Matheus Antonius Theodorus (Thies) Broens is de vader van mijn oma Mia Broens. Van mijn acht overgrootouders overleed hij als laatste op 86 jarige leeftijd, een paar maanden jonger dan Françoise Lenaerts, mijn overgrootmoeder die ik nog gekend heb en 2 jaar eerder was overleden.
Ondanks het feit dat Thies nog leefde toen ik 16 was, heb ik hem nooit gekend. Eenmaal kan ik een korte ontmoeting herinneren bij mijn opa Harry, toen een oude man binnenkwam en meteen de trap opliep. “Dat is de vader van oma Mia”, zei mijn opa, de schoonzoon van Thies. Maar of het echt zo is geweest weet ik niet meer zeker. Ik kan het ook gedroomd hebben.
Naderhand heb ik Matheus beter leren kennen, toen ik mijn stamboom ging uitzoeken. In de familie was er weinig contact met hem geweest. Ik wist niet eens wat zijn roepnaam was. Toen zag ik dat mijn vader hem in zijn schrijven ‘Opa Thies’ noemde. Later vond ik in de krant een ‘Thieske van Woensel’ als hoofdpersoon voor een toneelstuk. Mijn opa had het geschreven en de naam bedacht. Wellicht was hij geïnspireerd door zijn schoonvader, die uit Woensel kwam. Bij zijn geboorte was het nog de gemeente ‘Woensel en Eckart’. Nu is het allemaal Eindhoven.
1938, Matheus Broens
1963, Matheus Broens
Op woensdag 6 maart 1895 wordt aan de Boschdijk in de gemeente Woensel en Eckart, ‘Matheus Antonius Theodorus Broens’ geboren. Wegens ziekte kan zijn vader niet naar het gemeentehuis gaan om aangifte van geboorte te doen. Een bevriende muzikant verschijnt daarom de volgende dag als getuige voor de ambtenaar van de burgerlijke stand. Hij verklaart dat ‘Maria van den Einden’ bevallen is van een kind van het mannelijke geslacht, en dat dit kind genaamd zal worden: ‘Matheus Antonius Theodorus Broens’. In de akte staat bij de moeder vermeld: huisvrouw van ‘Johannes Mathijas Broens’, sigarenmaker, wonende te Woensel.
De vader is ernstig ziek, doodziek. Het zijn barre tijden. Eén zoon en drie dochters zien moeder met hun kleine broertje in het kraambed liggen en hun vader op het sterfbed. Johannes Mathijas Broens overlijdt een week na de geboorte van zijn zoon op 36-jarige leeftijd. Thies zal zonder vader opgroeien.
Geboorteakte Matheus Antonius Theodorus Broens
Foto
In een koffer vind ik een plaat gemaakt bij fotograaf J. van de Kerkhof uit Woensel: "Pa Broens communicant" heeft mijn oma erbij geschreven. De plechtige communie deed men meestal met 12 jaar. Het jaartal zou 1907 kunnen zijn.
Communicant Matheus Antonius Theodorus Broens
1930, Theu Broens staat er op de achterkant van de foto
Matheus Antonius Theodorus Broens
Johannes Mathijas Broens (geboren 24-02-1859 in Woensel en Eckart - ov. 14-03-1895 in Woensel en Eckart, 36 jaar).
Maria van den Einden (geboren 25-02-1861 in Tongelre - ov. 02-04-1944 in Eindhoven, 83 jaar).
20-07-1883 in Woensel en Eckart.
De ouders van Thies zijn dus beiden afkomstig uit dorpen die na 1920 tot Eindhoven zouden behoren.
De gemeentenaam ‘Woensel en Eckart’ wordt van 1821 tot 1896 gebruikt. Van 1896 tot 1920 is het Woensel, daarna Eindhoven.
Het huwelijk, de geboortes van hun kinderen en de dood van vader vinden zodoende allemaal plaats in de gemeente ‘Woensel en Eckart’.
Ze krijgen 6 kinderen, eerst een zoon, dan vier dochters en vervolgens Thies de jongste zoon.
Johannes Servatius Broens (geboren 13-05-1884 - ov. ?? na 1965)
Petronella Maria Elisabeth Broens (geboren 27-11-1885 - ov. 27-03-1966)
Maria Hendrica Francisca Broens (geboren 28-10-1887 - ov. 30-01-1926)
Antonetta Adriana Broens (geboren 29-08-1889 - ov. 22-10-1891)
Martina Adriana Broens (geboren 13-06-1892 - ov. 19-09-1944)
Matheus Antonius Theodorus Broens (geboren 06-03-1895 - ov. 03-11-1981)
Gezin Johannes Mathijas Broens
De eerstgeboren zoon wordt naar de vader vernoemd. Hij is iets meer dan 9 maanden na het huwelijk geboren. Op een gezinskaart van de ouders staat RK in de kolom godsdienst, Rooms Katholiek. De volgorde van kerk, huwelijk en kinderen krijgen, is niet altijd vanzelfsprekend in de generaties Broens. In een aantal gevallen moest er nodig getrouwd worden, omdat moeder al in verwachting was.
Johannes Servatius wordt zelf vader van 8 kinderen, waarvan de eerste 5 zonen zijn. De oudste zoon zou in de huwelijksnacht verwekt kunnen zijn, hij is 9 maanden na het huwelijk geboren. Om maar even aan te geven hoe sterk de drang is om de genen door te geven. De laatste drie zijn dochters, zoals hijzelf ook in zijn jeugd met drie zussen opgroeide, als je zijn jong overleden zusje niet meetelt.
Zij trouwt met H. Meulensteen, krijgt twee dochters.
Zij trouwt met A.T. van der Donk, krijgt één zoon.
Zij is maar 2 jaar oud geworden en al overleden toen de volgende werd geboren. Kinderen stierven vaker in deze tijd op jonge leeftijd en ook in generaties Broens was dat het geval.
Zij trouwt met A.L. Emans en krijgt 2 zonen en 4 dochters. Later meer hierover.
Het kwam wel vaker voor in vroegere tijden dat de moeder in het kraambed stierf. Maar in dit gezin betrof het de vader. Thies is daarmee de laatste telg uit dit gezin.
Thies trouwt met Helena Pelt, zij krijgen 5 dochters en 1 zoon. Later meer hierover.
Moeder is nu weduwe geworden. Vader is sigarenmaker geweest en kinderen zullen zijn beroep volgen. De getuigen bij huwelijken zijn veelal sigarenmaker. De familie zal nog een tijd werkzaam zijn in de sigarenindustrie.
Maria van den Einden is naast moeder van beroep ook sigarenmaakster. In 1903 hertrouwt ze op 42-jarige leeftijd met de metselaar Adrianus Tijs, die evenals zij in 1895 weduwnaar is geworden. In 1908 overlijdt hij ook, zij is dan voor de tweede keer weduwe.
Moeder Maria is een dochter van Jan van den Einden en Petronella van Kemenade, ze komt uit een gezin van 9 kinderen waarvan zij de middelste is.
De vaderlijke lijn via Jan van den Einden is terug te leiden naar Lierop, een dorp vlakbij Someren waar de voorouders van Broens vandaan komen. Begin 19e eeuw zijn ze allemaal naar Eindhoven getrokken.
De moederlijke lijn van Maria zijn afkomstig uit naburige noordelijke dorpen als Son en Breugel en Lieshout met achternamen als Van Kemenade, Boudewijns en Sanders.
Waaier voorouders Matheus Antonius Theodorus Broens
In het geval van de familie Broens is de oorsprong van de achternaam terug te vinden in Someren. Als we de vaderlijke lijn volgen is de verste voorvader met deze achternaam Wilhelmus Broens. Hij is de overgrootvader van Thies en geboren in Someren.
Doopakte Wilhelmus Broens, 18 september 1792
Wilhelmus Broens wordt op 18 september 1792 in Someren gedoopt. Hij is een onwettig geboren kind en krijgt daardoor de achternaam van zijn moeder, Maria Mathias Broens, zij is namelijk niet getrouwd. In de stamboomgrafiek is bij de vader N.N. te zien, naam onbekend. In de doopakte staat in Latijn geschreven ‘patrem nominavit in puerperio’ wat betekent ‘vader genoemd in het kraambed’ en daarachter Wilhelmus Leenen. De ongehuwde Maria Mathias heeft dus bij de bevalling verklaard wie de vader is. Getuigen bij de doop waren haar broer Henricus Mathias Broens en haar nicht Johanna Petrus Broens. De biologische vader is bekend, maar tot een huwelijk komt het niet. Wilhelmus heeft dus de achternaam van zijn moeder en de voornaam van zijn vader.
Als het iets anders was verlopen dan had mijn overgrootvader Matheus Leenen en mijn oma Mia Leenen geheten. Voornamen als Maria Mathias zijn wel in ere gehouden en generaties later aan het nageslacht doorgegeven. Johannes Mathijas, Matheus en Maria bijvoorbeeld.
In het belang van de familienaam Broens ga ik via de moeder verder terug in de tijd.
De voorouders van Maria Mathias Broens zijn ook afkomstig uit Someren, evenals die van Wilhelmus Leenen, al heb ik daar niet het directe bewijs van. Wilhelmus Broens stamt dus af van families die al eeuwenlang in Someren leefden, veelal met het beroep van landbouwer of bouwman. De vader van Maria Mathias Broens heet Mathias Wilhelmus Broens en is in 1722 geboren. Daar weer de vader van is Wilhelmus Broens, geboren in Someren in 1680. Deze Wilhelmus is de oudste stamhoofd van Broens die ik kan vinden. Zijn achterkleinzoon Wilhelmus Broens uit 1792 zou de stamvader van Eindhoven worden.
Maria Mathias is gedoopt op 18 september 1761. Zij is dus precies 31 jaar bij de geboorte van haar zoon die ook op 18 september is gedoopt. 18 september, het zou later de bevrijding van Eindhoven zijn. Maria Mathias is in Someren op vrij jonge leeftijd overleden, op 16 mei 1805, toen haar zoon Wilhelmus 12 jaar oud was. Zij is dan 43 jaar en nog steeds ongehuwd. Bij de reden van dood staat in Latijn: ex morbo vulgo regio, de vertaling geeft: de ziekte algemeen district. Vermoedelijk is ze aan een besmettelijke ziekte overleden, die op dat moment in de regio heerste.
Grafiek voorouders Wilhelmus Broens
Begraafakte Wilhelmus Leenen, 18 juni 1792
Dan zoek ik naar Wilhelmus Leenen, de mogelijke vader, en kom uit bij zijn begrafenis op 18 juni 1792 in Someren. Ook al de 18e? Wat staat daar in de tekst bij zijn overlijden in Latijn?
Zou hij de vader van Wilhelmus Broens kunnen zijn? De zoon, die drie maanden later op 18 september 1792 gedoopt zou worden. De moeder heeft in het kraambed Wilhelmus Leenen genoemd. Zou het deze man kunnen zijn? Er staat 21 jaar en dat klopt met de gegevens die ik heb gevonden van ene Wilhelmus Leenen gedoopt op 22 maart 1771. Maar misschien is het daarom dat ik 21 jaar op het document zie staan. Ik gooi het in de groep. Een ervaren iemand weet het schrift beter te lezen en geeft een vertaling van het Latijn. Er staat zoiets als: “gevonden op de weg terug vanuit Asten in een greppel zonder water waarschijnlijk door een misdrijf 45 jaar.” De cijfers zijn onduidelijk. Inderdaad, het kan ook 45 jaar zijn. In de jaren 1740-1750 kan ik echter niet zo’n geboorte vinden. Of is het toch 21? Zou hij vermoord zijn omdat het bekend was geworden dat hij een verhouding had met Maria Mathias, die dan met dikke buik rondloopt? En heeft zij zijn naam in het kraambed gezegd, omdat hij overleden was en zij nog veel van hem hield?
