23-11-2001: nogmaals de laatste dag
Noodkreten, geknoei, vuur, gehoest, aanwijzingen, noodsignalen. Allemaal tekens aan de wand. Nu, stoppen voordat het te laat is, luister dan toch! Ga niet meer mee in die duistere wereld, onttrek je eraan, ga je eigen gang. Alstublieft, wees sterk, overwin die enkele straffe weken die gaan komen en word opnieuw fris geboren! Laat je niet kisten, jongen! Mooie tijden liggen in het verschiet. Spreek je uit voordat het te laat is! Schrijf het op en red alsmede andere levens! Jij kunt het opschrijven, schrijven is jouw taal. Druk uit, weg ermee! Nu begint je nieuwe leven, gelijk dat van heel vroeger, toen het nog goed was. Weg met die rotzooi die de laatste tijd jouw leven beheerste, nu ga je jouw leven bepalen. Al dat ongekende talent weggedrukt door die verslaving, de verslaving die jou domineerde. Medeverslaafden die jou beïnvloedden, jou meetrokken in het vieze spoor van teer. Zij hebben een sterk lichaam, jouw lichaam is er niet tegen bestand. Jij bent krachtig zonder dat spul. Lekker is het toch niet, neen, lekker kan je het niet noemen. Ophouden voordat het jou doet ophouden. Weg met die afhankelijkheid. Jij bepaalt wat goed voor je is, en wat goed voor je is, weet je goed. En wat niet goed voor je is maar al te goed. Onthoud het, schrijf het op, geef het uit zodat andere levens gered kunnen worden! Geef je kinderen niet het slechte voorbeeld, je weet de ellende die het veroorzaakt. Dat wil je hen toch niet aandoen? Onthoud dit ook voor morgen en overmorgen en ook als je een mindere dag hebt! Geef je er niet aan over, het helpt niet, het is een waanwereld die naar de ondergang leidt. Het vreet de energie uit je lichaam. Het brokkelt je lichaam af, stukje bij beetje. Zo langzaam en geleidelijk dat je het bijna niet merkt, totdat je op het punt bent gekomen dat je verloren bent. Uitgeteerd door de teer, geen lucht meer om te ademen. Het bloed te onzuiver om nog door het vernauwde lichaam te circuleren. Je geest verkruimelt, verstoken van geestelijke voedingstoffen en belemmerd door dichtgeslibde aderen. Nu is het moment daar, het moment van de wedergeboorte. Gooi alles weg, vernietig het en doe het nooit meer! Nu gaat de opbouw beginnen. Zet er een streep onder en geniet van het verlost zijn. Het niet meer hoeven te roken, geen dwang meer. Even zal je last hebben van de ontwenningen, maar nu zullen het alleen lichamelijke zijn. Het lichaam dat zijn natuurlijke balans weer zoekt. De geestelijke ontwenningen zullen je niet meer tot last zijn, want je bent nu verlost. Eindelijk is er geen verslaving meer. Het uur heeft twaalf keer geslagen, de rotzooi wordt uitgestrooid in de vuilnisbak, waar het niemand meer kwaad kan doen. Je zal verlost zijn van buikpijn. Je lichaam komt weer op orde, je geest zal creatiever zijn dan ooit. Het leven schijnt je tegemoet. Laat het een les zijn!
24-11-2001: dag 1
Slaperig word ik wakker, oh ja, het is zaterdag. Dan herinner ik me die opwelling van gisteren en besef dat ik niet eens afscheid genomen heb van mijn laatste sigaret. Ik had er niet aan gedacht dat het de laatste zou zijn. Iets in mij was in opstand gekomen, had vurig met de vuist op tafel geslagen - ik stond er zelf versteld van. Een spontaan opborrelen van luchtbellen uit een diep zwart meer waarvan ik getuige was, een vluchtweg van ontlading naar de spanning van de oppervlakte. De druk was zo groot geworden, het verdraaien van de waarheid en het verdoezelen van de werkelijkheid waren niet meer mogelijk. Het was de magische kracht van het opschrijfboekje dat onderbewuste gedachten naar de voorgrond had getrokken, als een uitgeblazen ademtocht woorden had gevangen in een ballon. Een tekstballon, geschreven als in een stripverhaal: ‘Ik heb een belangrijke taak, een missie te vervullen. Ik moet materiaal verzamelen om een boek te schrijven over het roken, om anderen te helpen zonder verslaving te leven. Moge door mijn lijden anderen verlichting vinden.’
