In een rood aantekenboekje kom ik aantekeningen tegen van een vakantie naar het Zwarte Woud. Ik wist niet meer dat ik er iets van had opgeschreven. Vanaf 2002 heb ik de meeste vakanties in dagboekvorm bijgehouden, toen ik ook mijn eerste digitale camera kocht. De perfecte combinatie voor mijn vakantieverslagen. Van voor dat tijdperk is het moeilijker een vakantie te achterhalen. En nu heb ik flarden van de zomer van 2000 gevonden.
In een fotoalbum vind ik de foto’s, de analoge, nog gemaakt met zo’n ouderwets fotorolletje. Ze zitten ergens tussen andere huis en tuin kiekjes en weekendjes weg. Toen maakte je nog niet zoveel foto’s en van deze vakantie zijn het er minder dan gebruikelijk. Er staat geen tekst bijgeschreven wat de reconstructie niet gemakkelijker maakt. De foto’s heb ik al eens ingescand en staan in de computer, dat scheelt weer.
Het is alweer bijna twintig jaar geleden dat we in de rode Hyundai Lantra naar het Zwarte Woud reden. Bepakt met de groen witte bungalowtent, campingspullen, tafel en stoelen, kookgerei, het gezin, kinderen van 11 en 8 jaar oud, slaapzakken en kleding. Geen aanhanger of dakkoffer, alles in de auto.
De bestemming heb ik snel teruggevonden op internet:
Camping Alpirsbach.
een camping gelegen in het bos en aan een rivier/beek. Alpirsbach is een plaatsje in Baden-Württemberg, de noordzijde van het Zwarte Woud. Snelste route vanaf Eindhoven is 626 km.
Ik zoek een agenda op van het jaar 2000. Op 22 juli begon mijn vakantie. Ik had drie weken vrij. Er staat niet bij wanneer we vertrokken zijn en weer thuiskwamen. Ik vermoed dat het die zaterdag de 22e is geweest en dat we een dag of tien zijn weggeweest.
In de derde week van mijn vakantie zijn we nog 4 dagen naar Zeeland gegaan, dat heb ik wel in mijn agenda opgeschreven: 8 augustus 2000 naar Groede.
Camping Dusarduijn, Groede.
22 juli 2000. In Nederland is de gevoelstemperatuur 14,7° C, er valt minder dan 1 mm neerslag en de gemiddelde luchtvochtigheid is 88%. Het is zwaar bewolkt, vochtig en koud voor de tijd van het jaar.
Het rode aantekenboekje
Hoezo campingleed? Het begint al met de tent opzetten in de regen. Lekker bij de beek, natuurlijk bij die bomen daar, dat is gezellig. Blijkt achteraf wel het natste plekje van de camping te zijn. Als de zon dan toch wil schijnen, zitten wij nog in de schaduw. Volgende keer kompas en survival boek bestuderen! Trouwens onze camping ligt in een dal met een ander klimaat. Zitten wij in een wolk van mist, dan zie je boven op de berg de zon schijnen. Soms kan het er ook flink waaien. Gaan we wandelen, weg is de wind; komen we terug, jawel hoor de plaagwind hoort bij de camping. Genoeg verteld over het weer? Nou nee, we hebben natuurlijk ook veel opklaringen gehad. Na regen komt er toch zonneschijn, en na zon komt er…?
Leuk is het ook te horen dat dit de eerste slechte zomer is sinds dertig jaar als je vraagt of het hier vaak regent.
Steeds meer regen krijgen we en het wordt kouder en kouder. Af en toe een bui, dat is niet zo erg, dan kan je nog wat doen. Maar wat te doen als het maar blijft regenen?
De auto in, een uur rijden naar één of ander stadje, daar nog een tijdje in de auto blijven zitten, want ja, we hebben maar één paraplu bij voor ons vieren, en het giet nog steeds.
En dan zijn hier op zaterdagmiddag ook nog eens alle winkels dicht. En het plaatsje heet Rottweil. Ja, die rottweilers komen hier vandaan, niet mijn favoriete hondenras.
Maar toch moet je de positieve kanten niet vergeten. Het bier bijvoorbeeld blijft lekker koud, eten bederft niet en je kan zeggen: we gaan naar huis.