Maria Mathias Broens is van 1761 en 31 jaar oud bij de geboorte van haar zoon. Dan zou de man 10 jaar jonger of 14 jaar ouder zijn geweest. Er is echter nog een Wilhelmus Leenen, die getuige is op 16-08-1809 bij de doop van Anna Maria Broens, een dochter van een broer van Maria Mathias, die ook Wilhelmus Broens heet. Het wordt er niet makkelijker op als iedereen Wilhelmus heet. Maria Mathias is bij deze doop niet aanwezig, zij is 4 jaar eerder overleden. Zou deze Wilhelmus Leenen de biologische vader zijn? Op 04-12-1778 is er een Wilhelmus Leenen in Someren gedoopt, dat zou deze getuige kunnen zijn. Zou hij als 13-jarige een kind verwekt hebben bij Maria Mathias en zijn ze daardoor niet getrouwd? De getuige kan natuurlijk ook de Wilhelmus Leenen van 1771 zijn, dan moet er nog een doopakte van rond 1747 zijn, de derde Wilhelmus Leenen. In ieder geval er, er lijkt een familieband te zijn door te getuigen bij de doop van het nichtje van Maria Mathias. De ware toedracht zullen we nooit kennen. Alleen Maria Mathias Broens weet het en aan haar kunnen we het niet meer vragen.
Hoe het in de jaren erna met Wilhelmus Broens is vergaan is niet bekend. Ook niet of er contact is geweest met zijn biologische vader. Hij lijkt erop dat Wilhelmus enig kind was.
Wilhelmus Broens heeft naderhand de gemeente Someren verlaten en is in Woensel gaan wonen. Al weet hij het nog niet, hier is de start van zijn carrière als stamhouder van Eindhoven. Van de familie Broens wel te verstaan, de mannelijke nazaten die de naam doorgeven. Hij, als stamvader, is dan ook van beroep bouwman.
Op 15-11-1818 trouwt Wilhelmus Broens met Anna Maria Latour in Woensel. Ze krijgen twee zonen, de oudste is de opa van Thies: Johannes Broens, geboren op 18-01-1820, vernoemd naar de vader van de moeder, die we later nog zullen tegenkomen.
De andere zoon heet zoals de vader, ook Wilhelmus Broens. Wellicht is hij vernoemd naar de vader uit Someren, of, de voornamen waren op. Bijna 10 jaar komt hij op 20-11-1829 ter wereld. Hij zal niet trouwen en heeft geen nakomelingen.
Gezin Wilhelmus Broens
Johannes Broens trouwt in 1847 met Maria Bergmans in Zesgehuchten, de woonplaats van haar. Maria heeft voorouders uit Heeze en Soerendonk. Snel verhuizen ze naar Stratum, waar 5 maanden na het huwelijk Wilhelmus wordt geboren, vernoemd naar de vader van de vader. Wilhelmus Broens de derde. Dan gaan ze naar het vertrouwde Woensel. De volgende kinderen worden allemaal in de gemeente Woensel en Eckart aangegeven. Het gezin telt uiteindelijk 9 kinderen: 2 dochters en 7 zonen, waaronder Johannes Mathijas, de jong overleden vader van Thies. Het valt op dat de behaalde leeftijden in dit gezin niet hoog zijn. Twee kinderen overlijden in het eerste jaar. Zes jong volwassenen sterven op een leeftijd tussen de 20 en 36 jaar. Een dochter is 55 jaar geworden, ook niet echt oud.
Gezin Johannes Broens
Matheus Antonius Theodorus Broens is 18 jaar als hij met de 21-jarige Helena Pelt trouwt. Het huwelijk is op 25 oktober 1913 in de gemeente Gestel en Blaarthem (vanaf 1920 een stadsdeel van Eindhoven). Hij is sigarenmaker, zij is sigarenmaakster. Onder andere twee broers van de bruid (Jan en Franciscus Pelt) en een broer van de bruidegom (Johannes Servatius Broens) zijn op die dag getuige, ze zijn allen van beroep sigarenmaker. De vader van Helena is, zoals ook de overleden vader van de bruidegom was, sigarenmaker. Het is niet onwaarschijnlijk dat Matheus en Helena, bedwelmd door de tabaksgeur, elkaar in de sigarenfabriek ontmoet hebben. In die tijd is het niet ongewoon om op jonge leeftijd al te trouwen. Misschien moesten ze wel trouwen, want bij berekening blijkt Helena al twee maanden zwanger te zijn.
10 mei 1914 wordt hun eerste dochter, mijn oma Mia Broens geboren. Een jaar later haar zus Tiny waar ze veel mee zal optrekken. Daarna een lange periode van miskramen en twee dochters die binnen het jaar overlijden. Pas in 1925 krijgen Mia en Tiny een levensvatbare zus erbij: Loes. En bijna 15 jaar na de eerste, in 1929, een jongen: Tjeu.
Maria Martina Joanna (Mia) Broens (geboren 10-05-1914 - ov. 27-05-1996)
Martina Antonette Helena Francina (Tiny) Broens (geboren 14-07-1915 - ov. 15-02-2002)
Francisca Maria Petronella Broens (geboren 29-05-1918 - ov. 29-04-1919)
Johanna Antonetta Broens (geboren 15-02-1921 - ov. 27-08-1921)
Lucia Maria (Loes) Broens (geboren 23-02-1925 - ov. 01-06-1995)
Matheus Josephus (Tjeu) Broens (geboren 26-03-1929 - ov. 25-10-1966)
Gezin Matheus Antonius Theodorus Broens
De namen van het gezin geschreven door oma Mia
1935, vader en zoon Matheus Broens
1949, v.l.n.r.: Helena Broens-Pelt (Moeke) met haar dochters Mia, Tiny en Loes Broens
1945, Maria Martina Joanna (Mia) Broens
1934, links Martina Antonette Helena Francina (Tiny) Broens en rechts Maria Martina Joanna (Mia) Broens
1950, Lucia Maria (Loes) Broens
1950, Matheus Josephus (Tjeu) Broens
1946, Mia, Moeke en Loes
Mia
Tiny
Loes
Tjeu
1972, Tiny, Mia en Loes en kleinkinderen
1979, Mia, Loes en Tiny
geschreven door mijn vader Frans van Hoof:
“In tegenstelling met mijn vader heeft mijn moeder een heel wat minder gelukkige jeugd gehad. Mia was eerstgeborene en kwam 10 mei 1914 ter wereld in Woensel, Eindhoven. Terugrekenend naar de trouwdag van haar ouders - 25 oktober 1913 - moet ze een moetje zijn geweest. Haar vader Thies zag er in die tijd nogal goed uit, een grote robuuste man met een bruine sterke kop, een zuidelijk type. Helena Pelt, ’Moeke‘, zoals wij later onze oma zouden gaan noemen, moet op een onbezonnen ogenblik gezwicht zijn voor zijn charmes. In die tijd was een moetje een schande en daarom trouwde ze vlug met deze fabrieksarbeider, die werkzaam was bij de Karel I Sigarenfabrieken te Eindhoven in stadswijk Tongelre en daar een karig loontje verdiende. Mia leek veel op haar vader: donkerbruine ogen en zwart haar, gelijk een Spaanse, maar de scherpzinnigheid erfde ze van haar moeder, zou later blijken. Zoals Henri bijvoorbeeld het evenbeeld was van zijn vader: lang en slank en een beschaafd gezicht. Het scherpe verstand erfde hij echter van zijn moeder en misschien ook wel haar karakter.
Het gezin Broens was niet veel soeps, er was altijd ruzie. Opa Thies was een zuiper van jewelste die op het eind van de week de helft van zijn loon naar de kroeg bracht en als zijn vrouw daarover iets durfde te zeggen, kon zij klappen krijgen. Ondanks hun slechte huwelijk was Moeke constant in verwachting. Tineke werd geboren in 1915, daarna volgden enkele miskramen en twee kinderen die al in hun eerste levensjaar stierven. En daarna wéér een aantal miskramen. Toch kwam er nog een dochter bij. In 1925 werd Loesje geboren en in 1929 hun eerste zoon Tjeu, die ook het evenbeeld van zijn vader zou worden. Omdat Moeke door al die jaren van ruzie, stress, verdriet om haar gestorven kinderen, armoede en het doorlopend in verwachting zijn, erg verzwakt was, moest Mia als oudste dikwijls op de kinderen passen en meehelpen in de huishouding. Na de lagere school bezocht ze even de huishoudschool in de Jan Smitzlaan. Jammer, want het was een heel intelligent meisje, die eigenlijk een middelbare schoolopleiding had moeten volgen. Ze maakte de school niet af, want haar vader vond dat ze maar moest gaan werken. Er moest geld verdiend worden. Op veertienjarige leeftijd al stond ze aan de lopende band bij Philips.
In 1930 wist Moeke het voor elkaar te krijgen dat zij café Astoria, gevestigd aan de Leenderweg, kon gaan uitbaten, want van het loon van Thies was niet langer rond te komen. Het gezin ging boven de zaak wonen. Moeke runde overdag het café en Thies nam na werktijd op de sigarenfabriek de avonden en weekends voor zijn rekening. En ook Mia werd, na weer een eindeloze dag van saai werk op de fabriek, ingezet om de zaak schoon te houden en de klanten te bedienen.
Lang hebben ze de zaak niet gerund. Thies zoop voortaan voor niets en in een dronken bui sloot hij op een avond na sluitingstijd de zaak, maar vergat de nog niet geheel gedoofde sigaretten in de afvalemmer. De zaak brandde uit en het gezin verhuisde, grotendeels berooid van hun schamele inboedel, naar een iets verderop aan de Leenderweg gelegen klein huisje, waar het gezin nauwelijks zijn kont kon keren. Maar weer was het Moeke die op een slim idee kwam. Ze startte in een schuurtje in de Rozemarijnstraat, een zijstraatje van de Leenderweg, een sigarenfabriekje.
Thies nam ontslag bij de Karel I fabrieken en Moeke en hij gingen in eigen beheer sigaren produceren. Om die aan de man te brengen richtte Moeke enige handelshuizen op en één daarvan ging Mia runnen en wel in een sigarenwinkeltje op de Heuvel in het centrum van Tilburg. Zelf ging ze boven het winkeltje wonen en voor het eerst voelde zij zich gelukkig. Eindelijk was ze verlost van die eeuwige ruzies, thuis. Langzaam maar zeker ontpopte zij zich als een beeldschone, elegante en chique jongedame. En daar in Tilburg leerde ze eind 1934 Henri van Hoof kennen…”
In de archieven zoek ik verder. Ik ontdek dat oma Mia als baby enkele maanden in Eersel heeft gewoond. In 1914 staat zij daar met vader en moeder van juli tot december ingeschreven. Waarschijnlijk heeft Thies daar in een sigarenfabriek gewerkt samen met zijn oudere broer die ook sigarenmaker is. Johannes Servatius Broens staat namelijk in precies dezelfde periode in Eersel ingeschreven samen met zijn vrouw Theodora Fransen en vier zonen. Misschien woonden ze wel op hetzelfde adres.
