsels heeft. Van mijn collega hoor ik naderhand dat die man al tientallen jaren de koster is. Hij kent iedereen in het dorp.
Binnendoor door België rijden we terug en passeren een drankenhal van Prik en Tik. We keren om daar nog wat biertjes in te slaan. Het is nu eenmaal vakantie.
Maar eerst moet het meegenomen bier van thuis nog op. Gelukkig hebben we genoeg hulp.
Na het eten zoeken we een achteruitgang en wandelen aan de buitenzijde van het park langs het militair domein. De snacks en wijn gaan er weer in. Er zijn er ook bij die liever een glaasje whiskey verorberen. Iedereen slaapt goed deze nacht.
Zondag
De volgende ochtend ga ik in een sneller tempo wandelen buiten het park. Even voorbij de parking bij het spoor is het urnenveld al, dat we vanmiddag gaan bezoeken. Over een pad met slecht asfalt loop ik langs de grafheuvels en via een spoorwegovergang met verroeste rails, geen bovenleidingen, geen waarschuwingstekens, geen lichten, geen spoorbomen en geen trein loop ik via de achteruitgang van het park terug.
Daarna gaan we naar Weert. Het is rustig, praktisch uitgestorven in de stad. Ook dit is een plek van mijn voorouders. Ik heb foto’s van het huwelijk van mijn overgrootouders in 1913 hier bij de Sint Martinuskerk vanuit de Langstraat. F. van Hoof en F. Lenaerts. Het winkelpand waar ze toen woonden draagt nu nog de naam Lenaerts.
We kijken ook in de Maaspoort, een straat waar mijn betovergrootouders R. van Hoof en zijn vrouw J. Craemers uit Thorn (de vader en moeder van F. van Hoof), gewoond hebben. De precieze locatie heb ik niet kunnen achterhalen. Hij was schoenmaker, klompenmaker en zij werd al vroeg weduwe en had met haar zonen een winkel hier aan de Maaspoort.
In de middag wandelen we, ik nog eens, door het prehistorische urnenveld van Boshoverheide. Het is met 30 hectare het grootste urnenveld van Noordwest-Europa. In het heidegebied liggen grafheuvels waar overleden personen werden verbrand en de resten begraven. Het is niet onwaarschijnlijk dat daar ook as van mijn verre voorouders terecht is gekomen. Blauwe lucht en witte wolken veranderen in een grijs wolkendek, waar eerder nog de zon en maan tegelijk te zien waren. In zachte regen en een korte hagelbui keren we terug naar de bewoonde levende wereld.
Het is weer voorbij. Het huis poetsen duurt langer dan de autorit naar huis. Vermoeid van de activiteiten ga ik op tijd naar bed, want er wacht weer een werkweek.