Maar ja, ik heb al vele stoppogingen achter de rug en vandaag is het weer zover. De geest is wispelturig en veranderlijk. Denkbeeldig heb ik een knop in mijn hoofd omgedraaid, maar uit ervaring weet ik dat deze snel weer teruggezet is. Het schrijven is meer een uitlaatklep om gevoelens te uiten, frustraties kwijt te geraken ten gevolge van het roken. Zal het mezelf nog eens helpen? Later zal misschien iemand het lezen en denken: ‘Dat gevoel heb ik ook, het lukt mij ook aldoor maar niet.’ Daarom blijf ik noteren: baat het niet, dan schaadt het niet. Als ook maar één persoon enigszins geholpen wordt, dat de door schade en schande opgedane wijsheden een steun kunnen zijn, dan heeft mijn missie zin gehad. En die ene persoon ben jij!
Maar nu, deze eerste dag, ben ik het slachtoffer van emoties en gevoelens die volop naar buiten stromen. De eerste uren gaan nog wel, maar hoe verder de dag vordert hoe meer het nicotinepeil daalt, hoe meer het humeur verslechtert. De spijsvertering wacht nog steeds op het signaal dat maar niet wil komen. Bloedvaten staan wijd open, de adrenaline stroomt door het bloed. Op onverklaarbare wijze sta ik ineens op en begin door de kamer te ijsberen. Ik pak mijn portemonnee, haal er een tientje uit en zeg: ‘Ik loop even naar de benzinepomp.’ Dat doe ik dan toch maar niet, want ik heb net voor acht gulden tabakswaar weggegooid. Het is gewoon de eerste dag waar de verandering het meest voelbaar is, waar ik even doorheen moet. Mijn hersenen schreeuwen ondertussen hard om nicotine, haperen bij gebrek aan brandstof. Ik moet mijn gedachten gaan observeren, het rookgedrag volgen, het dwangmatige denkbeeld dat telkens terugkeert onder controle krijgen.
Het is net alsof ik op een atletiekbaan rondjes hardloop en aan de zijlijn staat een vervelende venter die me lekkere ongezonde hapjes aanbiedt. Het is slecht eten zonder voedingswaarde en niet goed voor mij, maar het ruikt zo lekker. Ook al heb ik geen honger, door de geur loopt het water me in de mond. Ik nader de man en voorvoel wat hij in gedachten heeft. De verkoper biedt zijn waar doordringend met luide stem aan: ‘Eten, eten, lekker eten, een mens kan niet zonder eten, ééntje, ach pak toch ééntje, ééntje kan geen kwaad, eten, eten, lekker eten.’ Ik weiger en in de bocht van de piste is hij weer verdwenen, maar een kwade macht heeft zich in mijn hoofd genesteld. Een hongergevoel is opgewekt en de gedachten aan lekkernijen stapelen zich op. De ronde leidt verder naar het beginpunt en de kraam verschijnt weer, ik kan er niet langs kijken. Mijn ogen zijn gefocust op de venter en ik kan geen pas meer fatsoenlijk verzetten. In mijn hoofd is een tweestrijd aan de gang. Ik heb energie nodig om te lopen. Zal ik toch wat nemen of zal ik het negeren en langzamer gaan lopen? Dan duurt het langer voordat ik hem weer zie en verbruik ik minder brandstof. Het enige wat ik niet moet doen is iets kopen en ook mag ik geen gratis aanbiedingen aannemen. Naargelang ik hem vaker passeer en weiger te kopen, valt hij mij steeds minder lastig. De behoefte verdwijnt en straks zal ik verstandig een gezonde maaltijd eten.