Dan vind ik in de archieven bij het onderdeel criminele vonnissen een dagvaarding, een terechtzitting voor de rechtbank. Thies wordt ervan beschuldigd dat hij in Eersel op 20 september 1914 F. Fransen geslagen heeft, en nog wel opzettelijk mishandelend. Waarschijnlijk is dit Franciscus Fransen, de schoonvader van zijn broer Johannes Servatius, de vader van Theodora. Het zal een familieruzie zijn geweest, want van dezelfde dag vind ik nog een dagvaarding. Johannes Servatius wordt beschuldigd van het slaan van J.C. van Kemenade. Ik vind uit dat zijn voornamen Johannes Cornelis moeten zijn. Het is zijn zwager, getrouwd met een zus van Theodora Fransen.
Bij gebrek aan bewijs wordt Thies vrijgesproken. Johannes Servatius krijgt een geldboete van 10 gulden.
Ik vind nog een aanklacht, een halve eeuw eerder, uit 1863 van Johannes Broens uit Eindhoven. Het zou de opa van de twee broers kunnen zijn, Johannes Broens is geboren in 1820. Naar eigen zeggen is hij op het formulier 44 jaar, maar in werkelijkheid is hij dat twee maanden later. Een andere Johannes Broens in Eindhoven rond die periode ben ik niet tegengekomen, dus het is wel aannemelijk dat hij het wel is, ook omdat het voorval in Woensel plaatsvindt. Er wordt hem ten laste gelegd: het moedwillig toebrengen van slagen, stoten en gewelddadigheden aan Maria… te Woensel en uitschelden van genoemde voor hoer en ook nog wel zonder daartoe uit getergd te zijn geweest.
En nog één. De jongere broer van opa Johannes: Wilhelmus Broens geboren in 1829, ongehuwd en van beroep venter, wordt in 1888 veroordeeld wegens landloperij. Hij wordt in hechtenis genomen voor drie dagen wegens, zichtbaar aan de openbare weg, het bedelen om een aalmoes. Beschrijving van zijn signalement: lengte 1.64, breed voorhoofd, bruine ogen, grote dikke neus, grote mond, vol aangezicht en kaalhoofdig. Niet lang daarna in 1890 overlijdt hij op 60-jarige leeftijd.
Zo ver het criminele verleden van de familie Broens.
De verhalen van dat Thies zijn vrouw zou hebben geslagen zijn nu meer aannemelijk. Het slaan zit in het bloed. De mannelijke genen van Broens bezitten niet altijd een beheersbaar temperament. Gelukkig zijn er veel dochters geboren.
vonnis 1914, Eersel, Matheus Antonius Theodorus Broens
vonnis 1914, Eersel, Johannes Servatius Broens
vonnis 1863, Eindhoven, Johannes Broens
geschreven door mijn vader Frans van Hoof:
Uit het boek: Dubbele Tongen en Giftige Pennen
Mia kwam eigenlijk uit Eindhoven. Haar arme en ongeschoolde ouders waren van eenvoudige Brabantse afkomst. Vader verdiende een karig loontje bij de Karel I sigarenfabriek, maar vergat dikwijls het loonzakje thuis af te dragen. Voordat hij aan het einde van een zware werkweek thuis kwam, was meer dan de helft van het geld al in de zakken van een tevreden kastelein terechtgekomen. In beschonken toestand sloeg hij dan zijn vrouw, zodra zij hier ook maar één opmerking over durfde te maken. In die ellendige toestand groeide Mia op. Toen ze veertien was, werd ze al van school gehaald en moest ze als fabrieksmeisje bij Philips gaan werken om de zware lasten van het gezin enigszins te drukken. Haar moeder was meestal in verwachting, jaar in, jaar uit. Ze kreeg veel miskramen en twee zwakke kinderen stierven al in hun eerste levensjaar. Toch kreeg Mia er een broertje en twee zusjes bij, maar haar verzwakte moeder kon de verzorging van haar kroost niet aan. En dus hielp Mia, na een lange zware werkdag aan de lopende band, ook nog eens mee in de huishouding.
Aan het begin van de jaren dertig waren de kinderen op een leeftijd gekomen waarop zij zichzelf konden bestieren. Mia’s ouders waren een café begonnen aan de Leenderweg in Eindhoven, ‘Astoria’. Het werd al snel een goedlopende zaak en Mia, nu een knappe jonge vrouw, werd van de fabriek gehaald om in de zaak mee te helpen. Maar haar vader zelf werd na verloop van tijd de beste klant van zijn eigen kroeg. Hij dronk veel en was daardoor dikwijls vervelend tegen de klanten. Toen het café tot overmaat van ramp afbrandde, besloten haar ouders een sigarenfabriek op te zetten. Wonder boven wonder lukte de opzet. Want vader Thies kon dan wel een vervelende vent zijn, hij bleek een goede sigarenmaker en een harde werker. En zijn echtgenote was een zakenvrouw die van wanten wist. Voor de verkoop van de zelf geproduceerde sigaren werden verzendhuizen opgericht. In het verzendhuis aan de Heuvelstraat in Tilburg ging Mia werken.
(soms is de tekst een herhaling van het vorige ‘Een terugblik’. Dit intact gelaten, omdat het zo in boekvorm is verschenen. HvH)
geschreven door mijn vader Frans van Hoof
Uit het boek: Verdwaald in het Witte Dorp
In 1950
Bij gebrek aan een fiets gingen we regelmatig te voet naar het zwembad ‘De IJzeren Man’, ergens achteraan in stadswijk Tongelre. Het was een heel eind lopen. Wij hadden nooit een stuiver op zak en konden dus geen entree betalen. Op weg naar het zwembad of op weg terug gingen we altijd even langs Moeke die daar in de buurt woonde. Ze woonde in een klein huisje in een arbeidersbuurt, want Moeke had het niet breed sinds zij zich van haar man Thies had laten scheiden. Dat huwelijk was een doorlopend drama geweest, had ik gehoord. Opa Thies dronk te veel, had een kwaaie dronk en Moeke was dan het slachtoffer. De laatste keer dat hij haar sloeg, was echter één mep teveel geweest en ons Moeke was toen naar de politie gestapt. Met behulp van de gerechtsdienaren was Thies voorgoed het huis uitgezet. Ik kon me mijn opa nog vaag herinneren als een barse man die zelden lachte. Ik mocht hem niet.
Mijn vader was al overleden toen ik aan mijn jongste oom vroeg wat hij nog van Thies wist.
“Op oudere leeftijd was Opa Thies een hele aardige, lieve man. In zijn jeugd was hij wild, ondeugend en niet makkelijk. Hij moet niet zo’n geweldige huisgenoot zijn geweest. Het huwelijk met Helena Pelt was heel slecht. Ze waren ook pioniers om te gaan scheiden, dat deed men toen nog niet. Hij hertrouwde met een aardige vrouw en woonde in Zwolle of Zutphen of daar ergens in de buurt. Ik ben er nog wel eens geweest, een huisje aan de spoorweg. Op oude leeftijd heeft hij nog bij tante Loes gewoond.”
Niet Zwolle of Zutphen, maar Deventer. Het is de Spoorstraat 39 waar Thies in 1960 gaat wonen. De nieuwe aardige vrouw is Hendrika Wilhelmina Leeuwenkamp.
Op 21 augustus 1962 overlijdt zijn eerste vrouw Helena Pelt, mijn overgrootmoeder. Ze leefden al gescheiden sinds begin jaren ‘50, maar waren blijkbaar niet voor de wet gescheiden. De dood van Helena geeft Thies de mogelijkheid om op 29 maart 1963 in Deventer met Hendrika W. Leeuwenkamp te trouwen.
Hendrika is op hetzelfde adres in Deventer op 28 januari 1981 overleden. Daarna zal Thies naar zijn jongste dochter in Eindhoven zijn gegaan.
Op het overlijdensbericht staat: nog geheel onverwacht is van ons heengegaan onze lieve vrouw, moeder, groot- en overgrootmoeder Hendrika Wilhelmina Broens-Leeuwenkamp op de leeftijd van 76 jaar.
Thies heeft van 1960 tot 1981 in Deventer gewoond. Zou iemand nog iets weten te herinneren? Ik waag een poging om het op social media in de groep te gooien.
Een man weet hem te herinneren: “Schitterende man. Die heb ik mee mogen maken. Hij was lid bij onze duivenvereniging in Deventer.”
Een ander weet te herinneren dat het echtpaar buren waren van zijn oma. “Ze hadden best wel veel duiven daar (Spoorstraat 39).” Hij vraagt het nog eens aan zijn zus, die 10 jaar ouder is en het daardoor beter kan herinneren: “Ja, ze waren erg op zichzelf. Hij praatte meer dan zijn vrouw. Zo ver wij weten, hebben we er nooit kinderen of kleinkinderen gezien.”
1963, Deventer, huwelijk Matheus A.T. Broens en Hendrika W. Leeuwenkamp
zijn dochter, mijn oma Mia van Hoof-Broens
Lang heb ik gezocht naar zijn overlijdensdatum, maar niemand die het wist. Hij had op het eind van zijn leven bij zijn jongste dochter Loes gewoond, in Eindhoven op de Roostenlaan 80. Een straat die ik goed kende, omdat ik daar tussen 1975 en 1977 langs fietste als ik naar school ging. Tante Loes was natuurlijk de tante van mijn vader, waar ik ook wel eens kwam, een heel aardige vrouw. Toen Thies er kwam wonen was ik al naar België verhuisd, naar Leopoldsburg. Mijn opa Harry zei, als ik hem dan zag, altijd: “Bourg Leopold”, de Franse benaming voor het dorp, wat ik daar nog nooit iemand had horen zeggen. ‘Het kamp’ werd het vaak genoemd wegens de vele kazernes met soldaten. Het kamp van Beverlo is een militaire basis. Leopoldsburg is een legerplaats, dat bekend stond om zijn cafés. Zelfs tot in Nederland. Er werd wel gezegd dat er vroeger meer cafés dan huizen waren. In krantenberichten uit Eindhoven van voor de oorlog vind ik inderdaad ook de naam Bourg Leopold. Het klinkt wat deftig en hooghartig. Recent vond ik een adressenboekje van mijn oma Mia en zag dat ik er drie keer in stond met mijn adres van toen, gewoon zoals het was, Leopoldsburg. Dat zal ze tussen 1978 en 1980 hebben genoteerd.
Van de acht overgrootouders miste ik alleen de overlijdensdatum van Thies nog. Ik wist dat hij ouder dan 85 was geworden, want mijn oma had in dezelfde agenda een gedicht geschreven op 6 maart 1980:
Vandaag zijn we bij elkaar
om te vieren Pa zijn 85ste jaar
Het is niet iedereen gegeven
om dit te mogen beleven
Het is jouw van harte gegund
Papa blijf ademen zolang je kunt
Dit zijn de wensen van jouw kinderschaar
Blijf in ons midden nog menig jaar
Dit geldt niet alleen voor jou
maar ook voor je lieve zorgzame vrouw
Uiteindelijk heb ik een persoonskaart van Thies weten te bemachtigen. Voor de hulp aan een ander boek heeft iemand het voor mij geregeld. Een klein stuk papier met burgerlijke gegevens. De namen van de ouders, echtgenoten en adressen vanaf 1937 staan er op. En zijn overlijdensdatum, dat is 3 november 1981 in Eindhoven.
