Hij ploft wat, en sloft wat
op zandige weg,
de pet op wat rossige haren,
Hij stinkt wat en drinkt wat
en rust naast de heg
en gaat dan weer centen vergaren.
Hij draagt wat en klaagt wat
of zingt er een lied
hij kent toch geen smarten of zorgen
Hij zucht wat en kucht wat
terwijl hij geniet
van zomerse pracht in de morgen.
Hij zit wat en bidt wat
gewoon op een tak
met woorden al heel lang vergeten
Hij vloekt wat, en zoekt wat
heel diep uit z’n zak
om een droog korstje brood te eten.
Hij hapt wat en stapt wat
dan veel rapper vooruit
naar stadjes en in de verte een markt
Hij steelt wat en deelt dat
aan de armen uit
en voelt weer een blijdschap in het hart
Zo geeft hij, zo leeft hij,
zo is er zijn lot
niets kan hem zijn vrijheid bederven,
dan zoekt hij en vloekt hij
en bidt tot zijn God
om eenzaam in stilte te sterven.
Henri van Hoof (1914-1992)
Uit Vrije Verzen (geschreven rond 1947)