Verleidingen weerstaan. Heb je het dan zwaar: pak je pen en strooi jouw gedachten uit over papier, of tik op de toetsen van het klavier en schal van plezier. Dit is dag één, het is alsof een geboorte plaatsgevonden heeft. Na de eerste uren van wispelturigheid en chagrijn voel ik me ontzettend goed, creatief en levenslustig. Ik pen de ene na de andere bladzijde vol, ik zit vol met schrijfinkt en...
Mijn pen begint te leven
Fluit en zingt van plezier
Kraait en danst op papier
en heeft zo wat geschreven
De inkt vindt lege plekken
Vloeit en snelt langs wegen
Aait en strijkt de vegen
tot niet te lezen vlekken
Het papier aanvaardt de druk
Vraagt en zuigt ellende
Klaart en ruimt de bende
in een verwerkt bewaard stuk
Wartaal sla ik uit, zonder nicotine is als zonder benzine. De motor hapert, blijft steken, ik lijk wel zat. Ik schakel terug naar een lagere versnelling. Nog andere opmerkelijke zaken meegemaakt vandaag? Nou, ik wilde vandaag een verlengsnoer kopen, maar heb 35 km door de natuur gefietst zonder iets te kopen, zelfs niet een winkel in geweest. Zoals het stoppen met roken, ineens 180 graden omgedraaid en iets gedaan wat ik helemaal niet van plan was. Een stukje vrijheid dat ik terug heb, iets doen op gevoel, lak hebben aan regeltjes. Toen ik weer thuis kwam, heb ik overigens dat verlengsnoer alsnog gekocht. Wat is nog meer opmerkelijk? Ik krijg geen slaap meer, word niet moe, bruis van energie, voel me fit. Te vroeg naar bed gaan is funest, dan lig je maar wakker, doodmoe van slaapgebrek en dromend over maar één ding. Liever wat later naar bed en goed slapen.
De les van vandaag: gooi de sigaretten weg! En koop geen nieuwe!
25-11-2001: dag 2
Zondag, de tweede dag zonder. Slecht geslapen vannacht! Gevaarlijk punt, weet ik nog van de vorige keren. Als je een paar dagen achter elkaar bijna niet slaapt word je zo prikkelbaar en labiel, een stapje terug naar een teugje tabak is dan zo gemaakt. Je hersenen schreeuwen ’s nachts, zijn wispelturig en proberen je over te halen. Het is een tweestrijd, een duel waar ik niet om gevraagd heb. Alles wat ik wil is stoppen met roken, ik wil helemaal niet vechten. Wie of wat dwingt mij toch?
Het lijkt wel een tafereel uit de middeleeuwen waarin ik verzeild ben geraakt. Een hoop tumult, een lawaaierig en opzwepend publiek dat in een grote kring rondom het toneel staat. De sfeer is uitgelaten, het is lang geleden dat er iets spannends gebeurde. Vol verwachting is naar het spektakel uitgekeken, men kan nauwelijks wachten totdat het gaat beginnen. De ophitsende geluiden en drukke gebaren zijn allemaal op het middelpunt gericht. Toeters en bellen, geschreeuw en gezang, alles wordt aangewend om de aandacht te bundelen. En ik ben midden in die arena beland in een wedstrijd touwtrekken. Touwtrekken? Is het dorp uitgelopen om een stel domme spierbundels te zien waar het alleen gaat om winnen of verliezen? Toch denk ik dat ik voor hen onzichtbaar ben, het zijn de anderen die belangrijk zijn. Ongelukkig genoeg behoor ik niet tot de strijdende partijen, maar ben ik verbonden met het lijdende voorwerp. Ik ben namelijk vastgebonden aan het lange dikke koord, het ding waar het om gaat. Precies in het midden zit ik verward in de knoop, stevig verankerd aan het bungelende touw. Ik bevind me op gelijke hoogte met de middellijn, een raaklijn waardoor de tegenstanders gelijk opgedeeld zijn. Het getouwtrek kan beginnen. Ik voel me nietig en klein wanneer ik om me heen kijk. Twee gigantische partijen staan dreigend tegenover elkaar, en ik hang er hulpeloos tussenin. Aan de uiteinden van het touw torenen de reuzen van kerels de