Aan de foto’s te zien is hij eind jaren ‘70 vaker in Eindhoven geweest. Foto’s met zijn drie dochters. Er is een groepsfoto voor het café De Kleine Man in de Hoefkestraat in Eindhoven. Daar staat hij in het midden, fier kijkend en mijn opa Harry, zijn schoonzoon staat er ook op. Bij navraag blijkt het om een biljartclub te gaan die regelmatig met elkaar speelde. Ik schat het jaartal op 1976 of 1977 als ik het gezicht van mijn opa met andere foto’s vergelijk. Thies Broens wordt als de beschermheer van de biljartclub genoemd. Dat lijkt er toch op dat hij langere periodes in Eindhoven is geweest en misschien heb ik hem dan toch die ene keer gezien.
Café De Kleine Man, in het midden Thies, 2e van rechts staand opa Harry
Matheus en Tiny Broens
Oma Mia en overgrootvader Thies Broens
v.l.n.r. : de zussen Mia, Loes, Tiny met papa
06-03-1895 Boschdijk, Woensel, nu Eindhoven
06-03-1900 wijk Schouwbroek, Strijp nu Eindhoven
24-02-1902 Woensel, nu Eindhoven
??-??-19?? Gestel, nu Eindhoven
25-10 1913 Huwelijk met Helena Pelt in Gestel, nu Eindhoven
30-10-1913 Emmastraat 33, Woensel, nu Van Kinsbergenstraat, Eindhoven
25-07-1914 Eersel
01-12-1914 Gestel, nu Eindhoven
20-02-1915 Emmastraat 23, Woensel, nu Van Kinsbergenstraat, Eindhoven
19-03-1915 Boschdijk 146, Woensel, nu Eindhoven
15-01-1917 Oranjestraat 17, Woensel, nu Zoutmanstraat Eindhoven
05-07-1917 Laagstraat 28, Eindhoven
15-11-1917 Boschdijk 167, Woensel nu Eindhoven
19-05-1923 St. Severusstraat 21, Eindhoven
20-09-1928 Rozemarijnstraat 28, Eindhoven
08-05-1930 Leenderweg 61, Eindhoven (café Astoria)
30-12-1930 Fellenoord 23, Eindhoven (café Populair)
07-05-1931 Aalsterweg 36, Eindhoven (café Popolo)
02-11-1931 Leenderweg 63, Eindhoven (naast café Astoria)
09-05-1932 Café Astoria afgebrand
28-02-1933 Leenderweg 7, Eindhoven
03-04-1936 Rechtestraat 61, Eindhoven (kastelein)
18-08-1936 Heezerweg 69, Eindhoven
23-11-1936 Geldropseweg 17, Eindhoven
20-01-1937 Roostenplein 18, Eindhoven, nu Gerardusplein 18
08-12-1937 Reestraat 21, Amsterdam, is in de Jordaan
25-04-1938 Ranonkelstraat 61, Eindhoven
05-05-1938 Hondsberg 49, Essen (B)
06-10-1938 Gestelsestraat 170, Eindhoven
09-01-1939 Hoogstraat 394 a, Eindhoven
02-03-1939 Stationsstraat, Essen (B)
10-08-1940 Gestelsestraat 170, Eindhoven
24-09-1940 Frans Halsstraat 31rd, Haarlem
28-01-1941 Ruysdaelstraat 28rd, Haarlem
04-06-1941 PB 015337 (In dienst? Brief 1946: nog in dienst)
25-08-1943 Terwestenstraat 18, Eindhoven
13-01-1949 Smalle Haven 26, Eindhoven
15-01-1949 Afgevoerd van persoonskaart Helena Pelt
18-05-1951 Stuiverstraat 18, Eindhoven
17-10-1952 Cornelis Dopperstraat 12, Eindhoven
04-02-1953 Stuiverstraat 18, Eindhoven
19-02-1956 Stuiverstraat 16, Eindhoven
27-08-1958 Stuiverstraat 18, Eindhoven
07-04-1960 Spoorstraat 39, Deventer
11-05-1981 Roostenlaan 80, Eindhoven
Mia Broens in 1930, café Astoria
Leenderweg in 1931. Aan de rechterzijde bij de luifel is nog net het uithangbord met Astoria te lezen.
1931 Café Popolo, waarschijnlijk gemaakt voor de opening van de zaak en bespeelden Moeke, Mia en Tiny niet zelf de instrumenten, maar diende het slechts als mooi plaatje voor de foto.
Na de opheffing in 1932 van M. Broens aan de Aalsterweg 36 werd het café Rheingold.
Café van andere eigenaar, fam. Broens woont ernaast op Leenderweg 63
Op 8 mei 1930 gaat de familie Broens boven café Astoria wonen aan de Leenderweg 61. Daarvoor hadden ze op 100 meter afstand in de Rozemarijnstraat gewoond. Thies Broens wordt de eerste kastelein van het pas gebouwde café dat een grote concertzaal heeft. Oudste dochter Mia werkt bij Philips, is dan 16 jaar en helpt in de avonduren mee achter de bar. Lang houdt Thies het niet vol, want een half jaar later, eind 1931 neemt hij café Populair aan de Fellenoord 23 over. Terug naar de roots, de buurt van de Boschdijk in Woensel, waar hij en zijn oudste dochters zijn geboren. Maar ook dat is van korte duur. In mei 1931 verhuizen ze terug naar Stratum, naar de Aalsterweg 36, om het café Popolo te beginnen. Vol goede moed verschijnen de advertentie in de kranten, precies een jaar na Astoria. “Opening van mijn nieuwe zaak Aalsterweg 36. Hopende door prima consumptie en nette bediening het publiek waardig te worden, beveel ik mij beleefd aan, M. Broens”. De naam van het café staat verkeerd in de krant: Topolo, het moet Popolo zijn. In andere advertenties: prima strijkorkest met dansmuziek, humorist met pianiste, gezelligste dancing van Eindhoven.
Tweede dochter Tiny heeft ondertussen een drankvergunning gekregen, zodat zij ook kan meehelpen. Lang heeft dit ook weer niet geduurd, want in november 1931 verhuizen ze naar Leenderweg 63, het pand naast het café Astoria. Waarschijnlijk gaat Thies daar weer als kastelein werken. Tot 9 mei 1932, want dan is er een grote brand bij café Astoria.
Het is precies twee jaar na de eerste start van Astoria. Volgens mijn vader vergat hij de niet geheel gedoofde sigaretten. Op papier is hij de buurman. Broens wordt ook niet vernoemd in de krantenberichten.
Uit de kranten van 9 mei 1932
- Hedennacht ongeveer 2 uur werd een uitslaande brand geconstateerd in café Astoria aan de Leenderweg 61, welk pand eigendom was en bewoond werd door H. Teunissen. De bewoners konden het het brandende huis slechts met grote moeite verlaten en aanvankelijk liet het zich aanzien, dat ook de aangrenzende woningen door het fel oplaaiende vuur zouden worden aangetast. Met 5 stralen bestreed de brandweer de vlammenzee en wist het vuur tot het brandende perceel te beperken. Het brandde evenwel geheel uit, waarbij de voorgevel van het café instortte. De oorzaak van de brand is onbekend, de materiële schade is zeer aanzienlijk, doch wordt door verzekering gedekt.
- De bewoners konden het pand niet dan met veel moeite verlaten….De verzekering dekt de schade.
- Maandagnacht...de bewoners, het gezin van de eigenaar van het café H. Teunissen konden zich slechts met moeite in nachtgewaad uit het brandende huis redden.
Op 10 mei 1932 wordt Mia 18 jaar. Het is de vraag hoeveel schade en ongemak de familie Broens heeft moeten doormaken in het aangrenzende woonhuis.
Mia Broens woont in 1932 naast café Astoria op Leenderweg 63
In het raam: Astoria, Maasstrichts Bier, M. Broens
vlnr.: Mia-Moeke-Tiny
In een koffer van mijn opa had ik twee heel oude, metalen negatieven gevonden, of waren het metalen dia’s? Daarmee ging ik naar een betere fotowinkel. Alle personeelsleden kwamen kijken, ze vonden het zeer interessant om zulke oude exemplaren te zien. Sterker nog, ze hadden zoiets nog niet gezien. Het bleken toch geen negatieven te zijn, maar kleine foto's op metaal. Waarschijnlijk zijn ze gemaakt met zo'n toestel met doeken eromheen waarbij je een minuut niet mocht bewegen. De foto's zijn in spiegelbeeld, daarom dacht ik ook dat het negatieven waren. Ze hebben er afdrukken van gemaakt en het beeld wat gecorrigeerd. Er zitten veel krassen op, de kwaliteit is niet optimaal, maar toch zijn ze prachtig.
Mijn overgrootmoeder Helena Pelt, oma Mia en oud-tante Tiny staan er op. Eén foto is duidelijk voor het café Astoria gemaakt. De letters op het raam zijn zichtbaar: Astoria, M. Broens en Maasstrichts Bier met een s te veel, een spelfout. Moeke zit met haar dochters Mia en Tiny buiten op het terras. Ik vermoed dat de foto in 1930 is gemaakt.
Op de andere foto zitten Helena en Tiny op een motorfiets. Het lijkt dat dit op een later tijdstip is. Ik heb een advertentie in de krant van 18-08-1932 gevonden, dus na de brand, waar een Ariel motor te koop staat op Leenderweg 63, hun adres naast het café Astoria. Mijn conclusie als ik naar de afbeeldingen van Ariel op internet bekijk: zij zitten op een Ariel motor!
Het lijkt erop dat ze er na de brand nog even hebben gewoond. In 1933 worden de huisnummers 61-63 verbouwd, tegenwoordig nummers 67-69, waardoor ze moeten verhuizen. Op 28-02-1933 staan ze op het kleine huisje van de Leenderweg 7 ingeschreven.
In 1932 heeft Thies een tabaksvergunning verkregen en op een adressenlijst staat dat hij op de Leenderweg 66, schuin tegenover Astoria, een werkplaats heeft gehad. Dat was het begin van een sigarenfabriekje met een winkel in Tilburg, waar Moeke en Mia werkten. In Tilburg waar Mia mijn latere opa Harry zou ontmoeten. Hij was een schrijver en van hem heb ik een handgeschreven boek over de tijd van Astoria gevonden. Het is een fictief verhaal, dat zich afspeelt in de tijd van voor de verkering, over Mia en haar gezin. Een groot gedeelte is waar en soms klopt de tijd niet helemaal. Van de rest weet ik niet wat waar is en wat verzonnen. Het handschrift is niet altijd leesbaar en twee paar bladzijden ontbreken. Het café heet Victoria. Dat is dan een verzonnen naam, maar duidelijk Astoria.
