Kleuren, lijnen, gloed
groeien uit het palet
gevormd door zijn smalle hand
op de helderwitte wand
tot een gebed
van wilde golvenvloed,
bergen, die ten hemel reiken,
vruchten, die aan bomen prijken,
meren blauw en eindloos diep
heideland, weideland
zoals eens God het schiep.
Zijn oog en zijn hart
begrijpen al de pracht
en de glorie der natuur,
die hij eert uur na uur
tot in de nacht.
Dan inspireert de droom
uit de stilte en het duister
tot nieuwe kleurenluister,
wolken wit, goud omrand
in het hemels blauw azuur
gevat in zonnebrand,
voor het keukenraam
vangt hij het volle licht,
dat zijn slanke vingers kust
op zijn grijze haren rust
en zijn gezicht;
Hij bundelt het tesaam
houdt het levend op zijn doeken
maar zijn wijze ogen zoeken
‘s levens bron van kracht en moed,
oorsprong van alle lust
Vrijheid! Het hoogste goed.
Glanzender dan goud,
dat hij uit tuben drukt
en al zoekend glijdt zijn oog
naar het eigen werk omhoog,
dat is gelukt;
Wat hem gevangen houdt
in verwarring van de tijden
gaan in aanschouwing glijden
in het eigen werk, dat hij
tot Scheppings ere bouwt
en maakt hem eeuwig vrij!
Henri van Hoof (1914-1992)
1946 uit Vrije Verzen