Dat doen we ook de volgende dag, althans dat zijn we van plan. Het Zwarte Woud is kort samengevat: zwart, koud, nat en winderig.
Na ingepakt en weggereden te zijn - ik moet erbij zeggen: het was droog - begint zowaar de zon weer te schijnen. Hoe meer noordwaarts, tegen de logica in, hoe warmer het wordt. Gevoelens beginnen te botsen. We zijn pas een week onderweg. Naar huis gaan - de tent is kletsnat, de kleren zijn vies en vochtig, vooral de warmere kleren zijn niet meer te dragen - of toch nog een andere camping proberen? Naar de Moezel? Afslag nadert, maar het begint weer te gieten. Donkere, grijze lucht. Nemen we de afslag? Nee, ja… nee, ja… op het laatste moment toch ja.
En dan rijden we een andere wereld in. De hemel klaart op, het land wordt schoon. Geen spoortje regen, onze verdronken hoofden klaren op. Op weg naar deel twee van ons camping avontuur. Ietwat verzwakt door karige maaltijden, maar toch met nieuwe energie. In het Moezeldal heerst immers een ander klimaat. De druif gedijt hier niet voor niks zo goed. Prachtige plantages, wijnstokken met pittoreske dorpjes. In zowat ieder huis verkopen ze het goedje voor de geneugten des mens. Hier kan je genieten van een Moezelwijntje.
Dan, na even gezocht te hebben, vinden we een leuk stekje op een grasveld direct aan de rivier de Moezel. De werkelijke wereld wordt weer zichtbaar. We hebben razende honger, de rantsoenen zijn op, want we gingen toch naar huis. De natte tent wordt snel en vakkundig opgezet. Zelfs de nooit sluitende ingang ritst weer dicht. Nu het dorp verkennen en een restaurant zoeken. Ik voel me een beetje opgelaten in mijn vervuilde kampeertenue tussen de nette, kitscherige Duitse echtpaartjes. De vakantiegangers verblijven hier meer in hotels en de campings zijn bezaaid met dure caravans. Vaak vaste staanplaatsen, een tweede huis met alles erop en eraan. Dure sportauto’s en chique kleding, de gezichten wrang van zure druiven.
De camping is groot, ruim genoeg, maar de caravans staan opeen, ordelijk in rijen geparkeerd, dicht naast elkaar zonder privacy. Op een wat meer verlaten terrein staan wij met ons tentje in een wat meer gemoedelijke chaos. Ruimte genoeg, maar algauw krijgen we buren die door de campingbaas gesommeerd worden om hun caravan te stallen op vier meter afstand van onze tent. Slaafs meten ze de vier meter af en het scheelt maar een haartje of onze auto wordt geramd, omdat die daar toevallig staat. En dit terwijl er mijlen genoeg ruimte om ons heen is. Gelukkig blijken het aardige Denen te zijn.
Nee, de campings zijn hier niet zoals we gewend zijn. Ten eerste, de receptie is besloten, je moest aanbellen om a.u.b. een plaatsje te krijgen en de sfeer is grimmig, niet vriendelijk. Ten tweede, je krijgt een sleutel mee om van de wc’s en doucheruimte gebruik te kunnen maken.
Kamperen is vakantie, kamperen is werken en vooral stress. Het inpakken is een gigantische klus. Of je nu twee dagen of drie weken weggaat; er moet bijna evenveel mee. De avond voordat je gaat ben je uren bezig met inpakken, tobben of je niets bent vergeten, en de boel netjes achterlaten. En dan de dag van vertrek dat is ook geen dagje vrij. Natuurlijk is de af te leggen afstand van invloed, en ga je op de bonnefooi dan moet er nog een geschikte camping gevonden worden. En dat valt ook niet altijd mee. De één blijkt niet te voldoen aan de te hoog opgelegde eisen, de volgende is weer vol, maar een plaatsje wordt meestal wel gevonden.
Een kampeerreis is een ervaring die afwijkt van het normale dagelijkse levensritme. Achteraf vergeten we de ellende en onthouden we de leuke kanten.