Er is een vergadering geweest van de postduivenvereniging in café Victoria. Het is laat geworden, Mia heeft in het café meegeholpen en daardoor verschijnt ze te laat op haar werk bij Philips. Onder het personeel gaan er praatjes rond dat haar chef een meidengek is, die ieder weekend de grens over naar België gaat om, buiten het bereik van de pastoor en de burgerij, zijn lusten in het garnizoensplaatsje Bourg Leopold bot te vieren. Van “d’n Thies”, zoals haar vader door de bezoekers van Victoria wordt aangesproken, en van haar verkering heeft ze gehoord waarom Bourg Leopold zo berucht is: daar gebeuren dingen in het openbaar die in de eigen stad in het verborgene geschiedt. Mia herinnert zich die verschrikkelijke dag een paar geleden toen “d’n Thies” drie weken lang wegbleef en met een dronken kop terugkwam. Vader was in Bourg Leopold geweest. Vanaf toen was het huwelijksgeluk verspeeld, er waren ruzies en hij had Moeke geslagen. Thies werd de beste klant van zijn zaak, kwam soms nachten achtereen niet thuis en liet aan vrouw en dochters de zorgen van het café over. Naar Bourg Leopold was hij echter nooit meer teruggekeerd. Het plaatsje dat alleen uit kroegen leek te bestaan, de ene straat na de andere.
Mia heeft als vader vroeger pikzwart haar, Tiny is heel licht blond zoals Moeke vroeger was. Nu is Moeke al grijs en d’n Thies is bijna helemaal kaal.
Dan is Mia in de roman naar Parijs geweest en keert ze terug naar huis. Ze wil danseres worden en de reis is een mislukking geweest. Huilend wordt ze getroost door Moeke. Ga maar na bed en rust maar eens goed uit, zegt ze. Dan droomt ze: help, brand, brand, brand! Ze krijgt het benauwd, twee donkere ogen gaan open. Het kleine kamertje is vol rook. Er is brand: Moeke help! Buiten hoort ze roepen: Victoria brandt. De vlammen komen naderbij, de rook grijpt haar bij de keel. Dan zakt ze neer.
Als ze wakker wordt ziet ze dat ze op Tiny’s logeerkamertje ligt. Waarom? Wat is er gebeurd? Moeke vertelt haar hoe d’n Thies haar gevonden had. Bewusteloos! En Victoria? Uitgebrand… De verzekering dekt de schade. Papa wist niet dat jij thuisgekomen was. En Tjeuke en Lucie? Die waren niet thuis, logeerde bij Tiny. Mia vindt het allemaal vreemd. In de middag vraagt ze het aan Tiny. Tiny vertelt: Papa heeft het op zijn geweten, dat weet ik zeker. Toen hij hoorde dat jij nog in het brandende huis was werd hij lijkbleek. “Oh God”, zei hij, “dat heb ik niet geweten. Oh God, dat wist ik niet”. Toen holde hij weg. De brandweer wilde hem tegenhouden. Twee sloeg hij er neer. Toen hij in de rook verdween stortte een deur achter hem in. De terugweg was versperd. Toen zagen we hem met jou in zijn armen voor het raam van jouw kamer. De brandweer spreidde een vangzeil uit en toen sprong hij met jou naar beneden.
Weten zij het ook wat wij weten? Nee! Dan is dat toch eigenlijk diefstal? Pa heeft het gedaan voor ons. We moeten zwijgen. Traantjes worden nog weggepinkt en later als de rust is teruggekeerd, legt d’n Thies zijn plan aan Mia uit: Hij zal met het bedrag dat de verzekeringsmaatschappij zal uitkeren een tabaksfabriek beginnen. Ja en winkels, overal filialen, in den Bosch, in Tilburg, in Breda.
Feiten en verzinsels die elkaar afwisselen. Wat is waar? Op het einde ontbreken vier pagina's. Eruit gescheurd om de waarheid te verdoezelen? De zin: ‘de verzekering dekt de schade’ komt overeen met het krantenbericht.
Feit is dat Thies Broens niet de eigenaar van Astoria was. De familie woonde ernaast op Leenderweg 63. Wellicht heeft Thies daar als kastelein gewerkt, zoals twee jaar daarvoor, maar daar zijn geen papieren van gevonden.
Nu snap ik dat Bourg Leopold voor mijn grootouders een naam met geschiedenis was. Ze zullen verbaasd zijn geweest dat ik er ging wonen. In de Tweede Wereldoorlog heeft mijn opa er ook nog even gezeten, zoals ook zijn schoonvader en kleinzoon.
1932 Tabaksvergunning M. Broens, Leenderweg 63
1934: links Mia, boven 2e van links Thies Broens en rechts zijn vrouw Helena Pelt
1934
1933-1936, Leenderweg 7
In de jaren ‘30 kan het verhaal van Martina Adriana Broens (geboren 13-06-1892 - ov. 19-09-1944) niet ontbreken. De zus van Thies woont dan met haar familie op loopafstand van Astoria op Leenderweg 88, dat in 1938 omgenummerd zou worden naar Leenderweg 116.
De drie jaar oudere zus Martina Adriana Broens trouwt in 1914 met Antonius Emans. Tien maanden later in 1915 krijgen ze een dochter Maria en omdat ze 1916 overgeslagen hebben, krijgen ze het jaar erop een tweeling: Antonia en Martina. Na een pauze van tien jaar wordt de eerste zoon Antonius geboren in 1927 en in 1930 krijgen ze nog een dochter Johanna. Zo zit er wel gelijkenis in de kinderen van haar broer Thies. De namen van de oudste dochters zijn bijna hetzelfde: Maria Joanna Martina Emans, mijn oma heet Maria Martina Joanna Broens. Ook dezelfde generatie: oma en haar zus Tiny zijn in 1914 en 1915 geboren en in 1925 en 1929 kregen zij ook een zus en broer als nakomers. In de jaren ‘30 woonden beide families vlak bij elkaar op de Leenderweg. En daar was in 1933 het drama waarbij een meisje van de tweeling verongelukt.
Meisje van de treeplank gevallen en gedood.
Dodelijk ongeval op de Leenderweg ter hoogte van “Het Heideveld”.
Het 15-jarige meisje Antonia Emans, wonende aan de Leenderweg 88, was op de treeplank van een vrachtauto gaan staan om een eindje mee te rijden. Eensklaps sloeg het portier open…en werd door het achterwiel van de auto overreden. Zij was op slag dood.
In 1935, meer dan 20 jaar na het eerste kind, wordt er nog een zoon Tonny geboren. Hij is vernoemd naar zijn overleden zus.
In 1938 verandert hun huisnummer van 88 naar 116. Maar veel geluk hebben ze niet.
Op 19 september 1944, een dag na de bevrijding van Eindhoven, wordt hun huis gebombardeerd. Het huizenblok van Leenderweg 110-116 wordt geheel verwoest. Vader, moeder Martina Adriana en twee zonen Antonius en Tonny worden gedood. De jongste dochter Johanna overleeft het. Zij was aanwezig in huis, het schijnt dat zij op weg was naar de schuilkelder en op een gunstige positie was toen de bom neerdaalde. De twee oudste dochters Maria en Martina zijn ook ongedeerd, ze zijn een paar jaar eerder al getrouwd en wonen elders. Een van hen had een portret van de omgekomen familieleden in de woonkamer hangen. Het origineel is verloren gegaan, maar via een ver familielid heb ik een kopie ontvangen.
Ter nagedachtenis aan de Eindhovense slachtoffers staat er op het stadhuisplein het oorlogs- en bevrijdingsmonument. Rondom het standbeeld zijn de namen gegraveerd door de stichting 18 september met de titel: “Herinner U de namen”. Alle in de Tweede Wereldoorlog omgekomen inwoners van de gemeente Eindhoven worden genoemd.
Bij toeval ben ik dit verhaal te weten gekomen. Ik ben ook naar de namen gaan kijken, want zoals ik op hun website las: “zolang je naam genoemd wordt leef je voort”.
Foto verkregen via Ben Damen
Eindhoven, Leenderweg 110-116 na het bombardement van 19 september 1944
De vraag of ik Thies Broens ontmoet had, spookte al eerder door mijn hoofd. Ik was toen al bezig met stamboomonderzoek. Op een gegeven moment kwam ik in contact met Nico van den Bogaart, de expert op stamboom gebied. We hadden allebei onze gegevens op Geneanet staat, een website voor genealogie. Aanleiding dat hij me opzocht, was deze overgrootvader Thies Broens, waarvan een voorouder een onwettig kind bleek te zijn, afkomstig uit Someren waar ook Nico geboren was. Hij had deze persoon ook in zijn bestand staan. Daar was een klik in onze gezamenlijke hobby. Sindsdien deelden we regelmatig informatie met elkaar uit.
De stamboom zit in mijn bloed, ik voel soms de drang om mijn voorouders te kennen. Met tijden ben ik er intens mee bezig en dan verzwakt het weer. In 2017 was het intens, toen ik op aandringen van Nico lid werd van zijn facebookgroep Genealogie Omgeving Eindhoven. In 2020 was het aanvankelijk weer gezakt naar een lager peil. Het coronavirus eiste alle aandacht op. Af en toe werd er nog in een stamboom een feitje toegevoegd. Het werk op de zaak ging nog door, maar het werd heel slap. Door de coronacrisis verloor ik mijn baan. De tijd die ik aan de stamboom ging besteden, steeg net zo snel als de curve besmettingen van het coronavirus.
In juni ben ik druk aan het zoeken naar gegevens voor mijn hoofdstuk Lenaerts. Ik bezoek de facebookgroep Genealogie Omgeving Eindhoven en zie dat Nico een dag eerder is overleden.
Dat bericht treurt me diep. 422000 voorgangers registreerde hij en nu gaat hij ze achterna. Ineens besef ik de vergankelijkheid. Nu heb ik geen werk, maar ik ben vrij. Nu ben ben ik niet dood. Ik leef. Geniet! En dan zie je: Nico is dood. Ik heb hem nooit ontmoet. Alleen via chat, maar intens goed contact. Eén pilske per dag, dronk hij. Corrector bij drukkerijen. Elke typefout zag hij. Oplettend, zijn gegevens klopten. In de chat maakte hij wel eens een foutje, maar dat lag aan zijn versleten toetsenbord. De letter A werkte niet goed meer.
Mijn eerste chat met Nico: Goedemiddag Harrie, ik zie dat je regelmatig met genealogie bezig bent en dat een van je voorouders een onwettig geboren kind is nl. Wilhelmus Broens gedoopt te Someren op 18-09-1792.
mijn bericht op facebook
16-06-2020
Zijn hobby was stamboomonderzoek en het zoeken naar verwantschappen tussen personen. Op 4 augustus 2017 had Nico 340000 personen in zijn bestand in de driehoek Eindhoven - Deurne - Weert. Die driehoek was bij mij ook van toepassing, want ik had voorouders uit Weert, werkte in Deurne en woonde in Eindhoven. Omdat ik ook met genealogie bezig was, nam Nico contact met mij op. Aanleiding was dat een van mijn voorouders een onwettig geboren kind uit Someren was, die ook in zijn bestand voorkwam. En Someren was de geboorteplaats van Nico. Sindsdien hebben we regelmatig via messenger gegevens uitgewisseld. Ook werd ik lid van zijn facebookgroep “Genealogie omgeving Eindhoven”. Het gebied en aantal personen is alleen maar groter geworden. De letter A van zijn toetsenbord was op het laatst helemaal versleten. Respect voor je levenswerk! Rust zacht Nico.
Bij Nico van den Bogaart (1946-2020) moest alles wel kloppen.