hoogte en breedte in. Met de voeten schrap en de lijven achterovergeleund, daarbij de kat uit de boom kijkend, houden ze elkaar in evenwicht. Ofschoon de wedstrijd al begonnen is, gebeurt er aanvankelijk niets noemenswaardig; er zijn geen grote verschuivingen en ik ga niet over de streep. De krachten zijn nog eerlijk verdeeld, alleen het gekreun en geschreeuw gaan over en weer. Op het moment dat ik besluit ook te gaan meedoen, voel ik dat er aan me getrokken wordt. Ik verzet me, maar het lukt me niet meer de voeten op de middellijn te houden. De kracht die ik dacht te hebben die is er niet. Ik ben maar een kleine dwerg. In de positie waarin ik me bevind is de invloed die ik uitoefen te verwaarlozen. Het enige wat ik kan doen is meegaan met de bewegingen van het touw. Ik word dan de een en dan de andere richting opgesleurd, afhankelijk van de op dat moment sterkste spierbundel. Ze doen beide verwoede pogingen de gehele lengte naar zich toe te trekken, maar het is niet te voorspellen wie er gaat winnen. Ik ben onderdeel van het touw en geen lid van een der partijen. De strijd tussen die twee is in volle gang en ik heb niet zelf de touwtjes in handen. Het is afwachten met de strop om de nek. Wie gaat er winnen? Waar ga ik heen? Ikzelf ben machteloos, overgeleverd aan de sterkste touwtrekker.
Zijn die touwtrekkers mijn twee hersenhelften? De linker- en de rechterhelft die om de beurt domineren? Of is het een duel van geërfde vaderlijke en moederlijke genen? Immer in tweestrijd omdat ze elkaars tegengestelden zijn. En waar ben ik dan? Toch niet machteloos, ik heb toch wel iets te vertellen, ik kan toch ook een eigen keuze maken om iets te beslissen? De enige manier om mijn hersenen evenwichtiger te maken is door het op te schrijven. Zo kan ik mezelf terugvinden achter het rookgordijn.
Vandaag ging het goed tot ‘s avonds na het eten. Ik ben te explosief, zeg dingen zonder na te denken. Ik kom bepaald niet aardig over. Ik reageer mijn ontwenningen op anderen af, dat moet ik niet doen, het spijt me, het is niet jullie fout dat ik gestopt ben. Begrijp het toch, het zijn vlagen van onbehagen die komen en gaan. Niemand begrijpt het, ze denken vast dat die vent onuitstaanbaar is, nu hij zijn lief verlaten heeft. Dadelijk proberen ze me over te halen. Een paar per dag kan toch geen kwaad? Alleen, het blijft nooit bij een paar. Het is, denk ik, gemakkelijker om niet te roken dan een paar. Ik kan ook niet één sigaretje voor de gezelligheid nemen en dan niet meer. Eentje vraagt om meer. Gewoon niet doen! Niet-rokers kunnen toch ook aardige mensen zijn? De eerste week is het ergste, daarna zal het gemakkelijker worden.
De les van vandaag: de afkickverschijnselen horen er nu eenmaal bij en dat zal steeds minder worden.
26-11-2001: dag 3
Maandag, de derde dag, de eerste werkdag. Werken, zonder mijn oude liefde, gaat vandaag redelijk gemakkelijk. Ik ben het ook gewend geweest om het hier achterwege te laten. Ruim een jaar heb ik ervaring gehad met het ‘niet-roken’ op het werk, maar de afgelopen maanden heb ik die verworven kennis niet meer in de praktijk uitgevoerd. Ik was vorige week op deze plek weer net zo verslaafd als thuis. Maar, het is verwonderlijk hoe snel een situatie kan veranderen. De asbakken zijn weer leeg en ik heb nog weinig problemen gehad. Gedachten omtrent sigaretten komen opzetten en verlaten me even gemakkelijk, omdat ik bezig ben. Je mist wel even het breekpunt, een moment waarbij je een pauze inlast tussen de pauzes. Een rustpunt, dat je zo nu en dan nodig hebt. De accu niet gedachteloos leeg laten lopen, omdat je de lichten liet branden.