Zoet maakt plaats voor zout. Wolken drijven over. Zon en zee, de bron van leven. Voeten gaan over de verende stranden, tenen beroeren het schuimende water. Een geordend geheel van geluiden brengen hersenen kalmerende golven.
Nu hier ver van de zee vandaan zie ik de maan. Haar krachten op eb en vloed gaan ongenadig door. Ik weet nu waar ik thuis hoor.
Oh zee, ik heb je zo gemist. Zo oprecht, zo eerlijk, zo recht door zee. Waarom ben ik geen schipper of kapitein? Of beter strandjutter, want strand hoort erbij. Bij jou voel ik me weer kind. Ik ren, ik lach, ik ben weer jong. Samen spelen we met de bal. Als ik je moet verlaten huil ik van binnen. Klimmend op de duinen kijk ik iedere keer achterom. Ik zal nooit weggaan zonder afscheid van je te nemen. Dag zee tot de volgende keer.
Einde aantekeningen.
02-05-2020
Schwarzwald 2000, na mijn aantekeningen gezien te hebben, houdt het Zwarte Woud me bezig. Wat ik gelezen heb klopt met mijn herinneringen. Alleen ik ben pas gaan schrijven toen de regen niet meer stopte. We hebben ook mooi weer gehad. De foto’s bewijzen het: bij de koekoeksklok en bij de waterval van Triberg.
Het verlangen om toen naar het Zwarte Woud te gaan dateert uit mijn vroege jeugd. Mijn grootouders Waudman waren al fervente kampeerders. Als vertegenwoordiger had mijn opa een auto ter beschikking en met de tent was Duitsland een favoriet vakantieland. Langs de Rijn, Moezel en Donau. De Eifel en Zwarte Woud werden vaak genoemd als mijn grootouders de herinneringen ophaalden. Ik logeerde dan daar in de vakantie, de tent lag nog altijd in de kast op de voorkamer. Ze bladerden in een boek van de mooie plekken in Duitsland, het natuurleven en misschien is dat de reden dat ik later ook wilde kamperen.
Mijn opa had een onbekende voorouder waaraan wellicht de naam Waudman is ontleend, die afkomstig was uit Duitsland. Dat heb ik later ontdekt. Misschien dat er voor hem een hunkering was om zijn roots te ontdekken. Waudman en het Zwarte Woud. Wij hadden vroeger een koekoeksklok, maar dat zal toeval zijn.
Ik probeer te achterhalen of ik nog meer informatie opgeschreven heb over het Zwarte Woud.
Als ik het niet heb opgeschreven, ben ik het vergeten.
Wat ik denk onthouden te hebben, blijkt anders te zijn.
De titel is dan wel Zwarte Woud, Moezel en Zeeland zijn ook onderdeel van deze vakantie.
We zijn naar twee watervallen geweest: Triberg in het Zwarte Woud en het Tiefenbach met een kasteel bij Bernkastel-Kues aan de Moezel.
Ik herinner me dat het op de campingplaats aan de Moezel zes weken niet meer geregend had, toen we onze natte spullen te drogen legden. Leuk om te horen...
Het laatste deel van de aantekeningen gaat over de tent inpakken. Dat moet zijn geweest toen we naar de derde bestemming gingen: Groede in Zeeland, tussen Breskens en Cadzand in Zeeuws Vlaanderen. Daar hadden we goed weer.
Ik heb het rode aantekenboekje en een agenda van 2000 genoemd, nu heb ik een dikkere agenda van 1997 tevoorschijn gehaald, waar ik jaren later nog wel eens in schreef. Heerlijk om daar nu in te neuzen, alsof je een oude bekende tegenkomt.
Rond die tijd, van de zomer van 2000, schreef ik:
Overal schrijf ik
in boekjes
tussen regels
in agenda’s
en wie weet
gaat het nooit weg
is er ergens
een kopie
dat achterblijft
bewaard
voor het nageslacht.
Wat moeten die er nou mee?
Onzin!
En daarna een soort van gedicht:
Wie is toch die man
die man
die dichten
en schrijven
kan
Is dat niet die man
die man
die schrijven
en dichten
kan