Door mijn bericht op facebook werd ik benaderd door de krant. Het artikel geschreven door Rinus van Houts verscheen op 19-06-2020 in het Eindhovens Dagblad.
Necrologie Someren
Stamboomonderzoek oftewel genealogie groeide uit tot het levenswerk van Nico van den Bogaart. Op 73-jarige leeftijd overleed Van den Bogaart zondag in Polen.
Harrie van Hoof uit Eindhoven heeft Nico nooit ontmoet. ,,We hebben alleen via de chat met elkaar gecommuniceerd, maar ik heb ondervonden dat zijn gegevens op Geneanet zeer betrouwbaar zijn. Hij ging zeer nauwkeurig met de gegevens van anderen om en als hij twijfelde deed hij navraag. Het moest bij Nico wel kloppen.’’
Het uitzoeken van familieverbanden door de jaren heen heeft geresulteerd in een bestand met de gegevens van meer dan 422.000 personen.
Ook zocht hij voor de leden van de Facebookgroep naar de verwantschappen binnen de groep. De leden kunnen zo met elkaar contact opnemen om de gegevens van de persoonlijke stamboom verder uit te breiden. ,,Verschillende keren heeft hij voor mij zo’n verwantschap ontdekt, waaruit blijkt dat een andere persoon uit de groep en ik een gemeenschappelijke voorouder hebben’’, zegt Harrie.
Verwantschap en Wilhelmus Broens, een mooie brug naar het volgende hoofdstuk.
In het begin van het hoofdstuk is te lezen dat het onwettig geboren kind, Wilhelmus Broens gedoopt te Someren op 18-09-1792, in Eindhoven trouwt met Anna Maria Latour, de overgrootmoeder van Thies Broens. De vader van Anna Maria is: Joannes Simon Latour.
Op 20-01-2013 overleed mijn vader. Een paar maanden later schreef ik het volgende over de ontdekking van een verwantschap met voorvader Joannes Simon Latour.
Eindhoven, 8 maart 2013
De stamboom zit in mij, het achterhalen van de wortels die diep in de grond zitten. Ik ben de mappen aan het doorspitten, waarschijnlijk is dat de oorzaak dat alles naar boven komt, zoals vroeger mijn vader bij elke verhuizing de tuin omspitte om een nieuw begin te maken. Eerst de aarde omwoelen, maar dat legt ook oude wortels bloot. De grond heeft tijd nodig om te herstellen en weer vruchtbaar te worden. Het verleden kan niet verborgen blijven, ooit komt het weer naar boven. Zo ook de stoffige papieren in de mappen waarmee mijn vader jaren heeft gezwoegd. Eerst omgespit en doorleefd, dan verwerkt, gerangschikt en geordend keurig op jaar. Nu is het aan mij die indrukken in mijn ziel op te slaan. Al dit werk van schrijven, fotograferen en ordenen kan toch niet voor niets zijn geweest!
Vorige week zag ik de stamboomgrafiek liggen die ik ooit voor mijn vader maakte. Gisteren kreeg ik van mijn dochter Monique nieuwe informatie die vrij is gekomen. Het betreft Jan Latour, een naam die me al was opgevallen in de tijd dat ik de stamboom op een groot stuk vinyl optekende. Ik had het aan mijn vader gegeven, zo kon hij zien waar zijn voorouders vandaan kwamen.
“Mijn geschiedenis ligt zo’n beetje langs de A2, de snelweg tussen Eindhoven en Maastricht”, concludeerde hij toen we de stamboom hadden uitgerold.
De wortels van zijn vaders volgen de weg naar het zuiden: de Brabantse dorpen Leende, Leenderstrijp en Soerendonk; de hoofdwortel in het Limburgse Weert en Maastricht de geboorteplaats van mijn opa.
Mijn vaders moeder daarentegen is een echte Eindhovense. In die lijn der voorouders staat vaak Woensel genoteerd als geboorteplaats. Er zijn ook wel invloeden van verder weg, maar de grote hoop komt uit Eindhoven.
Mijn vaders tweede vrouw Karin is ook een echte Eindhovense. Met zijn drieën hingen we toen boven de stamboom. Ergens rechts op het vel stond de Frans klinkende achternaam Latour. “Latour? Mijn oma heette met haar meisjesnaam Latour”, zei Karin. Voor de grap ging ik toen ook eens Karin’s stamboom in kaart brengen. Latour, dat klinkt niet Brabants en moest nader onderzocht worden. Haar oma heette Johanna Latour, ze was in 1881 geboren in Woensel. Daar de vader en grootvader van kwamen ook uit Woensel. Nog een generatie verder ergens rond 1750 stuitte ik op Jan Latour, dezelfde naam als in mijn vaders stamboom. Ik had geen geboortedatum, maar hij was zeker in dezelfde periode geboren. Zou het dezelfde Jan Latour zijn? Een kleine kans, Jan is een veel voorkomende naam en de Jan van Karin had een andere vrouw dan in de stamboom van mijn vader. Hoe diep ik ook groef, ik kon niet achterhalen of het dezelfde Jan was. Op het Internet vond ik veel van deze achternaam in Luik, België, misschien dat daar een oorsprong lag. Ook al kon ik het niet vinden, de tuin was in ieder geval grondig omgespit.
Deze week is er iets uit de grond naar boven gekomen. In de natuur komt alles weer tot leven. Karin heeft met de opruiming de stamboomgrafiek van zolder gehaald en op de oude, houten kist gelegd. Die kist heeft een hele geschiedenis achter de rug. Mijn opa heeft hem meegenomen naar Amerika. In de oorlog zijn hierin de belangrijkste spullen meegenomen, waardevolle paperassen die nu veilig in de mappen zitten. De kist staat in mijn vaders studeerkamer en is getuige geweest van al het archiveren. Het lijkt wel dat de stamboomgrafiek daar met een reden op is terechtgekomen.
De tranen van verdriet zijn nauwelijks opgedroogd. De as van mijn vader zal spoedig thuiskomen. De urn zal worden bijgezet in de studeerkamer tussen de mappen en de kist. En Monique heeft nieuwe informatie betreffende Latour, omdat ze die naam ooit op een site heeft opgegeven. Nu heeft ze een bericht gekregen dat er nieuwe gegevens zijn. Hoe toevallig kan het zijn dat die informatie nu beschikbaar is?
Vandaag ga ik het uitzoeken. Ik zoek de informatie op van toen en ga aan de slag met de nieuwe feiten. Het is vreemd, want alle informatie die ik wil weten staat zo op het scherm. Normaal ontbreekt het meeste wat je wilt weten. Ik heb het dan ook snel gevonden.
Jan Latour heet voluit Joannes Simon Latour, hij is geboren in 1759. De eerder genoemde Jan Latour uit beide stambomen is dezelfde persoon. Mijn vader en Karin hebben dus een gezamenlijke voorouder: Joannes Simon (Jan) Latour.
Daarbij het leuke feit dat Joannes Simon in 1816 van beroep herbergier was. Jan Latour, de oervader van het café. Mijn vader en Karin hebben zelf een café uitgebaat. Het zit in de genen!
Joannes Simon Latour is in Den Bosch geboren en op 62-jarige leeftijd in Woensel overleden, beroep dan logementhouder.
Waarschijnlijk is hij op jonge leeftijd naar Eindhoven gekomen. Hij is namelijk drie keer in Woensel getrouwd.
Zijn eerste huwelijk is in 1789 met Anna Maria Johanna van Eersel, hij is dan 29 jaar oud. Ze krijgen vijf kinderen, waarvan dochter Anna Maria Latour met Wilhelmus Broens zou trouwen. Zij staan in de stamboom van mijn vader. Wilhelmus en Anna Maria Latour zijn de betovergrootouders van de moeder van mijn vader. De overgrootouders van Thies Broens.
In 1797 overlijdt Anna Maria van Eersel, de vrouw van Jan op 36-jarige leeftijd.
In 1798 al is het huwelijk met zijn tweede vrouw, Henrica Scheij. Ze krijgen drie kinderen. Dit terzijde, het is een andere tak van de boom. Ook Henrica overlijdt jong. In 1810 is Jan voor de tweede keer weduwnaar.
Op 55-jarige leeftijd trouwt hij in 1815 voor de derde keer met de veel jongere Antonetta Valens, ze is 32 jaar en geboren in Heeze. Ze krijgen samen vijf kinderen. Nu komt de stamboom weer in beeld. Hun oudste zoon uit 1816 is Johannes Matheus Latour, hij is de opa van Johanna Latour, de oma van Karin.
Het tweede kind Henricus Latour uit 1817 is ook levenslustig en krijgt zelf veel kinderen.
Nummer drie en vier uit 1819 en 1820 zijn minder sterk, zij leven maar een paar maanden. Reinier is zijn laatste kind, geboren in 1822, hij sterft dezelfde dag. Een maand later In 1822 overlijdt ook Joannes Simon Latour, 62 jaar oud.
Joannes Simon Latour is dus een ware stamhouder. Samengevat 13 kinderen uit 3 huwelijken. Van de 13 kinderen zijn er 7 die zelf veel kinderen kregen. Vaak kregen zij ook weer heel veel kinderen. Dus de kans is groot dat een echte Eindhovenaar een nazaat is van deze man uit Den Bosch.
De vader en grootvader van Jan Latour komen ook uit Den Bosch. Een generatie verder, de overgrootvader van Joannes Simon komt uit Frankrijk. Hij heet Reinerus Latour, geboren in St. Jean de Mauriènne in het jaar 1675. Het plaatsje ligt in de Alpen ten zuiden van de Mont-Blanc, niet ver van de Italiaanse grens. Zo is Latour via La tour de France naar Den Bosch gekomen.
Zo ver de geschiedenis van Joannes Simon Latour, de schoonvader van Wilhelmus Broens.
1945, Matheus Antonius Theodorus Broens
Eind jaren '50, de hele familie Broens bij elkaar: vlnr. Tjeu, Loes, Thies, Mia, Tiny en Moeke
Thies Broens was dus ook een man van de horeca. Een man van twaalf ambachten en dertien ongelukken. Op ontelbare adressen heeft hij gewoond. Nergens voor lang totdat hij in 1960 in Deventer zijn eerste vaste stek vindt. Begin jaren ‘30 heeft hij diverse cafés uitgebaat. In de periode na het kleine huisje op de Leenderweg zou hij nog kastelein zijn geweest in de Rechtestraat. In 1937 ten tijde van het huwelijk van mijn grootouders wonen ze op het Roostenplein, tegenwoordig het Gerardusplein, waar ik nog even bij mijn vader heb gewoond. Niet lang allemaal. Ook gehoord dat hij in een ijswinkel heeft gewerkt. Eind jaren ‘30 is het adres twee keer in Essen, vlak over de grens in België. In het begin van de oorlogstijd wonen ze in Haarlem. Hoe of wat weet ik niet, maar hij zit daarna ook in het leger. In een brief in 1946 staat dat Papa nog in dienst is. Er is ook een foto in legertenue, hij ziet er daar mager en afgetraind uit. In 1949 staat op zijn persoonskaart: afgevoerd van Helena Pelt. Het moment dat ze gescheiden leven. Hij staat daarna ingeschreven op diverse adressen, enkele keren in de Stuiverstraat, wellicht bij zijn broer Johannes Servatius die daar ook heeft gewoond. Op een verjaardagsfeest in de jaren ‘50 is hij wel met vrouw en kinderen aanwezig. En dan in 1960 Deventer, wat 20 jaar lang zijn stek blijft, waar hij in vrede met de duiven leeft. En tot slot Eindhoven, waar hij nog een klein jaar bij zijn dochter in de Roostenlaan woont. Een laatste postduif die wordt vrijgelaten.