De grootste problemen treden ’s avonds op, de zenuwen staan op scherp, ik ben rusteloos, uit mijn doen, ik heb weinig levenszin. Ik ben moe en heb zin in een oppepper. Het roken, zo zit me dat in de kop, heeft geestelijk een heilzame werking, maar voor het lichaam is het zeer slecht. Soms ziet het er naar uit dat een depressie op komst is als ik mijn medicijn niet zal krijgen. Er wordt aan me getrokken, aan één kant harder dan aan de andere. Het is noodzakelijk om een tegengewicht aan te brengen zodat het evenwicht terugkeert. De leverantie van nicotine is nu eenmaal stopgezet, en mijn bovenkamer is overhoop gezet. Het is crisis, economische rellen. Iets niet meer hebben, waarvan je eerst nog genoeg had, is niet altijd leuk.
Waarom is dit ’s avonds het meest voelbaar? Heeft het met ritme te maken, de juiste golflengte waarop de hersenen het beste functioneren? Is de biologische klok beïnvloed? Afgelopen nacht in ieder geval wel. Toen ik naar bed ging, viel ik onmiddellijk in slaap (hebben ze me verteld) en was na tien minuten weer wakker, waarna ik de slaap niet meer kon vatten. Ik voelde me heel raar in mijn hoofd, alsof ik aan het overschakelen was naar een andere dimensie. Mijn hersencellen waren als piranha’s, die hongerig naar de nog schaars overgebleven nicotinemolecuultjes hapten. Slapen en waken wisselden elkaar af en voordat de wekker afging was ik al klaarwakker. Dit gebeurde ook al bij vorige stoppogingen, het hele slaapritme werd verstoord. Hoe kan ik nu niet in die val trappen? Het niet-roken levert de eerste dagen een extra hoeveelheid energie op, ik word niet moe genoeg en slaap niet goed. Hoe moet ik me daar tegen wapenen? Wanneer je dagen achtereen niet slaapt word je moe en vatbaar voor het medicijn van weleer.
De les van vandaag: ik moet niet te vroeg naar bed gaan. ’s Avonds moet ik alles opschrijven tot in de late uurtjes, en daarnaast moet ik zorgen voor voldoende afleiding en ontspanning. De rust laten terugkeren en proberen goed te slapen.
27-11-2001: dag 4
Het gaat niet goed! Ontzettend slecht geslapen vannacht! De remedie heeft niet geholpen, ik heb mijn les niet goed geleerd. Het eerste uur dommelde ik wel een beetje in, maar daarna was ik weer klaarwakker. Rond vier uur heb ik nog even gedut en daarna kon ik de slaap niet meer vatten. Om vijf uur stond ik op, fris als een hoentje, en voordat ik naar het werk ging, had ik de krant al uitgelezen. Overdag ging het nog goed, maar laat in de middag kwam de dwanggedachte om te gaan roken opzetten en ging niet meer weg uit mijn hoofd. Ik ben uitgeteld door slaapgebrek, labiel van de zenuwen, leeg in mijn hoofd. Om acht uur zwichtte ik vastberaden, ’nu is het genoeg geweest’, en ging shag kopen.
Ik kom er nooit vanaf! Een gevoel van teleurstelling gaat door me heen, maar ook een van vreugde: het genot van een shagje die dadelijk mijn verlangen gaat bevredigen. Om geestelijk zo te lijden, zoals de afgelopen dagen, is te pijnlijk, onmenselijk haast. De rest van mijn leven zal ik weliswaar lichamelijk moeten afzien, stoppen met roken gaat me nooit lukken. Ik ga het niet nog eens proberen. Wat heeft het voor zin om kwellingen te ondergaan die gedoemd zijn te mislukken? Met de spijsvertering zal het in ieder geval stukken beter gaan. Het met mate roken moet het maar draaglijk maken.