Karin kent hem nog van verjaardagen bij tante Loes. “Het was een knappe man. We konden het goed met elkaar vinden”.
Zij wisten toen niet dat ze gemeenschappelijke voorouders van Latour hadden, maar onbewust voelden zij elkaar misschien aan.
“Hij mocht mij wel”, zei ze. “En hij had een deftige vrouw. Hij was een charmeur, een flierefluiter en een levensgenieter. Zijn kleine bruine ogen twinkelden heel de tijd, gingen snel op en neer en zagen alles, net een kraai.“
Dat was mijn gedacht ook geweest: een zwarte kraai met kraalogen. Een man van de vogels. Hij was in ieder geval lid van een duivenvereniging geweest.
“Ja, hij was een duivenmelker, zijn duiven waren alles voor hem. Op het laatst woonde hij bij tante Loes. Hij was toen al in de negentig.”
Die leeftijd had hij dan niet gehaald! Een bidprentje is niet gevonden, evenmin een herinnering aan een begrafenis of crematie. Niemand die het nog weet. Als een vogel is hij van de aardbodem verdwenen. Het stoffelijk overschot is vergaan. Uiteindelijk heb ik de persoonskaart als bewijs van overlijden ontvangen. Een postduif heeft de boodschap afgeleverd. Thies Broens is 86 jaar en 8 maanden oud geworden. Mijn laatstlevende overgrootouder Matheus Antonius Theodorus Broens is overleden op 3 november 1981. Niet mijn langstlevende overgrootouder, Françoise van Hoof-Lenaerts, de moeder van zijn schoonzoon, is 2 maanden ouder geworden.
Ook al was hij een niet te vangen man, veel heb ik nog van hem gevonden. Zijn genen leven voort in het nageslacht. Uiteindelijk verdwijnt hij in de boeken als een tak in het stamboomverhaal. Een knoest met een geschiedenis en een toekomst, waar jonge spruiten aan een nieuw leven beginnen. Dunne takken die uitgroeien en omgeven worden door een dik bladerdek. Een plek voor de vogels, waar het veilig is om een nest te bouwen.
Als ik bijna met mijn verhaal klaar ben, vind ik nog een kleinzoon van Thies. De oudste zoon van zijn zoon Tjeu. Ik wist van zijn bestaan en heb hem nu opgezocht op zijn website “Sportmassagepraktijk Thieu Broens”. We wisselen berichten uit via e-mail. Thieu schrijft me:
“Mijn opa, de man van Moeke heb ik ‘goed’ gekend. Hij woonde destijds in Deventer en werd Tjummes genoemd, zoals ook mijn vader. Ik werd voor het gemak ook maar Tjummes genoemd. We gingen wel eens met opa vissen in Deventer. Opa, een aparte man met weinig woorden, hield veel van vissen, duiven en drank. Verder gaf hij mij eens per jaar geld, hier heb je een knaak Tjummes, wel sparen hoor. Met vriendelijke groet,
Mathieu Broens.”
Thies werd ook wel Mathieu of Thieu genoemd, zoals ook zijn zoon en kleinzoon. In deze volgorde en om verwarring te voorkomen noem ik ze hier Thies, Tjeu en Thieu. Drie generaties met dezelfde voornaam Matheus.
Thies had na vele dochters uiteindelijk toch nog een zoon gekregen: Tjeu, zoals mijn vader schreef, het evenbeeld van zijn vader. Tjeu was zelf vader geworden van zes kinderen; zijn oudste zoon is Thieu, de kleinzoon die met zijn vader en opa ging vissen.
Gemeenschappelijk zijn deze drie sterk verbonden met het natuurleven van vissen en vogels.
Thies Broens was dus ook een man van de vogels. Nu herinner ik me dat zijn zoon Tjeu ook wordt genoemd in ‘Dubbele Tongen en Giftige Pennen’, het boek van mijn vader.
Het is 1946, oma Mia woont in Hilversum en gaat met de kinderen logeren bij haar ouders in Eindhoven. Thies is nog bij Moeke, hun zoon Tjeu is dan 17 jaar oud. De herinnering in het boek is van mijn vader Frans als vijfjarig jongetje:
“En we voelen ons helemaal in de zevende hemel als we op het erf kippen achter gaas zien trippelen en met de geit mogen spelen. Die duwt ons steeds weer omver. We mogen meehelpen de eieren in de hokken bijeen te rapen en zien vol verwondering een trotse valk met één poot op een stokje in de schuur zitten. Hooghartig blijft hij ons vanaf zijn hoge zitplaats aanstaren.
Ome Tjeu, een broer van mama, schiet met een buks mussen uit de boom en wij mogen de veren plukken, waardoor ik even heel misselijk word. Als ik later zie hoe de valk de arme diertjes verorbert, moet ik overgeven.”
Een jaar later in 1947 schrijft hij:
“Ome Tjeu neemt ons mee naar het kanaal en leert ons vissen. En hij leert me schieten op de mussen in de bomen. Maar ik raak er nooit een.
Opa Thies heeft de geit geslacht. Wij helpen hem de grote blauwe pens in de tuin te begraven, terwijl achter ons nog vrolijk de kippetjes tokken, pikken en scharrelen en de valk ons vanaf zijn hoge plaats met zijn koude ogen hooghartig aanstaart.”
Thieu Broens, de kleinzoon, heeft meerdere boeken uitgegeven en nu heb ik ‘De Fuutlaan” gelezen. Hij beschrijft hier zijn jeugd met zijn vader en andere fragmenten uit zijn leven.
Vader Tjeu had een mooie volière gehad. In de zelfgebouwde vogelkooien had hij jonge valkparkieten gekweekt en zangvogels als kanaries en schrijvers. Schrijvers zijn gele vogeltjes, die hun naam te danken hebben aan het gepiep dat ze voortbrengen dat klinkt als een krijtstok op een schoolbord. Een keer had hij vol trots de bevruchte eieren in het vogelnest aan zijn zoon Thieu laten zien. Een zeldzaamheid, het was hem gelukt een kanarie met een schrijver te kruisen. Later werd het verhaal van de schrijver door de zoon beschreven, toen hij de vogel vrijgelaten had. Soms ontmoette Thieu de schrijver weer. Het horen van het geluid van het krijt gaf hem nog altijd een gevoel van vrijheid.
Thieu is jeugdkampioen turnen geweest. Hij is acrobatisch en lenig. Op jonge leeftijd vindt hij na een verwoestende storm een baan om de vele beschadigde antennes op de daken te repareren. Later werkt hij tussen de hoogspanningslijnen, boven in de top van de hoogspanningsmasten. In zijn boek staat:
“Wat was het rustig op deze hoogte, je hoorde geen verkeer alleen het krijsen van grote gitzwarte kraaien, die ons kwamen verwelkomen in hun toekomstige ijzeren boom.”
“Nu begreep ik waarom de uitvoerder ons kraaien noemde. Na een week boven werken waren we de hoogte al wat gewend, als kraaien zaten we bovenin.“
De kraai en de vogels, ik zie een verband met Thies. Ik stel me voor hoe Thies zijn vogelkennis aan Tjeu doorgeeft. En Tjeu, denkend aan zijn vader, die de liefde voor vogels aan zijn zoon Thieu doorgeeft. Het zijn de vogels die hen verbinden.
Vader Tjeu was jong overleden en dat was ook de reden geweest dat hij met het turnen was gestopt. Hoog in de lucht voelde hij zich naderhand bevrijd van zijn jeugd.
De herinneringen zijn te lezen in zijn boek: als tienjarig jongetje had hij met moeder, broers en zussen meerdere keren het huis moeten ontvluchten. Vader was weer eens dronken thuisgekomen en na een enorme ruzie die hij dan altijd zocht met zijn moeder, waren ze midden in de nacht over de Fuutlaan naar zijn oma gevlucht.
“Mijn vader was alcoholist. Wanneer hij weer eens veel gedronken had, werd hij agressief en dan waren de poppen weer aan het dansen. Om als kind te overleven moesten we leren het gevangen angstige gevoel om te zetten in onbezorgde vrijheid”.
Thieu had ook goede stabiele periodes met zijn vader gekend. De mooie momenten met zijn vader mochten niet vergeten worden. Het leven ging door na het vrijlaten van de schrijver.
In het nawoord van ‘De Fuutlaan’ schrijft hij: “onze natuurlijke instincten die we allemaal hebben overgehouden van eeuwenlange evolutie. De evolutie vormt weer de basis van ons natuurlijke gedrag, waarom is iemand agressief van aard? Om dit te overwinnen moet angst worden omgezet in creativiteit en gezonde vechtlust, omdat daar de goede emotie in schuilt.”
Thieu is sportdocent geworden, deed daar anatomie, acrobatiek en trapeze training voor circusartiesten en heeft een eigen sportmassagepraktijk opgericht. Daarnaast vindt hij zijn creativiteit in het schrijven van boeken.
Thieu is dus ook een man van de vogels. In het boek heeft hij ook een volière, niet met kanaries, maar met roofvogels. Hij verstaat de kunst van het valkenierschap. Slechtvalken en uilen en hij weet zelfs de krant te halen omdat zijn twee zeearenden eieren weten uit te broeden wat in gevangenschap een zeldzaamheid is.
Een ander mooi verhaal is van een jonge uil die opgevangen is en weer de vrijheid in moet. Hij wil echter niet wegvliegen, en Thieu, acrobatisch als hij is, klimt in de een na de andere boom om de uil met pijn in het hart weg te jagen. De uil die bevrijd moet worden van zijn gevangenschap.
Ik zie een gelijkenis met mijn vader. De vogels kwamen naar hem toe. Hij floot met ze mee en had hele gesprekken met hen. Op de dag van zijn overlijden kwam er in de tuin in de sneeuw een roodborstje die nog de hele week bleef treuren.
Zelf houd ik van roofvogels, de buizerd heb ik meerdere keren beschreven. Zijn dat dan toch de genen die overerven? Gelukkig, agressief ben ik nooit geweest.
In het vorige verhaal is er een beetje een gelijkenis met mijn jeugd. Mijn vader en moeder zijn gescheiden toen ik tien jaar oud was. Ik heb het altijd goed met mijn vader kunnen vinden, we hebben nooit echt onenigheid gehad. Maar mijn vader en moeder hadden samen flinke ruzies, waarbij mijn vader een enorme stem kon verheffen, met deuren sloeg waarbij wel eens een ruit sneuvelde en ook heeft hij wel eens mijn moeder geslagen. In die tijd kon hij ook veel drinken, was de hort op en kwam goed zat thuis. Met nieuwe ruzies tot gevolg. Maar toch was mijn vader een hele goede lieve man, alleen er zat ergens een duister plekje in hem die hij toen niet onder controle had. Daar zie ik dan de gelijkenis met Tjeu en Thies, de eerder genoemde genen. In het oude schrift van mijn opa staat dat Thies veel dronk, zijn vrouw sloeg en wel eens twee weken om duistere redenen van huis was. Naar Leopoldsburg in België waar veel cafés en hoerenkotten waren. Het zou me niet opgevallen zijn, als ik zelf niet met mijn moeder na de scheiding naar Leopoldsburg was verhuisd en er 8 jaar heb gewoond.
Het was natuurlijk niet de hele tijd rottigheid in mijn jeugd nog samen met mijn ouders. Zij deden hun best voor de kinderen, maar zij konden niet goed meer met elkaar overweg en dat veroorzaakte deze uitschieters. Niet leuk voor kleine kinderen. Het gevolg was dat ik later na de scheiding nooit foto's van vroeger wilde terugzien. Dat bracht maar slechte herinneringen naar boven. Pas een jaar of vijftien geleden ben ik in de schoenendozen gedoken en de destijds uit mappen gehaalde foto's, enerzijds van mijn vader, anderzijds van mijn moeder, gaan ordenen. Ik heb ze ingescand en sindsdien zijn ze vaak op de computer voorbijgekomen. Nu kan ik naar die tijd kijken zonder dat het pijn doet. Ik heb het verwerkt. Met het schrijven daarbij worden de laatste vogels vrijgelaten.
De vogels gaan dus door de genen van generaties heen. Wilhelmus Broens, die zonder vader en een vroeg overleden moeder het nest in Someren moest verlaten. In Eindhoven bouwde hij een nieuw onderkomen met een telg van een voorouder die vanuit Zuid-Frankrijk naar het zuiden was gevlogen. Vol trots waren ze geweest toen ze hun twee eieren wisten uit te broeden. De eerstgeborenen zorgde voor verder nageslacht. Het temperament was nog wild, ze waren nog niet geheel aangepast aan de nieuwe omgeving; soms pikte ze naar een ander en soms vlogen ze elkaar nog in de veren. Geleidelijk werden ze tammer. De nesten werden groter met meer eieren. Zij kregen een goed onderkomen. Een plek voor de vogels, waar het veilig was om een nest te bouwen. Een cyclus van komen en gaan.
Eieren die uitkomen. Vogels die leren vliegen. Vrij zijn. Duiven die komen. Duiven die worden gehouden. Gevangen zijn. Vogels die er zijn. Vogels die worden vrijgelaten. Postduiven die berichten. De vrijheid van de schrijver. De duiven van d’n Thies. Vogels en vogels. Jaren en jaren die vlogen.
Dan kom ik nog “de kleine geschiedenis van Duiven-Toontje” tegen. Een bevrijdingsnovelle, geschreven door mijn opa Harry en gepubliceerd in “d’n Brabander” op 18 september 1953. Jawel alweer 18 september, voor Eindhoven de datum van de bevrijding. De inspiratie voor het artikel moet van zijn schoonvader zijn geweest, zoals ook het toneelstuk “Thieske van Woensel” dat in dezelfde periode was. Ja, “Duiven-Toontje”, die hield van duiven als geen ander. Toontje dat moet afgeleid zijn van zijn tweede naam Antonius. De duiven van Thies lijken vermengd te zijn met de gebeurtenis van familie Emans-Broens op de Leenderweg.
Ik put uit het verhaal, haal er zinnen uit, verdraai het een en ander en voeg er een eigen verhaal aan toe.
Herinnert u zich de namen nog? De omgekomen familieleden uit Eindhoven in de oorlog. Het is 18 september geweest. Ik ga naar het Stadhuisplein en staar in de vlam van de bevrijding. Ik zie de namen: Martina Emans-Broens, de zus van Thies, en haar man Antonius Emans die met hun zonen Antonius en Tonny een dag na de bevrijding omgekomen zijn. Deze mannen dragen allemaal de naam Toon in zich.
Mijn gedachten hebben vlam gevat. Een duif vliegt weg. Door een waas van tranen tuur ik naar de rusteloos wuivende vlam. De vlam krijgt vleugels. Doorzichtige vleugels, die zich van het vuur losmaken en zich verheffen boven de paarsblauwe gloed, waaruit ze geboren zijn. Ze vliegen weg, ver weg, als werden ze gelokt door iemand die uitziet naar hun komst. Iemand die van duiven houdt, zoals Thies dat deed...
Ja, Thies, die hield van duiven als geen ander. Daarom kon hij niet begrijpen, dat mensen voor duiven bang konden zijn en een bevel uitvaardigen om de vogels onschadelijk te maken. Toch hadden de Duitsers dat gedaan.
Ze hadden veel meer gedaan, die Duitsers. Steden gebombardeerd, mensen weggevoerd en gedood. Maar dat had Thies niet van de wijs kunnen brengen. Bij hem was iets veel ergers gebeurd.
De “Parelgrijze” zijn allermooiste duif was van een vlucht uit België niet teruggekeerd. Een paar weken geleden was ze voor een wedvlucht naar Zuid-Vlaanderen gebracht en op haar had Thies heel wat geld gewed. Maar de “Parelgrijze” bleef weg. Er bestond geen duif, op de hele wereld niet, die zó snel en zó mooi was als de “Parelgrijze”. Thies was er ondersteboven van, diep en diep triest, het beestje was zo intelligent. Hij hield zoveel van de “Parelgrijze” omdat ze zo anders was dan zijn andere duiven. Als hij tegen haar praatte, hield ze het schrandere kopje luisterend scheef en deed haar snaveltje open en dicht alsof ze wat antwoordde.
Het geloof dat ze zou terugkeren had hij niet opgegeven, ook al was het oorlog. Misschien was de duif afgeschrikt door de bombardementen en was ze een andere kant opgevlogen toen ze het naderende geweld van bommen en granaten hoorde. Na een paar weken had Thies zich er maar bij neergelegd, hij had immers nog een hok vol met andere duiven. Als zijn werk erop zat, ging hij naar het duivenhok dat hij zelf getimmerd en geverfd had en waar zijn gevederde vrienden hem gezellig koerend begroetten. Hij kon zó met zijn duiven zitten babbelen, zó bezorgd zijn als er eentje soms niet wilde eten of ziek was.
En toen was het verschrikkelijke gebeurd. Op bevel van de vijand moesten alle postduiven worden afgemaakt. De Duitsers vreesden dat de vogels gebruikt zouden worden voor het overbrengen van spionnen-berichten.
Thies had nog bij de kommandant gesmeekt, hij zou zijn duiven in de kooi laten, niet loslaten, desnoods aan kettinkjes vastleggen. Niets hielp, de dikke Duitser had hem slechts uitgelachen.
En toen werden zijn duiven geruimd. Thies werd des duivels. Duiven-Toontje was Duivels-Toontje geworden. Zo hevig had hij staan razen en tieren dat men gekomen was om zijn duiven weg te halen. Akelig stil was het naderhand geworden bij het duivenhok. Thies werkte bijna niet meer en hij begon steeds vaker te drinken. Een keer had hij zelfs zijn vrouw geslagen. Daarna had hij vol spijt zijn handen voor het gezicht geslagen en gesnikt als een kleine jongen. Als een huilerig kind had hij naar zijn vrouw gekeken, het gerimpelde kopje scheef van droefheid en alsmaar had hij gejammerd om z’n duiven, z’n goeie trouwe duiven die toch geen mens iets hadden gedaan. Toen was zijn gezicht ineens opgeklaard, met een eigenaardige glimlach had hij gefluisterd: “Maar de “Parelgrijze” die hebben ze niet te pakken kunnen krijgen. Die komt naar mij terug en naar niemand anders! Want de “Parelgrijze” is de beste en slimste van allemaal.“
18 september 1944, de bevrijding van Eindhoven. Een dag later...
Ineens was daar weer het geweld van de oorlog. Een hels bombardement barstte los boven de stad die al bevrijd dacht te zijn. Links en rechts, overal regende bommen uit de lucht op de huizen neer. Rondom het straatje van Thies was een daverend lawaai, zijn vrouw zat rillend en biddend onder de grond, weggedoken in de schuilkelder waaraan jaren tevoren de hele buurt had meegegraven. Ze voelde de grond dreunen. Maar...waar was Thies toch? Hij was weggevlucht toen de eerste bommen neersuisden. En toen viel er een bom heel dichtbij. Ze had het niet meer kunnen uithouden en was naar haar man op zoek gegaan. Het leek of de hele wereld een laaiende vuurzee was geworden. Haar eigen huisje… Het lag daar ineengeslagen tot een rokende puinhoop. Toontje!!...Thies!!...Ze holde door en toen ineens stond ze stil. Daar, voor haar voeten, lag Thies tussen de witte planken en latten en het gaas van zijn versplinterde duivenhok. Er was bloed temidden van al dat wit. Er kwam een doffe rust in haar toen ze bij hem neerknielde. Hij bewoog even... Hij leefde nog... Er kwam een lach om zijn mond, waaruit het bloed sijpelde. Hij wilde iets zeggen, maar hij kon het niet. Toen hief hij zijn hand op langzaam en moeilijk en zij zag hoe zijn bebloede vingers een parelgrijze donsigheid vasthielden. Twee paar kraalogen keken haar aan. “Kijk… kijk...”, hijgde hij. “ Ze is toch teruggekomen, de “Parelgrijze”. Ik wist het… ik wist het... Ze is in Bayeux geweest. Kijk de stempel… En ze heeft een bericht meegebracht... voor jou. Kijk maar… Weet je wat daar staat? Het is Frans….Luister”
“Je t’aime, ma chérie, je t’aime.”
Toen lieten de vingers van Thies de “Parelgrijze” los. De duif, die terugkwam ontsnapte weer aan de hand waarvan ze de warmte kende. Sierlijk vloog ze omhoog, voorbij het weerhaantje van de kerk en verder. Op het gezicht van Thies was een glimlach van vrede verschenen. De “Parelgrijze leefde. Ze was vrij. Ze hadden haar niet kunnen verhinderen om berichten door te geven. Thies zag nog een laatste stipje hoog in de lucht dat steeds kleiner werd. Nu vloog de duif van de vrede naar de hemel, ver weg van Duiven-Toontje. Eén bericht had ze nog bij zich: de kleine geschiedenis van Thies.
En nu de boodschap van de “Parelgrijze” is aangekomen, is het hoofdstuk uit.
13-12-2020,
Dit was het derde hoofdstuk van mogelijk in de toekomst een boek waar mijn acht overgrootouders centraal staan.
Hoofdstuk 1 t/m 4 zijn de grootouders van mijn vader met: 1 vader van opa, 2 moeder van opa, 3 vader van oma, 4 moeder van oma.
Hoofdstuk 5 t/m 8 zijn de grootouders van mijn moeder met: 5 vader van opa, 6 moeder van opa, 7 vader van oma, 8 moeder van oma.
Niet geheel logisch ben ik met hoofdstuk 2, Lenaerts begonnen. Deze is ook te lezen op deze website.
Hier dan hoofdstuk 3: Broens. In naam van mijn oma schenk ik het verhaal van mijn zoektocht aan de nakomelingen van haar vader. Voor degene die geïnteresseerd zijn in onze voorouders, in de geschiedenis van onze afkomst.
Ik verzamel ook de namen van de nakomelingen in mijn stamboomprogramma. Als u die met mij wilt delen, graag, dan kan ik de familie aanvullen.
Ook andere reacties, opmerkingen of aanvullingen zijn zeker welkom op onderstaand mailadres.
Met vriendelijke groet,
Harrie van Hoof